ECLI:NL:GHSHE:2023:2451

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 juli 2023
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
200.269.945_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke geschil over de waarde van de woning en de legitimaire portie

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een erfrechtelijk geschil tussen twee partijen, waarbij de waarde van een woning ten tijde van het overlijden van de erflater centraal staat. De erflater overleed op 17 januari 2015, en de appellanten, die als bewindvoerders optreden, stellen dat de waarde van de woning op dat moment meer dan € 225.000,- bedroeg. De appellanten hebben een taxatie laten uitvoeren door [adviesbureau], die de waarde op € 325.000,- heeft vastgesteld. De geïntimeerde betwist deze waardebepaling en voert aan dat de taxatie niet representatief is, omdat deze slechts een geveltaxatie betreft zonder inpandige inspectie.

Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig afgewogen. Het hof oordeelt dat de appellanten voldoende bewijs hebben geleverd voor de hogere waarde van de woning, waarbij rekening is gehouden met vergelijkbare woningen in de omgeving en de specifieke kenmerken van de woning. De geïntimeerde heeft onvoldoende onderbouwd waarom de taxatie niet zou kloppen. Het hof komt tot de conclusie dat de waarde van de woning op de peildatum inderdaad € 325.000,- bedraagt.

Daarnaast heeft het hof de legitimaire massa van de nalatenschap vastgesteld, evenals de legitieme portie van de appellanten. De proceskosten zijn gecompenseerd, gezien de familierechtelijke banden tussen de partijen. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en stelt de legitieme portie van de appellanten vast op € 23.104,75, te vermeerderen met wettelijke rente. De uitspraak is gedaan op 25 juli 2023.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.269.945/01
arrest van 25 juli 2023
in de zaak van
[bewindvoerder 1] en [bewindvoerder 2] ,in hun hoedanigheid van bewindvoerders over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellanten in principaal hoger beroep,
geïntimeerden in incidenteel hoger beroep,
hierna in mannelijk enkelvoud aan te duiden als [appellant] ,
advocaat: mr. A. Smeekes te Tilburg,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. J.G.A. Nooijen-Middelkoop te Waalwijk,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 19 april 2022 en 27 september 2022 in het hoger beroep van het door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, onder zaaknummer C/02/348124 / HA ZA 18-520 gewezen vonnis van 28 augustus 2019.

8.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 27 september 2022;
  • de memorie na niet gehouden enquête van [appellant] met producties;
  • de antwoordmemorie na niet gehouden enquête van [geïntimeerde] .
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

9.De verdere beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep
Waarde woning
9.1
Bij genoemde tussenarresten is [appellant] in de gelegenheid gesteld feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat de waarde van de woning (in het economisch verkeer) aan de [adres], [postcode] [plaats ] (hierna: de woning) ten tijde van het overlijden van erflater op 17 januari 2015 (hierna: de peildatum) meer dan € 225.000,- bedroeg.
9.2
[appellant] heeft hiertoe bij H16-formulier van 24 oktober 2022 het hof verzocht om de zaak eerst naar de rol te verwijzen om een waardebepaling te kunnen overleggen en alvast verhinderdata opgegeven ten behoeve van een getuigenverhoor (3 getuigen). Op de rol van 6 december 2022 is bepaald dat het getuigenverhoor op 9 maart 2023 zou worden gehouden. [appellant] heeft in een H16-formulier van 1 maart 2023 geschreven dat hij afziet van een enquête en verzocht om de zaak naar de rol te verwijzen voor het nemen van een memorie na niet gehouden enquête. [appellant] is hiertoe in de gelegenheid gesteld en heeft een memorie na niet gehouden enquête genomen. Bij deze memorie heeft hij een notitie van 1 maart 2023 betreffende de marktwaarde van de woning van [adviesbureau], overgelegd waarin de marktwaarde van de woning per peildatum 17 januari 2015 is geraamd op € 325.000,- (productie A). [appellant] stelt dat hij hiermee voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de woning een aanmerkelijke hogere waarde had dan € 225.000,- en hij verzoekt de waarde op de peildatum op € 325.000,- vast te stellen.
9.3
[geïntimeerde] voert tegen de waardebepaling aan dat deze ruim acht jaar na het overlijden van erflater is uitgevoerd en dat dit een geveltaxatie betreft, die niet te vergelijken is met een echte taxatie. Er heeft geen inpandige inspectie plaatsgevonden waardoor de taxateur niet het onderhoud en bouwkundige staat van de woning heeft kunnen zien. Uit de geveltaxatie blijkt bijvoorbeeld niet dat de bouwkundige staat ten tijde van het overlijden van erflater al matig was. Verder is de woning vergeleken met andere “vergelijkbare” objecten terwijl dit geen vergelijkbare objecten zijn.
9.4
Het hof overweegt als volgt. [appellant] is in de gelegenheid gesteld om feiten en omstandigheden te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat de waarde van de woning (in het economisch verkeer) ten tijde van het overlijden van erflater op 17 januari 2015 meer dan € 225.000,- bedroeg. Hiervoor heeft hij [adviesbureau] opdracht gegeven om een ‘geveltaxatie’ te maken waarvan een notitie is opgesteld. Uit deze notitie blijkt dat door [adviesbureau] de waarde van de woning op voornoemde peildatum is gewaardeerd op een bedrag van € 325.000,-.
Het hof is van oordeel dat [appellant] hiermee is geslaagd in zijn bewijsopdracht. Het hof heeft bij de beoordeling betrokken dat [adviesbureau] rekening heeft gehouden met de leeftijd, inhoud, gemengde bestemmingen en ligging van de woning en de perceeloppervlaktes. De woning is vergeleken met vrijstaande woningen in het postcodegebied 5165 die voorafgaand aan de peildatum zijn verkocht. De transactieprijzen van die woningen zijn om tot een goede vergelijking te komen, met gebruikmaking van het NVM-systeem ‘Wonen Prijsontwikkeling’, geïndexeerd naar een prijspeil in het postcodegebied [postcode] van januari 2015. De door [adviesbureau] vastgestelde waarde van € 325.000,- ligt weliswaar boven de WOZ-waarde per 1 januari 2015, te weten € 305.000,-, maar in deze WOZ-waarde zijn volgens [adviesbureau] de agrarisch bestemde gronden niet meegenomen. Rekening houdend met de meerwaarde van die gronden ligt de waarde van € 325.000,- in lijn met de WOZ-waarde, aldus [adviesbureau]. [geïntimeerde] heeft dit niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken.
De omstandigheid dat [adviesbureau] de woning alleen van de buitenkant heeft bekeken, niet heeft kunnen vaststellen wat de bouwkundige staat van de woning destijds was en uit de notitie van [adviesbureau] niet blijkt dat die staat destijds al matig was, leidt niet tot een ander oordeel. [geïntimeerde] heeft niet toegelicht in hoeverre dit tot een andere, lagere waarde zou leiden. Daarbij komt het volgende. [geïntimeerde] is voor de aangifte erfbelasting zelf uitgegaan van de WOZ-waarde van de woning van € 356.000,- die de gemeente in het jaar voor het overlijden van erflater volgens haar had vastgesteld, naar haar zeggen om ‘geen gedoe’ te krijgen. Deze waarde ligt boven de door [adviesbureau] genoemde waarde van € 325.000,-. [geïntimeerde] heeft weliswaar een ‘taxatie i.v.m. successie’ laten uitvoeren door [XX] Makelaardij B.V., waarin de marktwaarde van de woning per 2 april 2015 is vastgesteld op € 225.000,-, maar dit taxatierapport is volgens haar geen aanleiding geweest om bezwaar te maken tegen de hogere WOZ-waarde. [geïntimeerde] had aanvankelijk slechts één pagina van het taxatierapport van [XX] in het geding gebracht en daaruit bleek niet waarop de waardering van € 225.000,- was gebaseerd. Het hof heeft [geïntimeerde] in de gelegenheid gesteld om het volledige taxatierapport in het geding te brengen, hetgeen zij ook heeft gedaan, maar ook daarin ontbreekt iedere onderbouwing en staat bovendien dat geen sprake is geweest van een objectvergelijking zoals [adviesbureau] wel heeft uitgevoerd (productie 10 bij akte van [geïntimeerde] van 17 mei 2022).
Gelet op al het voorgaande zal het hof van € 325.000,- als waarde van de woning uitgaan.
Terugkomen op bindende eindbeslissing?
9.5
[appellant] verzoekt het hof verder nog om de in het licht van de volgens hem onbetrouwbare en onjuiste informatieverstrekking door [geïntimeerde] en onjuiste waardering het oordeel ten aanzien van de werken van erflater opnieuw vast te stellen.
Het hof begrijpt deze stelling aldus dat [appellant] wederom een beroep doet op de uitzondering om terug te komen op de bindende eindbeslissing over de waardering van de werken. Dit verzoek heeft [appellant] ook al in de antwoordakte van 5 juli 2022 gedaan, op welk verzoek het hof in het tussenarrest van 27 september 2023 (onder 6.9) heeft beslist. Het hof zag geen aanleiding om deze beslissing te herzien en verwijst voor de motivering daarvan kortheidshalve naar de desbetreffende overweging in het tussenarrest. In het herhaald verzoek voert [appellant] wederom in hoofdlijn hetzelfde aan als hij eerder in deze procedure heeft aangevoerd en hij heeft niet (nader) gemotiveerd waarom het hof op de bindende eindbeslissingen moet terugkomen. Het hof ziet dan ook geen aanleiding om deze beslissingen te herzien.
Vaststelling legitimaire massa en legitieme portie
9.6.1
Nu het hof over alle geschilpunten een beslissing heeft gegeven, zal het hof de legitimaire massa van de nalatenschap van erflater en de daarbij behorende legitieme portie van [appellant] vaststellen. Het hof gaat hierbij uit van het navolgende.
Activa huwelijksgoederengemeenschap
Zie arrest
Bedrag
Woonhuis [plaats ]
dit arrest, r.o. 9.4
€ 325.000,00
Personenauto Opel Astra [kenteken]
niet in geschil
€ 5.000,00
Inboedel woning
19-4-2022, r.o. 3.25
€ 5.000,00
Kunstvoorwerpen (taxatie [---])
19-4-2022, r.o. 3.9.3
€ 36.720,00
Nagekomen baten
19-4-2022, r.o. 3.27
€ 2.080,41
Banksaldi
19-4-2022, r.o. 3.27
€ 3.764,07
Saldo activa
€ 377.564,48
Schulden huwelijksgoederengemeenschap
Zie arrest
Bedrag
Hypothecaire lening ING ([nummer])
niet in geschil
€ 63.529,00
Hypothecaire lening SVB (akte 23-10-2018)
27-9-2022, r.o. 6.7
€ 30.398,75
Vordering Hofgroep
19-4-2022, r.o. 3.23
€ 3.471,25
Dierenkliniek De Langstraat
niet in geschil
€ 982,50
Saldo schulden
€ 98.381,50
9.6.2
Op grond van het voorgaande bedraagt het saldo van de huwelijksgoederengemeenschap € 279.182,98 (€ 377.564,48 minus € 98.381,50). De helft van dit saldo betreft de nalatenschap van erflater, te weten € 139.591,49.
9.6.3
De kosten van de uitvaart (€ 691,00) en de terug te betalen zorgtoeslag 2014 (€ 272,00) zijn niet in geschil en dienen voor de berekening van de legitimaire massa van het saldo van de nalatenschap te worden afgetrokken. De legitimaire massa bedraagt dan € 138.628,49 (€ 139.591,49 minus € 691,00 minus € 272,00).
De legitieme portie van [appellant] bestaat uit 1/6e deel van € 138.628,49 ofwel een bedrag van € 23.104,75.
9.6.4
Het hof zal dan ook de legitimaire massa en de legitieme portie dienovereenkomstig vaststellen. Grief 3 van [appellant] slaagt in zoverre.
9.7
Tussen partijen is in hoger beroep niet in geschil dat op grond van het testament van erflater dit bedrag opeisbaar is na het overlijden van [geïntimeerde] . [geïntimeerde] heeft ook geen grief gericht tegen de toegewezen wettelijke rente. Het hof zal dan ook de veroordeling op dit onderdeel bekrachtigen.
Proceskostenveroordeling
9.8
Het hof heeft de beslissing op de grieven over de proceskostenveroordeling van de rechtbank in r.o. 3.28 en 3.29 van het tussenarrest van 19 april 2022 aangehouden.
De rechtbank heeft in eerste aanleg [geïntimeerde] veroordeeld in de proceskosten. Hiertegen is de grief van [geïntimeerde] in het incidenteel hoger beroep gericht. Zij betoogt dat vanwege familierechtelijke banden de proceskosten gecompenseerd hadden moeten worden.
[appellant] stelt in grief 4 van het principaal hoger beroep dat [geïntimeerde] in de proceskosten van beide instanties moet worden veroordeeld.
9.9
Het hof overweegt hierover het volgende. [appellant] en [geïntimeerde] stonden voor het overlijden van erflater in familierechtelijke betrekking tot elkaar. Het geschil is een uitvloeisel van die familierechtelijke betrekkingen. Op grond van artikel 237 lid 1 Rv kunnen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd. Het hof ziet in wat door [appellant] is aangevoerd geen aanleiding om hiervan af te wijken.
De grief van [geïntimeerde] in incidenteel hoger beroep slaagt en de grief 4 van [appellant] wordt verworpen.
9.1
De slotsom is dat het bestreden vonnis moet worden vernietigd. Het hof zal opnieuw beslissen op de vorderingen van [appellant] , zoals hieronder wordt vermeld.
Proceskosten
9.11
In de omstandigheden die onder 9.9 zijn vermeld, ziet het hof aanleiding om ook de proceskosten van het hoger beroep tussen partijen te compenseren.

10.De uitspraak

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep
vernietigt het vonnis waarvan beroep;
en opnieuw rechtdoende:
stelt de legitimaire massa van de nalatenschap van erflater vast op een bedrag van € 138.628,49;
stelt de legitieme portie van [appellant] in de nalatenschap van erflater vast op een bedrag van € 23.104,75;
veroordeelt de (erfgenamen van) [geïntimeerde] de legitieme portie ad € 23.104,75 aan [appellant] te betalen zodra deze opeisbaar is, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van opeisbaar tot de dag van de algehele voldoening;
compenseert de proceskosten in beide instanties in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt;
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.E. Smorenburg, H.A.W. Vermeulen en T.J. Mellema-Kranenburg en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 25 juli 2023.
griffier rolraadsheer