ECLI:NL:GHSHE:2023:2494

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
28 juli 2023
Zaaknummer
20-000942-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte is beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 16 januari 2021 te Bergeijk. De verdachte, die als bestuurder van een personenauto handelde, heeft tijdens slechte weersomstandigheden, waaronder sneeuwval, een fietser aangereden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gedragen door in deze omstandigheden door te rijden en de bocht te ruim te nemen, wat heeft geleid tot het ongeval waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, waaronder een gebroken knie en een hersenkneuzing. De advocaat-generaal had gevorderd het vonnis van de rechtbank te bevestigen, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, waaronder de weersomstandigheden en het feit dat de verdachte direct na het ongeval hulp heeft verleend aan het slachtoffer.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000942-22
Uitspraak : 13 april 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 25 april 2022, in de strafzaak met parketnummer 01-173162-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De verdediging heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft zij een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 16 januari 2021 te Bergeijk, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de [locatie 1] en/of [locatie 2] en/of de [locatie 3] zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
- tijdens zeer slechte weersomstandigheden met beperkt zicht op een besneeuwde weg met een personenauto met een besneeuwde voorruit te rijden, waarvan de APK is verlopen en/of de voorbanden versleten zijn en/of geen profiel meer hebben en/of
- op het midden van de weg te rijden en/of de bocht te ruim te nemen en/of
- een tegemoetkomende fietser ( [slachtoffer] ) niet tijdig op te merken en/of zijn voertuig niet tijdig tot stilstand te brengen en/of
- tegen die [slachtoffer] aan te rijden en/of te botsen,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken knie en/of een hersenkneuzing met gering bloedverlies, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 januari 2021 te Bergeijk, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de [locatie 1] en/of [locatie 2] en/of de [locatie 3] ,
- tijdens zeer slechte weersomstandigheden met beperkt zicht op een besneeuwde weg met een personenauto met een besneeuwde voorruit heeft gereden, waarvan de APK is verlopen en/of de voorbanden versleten zijn en/of geen profiel meer hadden en/of - op het midden van de weg heeft gereden en/of de bocht te ruim heeft genomen en/of - een tegemoetkomende fietser ( [slachtoffer] ) niet tijdig heeft opgemerkt en/of zijn voertuig niet tijdig tot stilstand heeft gebracht en/of
- tegen die [slachtoffer] is aangereden en/of gebotst,
door welke gedraging(en) van hem, verdachte, gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 januari 2021 te Bergeijk, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de [locatie 1] en [locatie 2] zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig
- tijdens zeer slechte weersomstandigheden met beperkt zicht op een besneeuwde weg met een personenauto met een besneeuwde voorruit te rijden en
- op het midden van de weg te rijden en de bocht te ruim te nemen en
- een tegemoetkomende fietser ( [slachtoffer] ) niet tijdig op te merken en zijn voertuig niet tijdig tot stilstand te brengen en
- tegen die [slachtoffer] aan te rijden,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken knie en een hersenkneuzing met gering bloedverlies werd toegebracht.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Anders dan de advocaat-generaal maar met de verdediging acht het hof in het bijzonder niet bewezen dat er een (voldoende) causaal verband bestaat tussen de verweten gedragingen dat de APK van de auto was verlopen en de voorbanden versleten waren en geen profiel meer hadden enerzijds en het verkeersongeval anderzijds. In de eerste plaats is niet gebleken dat de auto waarin de verdachte reed voor de APK relevante technische gebreken vertoonde anders dan het ontbreken van de wettelijk voorgeschreven minimale profieldiepte van de voorbanden. Ten tweede is niet gebleken dat het ontbreken van (voldoende) profiel in de voorbanden onder de gegeven (weers)omstandigheden, met sneeuwval en een besneeuwd wegdek, van wezenlijke invloed is geweest op het ontstaan van het ongeval. Als de voorbanden wel waren voorzien van ten minste de wettelijk voorgeschreven minimale profieldiepte, acht het hof namelijk met de verdediging voldoende aannemelijk dat de groeven van de banden zich snel gevuld zouden hebben met sneeuw, waardoor de grip van de banden en de bestuurbaarheid van de auto waarschijnlijk niet significant anders zouden zijn geweest als bij de geconstateerde gladde banden.
Bewijsmiddelen
Het hof ontleent aan de inhoud van de navolgende bewijsmiddelen het bewijs dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan.
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen, tenzij anders is vermeld, naar pagina’s van het proces-verbaal ‘Aanrijding Bergeijk’ van de politie-eenheid Oost-Brabant, district Eindhoven, basisteam De Kempen, proces-verbaalnummer PL2100-2021011837-1, gesloten op 9 juni 2021, voorzien van bijlagen, bestaande uit 61 niet doorgenummerde pagina’s.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle bewijsmiddelen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.

1. Een proces-verbaal van aanrijding misdrijf met (foto)bijlagen (pag. 3 t/m 9 en 60 en 61), voor zover inhoudende:

Datum: 16 januari 2021
Omstreeks: 19:17 uur
Adres: [locatie 1] op de kruising met [locatie 2] en [locatie 3] te Bergeijk
Weersgesteldheid: sneeuw/hagel
Toestand van het wegdek: besneeuwd/ijzel

Vermoedelijke toedracht

BE1: [slachtoffer] , Fietser
BE2: [verdachte] , auto Peugeot 307 v.v.h.k. [kenteken]
BE1 reed op [locatie 2] in Bergeijk en wilde rechtdoor in de richting van de [locatie 3] in
Bergeijk. BE2 kwam van de [locatie 1] in Bergeijk, ging rechtsaf richting [locatie 2] . BE2 reed dus in tegenovergestelde richting van BE1.
Ongeveer ter hoogte van de wegversmalling ter hoogte van de T-splitsing [locatie 3] , [locatie 2] en [locatie 1] raakten BE2 en BE1 elkaar, vermoedelijk werd BE1 geraakt door de linkerbuitenspiegel van het voertuig van BE2, waardoor BE1 vervolgens de voorruit van het voertuig van BE2 raakte en daarna ten val kwam.
De vermoedelijke toedracht is gebaseerd op de verklaring van de verdachte.
BE2 verklaarde tijdens het verhoor dat hij de bocht ietwat ruimer nam dan normaal en dat hij in het midden van de weg reed ter hoogte van een, vanuit BE1 gezien rechterzijde van de weg, aan de zijkant van de weg aangebrachte versmalling.

Letsel

Bij het ongeval heeft onderstaand persoon letsel opgelopen.
Achternaam: [slachtoffer]
Voornamen: [slachtoffer]
Vervoerd naar ziekenhuis: ja, Maxima Medisch Centrum te Veldhoven
Opgenomen: ja
Letsel: een breuk van de buitenzijde van het kniegewricht waarvoor operatie noodzakelijk was en een kneuzing met gering bloedverlies buiten het schedeldak
Rol in relatie tot aanrijding: bestuurder van fiets Gazelle

Contact met (…) slachtoffer

Op woensdag 9 juni 2021 omstreeks 10:25 uur heb ik [het hof begrijpt: verbalisant] contact gehad met [slachtoffer] . [slachtoffer] is nog steeds herstellende van de aanrijding, hij is sinds vorige week weer begonnen met werken. Hij werkt momenteel nog niet veel en op het moment dat hij last krijgt, zwelling in zijn been, dan legt hij zijn werk neer en gaat naar huis. Hij gaf verder aan dat het langzaamaan wel wat beter gaat en hoopt volledig te herstellen.

2. Een geneeskundige verklaring van arts [naam] d.d. 18 januari 2021 (pag. 11), voor zover inhoudende:

Bij [slachtoffer] is op 16 januari 2021 door een arts het volgende letsel geconstateerd: een breuk van de buitenzijde van het kniegewricht waarvoor operatie noodzakelijk was alsmede een kneuzing met gering bloedverlies buiten het schedeldak.

3. Een proces-verbaal van verhoor verdachte op 4 juni 2021 (pag. 13 t/m 24), voor zover inhoudende:

V: Uit politieonderzoek is gebleken dat u op zaterdag 16 januari 2021 omstreeks 19.15 uur, bij het ongeval op [locatie 2] in Bergeijk, als bestuurder van de personenauto, merk Peugeot, type 307, kleur grijs, voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken] , optrad. Klopt dat? A: Ja, dat klopt. (...)
V: Welke technische gebreken had het door u bestuurde voertuig, (vlak) voor het ongeluk? A: Wat ik persoonlijk heb gemerkt, voordat ik vertrok met de auto, heb ik gezegd dat het met het weer op dat moment niet veilig was om te rijden. (…)
V: Wat is er allemaal precies gebeurd?
A: Ik begon om half 6 met werken. Op het werk aangekomen stond de eerste bestelling al klaar, die heb ik ingepakt, waarna ik naar het [naam] gereden ben om de bestelling te bezorgen. Toen ik terugkwam heb ik voorgesteld om de bestellingen op te laten halen vanwege het weer. Hier werd laconiek op gereageerd. Ik was hierdoor een beetje geïrriteerd. Ik heb toen de volgende bestelling weggebracht en teruggereden. Rond half 7 bracht ik de derde bestelling weg richting [naam] . Op de terugweg van die bezorging gebeurde het ongeluk. Onderweg terug slipte en gleed de auto al enkele keren door de gladheid. Bij de
T- splitsing [
hof:bij] de Blokker gebeurde het ongeluk. Het sneeuwde, er lag sneeuw op de ruit, ik nam de bocht naar rechts en ik zag in een fractie van een seconde een fietser, ik dacht dat ik die frontaal geraakt had, ik liet de auto uitrollen, waarna ik uitgestapt ben en naar het slachtoffer rende om hulp te verlenen. (...)
V: Hoe waren de weersomstandigheden vlak voor het ongeval?
A: Gewoon rot, het was onveilig.
V: Waar baseert u dat op?
A: Er lag veel sneeuw, gladheid, niet veel zicht, het was volgens mij aan het sneeuwen. Zichtbaarheid redelijk slecht.
V: Wat was uw precieze plaats op de weg, ten tijde van het ongeval?
A: Ik reed in het midden van de versmalling van de weg om de bocht te nemen. Ik nam de bocht ietwat ruimer. Ik keek wel verder de straat [locatie 2] door om te kijken of er een auto aankwam.
V: Waarom reed u deze snelheid?
A: Ik denk dat dat macht der gewoonte is, je rijdt daar sowieso wel rond die snelheid.

4. Een proces-verbaal van bevindingen (pag. 34), voor zover inhoudende:

Ik, verbalisant [verbalisant] , verklaar het volgende. Op 25 januari 2021 was ik, verbalisant [verbalisant] , belast met het luisteren naar de bandopnames van de telefoongesprekken die verdachte [verdachte] heeft gevoerd met een medewerker van het Regionaal Service Centrum van de politie. (…) Ik luisterde naar de opname en ik hoorde dat een mannenstem zei dat hij [verdachte] was en dat hij zichzelf aan wilde geven. (…) Ik hoorde vervolgens dat [verdachte] het volgende verklaarde:
‘Ik wil mezelf aangeven, ik was vandaag voor de tweede of derde keer bezorger bij [naam] in Bergeijk. Ik was op de weg terug naar het restaurant. Ik ging door de bocht heen, het was in het centrum. Ik denk dat ik 30 tot 40 kilometer per uur reed en ik slipte. Ik ging door de bocht naar het centrum en er was een fietser en die heb ik aangereden. (…)’

5. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van de rechtbank van

11 april 2022, voor zover inhoudende:

Op 16 januari 2021 ben ik omstreeks 17:30 uur begonnen met het afleveren van pizzabestellingen in (de omgeving van) Bergeijk. Op die dag is het ‘s middags begonnen met sneeuwen, het was heel erg glad op de weg. Ik heb de eerste bestelling gedaan en toen merkte ik al dat het behoorlijk glad was en [
hof:het] steeds erger begon te sneeuwen. Ik vond het niet verantwoord om in deze omstandigheden verder te rijden.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
De verdediging heeft op de gronden als verwoord in de pleitnota (primair) vrijspraak bepleit. Deze gronden houden – voor zover thans nog relevant, zakelijk weergegeven – het volgende in. Niet kan worden bewezen dat er causaal verband bestaat tussen het (rij)gedrag van de verdachte en het verkeersongeval. Er is geen technisch bewijs en evenmin zijn er belastende getuigenverklaringen. Volgens de rechtbank heeft de verdachte zijn snelheid onvoldoende gematigd, maar uit niets blijkt dat het ongeval niet zou zijn ontstaan als de verdachte langzamer zou hebben gereden. Ook de verbalisanten die na het ongeval ter plaatse zijn gekomen raakten met hun auto in de slip, ondanks dat zij hun snelheid aan de omstandigheden hadden aangepast. Het klopt wel dat de verdachte de bocht ruim heeft genomen en dat daarbij een deel van de auto over het midden van de weg is gegaan. De verdachte deed dat echter bewust uit voorzichtigheid om te voorkomen dat de auto zou slippen en om ruimte te maken voor fietsers en andere weggebruikers.
Tot slot is het verkeersgedrag van het slachtoffer niet onderzocht. De verdachte stelt zich op het standpunt dat het slachtoffer te ver van de fietsstrook is afgeweken, aldus de verdediging.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof ziet zich gesteld voor de vraag of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte schuld heeft gehad aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994), waardoor het slachtoffer zwaar letsel heeft opgelopen. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen moet worden bewezen dat de verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld te wijten is dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Het juridische begrip ‘schuld’ (culpa) houdt in dat minimaal sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid / onoplettendheid. Roekeloosheid is in dit verband de zwaarste, aan opzet grenzende, schuldvorm.
Vooropgesteld wordt, dat het bij de vraag of de verdachte schuld aan het verkeersongeval in de zin van art. 6 WVW 1994 heeft gehad volgens vaste jurisprudentie aankomt op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van de genoemde bepaling. Daarvoor zijn immers verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voorts geldt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Het hof stelt op basis van de bewijsmiddelen, gedeeltelijk overeenkomstig de rechtbank, het volgende vast.
In de avond van 16 januari 2021 heeft op de T-splitsing tussen de [locatie 3] , [locatie 2] en de [locatie 1] te Bergeijk een verkeersongeval plaatsgevonden, waarbij een personenauto van het merk Peugeot tegen een fiets van het merk Gazelle is aangereden. De verdachte was de bestuurder van de personenauto. De heer [slachtoffer] , het latere slachtoffer, zat op de fiets.
[slachtoffer] heeft als gevolg van het ongeval lichamelijk letsel, te weten een gebroken knie en een hersenkneuzing, opgelopen. Aan de gebroken knie is hij in het Maxima Medisch Centrum te Veldhoven geopereerd. In het dossier bevinden zich foto’s waarop te zien is dat metalen platen en/of pinnen in de knie zijn geplaatst (pag. 60 en 61). [slachtoffer] was maanden na het ongeval, op 7 juni 2021, nog altijd niet volledig hersteld. Het hof kwalificeert daarom het letsel dat [slachtoffer] als gevolg van het verkeersongeval op
16 januari 2021 te Bergeijk heeft opgelopen, als zwaar lichamelijk letsel.
Ten tijde van het ongeval was het buiten donker en sneeuwde het. De verdachte heeft verklaard dat hierdoor het zicht op de weg slecht was en het wegdek erg glad was. Op
16 januari 2021 is de verdachte omstreeks 17:30 uur begonnen met het, met de auto, afleveren van pizzabestellingen bij klanten. Voorafgaand aan het ongeval had de verdachte dus reeds zo’n anderhalf uur in de desbetreffende auto gereden. Bij de politie heeft hij verklaard dat hij de weersomstandigheden onveilig vond. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft hij verklaard dat hij het niet verantwoord vond om in die omstandigheden (verder) te rijden. Dit vond hij al na de eerste bestelling. Toch is hij doorgegaan met het met de auto afleveren van bestellingen aan klanten.
Zowel bij de politie als ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep heeft de verdachte verklaard de bocht in de T-splitsing, van de [locatie 1] richting [locatie 2] , iets ruimer te hebben genomen. Hoewel de verdachte de situatieschets die zich in het dossier bevindt (pag. 10) betwist, gaat het hof uit van hetgeen de verdachte volgens het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal van bevindingen tegenover de ter plaatse gekomen verbalisant heeft verklaard (bewijsmiddel 1), derhalve dat de verdachte de bocht zo ruim heeft genomen dat hij daarbij met een deel van de auto het midden van de weg voorbij is gegaan.
De verdachte heeft dus verklaard dat vanwege de weersomstandigheden in de avond van
16 januari 2021 het zicht op de weg slecht was en het wegdek erg glad was, alsmede dat de auto waarin hij reed vlak voordat het ongeval plaatsvond door de gladheid al enkele keren (weg)gleed en slipte. Ook heeft de verdachte verklaard dat hij de bocht ruimer nam dan normaal.
Het hof leidt hieruit af dat de verdachte de bocht behoedzamer had kunnen – en gelet op de (weers)omstandigheden had moeten – nemen, zodat hij de bocht ook minder ruim had hoeven te nemen en de aanrijding met de tegemoetkomende fietser had kunnen voorkomen.
Samenvattend heeft de verdachte op 16 januari 2021 te Bergeijk in een auto gereden terwijl het donker was en sneeuwde, met een besneeuwde vooruit. Zijn zicht was hierdoor beperkt. Bovendien was het wegdek, zoals de verdachte wist, glad. Hoewel de verdachte het vanwege deze omstandigheden niet veilig en verantwoord vond om (verder) te rijden, is hij niet gestopt met het afleveren van bestellingen, ook niet toen hij opmerkte dat de auto door de gladheid (weg)gleed en slipte. Toen de verdachte met zijn auto de T-splitsing tussen de [locatie 3] , [locatie 2] en de [locatie 1] naderde, heeft hij de bocht te ruim genomen, waardoor de auto (in elk geval gedeeltelijk) het midden van de weg is voorbij gegaan en uiteindelijk tegen de fietsende [slachtoffer] is aangereden. [slachtoffer] heeft als gevolg hiervan zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
De hiervoor beschreven gedragingen van de verdachte zijn, tezamen genomen, voldoende voor het aannemen van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994. Het hof is van oordeel dat de verdachte, door zich aldus te gedragen, zich aanmerkelijk onvoorzichtig en dus verwijtbaar in de zin van artikel 6 WVW 1994 heeft gedragen. Het samenstel van gedragingen van de verdachte heeft ertoe geleid dat het ongeval op 16 januari 2021 te Bergeijk heeft plaatsgevonden. Daarmee is ook het causaal verband tussen de gedragingen van de verdachte en het letsel dat [slachtoffer] als gevolg van het ongeval heeft opgelopen, gegeven.
Al met al acht het hof het aan de verdachte primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen zoals hierboven is weergegeven.
Het bewijsverweer wordt derhalve verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De verdediging heeft op de gronden als verwoord in de pleitnota (subsidiair) een strafmaatverweer gevoerd. Deze gronden houden – kort gezegd – in dat de verdachte noodgedwongen voor zijn werk is gaan rijden, omdat het zijn derde werkdag was, hij nog in zijn proeftijd liep en zijn werkgever laconiek reageerde en er geen gehoor aangaf toen hij, de verdachte, aangaf dat de bezorgdienst vanwege het slechte weer beter kon worden gestaakt. Daarnaast is de verdachte direct na de aanrijding gestopt, heeft hij eerste hulp verricht aan het slachtoffer, heeft hij zich gemeld bij de politie en heeft hij contact gehouden met het slachtoffer.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich op 16 januari 2021 in het verkeer aanmerkelijk onvoorzichtig gedragen en daardoor een ongeval veroorzaakt waarbij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Voor het door aanmerkelijke schuld veroorzaken van een verkeersongeval waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel oploopt, gaan de binnen de Rechtspraak ontwikkelde oriëntatiepunten voor straftoemeting uit van in beginsel een taakstraf van 120 uur en ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden.
In het voordeel van de verdachte heeft het hof in navolging van de rechtbank bij de straftoemeting rekening gehouden met het feit dat de verdachte het slachtoffer direct na het ongeval te hulp is geschoten.
Alles overwegende, acht het hof oplegging van een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof voor een duur als hieronder vermeld, gedeeltelijk voorwaardelijk, aan de verdachte de bevoegdheid ontzeggen om motorrijtuigen te besturen. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het primair bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de bijkomende straf van ontzegging, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door:
mr. M.M. Koevoets, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. F. van Es, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I. Kroes en mw. J.J. van Horen, griffiers,
en op 13 april 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Smit is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.