In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een erfrechtelijk geschil tussen twee partijen, waarbij de waarde van een woning ten tijde van het overlijden van de erflater centraal staat. De erflater overleed op 17 januari 2015, en de appellanten, die als bewindvoerders optreden, stellen dat de waarde van de woning op dat moment meer dan € 225.000,- bedroeg. De appellanten hebben een taxatie laten uitvoeren door [adviesbureau], die de waarde op € 325.000,- heeft vastgesteld. De geïntimeerde betwist deze waardebepaling en voert aan dat de taxatie niet representatief is, omdat deze slechts een geveltaxatie betreft zonder inpandige inspectie.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen. Het hof oordeelt dat de appellanten voldoende bewijs hebben geleverd voor de hogere waarde van de woning, waarbij rekening is gehouden met vergelijkbare woningen in de omgeving en de specifieke kenmerken van de woning. De geïntimeerde heeft onvoldoende onderbouwd waarom de taxatie niet zou kloppen. Het hof komt tot de conclusie dat de waarde van de woning op de peildatum inderdaad € 325.000,- bedraagt.
Daarnaast heeft het hof de legitimaire massa van de nalatenschap vastgesteld, evenals de legitieme portie van de appellanten. De proceskosten zijn gecompenseerd, gezien de familierechtelijke banden tussen de partijen. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en stelt de legitieme portie van de appellanten vast op € 23.104,75, te vermeerderen met wettelijke rente. De uitspraak is gedaan op 25 juli 2023.