ECLI:NL:GHSHE:2023:2501
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijspraak en veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de verdachte op 18 februari 2021 gedeeltelijk vrijgesproken werd van het tenlastegelegde. De rechtbank had de verdachte wel veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, wat resulteerde in een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 240 uren. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak, inclusief de vrijspraak van het eerste feit.
Het gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft in zijn arrest van 7 april 2023 geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak. Dit is in lijn met artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat er geen hoger beroep openstaat tegen een vrijspraak. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank voor het overige bevestigd, na het horen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdediging.
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen en dat hij geen beschikkingsmacht had over deze middelen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de door de verdediging aangevoerde argumenten niet opwegen tegen de bewijsmiddelen die door de rechtbank zijn gebruikt. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals het tijdsverloop en zijn positieve ontwikkeling, zijn door het hof niet voldoende geacht om tot een andere straf te komen dan die door de rechtbank is opgelegd. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank bevestigd, met inachtneming van de ernst van het bewezenverklaarde feit.