Uitspraak
,
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep betreffende de omgangsregeling en het gezag over de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2017. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft het hof verzocht om de eerdere beschikking van de rechtbank Limburg te vernietigen en het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag en omgangsregeling af te wijzen. De vader, verweerder in hoger beroep, heeft verzocht om hervatting van het begeleide omgangstraject (BOR) en gezamenlijk gezag.
In de beschikking van 20 mei 2021 had het hof eerder de beslissingen over het gezamenlijk gezag en de omgang aangehouden in afwachting van de ontwikkelingen inzake de begeleide omgangsregeling. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in een rapport van 26 april 2022 geadviseerd dat de vader moet werken aan zijn middelengebruik en agressieregulatie voordat een BOR-traject kan worden hervat. Het hof heeft de vader in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit advies, maar de moeder heeft aangegeven dat de vader onvoldoende stappen heeft gezet in zijn behandeling.
Na de mondelinge behandeling op 14 maart 2023 heeft het hof geconcludeerd dat de vader de noodzaak van hulpverlening onvoldoende beseft en niet de nodige stappen onderneemt. Het hof heeft daarom het verzoek van de vader tot vaststelling van een omgangsregeling en gezamenlijk gezag afgewezen, en de moeder het eenhoofdig gezag over de minderjarige laten uitoefenen. De beeldbelcontacten tussen de vader en de minderjarige kunnen wel voortgezet worden, mits met instemming van de moeder.