ECLI:NL:GHSHE:2023:2481

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
200.324.547_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag en omgang tussen vader en minderjarige, kostenveroordeling DNA-onderzoek

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De vader verzoekt om vernietiging van de eerdere beschikking en om toekenning van gezamenlijk gezag over zijn minderjarige kind, geboren in 2021, en om een omgangsregeling. De moeder verzet zich tegen deze verzoeken en heeft incidenteel hoger beroep ingesteld met betrekking tot de informatieregeling. Tijdens de mondelinge behandeling op 4 juli 2023 zijn beide partijen gehoord, maar de Raad voor de Kinderbescherming is niet verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat de vader en moeder een affectieve relatie hebben gehad en dat de vader het kind heeft erkend. De rechtbank had eerder bepaald dat de vader de kosten van een DNA-onderzoek moest dragen en dat er een informatieregeling voor de moeder was opgelegd. Het hof heeft de zaak aangehouden in afwachting van een raadsonderzoek naar de omgangsregeling en het gezag, en heeft de moeder niet-ontvankelijk verklaard in haar incidenteel hoger beroep. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad en de verdere behandeling is gepland voor 15 november 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 27 juli 2023
Zaaknummer: 200.324.547/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/391095 / FA RK 21-5020
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
verzoeker in principaal hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.A.W. van Oudheusden,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
verweerster in principaal hoger beroep,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. I.H.T.J. Anthonise-Gieling.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestiging] ,
hierna te noemen: de raad.
In het kort:
Deze zaak gaat over het gezag, de informatieregeling en de omgang tussen de vader en de minderjarige:
[minderjarige](hierna: [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2021 te [geboorteplaats] , alsmede over de kostenveroordeling betreffende het DNA-onderzoek.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg van 22 december 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met productie, ingekomen ter griffie op 21 maart 2023, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende zijn verzoeken in eerste aanleg, voor zover deze in hoger beroep nog van belang zijn, alsnog toe te wijzen. Kosten rechtens.
2.1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de vader het petitum verduidelijkt zodanig dat de vader verzoekt:
- de veroordeling van de vader in de kosten van het DNA-onderzoek te vernietigen en deze kosten tussen partijen te compenseren;
- dat er omgang tussen de vader en [minderjarige] zal plaatsvinden als volgt:
  • gedurende de drie weken dat de vader aan wal is, iedere woensdagmiddag van 15.00 uur tot 18.00 uur alsmede in de eerste week dat de vader aan wal is gedurende het weekend op zaterdag van 12.00 uur tot zondag 18.00 uur en in de laatste week dat de vader aan wal is gedurende het weekend op zaterdag van 12.00 uur tot zondag 18.00 uur;
  • de vader en de moeder alsnog het gezamenlijk gezag toe te kennen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 12 mei 2023, heeft de moeder verzocht bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vader nietontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken dan wel de verzoeken van de vader af te wijzen.
Tevens heeft de moeder incidenteel appel ingesteld en verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het de informatieregeling betreft.
2.2.1.
Bij verweerschrift in incidenteel appel, ingekomen ter griffie op 27 juni 2023, heeft de vader verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de moeder nietontvankelijk te verklaren dan wel haar verzoek in incidenteel hoger beroep af te wijzen.
Kosten rechtens.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 juli 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Van Oudheusden;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Anthonise-Gieling.
2.3.1.
De raad is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V6-formulier met bijlagen (procesdossier eerste aanleg) van de advocaat van de vader d.d. 29 maart 2023;
  • het V6-formulier met bijlagen (brief met producties 10 tot en met 13) van de advocaat van de vader d.d. 23 juni 2023;
  • het V6-formulier met bijlage (productie 14) van de advocaat van de vader d.d. 29 juni 2023;
  • het V6-formulier met bijlage (productie 14) van de advocaat van de moeder d.d. 29 juni 2023;
  • het V6-formulier mijn bijlage (complete versie procesdossier in eerste aanleg) van de advocaat van de vader d.d. 7 juli 2023.

3.De beoordeling

De feiten
In het principaal en incidenteel appel:
3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Tijdens deze relatie is [minderjarige] geboren. De vader heeft [minderjarige] erkend. De moeder oefent van rechtswege het gezag over [minderjarige] uit.
[minderjarige] heeft het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.2.
Bij tussenbeschikking van 8 februari 2022 heeft de rechtbank, voor zover thans van belang bepaald dat:
- de kosten van het deskundigenonderzoek van € 685,- door de vader dienen te worden voorgeschoten in afwachting van een definitieve beslissing over de betaling van deze kosten;
- de vader en [minderjarige] voorlopig gerechtigd zijn tot contact met elkaar conform de afspraken zoals die tussen partijen zijn gemaakt zoals opgenomen onder rov. 4.2.3. van de tussenbeschikking (kort gezegd luidend dat in de weken dat de vader aan wal is iedere dinsdag en vrijdag bij de moeder thuis, waarbij de vader voorafgaand aan de bezoekmomenten een alcohol- en drugstest zal afnemen bij de huisarts. In de weken dat de vader varende is via Facetime op de dinsdag en vrijdag en na twee maanden zal er toegewerkt moeten worden naar onbegeleid contact).
3.3.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang,
- het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling afgewezen;
- de moeder een informatieregeling opgelegd;
- de vader veroordeeld in de kosten van het deskundigenbericht van € 685,-
(DNA-onderzoek).
3.4.
De ouders kunnen zich met (onderdelen van) deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
Kosten deskundigenonderzoek
De standpunten
3.4.1.
De vader voert aan dat de rechtbank hem ten onrechte volledig in de kosten heeft veroordeeld van het DNA-onderzoek door Verilabs. De rechtbank miskent dat de moeder de reden en de oorzaak was dat de vader om een DNA-test heeft moeten verzoeken. De vader heeft de moeder uitgenodigd vrijwillig mee te werken aan een dergelijke test op welke uitnodiging de moeder niet is ingegaan. Pas nadat de vader het verzoek om een DNAonderzoek bij de rechtbank had ingediend, stelde de moeder zich op het standpunt daar geen bezwaar tegen te hebben mits de vader de kosten voor zijn rekening zou nemen. De vader is het daar niet mee eens omdat een dergelijk onderzoek in het belang van [minderjarige] is en beide ouders aangaat.
3.4.2.
De moeder voert aan dat zij nooit heeft getwijfeld aan het vaderschap en dat zij het vaderschap nooit ontkend heeft. Aangezien de vader duidelijkheid wenste en een DNAonderzoek heeft verzocht, is het terecht dat de vader deze kosten draagt.
De motivering van de beslissing
3.4.3.
Het hof is evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof zich na eigen weging en beoordeling eigen maakt, van oordeel dat de kosten van het DNAonderzoek ten laste van de man moeten komen. Gelet op de financiële positie van de vader ziet het hof ook geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen.
3.4.4.
Dit leidt ertoe dat de grief van de vader niet slaagt en dat de bestreden beschikking op dit punt dient te worden bekrachtigd.
Gezamenlijk gezag en vaststelling omgangsregeling
De standpunten
3.5.1.
De vader voert aan dat gezamenlijk gezag het uitgangspunt van de wetgever is. Dit is in het belang van het kind en geldt ook wanneer er geen contact is. Het gezamenlijk gezag is juist een instrument dat de rechter moet kunnen benutten om het recht op family life tussen het kind en de andere ouder te verwezenlijken. De rechtbank miskent dat de vader niet in staat zou zijn beslissingen te nemen die aansluiten bij de behoeften van [minderjarige] . De moeder heeft de verplichting de vader te informeren. Zodra zij dat doet kan de vader op basis daarvan overwogen beslissingen nemen die in het belang van [minderjarige] zijn. Het ontbreken van een goede communicatie hoeft er niet aan in de weg te staan dat de ouders het gezamenlijk gezag over [minderjarige] hebben. Door de vader niet mede het gezag toe te kennen, wordt het recht op family life tussen de vader en [minderjarige] ontzegd.
Ten aanzien van de omgangsregeling voert de vader het volgende aan. Er is een onjuist beeld van de vader geschetst. Hij zou alcohol- en drugsverslaafd zijn en daardoor geen veilige, stabiele en verantwoorde omgang met [minderjarige] kunnen hebben. De vader heeft geprobeerd dit beeld te weerleggen maar de rechtbank komt desondanks tot het oordeel dat iedere vorm van omgang tussen de vader en [minderjarige] dient te worden ontzegd. De vader is binnenvaartschipper en uit hoofde van zijn functie ondergaat de vader regelmatig onaangekondigde drugstesten. Tijdens zijn werk is er nog nooit sprake geweest van een positieve drugstest. Hiermee is bewezen dat hij in staat is om zonder alcohol en drugs te functioneren zodat van een verslaving geen sprake kan zijn. De vader erkent dat hij recreatief alcohol en drugs gebruikt. De moeder heeft dit altijd geweten en heeft er nooit eerder problemen mee gehad. De vader stelt dat de moeder het recreatieve gebruik van alcohol en drugs misbruikt om de vader uit het leven van zijn dochter te weren. De vader is er van overtuigd dat hij in staat is om contact met [minderjarige] te hebben zonder invloed van alcohol en drugs. De urinetesten die de vader voorafgaand aan de omgang met [minderjarige] moet ondergaan, zijn niet het juiste middel om zeker te weten dat de vader op het moment van omgang niet onder invloed is. De aanwezigheid van stoffen die wijzen op drugs- of alcoholgebruik is namelijk niet hetzelfde als onder invloed zijn van alcohol of drugs. Urinetesten geven slechts een antwoord op de vraag of er afbraakstoffen aanwezig zijn als gevolg van alcohol- of drugsgebruik in het verleden. Op 25 februari 2022 heeft de vader omgang gehad met [minderjarige] . Sindsdien eist de moeder dat de vader naast een laboratoriumtest tevens nog een thuistest ondergaat. De vader ziet dit als inbreuk op zijn privacy en in strijd met de afspraken uit de tussenbeschikking.
Het feit dat de vader in staat is contact te hebben met zijn voormalige stiefdochter [voormalig stiefdochter] wijst er op dat hij in staat is contact te hebben met [minderjarige] . Van een alcohol- of drugsverslaving is niet gebleken en bovendien miskent de rechtbank dat regelmatig contact met de beide ouders van essentieel belang is voor kinderen in de eerste vier levensjaren en dat hoe meer tijd vaders met hun kinderen doorbrengen, hoe groter hun betrokkenheid en hoe steviger de hechtingsrelatie en hoe tevredener het kind later is met zijn leven en hoe beter het op meerdere gebieden functioneert. Juist door iedere vorm van contact met de vader te ontzeggen, is er sprake van een situatie die in strijd is met de zwaarwegende belangen van [minderjarige] .
Ter mondelinge behandeling heeft de vader hier aan toegevoegd dat hij bereid is voor [minderjarige] zijn leven om te gooien en dat hij daarmee al gestart is. Het middelengebruik houdt verband met emotionele dingen, het verwerken van zaken uit het verleden en met depressie. Hij is daarvoor naar de ggz gegaan. Hij heeft een ambulant traject bij [organisatie voor mentale gezondheid en welzijn] gevolgd en vorig jaar augustus is hij al bij [behandelcentrum] gestart. De ambulante behandeling van [behandelcentrum] betreft gedragstherapie en is vorige week afgerond, hij heeft nu nog groepstherapie en soms nog een gesprek. Hij is nu een stuk verder en voelt zich minder depressief, de eerste drie maanden waren moeilijk maar het werpt zeker zijn vruchten af.
3.5.2.
De moeder voert aan dat samenwerking tussen de ouders onmogelijk is gelet op het overheersende en onvoorspelbare gedrag van de vader. De moeder heeft gegronde angst dat de vader [minderjarige] zal meenemen naar het buitenland. Hij heeft hierover met verschillende mensen gesproken. Zolang de vader geen zelfinzicht laat zien en zijn probleem bagatelliseert, zal de moeder bij de uitoefening van het gezamenlijk gezag tegen problemen aanlopen die hun weerslag op [minderjarige] hebben. Het verzoek van de vader tot toekenning van het gezamenlijk ouderlijk gezag is door de rechtbank terecht afgewezen.
Ook de afwijzing van iedere vorm van omgang tussen de vader en [minderjarige] is terecht. Het middelengebruik van de vader is de laatste jaren steeds erger geworden. Tijdens het werk van de vader zijn er ook diverse incidenten geweest. De stelling van de vader dat hij dagelijks kan functioneren zonder verdovende middelen, wordt door de moeder weersproken. Daarnaast is het de moeder bekend dat de vader zeer bedreven is in het manipuleren van drugstesten. Dat de tijdens de omgang afgenomen testen niet volledig zijn, is voor de moeder een aanwijzing dat hij de trucjes die hij heeft geleerd toen hij in detentie was, nog steeds toepast.
De omgang die de vader heeft met de voormalige stiefdochter kan niet worden aangevoerd als argument om ook met [minderjarige] omgang te hebben. De vader kan [voormalig stiefdochter] geen veilig thuis geven. Er is geen eten en drinken in huis en de moeder heeft een foto gezien van [voormalig stiefdochter] in de woning van de vader waarop gebruikersspullen te zien zijn.
De reden dat de moeder zelftesten van de vader eist, is omdat de moeder ziet dat de vader verdovende middelen gebruikt, en omdat de vader de testen manipuleert. De raad hanteert een zerotolerance beleid ten aanzien van middelengebruik. De vader geeft zelf toe dat hij (creatief) gebruikt en hij laat steeds wisselend gedrag zien. Dat is niet in het belang van een klein kind dat gebaat is bij duidelijkheid en structuur. De vader kan om die reden geen veilige, stabiele en verantwoorde omgang met [minderjarige] hebben.
Ter mondelinge behandeling heeft de moeder er aan toegevoegd dat zij het moeilijk vindt om vader te vertrouwen en op zijn woord te geloven. Wel vindt zij het belangrijk dat [minderjarige] haar vader leert kennen maar het moet wel veilig kunnen. Als het contact onder begeleiding plaatsvindt is dat voor de moeder acceptabel.
De motivering van de beslissing
3.5.3.
Het hof overweegt het volgende.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof met partijen diverse mogelijkheden verkend om tot contactherstel tussen de vader en [minderjarige] te komen. De vader en de moeder hebben ingestemd met een raadsonderzoek waarbij de raad onderzoek zal doen naar zowel het geschil omtrent de omgang als naar het geschil omtrent het gezag.
3.5.4.
Het hof acht zich op grond van de thans beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen. Het hof overweegt hierbij dat de vader en de moeder tijdens de mondelinge behandeling te kennen hebben gegeven in te stemmen met een raadsonderzoek en mee te willen werken aan een dergelijk onderzoek.
Het hof zal dan ook de raad verzoeken om een onderzoek in te stellen en te rapporteren en adviseren omtrent de volgende vragen:
  • welke omgangsregeling (dan wel regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken) tussen de vader en [minderjarige] komt het meest tegemoet aan de belangen van [minderjarige] ?
  • Op welke wijze dient aan het contact tussen de vader en [minderjarige] vorm gegeven te worden en met welke mogelijkheden en belemmeringen van zowel de ouders als [minderjarige] dient daarbij rekening gehouden te worden?
  • Als het contact hersteld wordt, is er dan hulpverlening noodzakelijk, en zo ja, welke vorm van hulpverlening?
  • in hoeverre komt een wijziging in het gezag tegemoet aan de belangen van [minderjarige] ? (dient het gezamenlijk gezag te worden toegekend aan de beide ouders of dient het gezag in het belang van [minderjarige] bij de moeder te blijven rusten?)
  • komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet in het antwoord op voornoemde onderzoeksvragen zijn genoemd maar die de raad wel van belang acht met betrekking tot de zorgregeling/omgangsregeling en/of het gezag, en zo ja,, welke zijn dat?
3.5.5.
Het hof zal in afwachting van de resultaten van het onderzoek en het advies van de raad de verdere behandeling van de zaak aanhouden. Partijen zullen vervolgens door het hof in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad. Zo nodig bepaalt het hof een nieuwe mondelinge behandeling.
3.5.6.
Op grond van het vorenstaande zal het hof iedere verdere beslissing hieromtrent aanhouden tot PRO FORMA 15 november 2023.
3.5.7.
Het hof acht het, gelet op het feit dat de vader en [minderjarige] al geruime tijd geen omgang hebben gehad en het feit dat alcohol en/of drugsgebruik niet samen gaan met het op een verantwoorde manier omgang hebben met een kind, niet in het belang van [minderjarige] om op dit moment al een voorlopige omgangsregeling vast te stellen. Het is aan de raad om te onderzoeken of er mogelijkheden zijn voor contactherstel, en zo ja, op welke wijze dat herstel vorm kan krijgen. In het belang van [minderjarige] zullen de resultaten van het raadsonderzoek worden afgewacht.
Informatieregeling (incidenteel hoger beroep)
3.6.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder het incidentele hoger beroep (waarbij zij verzoekt de bestreden beschikking voor zover het de informatieregeling betreft te vernietigen) ingetrokken.
3.6.2.
Dit leidt ertoe dat het hof de moeder op dit punt niet-ontvankelijk verklaart.
3.6.3.
Het hof verwacht van de moeder dat zij, in het belang van [minderjarige] , op correcte wijze uitvoering zal geven aan de informatieregeling zoals die in de bestreden beschikking is vastgesteld. Ter verduidelijking licht het hof toe dat dat wil zeggen dat de moeder iedere maand een concrete en ruimhartige beschrijving in meerdere zinnen geeft van de gezondheid, groei en ontwikkeling van [minderjarige] , evenals vermelding indien van toepassing van bijzonderheden zoals bijvoorbeeld het vieren van haar verjaardag, Sinterklaas, feestdagen, uitstapjes en dagbestedingen, bevindingen van consultatiebureau of huisarts, vermelding van verblijf in opvang of crèche, logeerpartijtjes en dergelijke, evenals steeds minimaal 2 goede foto’s van [minderjarige] van de afgelopen maand. Ter zitting hebben de advocaten toegezegd er op toe te zien dat partijen over en weer over de juiste email-adressen beschikken.
Afsluitende conclusie
3.7.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen, voor zover het de veroordeling van de vader in de kosten van het deskundigenbericht betreft; de moeder niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek in incidenteel hoger beroep, en alle overige beslissingen aanhouden.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
verklaart de moeder niet-ontvankelijk in haar incidenteel hoger beroep;
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 22 december 2022 voor zover het betreft de veroordeling van de kosten van het deskundigenbericht van de vader;
verzoekt de raad een onderzoek in te stellen conform hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 3.5.4. is overwogen;
verzoekt de raad tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan tot
PRO FORMA 15 november 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, C.D.M. Lamers en M.J.C. van Leeuwen en is op 27 juli 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.