ECLI:NL:GHSHE:2023:2516

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
200.321.853_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incidentele vordering tot schorsing van de procedure na overlijden van appellant

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 augustus 2023 uitspraak gedaan in een incidentele vordering tot schorsing van de procedure, ingediend na het overlijden van de appellant op 6 april 2023. De appellant, wonende in Brazilië, was betrokken in een hoger beroep tegen de Holding, vertegenwoordigd door hun advocaat. De procedure was geschorst op verzoek van de weduwe van de appellant, [persoon A], die zich als erfgenaam heeft aangemeld. De Holding voerde verweer tegen de schorsing, stellende dat er geen bewijs was van het erfgenaamschap van [persoon A] en dat zij voldoende tijd had gehad om haar positie te bepalen. Het hof oordeelde echter dat [persoon A] als wettige erfgenaam recht had op schorsing van de procedure, en dat het verweer van de Holding niet opging. Het hof heeft de vordering tot schorsing toegewezen en vastgesteld dat het geding vanaf 6 juni 2023 is geschorst. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. Het hof heeft de zaak ambtshalve doorgehaald, maar partijen kunnen de procedure hervatten volgens de geldende regels.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.321.853/01
arrest van 1 augustus 2023
gewezen in het incident ex artikel 225 Rv
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] (Brazilië),
appellant,
hierna aan te duiden als: [appellant] ,
advocaat: mr. M.J.W. Hemmes te Drachten, gemeente Smallingerland,
tegen
[de Holding] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. P.C. van Nielen te Helmond,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 14 maart 2023 in het hoger beroep van het door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, onder zaaknummer C/03/261404 / HA ZA 19-132 gewezen vonnis van 3 augustus 2022.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 14 maart 2023 waarbij het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen heeft gelast op 1 juni 2023, welke mondelinge behandeling niet heeft plaatsgevonden;
  • het H3-formulier van de advocaat van [appellant] van 10 mei 2023 voor de zitting van 1 juni 2023 met een akte ex artikel 225 lid 2 Rv strekkende tot schorsing van het geding (vanwege het overlijden van [appellant] ) met productie;
  • de akte ex artikel 225 lid 2 Rv strekkende tot schorsing van het geding met een productie van appellant van 6 juni 2023;
  • de antwoordakte naar aanleiding van verzoek schorsing ex artikel 225 lid 2 Rv met een productie van [geïntimeerde] van 20 juni 2023.
Het hof heeft een datum bepaald voor arrest in het incident.

6.De beoordeling

In het incident
6.1.
De vordering in het incident strekt ertoe dat de procedure op de voet van artikel 225 Rv wordt geschorst in verband met het overlijden van [appellant] op 6 april 2023. De schorsingsgrond wordt ingeroepen door [persoon A] , die stelt weduwe te zijn van [appellant] en bij gebreke van een uiterste wilsbeschikking uit hoofde van artikel 4:10 lid 1 sub a BW heeft te gelden als erfgenaam van [appellant] .
6.2.
[geïntimeerde] voert gemotiveerd verweer tegen het schorsingsverzoek. Allereerst voert zij aan dat bij gebreke van een door een notaris opgestelde verklaring van erfrecht niet vast staat dat [persoon A] erfgenaam is van [appellant] . [geïntimeerde] wil op grond van het overgelegde paspoort van [persoon A] van 11 maart 2015 wel aannemen dat [appellant] getrouwd is geweest met [persoon A] , maar zij weet niet of [appellant] en [persoon A] ten tijde van het overlijden nog steeds getrouwd waren. [geïntimeerde] betwist dat bij gebrek aan wetenschap.
Verder vraagt [geïntimeerde] het verzoek tot schorsing af te wijzen omdat er sinds het overlijden op 6 april 2023 inmiddels 2,5 maand verstreken zijn en deze termijn ruimschoots voldoende zou moeten zijn voor [persoon A] om te weten of zij de erfenis aanvaardt, beneficiair aanvaardt, wil verwerpen en in het verlengde daarvan, of zij deze procedure al dan niet wil overnemen.
Subsidiair, voor het geval het hof het verzoek tot schorsing toewijst, wenst [geïntimeerde] dat het hof haar in de gelegenheid stelt [persoon A] in het geding te roepen om verder te procederen.
6.3.
Bij de beoordeling stelt het hof het volgende voorop. Na het overlijden van een partij kan de procedure op grond van het bepaalde in artikel 225 Rv worden geschorst. Bevoegd tot schorsing is uitsluitend (de opvolger van) de partij aan wier zijde de schorsingsoorzaak zich voordoet. Dit betekent dat voor een geldige schorsing in geval van overlijden van een procespartij vereist is dat de aanzegging tot schorsing de personalia vermeldt van de belanghebbenden die tot schorsing overgaan (in dit geval de erfgenamen van [appellant], de schorsingsgrond, het rechtsfeit dat hen tot belanghebbenden maakt (erfgenaamschap) en de aanzegging dat men schorst.
6.4.
Het verzoek tot schorsing is voor het eerst gedaan bij H3-formulier met akte van 10 mei 2023, welk H3-formulier aan het hof is gestuurd in verband met de op 1 juni 2023 geplande mondelinge behandeling na aanbrengen. Bij die akte is gevoegd een uittreksel uit de overlijdensakte van [appellant] van 11 april 2023. Uit dat uittreksel blijkt dat [appellant] op 6 april 2023 is overleden en dat hij toen gehuwd was met [persoon A] . Dat betekent dat [persoon A] kan worden aangemerkt als wettige erfgenaam van [appellant] als bedoeld in artikel 4:10 lid 1 sub a BW en dat zij bevoegd is om schorsing te vragen. Het verweer van [geïntimeerde] op dit punt wordt verworpen.
Ook verwerpt het hof het verweer van [geïntimeerde] dat [persoon A] inmiddels voldoende tijd heeft gehad om zich te beraden. De achtergrond van artikel 225 lid 1 onder a Rv is dat de erfgenaam/erfgenamen van de overleden procespartij onverhoeds de zeggenschap krijgt/krijgen over het procesbeleid van de lopende procedure, maar wellicht behoefte hebben aan onderzoek naar de stand van de zaak en/of beraad. Het gaat hier dus om een beschermingsbepaling ten behoeve van een erfgenaam/erfgenamen aan wie enig respijt moet worden gegeven. Daarom is het hof van oordeel dat [persoon A] als weduwe van [appellant] een evident belang heeft bij schorsing.
In het incident en in de hoofdzaak
6.5.
De incidentele vordering zal worden toegewezen, in die zin dat het hof in de hoofdzaak zal vaststellen dat het geding vanaf 6 juni 2023 is geschorst, de roldatum dat de akte met het schorsingsverzoek ex artikel 225 Rv is genomen. De beslissing over de proceskosten zal worden aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak.
6.6.
Omdat de procedure is geschorst, zal het hof de zaak na het uitspreken van dit arrest ambtshalve doorhalen. Het geding kan desgewenst op de in artikel 227 Rv voorgeschreven wijze bij exploot of, indien de wederpartij daarmee instemt, bij akte ter rolle worden hervat in de stand waarin deze zich nu bevindt. Partijen stellen dan opnieuw advocaat (artikel 227 lid 3 Rv). Ook [geïntimeerde] kan de procedure op de voet van artikel 227 Rv hervatten. Daarom ziet het hof geen aanleiding haar subsidiaire verzoek in te willigen.

6.De uitspraak

Het hof:
in het incident:
wijst de vordering tot schorsing toe;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
stelt vast dat het geding is geschorst vanaf 6 juni 2023;
bepaalt dat de zaak vandaag ambtshalve zal worden doorgehaald.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, E.H. Schulten en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 1 augustus 2023.
griffier rolraadsheer