ECLI:NL:GHSHE:2023:2425

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 april 2023
Publicatiedatum
24 juli 2023
Zaaknummer
20-002199-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling met bijzondere voorwaarden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, waarbij de verdachte op 14 oktober 2020 werd veroordeeld voor mishandeling. De politierechter legde een voorwaardelijke geldboete op van € 300,00, subsidiair 6 dagen hechtenis, met een proeftijd van 1 jaar en de bijzondere voorwaarde dat de verdachte een bedrag van € 300,00 moest overmaken naar Stichting Tegen Zinloos Geweld. De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het vonnis en een nieuwe veroordeling. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar het hof oordeelde dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde de verdachte strafbaar voor mishandeling, met als gevolg een voorwaardelijke geldboete van € 300,00 en een proeftijd van 1 jaar. Het hof overwoog dat de redelijke termijn in hoger beroep was overschreden, maar dat dit geen strafvermindering rechtvaardigde. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002199-20
Uitspraak : 17 april 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, van 14 oktober 2020, in de strafzaak met parketnummer 03-106527-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1953,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De politierechter heeft de verdachte bij vonnis waarvan beroep ter zake van ‘mishandeling’ veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 300,00, subsidiair 6 dagen hechtenis, met een proeftijd van 1 jaar. Aan deze voorwaardelijke straf heeft de politierechter – naast de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit – de bijzondere voorwaarde verbonden dat de verdachte een bedrag van € 300,00 overmaakt naar Stichting Tegen Zinloos Geweld.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte ter zake daarvan zal veroordelen tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 300,00 met een proeftijd van 1 jaar, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde dat de verdachte een bedrag van € 300,00 zal overmaken naar de Stichting Tegen Zinloos Geweld.
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 3 mei 2019 te Eygelshoven, gemeente Kerkrade, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] te slaan.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 mei 2019 te Eygelshoven, gemeente Kerkrade, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] te slaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen [1]
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging, overeenkomstig de overgelegde pleitaantekeningen, bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van hetgeen aan hem is tenlastegelegd. Daartoe is, samengevat, aangevoerd dat uit de verklaring van getuige [getuige 1] slechts kan worden afgeleid dat de verdachte een slaande beweging heeft gemaakt, maar niet dat hij aangeefster daadwerkelijk heeft geraakt. Voorts mag de verklaring van getuige [getuige 2] niet tot het bewijs worden gebezigd, nu de verdediging hem niet heeft kunnen ondervragen en zijn verklaring, gelet op zijn gezondheidsconditie, mogelijk onbetrouwbaar is. Daar komt bij dat het letsel dat door de huisarts is geconstateerd niet door de verbalisanten is gezien. Ten slotte is nog aangevoerd dat de verdachte van meet af aan stellig heeft ontkend dat hij aangeefster heeft geslagen en dat de verklaring van de verdachte bij het dossier past.
Het hof overweegt als volgt.
Nadat tussen partijen een geschil was ontstaan over een verkeerssituatie is de verdachte uit zijn auto gestapt en naar aangeefster, die als bestuurster in haar auto zat, gelopen. [2] Aangeefster heeft verklaard dat de verdachte door het openstaande raam met zijn linkerhand haar hemdje heeft vastgepakt en haar vervolgens een klap op haar gezicht heeft gegeven. Hij zwaaide daarbij met zijn rechtervuist tegen haar linkerwang en oogkas. Haar zonnebril vloog van het hoofd. Ze voelde pijn en had kloppingen aan het hoofd. [3]
Het hof ziet geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster te twijfelen nu deze verklaring bevestiging vindt in het navolgende:
- een getuige, te weten de getuige [getuige 1] , heeft zowel bij de politie [4] als bij de raadsheer-commissaris [5] verklaard dat de verdachte een slaande beweging heeft gemaakt in de richting van de inzittende van de auto, een vrouw. Voorts heeft hij verklaard dat hij meteen na die beweging hoorde dat die vrouw “au” riep, dat ze hysterisch was en moest huilen; [6]
- de verdachte heeft verklaard dat hij met zijn arm in de auto is geweest [7] , en
- uit een medische verklaring volgt dat het slachtoffer een hematoom aan het linker jukbeen had en een contusie aan de bovenrand van het orbita en linker jukbeen met een lichte hersenschudding, hetgeen past bij het jegens haar uitgeoefende geweld. [8] Dat aangeefster zich eerst na 4 dagen tot een arts heeft gewend is voor het hof - anders dan bepleit – geen reden om aan te nemen dat voornoemd letsel het gevolg moet zijn geweest van een ander voorval.
Het hof verwerpt gelet op het vorenstaande het verweer van de verdediging en acht, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Het voorwaardelijk verzoek van de raadsman tot het horen van getuigen behoeft geen bespreking, nu het hof de verklaringen van die getuigen niet tot het bewijs bezigt.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

mishandeling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De raadsman heeft ter terechtzitting (subsidiair) een straftoemetingsverweer gevoerd. Daartoe is – kort gezegd – aangevoerd dat het om een oud feit gaat, de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden, de verdachte inmiddels 70 jaar oud is en dat hij een blanco strafblad heeft. Deze zaak is voor de verdachte enorm zwaar geweest en hij is door deze zaak al genoeg gestraft, aldus de raadsman.
Het hof begrijpt het standpunt van de raadsman aldus dat hij, in geval van bewezenverklaring, heeft verzocht om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling. Ten gevolge van het door de verdachte uitgeoefende geweld heeft het slachtoffer onder meer een lichte hersenschudding en een blauwe plek opgelopen. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld als bewezenverklaard.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 17 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. Tevens heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Alles afwegende acht het hof een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 300,00, met een proeftijd van 1 jaar, passend en geboden. Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Met oplegging van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof acht geen termen aanwezig om te komen tot de toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Met betrekking tot het procesverloop overweegt het hof het navolgende.
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
In de onderhavige zaak is de redelijke termijn op 3 mei 2019 aangevangen met het verhoor van de verdachte bij de politie. De politierechter heeft op 14 oktober 2020 vonnis gewezen. Het hof stelt vast dat de redelijke termijn bij de behandeling in eerste aanleg niet is overschreden.
Namens de verdachte is op 14 oktober 2020 hoger beroep ingesteld. Het hof wijst dit arrest op 17 april 2023. In hoger beroep is derhalve wel sprake van een termijnoverschrijding, nu de behandeling in hoger beroep niet is afgerond met een eindarrest binnen twee jaar na het instellen van hoger beroep. Deze overschrijding van de redelijke termijn bedraagt ongeveer zes maanden.
Nu aan de verdachte een geheel voorwaardelijke straf zal worden opgelegd, wordt er geen strafvermindering toegepast. Het hof volstaat met de enkele constatering dat de redelijke termijn in hoger beroep is geschonden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 300,00 (driehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis;
bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door:
mr. A.C. Bosch, voorzitter,
mr. A.J.M. van Gink en mr. dr. M.M. Koevoets, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.F.G. Truijen, griffier,
en op 17 april 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. dr. M.M. Koevoets is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Limburg, district Parkstad-Limburg, basisteam Kerkrade, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , hoofdagent van politie, registratienummer PPL2421-2019068065, gesloten d.d. 7 mei 2019, inhoudende een verzameling in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 21.
2.De verklaring van de verdachte [verdachte] , afgelegde ter terechtzitting van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, d.d. 29 september 2020, voor zover inhoudende: ‘Ik stapte vervolgens uit, ging naar haar toe en wees dat ze de auto langs de kant moest zetten. (…) Ik ben toen terug naar aangeefster gelopen’.
3.Het proces-verbaal aangifte door [slachtoffer] d.d. 3 mei 2019, dossierpagina’s 3-4.
4.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 3 mei 2019, dossierpagina 15.
5.Het proces-verbaal van getuigenverhoor van de getuige [getuige 1] d.d. 30 januari 2023 door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, pagina 1-2.
6.Het proces-verbaal van getuigenverhoor van de getuige [getuige 1] d.d. 30 januari 2023 door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, pagina 2-3.
7.De verklaring van de verdachte [verdachte] afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 3 april 2023, voor zover inhoudende: ‘Ik zat met mijn armen in het raamportier’.
8.Het schriftelijke bescheid, te weten de medische verklaring d.d. 7 mei 2019, registratienummer PL2300-2019068065-1, voor zover inhoudende als verklaring van [arts] , arts.