ECLI:NL:GHSHE:2023:251

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
200.308.546_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bijzondere curator in omgangszaak minderjarige met complexe gezinsdynamiek

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de omgangsregeling van een minderjarige, geboren in 2009, tussen haar ouders, de vader en de moeder. De vader is verzoeker in het principaal hoger beroep, terwijl de moeder verweerster is. De Raad voor de Kinderbescherming is betrokken als belanghebbende en heeft een rapport uitgebracht waarin zorgen worden geuit over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarige. Het hof heeft eerder een beschikking gegeven waarin de ondertoezichtstelling van de minderjarige is vastgesteld en de hoofdverblijfplaats bij de moeder is bepaald. De vader heeft in hoger beroep verzocht om herziening van de omgangsregeling en het hoofdverblijf van de minderjarige.

Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er sinds de uithuisplaatsing van de minderjarige bij de moeder geen contact meer is geweest tussen de vader en de minderjarige. Het hof heeft zorgen over de identiteitsontwikkeling van de minderjarige en de loyaliteitsproblemen die zij ervaart door de tegenstrijdige opvoedingssituaties van haar ouders. Het hof heeft besloten een bijzondere curator te benoemen om de belangen van de minderjarige te behartigen en haar stem in de procedure te laten horen. De bijzondere curator zal onderzoek doen naar de wensen van de minderjarige en de omstandigheden die haar belemmeren in het contact met de vader. Het hof heeft de bijzondere curator opgedragen om vóór 1 mei 2023 verslag uit te brengen over haar bevindingen en aanbevelingen. De zaak is pro forma aangehouden tot 15 mei 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 26 januari 2023
Zaaknummer: 200.308.546/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/372908 / FA RK 21-3292
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: voorheen mr. S. Jongen, thans mr. D.P.F. Arens,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: voorheen mr. G.L. Brokking-van Alphen, thans zonder advocaat.
Deze zaak gaat over de minderjarige
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige].
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
locatie: [locatie],
hierna te noemen: de raad.
Als informant in deze zaak wordt aangemerkt:
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats], locatie [locatie],
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).

5.De beschikking d.d. 7 juli 2022

Bij die beschikking heeft het hof het verzoek van de moeder - om haar echtgenoot, de heer [echtgenoot ], als belanghebbende te benoemen - afgewezen. Verder heeft het hof de raad verzocht een onderzoek in te stellen conform hetgeen in die beschikking onder rechtsoverweging 3.11. is overwogen. Het hof heeft de raad verzocht tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum rapport een advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen. Iedere verdere beslissing is aangehouden tot pro forma 17 november 2022.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 december 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Arens;
-de moeder, bijgestaan door mr. Brokking-van Alphen;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad 1] en [vertegenwoordiger van de raad 2].
6.2.
De minderjarige [minderjarige] is voorafgaand aan de eerdere mondelinge behandeling van het hof op 28 juni 2022 gehoord. Het hof heeft besloten om [minderjarige] voorafgaand aan de voortgezette mondelinge behandeling niet nogmaals horen om haar op dit moment niet meer dan nodig te belasten.
6.3.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- het rapport van de raad d.d. 12 oktober 2022;
- de brief van de advocaat van de moeder d.d. 2 november 2022;
- het V6-formulier van de advocaat van de moeder d.d. 15 november 2022;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 25 november 2022;
- het V8-formulier van de advocaat van de moeder d.d. 1 december 2022.

7.De verdere beoordeling

7.1.1.
In het raadsrapport van 12 oktober 2022 heeft de raad de kinderrechter verzocht om [minderjarige] onder toezicht te stellen van de GI voor de periode van twaalf maanden gezien de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige] die zijn gelegen in haar sociaal emotionele- en identiteitsontwikkeling.
De raad adviseert een zodanige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken dat [minderjarige] één keer per veertien dagen van vrijdag na school tot maandag voor school bij de vader verblijft. Van maandag na school tot vrijdag voor school verblijft [minderjarige] bij de moeder. Daarnaast is ze één keer per veertien dagen een weekend bij moeder. Verder adviseert de raad om de vakanties en feestdagen 50/50 te verdelen.
Ten aanzien van het hoofdverblijf adviseert de raad het hof om de hoofdverblijfplaats van de [minderjarige] te wijzigen en het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de moeder te bepalen.
7.1.2.
Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 18 oktober 2022 is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI. Deze ondertoezichtstelling is verleend tot 28 oktober 2023. [minderjarige] is per diezelfde datum uit huis geplaatst bij de moeder. Bij beschikking van diezelfde rechtbank van 28 oktober 2022 is deze ondertoezichtstelling bekrachtigd en is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de moeder verleend tot 28 februari 2023.
7.2.
De vader heeft ten aanzien van het raadsrapport het volgende aangevoerd. Hij heeft twijfels over de onpartijdigheid van de raad. Dit omdat de brieven die [minderjarige] aan de rechtbank heeft gestuurd, niet zijn betrokken in het raadsonderzoek. Verder legt de vader verschillende brieven over van mensen uit zijn omgeving waaruit (volgens hem) volgt dat [minderjarige] liever bij hem blijft wonen. De vader concludeert dat er niet met zekerheid kan worden gesteld dat wat [minderjarige] heeft verklaard tegenover de raadsonderzoeker haar werkelijke intrinsieke/authentieke wens is. Het is de wens van de vader dat er pas een definitieve beslissing wordt genomen over het hoofdverblijf en de omgangsregeling wanneer vast staat wat de authentieke wens van [minderjarige] is om vervolgens te bekijken welk hoofdverblijf en welke omgangsregeling in het belang van [minderjarige] is.
De vader verzoekt in hoger beroep het hof te bepalen dat de afspraken zoals vastgelegd in het ouderschapsplan weer herleven, en voor het geval de afspraken in het ouderschapsplan niet meer passend zouden zijn, voorlopig
,voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 28 oktober 2023, te bepalen dat het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vader is en dat de moeder recht heeft op omgang met [minderjarige] gedurende een weekend per veertien dagen van zaterdag
8:00/9:00 uur tot maandag voor school en iedere woensdag uit school tot donderdag voor school, en waarbij de vakanties bij helfte worden verdeeld, waarbij gedurende de zomervakantie [minderjarige] de eerste twee weken bij de moeder zal zijn, vervolgens een week bij de vader, vervolgens een week bij de moeder en de laatste twee weken bij de vader, dan wel een door het hof te bepalen omgangsregeling.
Gedurende de ondertoezichtstelling kan er meer duidelijkheid komen over de werkelijke wensen van [minderjarige] en kan worden beoordeeld hoe het met [minderjarige] gaat. Vervolgens kan er dan een definitieve beslissing worden genomen over hoofdverblijf en omgang.
Tevens verzoekt de vader, indien het hof beslist dat er maar een beperkte omgangsregeling met de vader zal zijn, aan de jeugdzorgwerker het dringende advies te geven om de zaak goed en frequent te monitoren zodat de ontwikkeling van [minderjarige] goed kan worden bijgehouden. Dit is met name van belang nu de vader twijfelt aan het welzijn van [minderjarige] bij de moeder. Het frequent informeren door de jeugdzorgwerker aan de vader over de ontwikkeling van [minderjarige] kan de vader zekerheid geven dat er tijdig wordt ingegrepen indien blijkt dat het verblijf van [minderjarige] toch niet zo positief voor haar blijkt te zijn als in eerste instantie werd gedacht. Daarnaast is het van belang dat de moeder open blijft staan voor contact tussen [minderjarige] en haar meerderjarige (stief)broers en dat zij dit contact niet zal verbieden of in de weg zal staan
7.3.
De moeder stemt in met het advies van de raad om het hoofdverblijf van [minderjarige] bij haar te laten zijn, maar niet met het advies van de Raad voor wat betreft de zorgregeling. Hoewel de raad aangeeft dat het beter is voor [minderjarige] om duidelijkheid te hebben wanneer ze bij de vader verblijft, vraagt de moeder zich af of het verblijf bij vader om het weekend wel in het belang van [minderjarige] is. De moeder is van mening dat, nu er een gezinsvoogd is toegewezen, de contactregeling tussen vader en [minderjarige] in overleg met deze gezinsvoogd tot stand moet worden gebracht.
7.4.
Ter voortgezette mondelinge behandeling is gebleken dat er sinds de uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de moeder geen contact meer is geweest tussen de vader en [minderjarige]. De vader heeft [minderjarige] op 18 oktober 2022 voor het laatst gezien. Verder is gebleken dat de hulpverlening (vanuit de GI) verlaat op gang is gekomen. De kennismakingsgesprekken met de ouders hebben pas onlangs plaatsgevonden. Het gesprek met [minderjarige] moet nog plaatsvinden, waarna er een plan van aanpak/behandelplan zou moeten volgen. Er is door de GI nog geen gevolg gegeven aan de door de raad in het raadsrapport geadviseerde systeemtherapie ten behoeve van [minderjarige].
7.5.
Namens de raad is ter voortgezette mondelinge behandeling benoemd dat [minderjarige] het niet langer volhoudt om te gaan met de verschillende opvoedsituaties van de ouders. Het zijn twee verschillende werelden, hetgeen de ouders ook uitstralen. Nu het de ouders niet zelf lukt om daarin verandering te brengen is een ondertoezichtstelling nodig. Dat laat volgens de raad echter onverlet dat de ouders zelf hulp dienen in te schakelen ten behoeve van [minderjarige] om haar bij deze moeilijke situatie te helpen.
Het is voor de raad teleurstellend om te zien dat op dit moment alles stil ligt c.q. er geen hulpverlening is geregeld voor [minderjarige] en dat de ouders op dit gebied geen enkel initiatief hebben genomen. Impliciet is volgens de raad hierdoor de boodschap van de ouders aan [minderjarige] dat zij moet gaan kiezen tussen de ouders. De raad acht deze afwachtende houding van de ouders niet in het belang van [minderjarige].
7.6.
Het hof overweegt het volgende.
7.6.1.
Vaststaat dat [minderjarige] sinds jonge leeftijd betrokken is bij de onrustige situatie tussen de ouders. Zij zit in de knel tussen de beide opvoedingssituaties. [minderjarige] weet hierdoor niet meer wat zij wil en raakt zichzelf kwijt door deze situatie. [minderjarige] heeft bovendien onvoldoende ruimte om te ontdekken wie zij is en wat zij wil. Met de raad heeft het hof daarom zorgen over de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] alsook over haar sociaal-emotionele ontwikkeling. Het is voor het hof lastig om, gelet op alle gebeurtenissen in de afgelopen periode, op dit moment vast te stellen wat [minderjarige] werkelijk wil, waar ze bang voor is en wat voor haar het beste is. Daarbij komt dat de ouders lijnrecht tegenover elkaar staan. Waar de ouders het wel over eens zijn is dat [minderjarige] emotioneel ernstig wordt belast door aanhoudende loyaliteitsproblemen.
7.6.2.
Het is voor het hof onder deze omstandigheden nog niet mogelijk om tot een verantwoorde beslissing te komen. Met de aanwezigen is op de mondelinge behandeling de benoeming van een bijzondere curator besproken.
7.6.3.
Ingevolge artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter, wanneer in aangelegenheden betreffende diens verzorging en opvoeding, dan wel het vermogen van de minderjarige, de belangen van de met het gezag belaste ouders of de voogd in strijd zijn met die van de minderjarige, een bijzondere curator benoemen om de minderjarige ter zake zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen, indien de rechter dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking genomen.
7.6.4.
Het benoemen van een bijzondere curator is naar het oordeel van het hof in deze zaak aangewezen, om op die manier de stem van [minderjarige] in deze problematiek beter te kunnen horen en wegen. Het hof verwacht van de ouders daarbij dat [minderjarige] vrijelijk en onbelast met de bijzondere curator kan spreken zonder dat zij daarbij de druk van haar ouders ervaart. Het hof heeft deze mogelijkheid ter mondeling behandeling besproken en alle betrokkenen kunnen zich hierin vinden en hebben ermee ingestemd.
7.6.5.
Mr. drs. [bijzondere curator], kantoorhoudend te [kantoorplaats], is door het hof bereid gevonden om in deze procedure als bijzondere curator voor [minderjarige] op te treden en zal hiertoe door het hof worden benoemd alvorens verder wordt beslist.
7.6.6.
Het hof verzoekt de bijzondere curator bij haar werkzaamheden de ‘Leidraad werkwijze en verslag bijzondere curatoren ex artikel 1:250 BW’ in acht te nemen, bijlage bij de publicatie ‘Werkproces benoeming bijzondere curator o.g.v. art. 1:250 BW’, te raadplegen via www.rechtspraak.nl. Het hof acht de taak van de bijzondere curator er in deze zaak in gelegen dat zij ervoor zorgt dat de belangen van [minderjarige] zo goed mogelijk worden belicht en dat zij zich gehoord voelt.
Het hof verzoekt de bijzondere curator in dit verband om te onderzoeken:
  • hoe het met [minderjarige] gaat;
  • wat de authentieke wens van [minderjarige] is ten aanzien van haar hoofdverblijfplaats, de invulling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders en op dit moment (sinds de uithuisplaatsing bij de moeder) meer specifiek het contact met de vader;
  • wat de belemmerende factoren zijn om op dit moment contact te hebben met de vader en wat er nodig is en/of wat [minderjarige] nodig heeft om in staat te zijn (of niet) die belemmerende factoren te slechten zodat er ruimte ontstaat voor contact met de vader en uit het loyaliteitsconflict te komen waarin zij is komen te verkeren;
  • of er in verband met dit onderzoek nog andere feiten en/of omstandigheden naar voren zijn gekomen die van belang om in de rapportage en het advies te vermelden.
7.6.7.
Het hof verzoekt de bijzondere curator om een verslag uit te brengen omtrent haar bevindingen en om vanuit het belang van [minderjarige] het hof te adviseren welke beslissing het hof dient te nemen als het gaat om de vraag of en zo ja op welke manier er weer contact kan komen tussen de vader en [minderjarige] en op welke wijze aan dit contact vorm gegeven kan of moet worden.
7.6.8.
Het hof wijst er op dat de deskundige vanuit de professionele beroepsuitoefening gezien bij het onderzoek en de rapportage het navolgende in acht zal nemen:
het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;
het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;
in het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;
het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, waaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen; en
de rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.
7.6.9.
Het hof zal bepalen dat de griffie ervoor zorgdraagt dat de bijzondere curator de adres-, email- en/of telefoongegevens zal ontvangen van de moeder, de vader, de raad en de GI, zodat de bijzondere curator zo spoedig mogelijk de afspraken kan maken die zij nodig acht.
7.6.10.
Het hof verzoekt de gezinsvoogd om op korte termijn met [minderjarige] te bespreken dat op de mondelinge behandeling de optie om een bijzondere curator te benoemen aan de orde is geweest zodat dit voor haar geen verrassing is en zij begrijpt wat dit inhoudt.
7.6.11.
Het hof wijst partijen en betrokkenen erop dat zij de verplichting hebben aan de door de bijzondere curator in het kader van de aan haar verstrekte opdracht te geven instructies gevolg te geven en de bijzondere curator in staat te stellen in contact met [minderjarige] te treden. Slechts op verzoek van de bijzondere curator mogen betrokkenen zelf stukken aan de bijzondere curator doen toekomen.
7.6.12.
Het hof zal de bijzondere curator verzoeken om het verslag vóór 1 mei 2023 aan het hof te doen toekomen en partijen en belanghebbenden zullen in de gelegenheid worden gesteld om binnen twee weken na toezending van dit verslag door de griffier schriftelijk hun reactie op het verslag te geven, waarna de zaak op een nader te bepalen wijze zal worden voorgezet.
7.6.13.
Het hof houdt iedere verdere beslissing aan tot
pro forma 15 mei 2023.

8.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep
benoemt tot bijzondere curator over [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats]:
Mr. Drs. [bijzondere curator],
werkzaam bij [kantoor] te [kantoorplaats],
[adres],
[postcode] [kantoorplaats],
telefoonnummer: [telefoonnummer],
e-mail: [e-mailadres]
om in deze procedure de belangen van [minderjarige] te behartigen met de taakomschrijving zoals hiervoor onder 7.6.6 en 7.6.7. beschreven;
draagt de bijzondere curator op verslag uit te brengen vóór 1 mei 2023, althans vóór deze datum het hof schriftelijk te berichten over de voortgang van haar werkzaamheden;
bepaalt dat de griffier van dit hof:
  • er voor zorgdraagt dat de bijzondere curator de beschikking krijgt over de actuele adresgegevens van alle betrokkenen;
  • er voor zorgdraagt dat de bijzondere curator de beschikking krijgt over alle processtukken die zich in het dossier bevinden;
  • een afschrift van het rapport van de bijzondere curator te zijner tijd aan partijen en belanghebbenden zal toezenden;
bepaalt dat partijen en belanghebbenden tot uiterlijk twee weken na toezending van het verslag van de bijzondere curator hierop schriftelijk aan het adres van het hof kunnen reageren;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt in afwachting van het verslag van de bijzondere curator iedere verdere beslissing aan tot
pro forma 15 mei 2023.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, A.M. Bossink, N.E.J.M. Stoof en is in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2023 door mr. A.M. Bossink in tegenwoordigheid van de griffier.