7.6.Het hof overweegt het volgende.
7.6.1.Vaststaat dat [minderjarige] sinds jonge leeftijd betrokken is bij de onrustige situatie tussen de ouders. Zij zit in de knel tussen de beide opvoedingssituaties. [minderjarige] weet hierdoor niet meer wat zij wil en raakt zichzelf kwijt door deze situatie. [minderjarige] heeft bovendien onvoldoende ruimte om te ontdekken wie zij is en wat zij wil. Met de raad heeft het hof daarom zorgen over de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] alsook over haar sociaal-emotionele ontwikkeling. Het is voor het hof lastig om, gelet op alle gebeurtenissen in de afgelopen periode, op dit moment vast te stellen wat [minderjarige] werkelijk wil, waar ze bang voor is en wat voor haar het beste is. Daarbij komt dat de ouders lijnrecht tegenover elkaar staan. Waar de ouders het wel over eens zijn is dat [minderjarige] emotioneel ernstig wordt belast door aanhoudende loyaliteitsproblemen.
7.6.2.Het is voor het hof onder deze omstandigheden nog niet mogelijk om tot een verantwoorde beslissing te komen. Met de aanwezigen is op de mondelinge behandeling de benoeming van een bijzondere curator besproken.
7.6.3.Ingevolge artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek kan de rechter, wanneer in aangelegenheden betreffende diens verzorging en opvoeding, dan wel het vermogen van de minderjarige, de belangen van de met het gezag belaste ouders of de voogd in strijd zijn met die van de minderjarige, een bijzondere curator benoemen om de minderjarige ter zake zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen, indien de rechter dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking genomen.
7.6.4.Het benoemen van een bijzondere curator is naar het oordeel van het hof in deze zaak aangewezen, om op die manier de stem van [minderjarige] in deze problematiek beter te kunnen horen en wegen. Het hof verwacht van de ouders daarbij dat [minderjarige] vrijelijk en onbelast met de bijzondere curator kan spreken zonder dat zij daarbij de druk van haar ouders ervaart. Het hof heeft deze mogelijkheid ter mondeling behandeling besproken en alle betrokkenen kunnen zich hierin vinden en hebben ermee ingestemd.
7.6.5.Mr. drs. [bijzondere curator], kantoorhoudend te [kantoorplaats], is door het hof bereid gevonden om in deze procedure als bijzondere curator voor [minderjarige] op te treden en zal hiertoe door het hof worden benoemd alvorens verder wordt beslist.
7.6.6.Het hof verzoekt de bijzondere curator bij haar werkzaamheden de ‘Leidraad werkwijze en verslag bijzondere curatoren ex artikel 1:250 BW’ in acht te nemen, bijlage bij de publicatie ‘Werkproces benoeming bijzondere curator o.g.v. art. 1:250 BW’, te raadplegen via www.rechtspraak.nl. Het hof acht de taak van de bijzondere curator er in deze zaak in gelegen dat zij ervoor zorgt dat de belangen van [minderjarige] zo goed mogelijk worden belicht en dat zij zich gehoord voelt.
Het hof verzoekt de bijzondere curator in dit verband om te onderzoeken:
- hoe het met [minderjarige] gaat;
- wat de authentieke wens van [minderjarige] is ten aanzien van haar hoofdverblijfplaats, de invulling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders en op dit moment (sinds de uithuisplaatsing bij de moeder) meer specifiek het contact met de vader;
- wat de belemmerende factoren zijn om op dit moment contact te hebben met de vader en wat er nodig is en/of wat [minderjarige] nodig heeft om in staat te zijn (of niet) die belemmerende factoren te slechten zodat er ruimte ontstaat voor contact met de vader en uit het loyaliteitsconflict te komen waarin zij is komen te verkeren;
- of er in verband met dit onderzoek nog andere feiten en/of omstandigheden naar voren zijn gekomen die van belang om in de rapportage en het advies te vermelden.
7.6.7.Het hof verzoekt de bijzondere curator om een verslag uit te brengen omtrent haar bevindingen en om vanuit het belang van [minderjarige] het hof te adviseren welke beslissing het hof dient te nemen als het gaat om de vraag of en zo ja op welke manier er weer contact kan komen tussen de vader en [minderjarige] en op welke wijze aan dit contact vorm gegeven kan of moet worden.
7.6.8.Het hof wijst er op dat de deskundige vanuit de professionele beroepsuitoefening gezien bij het onderzoek en de rapportage het navolgende in acht zal nemen:
het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;
het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;
in het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;
het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, waaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen; en
de rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.
7.6.9.Het hof zal bepalen dat de griffie ervoor zorgdraagt dat de bijzondere curator de adres-, email- en/of telefoongegevens zal ontvangen van de moeder, de vader, de raad en de GI, zodat de bijzondere curator zo spoedig mogelijk de afspraken kan maken die zij nodig acht.
7.6.10.Het hof verzoekt de gezinsvoogd om op korte termijn met [minderjarige] te bespreken dat op de mondelinge behandeling de optie om een bijzondere curator te benoemen aan de orde is geweest zodat dit voor haar geen verrassing is en zij begrijpt wat dit inhoudt.
7.6.11.Het hof wijst partijen en betrokkenen erop dat zij de verplichting hebben aan de door de bijzondere curator in het kader van de aan haar verstrekte opdracht te geven instructies gevolg te geven en de bijzondere curator in staat te stellen in contact met [minderjarige] te treden. Slechts op verzoek van de bijzondere curator mogen betrokkenen zelf stukken aan de bijzondere curator doen toekomen.
7.6.12.Het hof zal de bijzondere curator verzoeken om het verslag vóór 1 mei 2023 aan het hof te doen toekomen en partijen en belanghebbenden zullen in de gelegenheid worden gesteld om binnen twee weken na toezending van dit verslag door de griffier schriftelijk hun reactie op het verslag te geven, waarna de zaak op een nader te bepalen wijze zal worden voorgezet.
7.6.13.Het hof houdt iedere verdere beslissing aan tot
pro forma 15 mei 2023.