ECLI:NL:GHSHE:2023:2499

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
31 juli 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
20-002803-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing van straffen in zaak van misleiding en ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 31 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is beschuldigd van het misleiden van een 12-jarig meisje door zich op social media voor te doen als een 15-jarige jongen. Hij heeft haar bewogen tot ontuchtige handelingen, waaronder het sturen van een naaktfoto van zichzelf en het dwingen van het slachtoffer om ook naaktfoto's te sturen door te dreigen deze online te zetten. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 89 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. De rechtbank had eerder de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij integraal toegewezen, maar deze vordering is niet meer aan het oordeel van het hof onderworpen omdat de verdachte deze al had voldaan. Het hof heeft de straffen aangepast, maar het vonnis van de rechtbank voor het overige bevestigd. De verdachte heeft tijdens het proces spijt betuigd en heeft hulp gezocht voor zijn problemen. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van de feiten op het slachtoffer.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002803-22
Uitspraak : 31 juli 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 28 november 2022 in de strafzaak met parketnummer 01-310464-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij het vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als:
  • ‘door misleiding een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen en van hem te dulden’ (feit 1);
  • ‘poging tot door misleiding een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, voordoet als een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk beweegt ontuchtige handelingen te plegen’ (feit 2), en
  • ‘een persoon, van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen, in eendaadse samenloop gepleegd met feit 1’ (feit 3 primair),
de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, waarvan 45 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis.
Voorts heeft de rechtbank de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] integraal toegewezen voor het bedrag van € 1.450,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Ten behoeve van het slachtoffer is tevens de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Tot slot is de verdachte veroordeeld in de proceskosten.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Bij het vonnis waarvan beroep is de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] integraal toegewezen voor het bedrag van € 1.450,00, vermeerderd met de wettelijke rente. Op de terechtzitting in hoger beroep heeft de moeder van de benadeelde partij namens haar bevestigd dat de verdachte de vordering tot schadevergoeding inclusief wettelijke rente reeds heeft voldaan. De raadsvrouw van de verdachte heeft tevens een betaalafschrift van de betaling van de schadevergoeding op 29 maart 2023 overgelegd aan het hof.
Gelet daarop is de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] , alsmede de door de rechtbank opgelegde schadevergoedingsmaatregel, niet meer aan het oordeel van het hof onderworpen.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsvrouw van de verdachte heeft een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – met aanvulling en verbetering van de gronden waarop dit berust en met uitzondering van de opgelegde straffen. In zoverre zal het vonnis waarvan beroep worden vernietigd. Bijgevolg komen de strafoverwegingen van de rechtbank te vervallen en zullen deze worden vervangen door hetgeen hierna zal worden overwogen.
Het hof ziet tevens aanleiding de kwalificatie van de rechtbank van het onder feit 2 bewezenverklaarde verbeterd te lezen.
Het hof zal ten slotte de toepasselijke wettelijke voorschriften waarop de beslissingen van de rechtbank zijn gegrond vervangen door de hierna opgenomen artikelen.
Aanvulling en verbetering van de bewijsvoering
Aanvulling
De bewijsvoering behoeft, mede gelet op hetgeen in hoger beroep aan de orde is gekomen, de navolgende aanvulling. Naast de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen, komen de bewezenverklaringen mede te berusten op het volgende bewijsmiddel:
-
De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 17 juli 2023, voor zover inhoudende:
“Ik ben het eens met de veroordeling van de rechtbank voor de tenlastegelegde feiten.”
Verbetering
Het hof zal voorts in het door de rechtbank gebezigde bewijsmiddel ‘
3. proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , vader van [slachtoffer] ’op pagina 5 van het vonnis de volgende zin schrappen:
“Ze vertelde dat het al maanden aan de gang was. Dat ze foto’s van zichzelf had gestuurd. Naaktfoto’s, maar ook foto’s van kleren aan tot naakte kont.”
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het hof constateert dat de kwalificatie door de rechtbank van het onder feit 2 bewezenverklaarde een kennelijke misslag bevat. Het hof zal die kwalificatie derhalve verbeterd lezen als hierna te melden. De verdachte ondervindt van verbetering van deze misslag geen nadeel.
Het onder feit 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
poging tot door misleiding een persoon die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen te plegen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Op te leggen straffen
De raadsvrouw van de verdachte heeft een straftoemetingsverweer gevoerd en heeft het hof verzocht – gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte – aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen langer dan de duur van één dag. De raadsvrouw heeft het hof daarbij verzocht de verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één dag, alsmede tot een taakstraf. Indien het hof de verdachte wel zou veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan de duur van één dag, heeft de verdediging – in de vorm van een voorwaardelijk verzoek – het hof verzocht een reclasseringsonderzoek te laten verrichten naar de mogelijkheid van elektronische thuisdetentie als voorwaarde aan een voorwaardelijke straf.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straffen gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan misleiding van een 12-jarig meisje door zich op social media voor te doen als een 15-jarige jongen. Hij heeft haar bewogen ontuchtige handelingen te plegen – het sturen van een foto van haar blote billen – en van hem te dulden dat hij haar een afbeelding van zijn naakte geslachtsdeel en een filmpje waarop hij zich aan het aftrekken is, toestuurde. Nadat zij een foto van haar blote billen had gestuurd en geen nieuwe naaktfoto’s wilde sturen, heeft de verdachte geprobeerd haar daartoe te dwingen door te dreigen de eerder gestuurde foto online te zetten. Door zijn handelen heeft de verdachte het slachtoffer veel angst aangejaagd, door tevens aan te geven dat hij wist waar zij woonde en waar zij naar school ging.
Het hof neemt het de verdachte zeer kwalijk dat hij het vertrouwen van het slachtoffer heeft geschaad en zijn eigen seksuele behoeften boven haar belang heeft gesteld. De drang en dwang die hij bij het jonge slachtoffer heeft toegepast om op die manier meer naaktfoto’s van het meisje de verkrijgen, acht het hof – evenals de rechtbank – zeer kwalijk en weegt het hof zwaar mee. De verdachte was destijds 35 jaar oud, ruimschoots een volwassene en zelf vader van drie kleine kinderen. Het slachtoffer was destijds 12 jaar oud. De verdachte had moeten en kunnen begrijpen dat het slachtoffer, mede door haar jonge leeftijd, ernstig te leiden zou hebben van de handelingen die hij pleegde. Met name haar angst voor de gevolgen als hij het al toegezondene online zou zetten is in de teksten die zij hierover aan de verdachte heeft gestuurd, merkbaar en voelbaar. Het slachtoffer was op school toen zij deze mededeling van de verdachte ontving en uit haar reactie komt duidelijk naar voren hoezeer zij zich hierdoor in het nauw gedreven voelde. De verdachte is hier feitelijk aan voorbij gegaan. Het hof neemt dit de verdachte zeer kwalijk. Feiten als deze vormen hedendaags een groot maatschappelijk probleem en de verdachte heeft daaraan zijn negatieve bijdrage geleverd.
Het is algemeen bekend dat deze feiten zeer nadelige gevolgen kunnen hebben in de zin van psychische en emotionele schade bij de slachtoffers en dat zij hierdoor kunnen worden geschaad in hun verdere ontwikkeling. Uit de in eerste aanleg voorgedragen slachtofferverklaring van [slachtoffer] , alsmede de verklaringen van haar ouders ter terechtzitting in hoger beroep, blijkt dat de feiten een grote impact op het slachtoffer en haar familie hebben gehad.
Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof stelt vast dat de verdachte tijdens zijn verhoor bij de politie, alsmede ter terechtzittingen in eerste aanleg en in hoger beroep bekennende verklaringen heeft afgelegd en daarmee heeft getoond zijn verantwoordelijkheid te willen nemen voor zijn strafbare handelen. De verdachte heeft meermaals spijt betuigd richting (de familie van) het slachtoffer en heeft hulp gezocht voor zijn problemen. Voorts heeft de verdachte gedurende het hoger beroep reeds de schadevergoeding aan de benadeelde partij betaald.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 24 mei 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Het hof heeft kennisgenomen van het door de Reclassering Nederland te ’s-Hertogenbosch opgemaakte reclasseringsadvies d.d. 31 oktober 2022. Daaruit komt als conclusie naar voren dat de reclassering een verband ziet tussen het delict en enkele (criminogene) factoren, waaronder zijn psychosociaal functioneren. De verdachte staat inmiddels eigener beweging onder behandeling van de GGZ Oost-Brabant, hetgeen een positieve ontwikkeling is.
De verdachte is zelfstandige in de bouw, ervaart geen financiële problemen en er zijn geen aanwijzingen voor een negatief sociaal netwerk of problematisch middelengebruik. Het recidiverisico wordt door de reclassering als laag ingeschat.
Tevens heeft het hof kennisgenomen van een door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde brief d.d. 3 juli 2023 van [psychiater] van GGZ Oost-Brabant, de psychiater bij wie de verdachte in behandeling is. Ook daaruit komt naar voren dat de verdachte aan het werk is gegaan met zichzelf en dit eigener beweging doet. Een verplichtend kader heeft hij daarbij niet nodig.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof is van oordeel dat, in het bijzonder gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd en mede vanuit een oogpunt van een juiste normhandhaving, in beginsel niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Hoewel het hof, evenals de rechtbank en mede gelet op de toepassing van het bepaalde in artikel 22b, eerste lid, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafrecht, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats acht, ziet het hof in hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar ook in het feit dat de verdachte bekennende verklaringen heeft afgelegd en daarmee heeft getoond zijn verantwoordelijkheid te willen nemen voor zijn strafbare handelen, meermaals spijt heeft betuigd en op voorhand de schadevergoeding al heeft betaald, aanleiding de verdachte niet te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf langer dan de duur van één dag. Het hof zal daarentegen gezien de ernst van het bewezenverklaarde aan de verdachte wel een groter voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf opleggen, alsmede een taakstraf voor langere duur dan in eerste aanleg aan hem werd opgelegd.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, waarvan 89 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis, passend en geboden. Met oplegging van deze deels voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Nu het hof aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt langer dan de duur van één dag, zal het hof het voorwaardelijk verzoek van de verdediging onbesproken laten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 55, 57, 248a en 248d van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – doch uitsluitend ten aanzien de opgelegde straffen, en doet in zoverre opnieuw recht:
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
90 (negentig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
89 (negenentachtig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis;
bevestigt het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – voor het overige, met inachtneming van het vorenoverwogene.
Aldus gewezen door:
mr. G.C. Bos, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. H.N. Brouwer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van Abeelen, griffier,
en op 31 juli 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Brouwer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.