ECLI:NL:GHSHE:2023:2412

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
200.308.546_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging hoofdverblijfplaats van minderjarige in het kader van omgangsregeling tussen ouders

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 juli 2023, gaat het om de wijziging van de hoofdverblijfplaats van een minderjarige, geboren in 2009, in het kader van een omgangsregeling tussen de ouders. De vader en de moeder zijn betrokken in een conflictueuze situatie, waarbij de minderjarige klem zit tussen de loyaliteit naar beide ouders. De bijzondere curator heeft in haar verslag aangegeven dat de minderjarige psychologisch onder druk staat door de aanhoudende conflicten tussen de ouders. Het hof heeft de ouders aangespoord om een traject van solo parallel ouderschap te volgen, waarbij de ouders hun eigen verantwoordelijkheden moeten nemen en de minderjarige uit het conflict moet worden gehaald. De bijzondere curator heeft geadviseerd dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de moeder dient te zijn, wat het hof heeft overgenomen. De ouders zijn verplicht om samen te werken aan de begeleiding van de minderjarige en het contactherstel met de vader. Het hof heeft de verdere behandeling van de zaak aangehouden tot 1 oktober 2023, in afwachting van de voortgang van de trajecten die de ouders en de minderjarige dienen te volgen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 20 juli 2023
Zaaknummer: 200.308.546/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/372908 / FA RK 21-3292
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. D.P.F. Arens,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: voorheen mr. G.L. Brokking-van Alphen, thans zonder advocaat.
Deze zaak gaat over de minderjarige
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
locatie: [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbende in deze zaak wordt aangemerkt:
mr. drs. [de bijzondere curator] ,
hierna te noemen: de bijzondere curator.
Als informant in deze zaak wordt aangemerkt:
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] , locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).

9.De beschikking d.d. 26 januari 2023

Bij die beschikking heeft het hof, uitvoerbaar bij voorraad, tot bijzondere curator over [minderjarige] benoemd: mr. drs. [de bijzondere curator] , werkzaam bij [kantoor] te [kantoorplaats] , om in deze procedure de belangen van [minderjarige] te behartigen met de taakomschrijving zoals in die beschikking onder rechtsoverweging 7.6.6. en 7.6.7. beschreven. Het hof heeft de bijzondere curator opgedragen verslag uit te brengen voor 1 mei 2023, althans voor deze datum het hof schriftelijk te berichten over de voortgang van haar werkzaamheden en bepaald dat partijen en belanghebbenden daar binnen twee weken op kunnen reageren. Tot slot heeft het hof iedere verdere beslissing in afwachting van het verslag van de bijzondere curator iedere verdere beslissing aangehouden tot pro forma 15 mei 2023.

10.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

10.1.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- het verslag van de bijzondere curator van 8 mei 2023;
- de brief van de raad d.d. 19 mei 2023;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de vader d.d. 30 mei 2023;
- het emailbericht van de moeder van 9 mei 2023 ingekomen op 6 juni 2023;
- het V8-formulier van de advocaat van de vader van 7 juli 2023.
10.2.
Het hof heeft partijen schriftelijk geïnformeerd over een rechterswisseling. Gelet op de reacties begrijpt het hof dat partijen daarmee instemmen en zij in deze fase van de procedure geen nadere mondelinge behandeling wensen. Het hof zal de vervolgstap op de stukken afdoen.

11.De verdere beoordeling

11.1.
De bijzondere curator heeft in het verslag de vragen van het hof, zoals verwoord in de voornoemde beschikking van 26 januari 2023 onder rechtsoverweging 7.6.6. beantwoord. Samengevat volgt hieruit het volgende.
Ogenschijnlijk gaat het goed met [minderjarige] . Hoewel zij zich op haar buitenwereld richt, vindt er een psychologische splitsing plaats. Door de aanhoudende conflicten tussen de ouders lijkt [minderjarige] behoorlijk uit evenwicht te zijn gebracht. [minderjarige] staat midden in de strijd van haar ouders. Zij komt in conflict met gevoelens van loyaliteit en het levert veel stress op bij haar om te moeten omgaan met twee “waarheden” van de twee mensen van wie zij het meeste houdt. [minderjarige] zit klem tussen de ouders (triangulatie). Zij is gevangen geraakt in een toxische driehoeksrelatie.
Om te kunnen overleven zet zij een overlevingsmechanisme in; zij kiest voor één ouder ten koste van (haar relatie met) de andere ouder. Door te kiezen hoeft [minderjarige] in elk geval niet in het reine te komen met twee versies van de waarheid. Hierdoor reduceert ze onbewust haar stress. Helaas wijst [minderjarige] daarmee ook haar innerlijke belevingswereld af. Dat is niet goed voor haar eigen ontwikkeling en autonomie. Voor wat [minderjarige] nodig heeft is nu geen ruimte.
[minderjarige] zegt met zekere overtuiging dat zij bij de moeder wil wonen. De authentieke wens voor ieder kind is dat de strijd tussen de ouders ophoudt. De sleutel ligt bij de ouders. De bijzondere curator denkt dat als de beslissing over de hoofdverblijfplaats is genomen, [minderjarige] toestaat aan haarzelf om over het contact met de vader na te denken. Als de ouders een traject van solo parallel ouderschap gaan volgen kunnen zij samen met de therapeuten en met [minderjarige] hun ouderschap gaan invullen ten aanzien van zorg- en opvoedingstaken. De ouders zijn het erover eens dat er contact moet komen tussen de vader en [minderjarige] .
In deze zaak is er volgens de bijzondere curator te weinig gekeken naar de patronen van het conflict. Uitgezocht moet worden hoe deze ouders de weg van het welzijn kunnen vinden in het belang van [minderjarige] . Hiervoor dienen de ouders een reorganisatie van hun ouderschap te bewerkstelligen. Dit houdt onder meer in dat de ouders niet meer met elkaar bezig moeten zijn. De ouders hebben een persoonlijke verantwoordelijkheid voor hun eigen gedrag, houding, communicatie en beslissingen en moeten de gevolgen daarvan dragen. Het contact tussen de ouders zou vooral moeten gaan over wat [minderjarige] nodig heeft, over wat zij nodig heeft van een ouder. Om weer verbinding te kunnen ervaren met beide ouders moet [minderjarige] uit het conflict worden getild. Dat is een basisvoorwaarde voor contactherstel.
De bijzondere curator adviseert dat de ouders en [minderjarige] het traject van solo parallel ouderschap dienen te volgen. In het verslag wordt beschreven wat dit inhoudt.
Verder heeft de bijzondere curator geadviseerd om de persoonlijke belemmeringen die bij beide ouders spelen (het precies zijn, controledwang) daarbij te betrekken. Dit zal elke ouder persoonlijk moeten gaan oppakken met een geregistreerde gedragstherapeut. De bijzondere curator heeft met de ouders gesproken over een vorm van controledwang (angststoornis), welk gedrag beide ouders ook herkennen bij [minderjarige] . [minderjarige] moet hierin geholpen worden door een geregistreerde kindergedragstherapeut.
11.2.
De vader kan, ondanks zijn kritiek op bepaalde onderdelen van het advies, gedeeltelijk met het advies van de bijzondere curator instemmen. Ten aanzien van het hoofdverblijf verzoekt hij het hof om de beslissing aan te houden. Voor wat betreft de omgang stemt hij in met het advies en zal hij zich committeren aan het traject solo parallel ouderschap zoals door de bijzondere curator is voorgesteld en is hij ermee akkoord dat hij een eigen therapeut krijgt. De vader verzoekt het hof een voorlopige omgangsregeling van enkele contactmomenten per week tussen hem en [minderjarige] vast te stellen en de zaak aan te houden voor een definitieve regeling in afwachting van de resultaten van partijen in het te volgen traject. De vader hoopt dat de ouders het voor elkaar krijgen om het tij te keren en zo de schade in de ontwikkeling van [minderjarige] zo veel mogelijk te beperken.
11.3.
De moeder heeft in haar emailbericht het hof bericht dat [minderjarige] op dit moment een vertrouwenspersoon heeft gevonden bij [instantie] waar ze in ontwikkeling is om een eventueel contactherstel met vader op te bouwen in de toekomst.
11.4.
De raad heeft in de brief van 19 mei 2023 verklaard het eens te zijn met de bijzondere curator dat er een beslissing genomen gaat worden over het hoofdverblijf van [minderjarige] . Ook kan de raad zich vinden in het hulpverleningsadvies ten aanzien van het omgangshuis en de inzet van solo parallel ouderschap. Wat betreft de zorgregeling blijft de raad bij zijn eerdere advies dat er stap voor stap toegewerkt moet worden naar de geadviseerde regeling, onder regie van de GI, uiteraard rekening houdend met het tempo van [minderjarige] .
11.5.
Het hof overweegt het volgende.
11.6.
Het hof maakt zich grote zorgen om het welzijn van [minderjarige] . Deze zorgen worden bevestigd door het verslag van de bijzondere curator. De raad staat achter het advies van de bijzondere curator. Het hof is van oordeel dat de sleutel bij de vader en de moeder ligt. Het is dan ook hun verantwoordelijkheid om zo spoedig mogelijk aan de slag te gaan met het traject dat de bijzondere curator heeft beschreven.
Hoofdverblijf
11.7.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. Daartoe behoort ook, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub b BW, het geschil bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
11.7.1.
Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 18 oktober 2022 is [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI. Deze ondertoezichtstelling is verleend tot 28 oktober 2023. [minderjarige] is per diezelfde datum uit huis geplaatst bij de moeder. Bij beschikking van diezelfde rechtbank van 28 oktober 2022 is deze ondertoezichtstelling bekrachtigd en is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de moeder verleend tot 28 februari 2023. Laatstelijk is de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verlengd tot en met 27 oktober 2023.
11.8.
Het hof is op grond van de stukken in hoger beroep, waaronder het raadsrapport van 12 oktober 2022, van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is om een wijziging aan te brengen in haar hoofdverblijfplaats. Met de raad is het hof van oordeel dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de moeder het meest tegemoet komt aan de belangen van [minderjarige] en het in haar belang is om haar daar nu duidelijkheid over te geven.
Ook de bijzondere curator heeft benoemd dat [minderjarige] met zekere overtuiging heeft gezegd dat zij bij de moeder wil wonen. De bijzondere curator wijst erop dat de sleutel bij de ouders ligt en zij denkt dat als de beslissing over het hoofdverblijf is genomen [minderjarige] zichzelf toestaat om over het contact met de vader na te denken.
Het hof zal derhalve het verzoek van de moeder in haar incidenteel verzoek in hoger beroep toewijzen en het hoofdverblijf van [minderjarige] bij haar bepalen.
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
11.9.
Ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken beslist het hof als volgt.
Het hof verwijst de ouders naar het door de bijzondere curator beschreven traject waarbij er enerzijds via het omgangshuis ( [instantie] ) en de vertrouwenspersoon voor [minderjarige] contactherstel dient plaats te vinden tussen de vader en [minderjarige] en anderzijds de ouders begeleid dienen te worden in het traject gericht op het solo parallel ouderschap. Het hof verzoekt de GI om op een zo kort mogelijk termijn hiermee te starten en de komende maanden daarmee voortvarend aan de slag te gaan en de ouders en [minderjarige] daarin te begeleiden.
11.10.
Het hof verwacht van de vader en de moeder hun volledige inzet en medewerking zodat in het belang van [minderjarige] snel gestart kan worden met een eenduidige en gecoördineerde aanpak van de problematiek zoals de bijzondere curator in haar advies heeft beschreven, waarbij ook de persoonlijke belemmeringen van iedere ouder worden betrokken. Ook de aanbeveling van de bijzondere curator dat [minderjarige] geholpen moet worden door een geregistreerde gedragstherapeut dient daarbij aan de orde te komen. Het hof begrijpt uit de overgelegde stukken dat [minderjarige] reeds in contact is met vertrouwenspersoon bij [instantie] (jeugdzorg) en dat deze instantie zich in zal kunnen zetten om via het omgangshuis contacten tussen [minderjarige] en de vader weer in gang te kunnen zetten. Omdat het hof het van belang acht dat dit zorgvuldig gebeurt en op geleide van wat [minderjarige] aankan, zal het hof het verzoek van de vader om reeds thans een voorlopige (tijdelijke) omgangsregeling vast te stellen afwijzen.
11.11.
Het hof verzoekt de GI het hof te informeren over het verloop van deze trajecten, zoals hieronder nader is bepaald.
11.12.
In afwachting van de door de ouders en [minderjarige] te volgen trajecten houdt het hof de verdere behandeling van de onderhavige zaak aan tot 1 oktober 2023.

12.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 31 december 2021 voor zover betreft het hoofdverblijf van de minderjarige [minderjarige] ;
en opnieuw rechtdoende:
wijzigt het door partijen ondertekende ouderschapsplan van 8 november 2019 waarin is bepaald dat de minderjarige [minderjarige] haar hoofdverblijf bij de vader heeft en bepaalt dat [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] haar hoofdverblijf voortaan bij de moeder zal hebben;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
verwijst de ouders naar het door de bijzondere curator beschreven traject zoals hiervoor is beschreven onder rechtsoverwegingen 11.9 en 11.10;
verzoekt de GI om het hof, onder gelijktijdige toezending naar de ouders en de raad, schriftelijk te informeren over de stand van zaken inzake het voornoemde traject en de voortgang van het contactherstel tussen [minderjarige] en de vader. Het hof verwacht de informatie van de GI uiterlijk op 28 september 2023;
benoemt mr. J.C.E. Ackermans-Wijn tot raadsheer-commissaris, tot wie partijen zich, door tussenkomst van de griffier van het team familie- en jeugdrecht van het hof, dienen te wenden met eventuele (procedurele) vragen en verzoeken indien de te volgen trajecten daartoe aanleiding geven;
houdt iedere verdere beslissing aan tot
1 oktober 2023 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans-Wijn, A.M. Bossink, E.M.C. Dumoulin en is in het openbaar uitgesproken op 20 juli 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.