ECLI:NL:GHSHE:2023:2398

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
20 juli 2023
Zaaknummer
200.325.478_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing met minderjarige naar geheim adres in België

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de vrouw om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met haar minderjarige dochter naar een geheim adres in België. De man, de vader van de minderjarige, heeft bezwaar gemaakt tegen deze verhuizing. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw onvoldoende essentiële informatie heeft verstrekt om een belangenafweging te maken. De vrouw heeft weliswaar gesteld dat het belang van de minderjarige voorop staat, maar het hof kan dit niet beoordelen zonder de benodigde informatie over de nieuwe woon- en schoolsituatie in België. De man heeft betoogd dat de verhuizing niet in het belang van de minderjarige is, omdat dit het contact tussen hem en de minderjarige zou bemoeilijken. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank Oost-Brabant vernietigd en het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming voor verhuizing afgewezen. Tevens is bepaald dat de vrouw met de minderjarige uiterlijk op 28 augustus 2023 moet terugverhuizen naar Nederland, binnen een straal van 25 kilometer van de woonplaats van de man. Het hof heeft ook aangegeven dat het belangrijk is dat partijen zich tot hulpverlening wenden om de situatie van de minderjarige te verbeteren.

Uitspraak

GERECHTSHOF ' s-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 20 juli 2023
Zaaknummer: 200.325.478/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/387355 / FA RK 22-5009
in de zaak in hoger beroep van:
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. B.A. van Mens,
tegen
[de vrouw],
wonende op een geheim adres te België,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. C.J. Driessen.
Deze zaak gaat over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 18 januari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 12 april 2023,
- het verweerschrift, ingekomen ter griffie op 23 mei 2023.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 juni 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de man, bijgestaan door mr. Van Mens en een tolk in de Turkse taal T. Koc;
- de vrouw, bijstaan door mr. Driessen en een tolk in de Turkse taal G. Dogruyol;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.3.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hiervan gebruik gemaakt en is voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en de raad gehoord. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
2.4.
Na de mondelinge behandeling is ingekomen:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 14 december 2022.
Het hof heeft van de inhoud van dit stuk kennisgenomen.

3.De feiten

3.1.
Partijen zijn op 18 juni 2008 te Oosterhout met elkaar gehuwd. Bij beschikking van 30 augustus 2013 heeft de rechtbank Oost-Brabant de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 12 december 2013 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
De vrouw heeft de Turkse nationaliteit. De man heeft de Turkse en Nederlandse nationaliteit.
3.2.
Uit het huwelijk van partijen is geboren:
- [minderjarige] , op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] .
Partijen oefenen gezamenlijk het gezag over [minderjarige] uit.
3.3.
Bij voornoemde echtscheidingsbeschikking van 30 augustus 2013 is, voor zover hier van belang:
- bepaald dat [minderjarige] haar hoofdverblijf heeft bij de vrouw;
- inzake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna ook: de zorgregeling) bepaald dat [minderjarige] bij de man verblijft gedurende een keer per twee weken van zaterdag 10.00 uur tot zondag 18.00 uur.
[minderjarige] en de man hebben elkaar sinds de zomervakantie 2021 niet meer gezien. Er is geen onderling contact meer tussen hen geweest, behoudens kort app-contact.
3.4.
De vrouw is opnieuw gehuwd. De vrouw en [minderjarige] zijn in de zomervakantie 2022 in [plaats] gaan wonen en in februari 2023 verhuisd naar een geheim adres in België. Zij wonen bij de partner van de vrouw.
[minderjarige] gaat sinds september 2022 in België naar school.
3.5.
Bij beschikking van 29 maart 2023 (zaaknummer C/01/384847 / FA RK 22-3552) heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw om het gezag over [minderjarige] bij uitsluiting van de man aan haar toe te wijzen, afgewezen.
Verloop procedure eerste aanleg
3.6.
De vrouw heeft bij inleidend verzoekschrift, ingediend bij de rechtbank op 9 november 2022, verzocht om aan haar vervangende toestemming te verlenen voor de verhuizing met [minderjarige] naar een geheim adres in België.
3.7.
De man heeft bij verweerschrift de rechtbank verzocht om de vrouw in haar verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar verzoek af te wijzen.
Bij wege van zelfstandig verzoek heeft de man de rechtbank verzocht, uitvoerbaar bij voorraad:
1. de vrouw te gelasten om binnen zeven dagen na de datum van de beschikking terug te keren naar [woonplaats man] of de omgeving van [woonplaats man] , gerekend binnen een straal van 25 kilometer rond [woonplaats man] en daarbij uitdrukkelijk te bepalen dat de vrouw zich binnen zeven dagen na de datum van de beschikking dient in te schrijven bij de betreffende woningbouwverenigingen en betrokken instanties en daarbij uitdrukkelijk aanspraak te maken op urgentie en om de man terstond over deze inschrijvingen te informeren;
2. te bepalen dat wanneer de vrouw niet voldoet aan hetgeen de rechtbank gelast over de terugkeer naar [woonplaats man] of omgeving en bepaalt over de inschrijving bij de betreffende woningbouwverenigingen en betrokken instanties, [minderjarige] zal worden ingeschreven aan [school] , gevestigd te [woonplaats man] aan [adres] , danwel aan een door de rechtbank in goede justitie te bepalen school of opleiding en dat de beschikking in de plaats komt van de medewerking van de vrouw aan de betreffende school of opleiding;
3. te bepalen dat [minderjarige] onder de voorwaarde dat en zolang de vrouw niet beschikt over zelfstandige woonruimte in [woonplaats man] of de omgeving van [woonplaats man] , met ingang van de dag dat [minderjarige] te [woonplaats man] staat ingeschreven aan de school of opleiding, haar hoofdverblijf zal hebben bij de man en dat de beschikking in de plaats treedt van de medewerking van de vrouw aan de inschrijving van [minderjarige] in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [woonplaats man] ;
4. te bepalen dat voor de duur dat [minderjarige] alsdan haar hoofdverblijf zal hebben bij de man en staat ingeschreven op zijn adres een zorg- en contactregeling met de man zal gelden van een weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 19.00 uur, waarbij als voorwaarde zal gelden dat de man bekend is met het adres waar [minderjarige] tijdens de omgang met de vrouw verblijft;
5. althans een beslissing te nemen zoals de rechtbank juist acht.
3.8.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking van 18 januari 2023 heeft de rechtbank de vrouw, in plaats van de man, op grond van artikel 1:253a BW vervangende toestemming verleend om met [minderjarige] naar België te verhuizen en haar daar in te schrijven in de daarvoor bestemde registers.
Het meer of anders verzochte heeft de rechtbank afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1.
De man is met zes grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 18 januari 2018.
De man verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, uitvoerbaar bij voorraad voor zover de wet dat toelaat:
ten aanzien van het verzoek tot vervangende toestemming om met [minderjarige] naar België te verhuizen:
1. de vrouw in haar verzoek niet-ontvankelijk te verklaren althans het gevraagde af te wijzen;
en ten aanzien van het zelfstandig verzoek:
primair:
2. de vrouw te gelasten om binnen zeven dagen na de datum van de gevraagde uitspraak, althans na betekening van de uitspraak aan het kantooradres van haar raadsman, terug te keren naar [woonplaats man] of de omgeving van [woonplaats man] , gerekend binnen een straal van 25 kilometer rond [woonplaats man] , althans naar de laatst bekende woonplaats [plaats] en daarbij uitdrukkelijk te bepalen dat de vrouw zich binnen zeven dagen na de datum van de uitspraak dient in te schrijven bij de betreffende woningbouwverenigingen en betrokken instanties en daarbij uitdrukkelijk aanspraak te maken op urgentie en om de man terstond over deze inschrijvingen te informeren;
3. te bepalen dat, wanneer de vrouw niet voldoet aan hetgeen het hof gelast over de terugkeer naar [woonplaats man] of omgeving en bepaalt over de inschrijving bij de betreffende woningbouwverenigingen en betrokken instanties, [minderjarige] zal worden ingeschreven aan [school] , gevestigd te [woonplaats man] aan [adres] , danwel aan een door het hof in goede justitie te bepalen school of opleiding en dat de uitspraak in de plaats komt van de medewerking van de vrouw aan de inschrijving van [minderjarige] aan [school] voornoemd, danwel aan een door het hof in goede justitie te bepalen school of opleiding;
4. te bepalen dat [minderjarige] , onder de voorwaarde dat en zolang de vrouw niet beschikt over zelfstandige woonruimte in [woonplaats man] of de omgeving van [woonplaats man] of in [plaats] , met ingang van de dag dat [minderjarige] te [woonplaats man] staat ingeschreven aan de school of opleiding, haar hoofdverblijf zal hebben bij de man en dat de uitspraak in de plaats treedt van de medewerking van de vrouw aan de inschrijving van [minderjarige] in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [woonplaats man] ;
5. te bepalen dat voor de duur dat [minderjarige] alsdan haar hoofdverblijf zal hebben bij de man en staat ingeschreven op het adres van de man, er een zorg- en contactregeling met de vrouw zal gelden van een weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 19.00 uur, waarbij als voorwaarde zal gelden dat de man bekend is met het adres waar [minderjarige] tijdens de omgang met de vrouw verblijft:
Subsidiair:
6. te gelasten dat de vrouw binnen zeven dagen na de datum van de gevraagde uitspraak, althans na betekening van de uitspraak aan het kantooradres van haar raadsman, de woonplaats en het adres van [minderjarige] en de naam, het adres en de plaats van de school van [minderjarige] aan de raadsman van de man bekent maakt, onder verbeurte van een dwangsom van € 175,- voor iedere dag dat de vrouw na betekening van de gevraagde uitspraak nalaat om volledig aan de uitspraak te voldoen;
7. een zorg- en contactregeling tussen de man en [minderjarige] vast te stellen als volgt:
- een weekend per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 19.00 uur, waarbij de man [minderjarige] op vrijdag ophaalt bij de vrouw en de vrouw [minderjarige] op zondag ophaalt bij de man en welke regeling ingaat in het tweede weekend volgend op de datum van de gevraagde uitspraak;
- alsmede de helft van de schoolvakanties;
- alsmede de verdeling van de algemeen erkende feestdagen, in die zin dat [minderjarige] de algemeen erkende feestdagen om en om bij de ene danwel de andere ouder doorbrengt;
- althans een zorg- en contactregeling vast te stellen als het hof in goede justitie juist acht.
4.2.
De vrouw voert verweer. Zij verzoekt het hof om de verzoeken van de man in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking in stand te laten.

5.De motivering van de beslissing

Vervangende toestemming verhuizing
5.1.
De man voert, samengevat, het volgende aan.
Het verzoek van de vrouw is onvoldoende onderbouwd. De vrouw is in haar verzoekschrift niet ingegaan op de criteria die van belang zijn voor de beoordeling van een verzoek tot vervangende toestemming voor verhuizing. Pas tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg heeft de vrouw, op gerichte vragen van de rechtbank, enige uitleg en toelichting gegeven, maar die informatie is niet controleerbaar.
De rechtbank is in de bestreden beschikking ook niet ingegaan op alle van belang zijnde aspecten. Die beslissing is onvoldoende gemotiveerd.
De verhuizing van de vrouw met [minderjarige] naar een voor de man geheime locatie in België is niet in het belang van [minderjarige] . [minderjarige] heeft jarenlang in [woonplaats man] gewoond en is op een zodanige leeftijd dat zij daar volledig is geïntegreerd. Er is niets bekend over de situatie waarin [minderjarige] in België komt te verkeren. Er is geen informatie over de omgeving waarin zij komt te wonen, over de school, over de gezinssamenstelling waarin zij terecht komt noch over de persoon van haar stiefvader. De rechtbank heeft ten onrechte niet onderzocht of de vrouw in voldoende mate de verhuizing heeft doordacht en voorbereid. [minderjarige] heeft blijkbaar zelf te kennen gegeven dat zij graag naar België wil verhuizen, maar dit mag geen rol spelen aangezien bij [minderjarige] sprake is van een loyaliteitsconflict. Niet duidelijk is waarom [minderjarige] niet terug kan naar de school in [woonplaats man] en/of waarom zij niet naar school zou kunnen gaan in [plaats] , waar zij op het moment van de mondelinge behandeling in eerste aanleg woonde.
De verhuizing is ook niet in het belang van [minderjarige] en de man, omdat dit tot gevolg heeft dat het contact tussen de man en [minderjarige] feitelijk definitief wordt verbroken. Voorafgaand aan de verhuizing was er geen contact meer tussen de man en [minderjarige] . De vrouw heeft geen initiatief genomen om dat contact te herstellen en zij bevestigt in woord en daad dat er wat haar betreft geen omgang meer komt. Dit had de rechtbank in de beoordeling moeten betrekken. De toestemming had in ieder geval niet verleend mogen worden nu een plan tot contactherstel ontbreekt. De man kan niet zelfstandig hulp voor contactherstel inschakelen als hij niet bekend is met het adres van [minderjarige] en de vrouw.
5.2.
De vrouw voert, samengevat, het volgende aan.
Op basis van wat de vrouw in het verzoekschrift en tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg naar voren heeft gebracht, heeft de rechtbank een goede en evenredige belangenafweging kunnen maken. Daarbij heeft de rechtbank terecht het belang en de wensen van [minderjarige] voorop gesteld. Het advies van de raad, dat het voor [minderjarige] goed is om te verhuizen naar België en daar de kans te krijgen om opnieuw te beginnen, heeft de rechtbank weloverwogen overgenomen.
De vrouw heeft de verhuizing wel degelijk zorgvuldig en doordacht voorbereid. Daarbij heeft ze ook over de gevolgen en belangen goed nagedacht. Zij heeft stilgestaan bij de leeftijd, wensen en belangen van [minderjarige] . Op de school in [woonplaats man] had [minderjarige] problemen. Zij is daar twee keer mishandeld. Op de huidige school gaat het goed met [minderjarige] en zij heeft daar ook vriendinnen gemaakt. [minderjarige] is gelukkig en heeft goed haar draai gevonden in haar nieuwe omgeving. Omdat de woning in België nog niet gereed was hebben de vrouw en [minderjarige] eerder, tijdelijk, in [plaats] gewoond. Het huidig woonadres en schooladres van [minderjarige] heeft de vrouw niet aan de man gegeven, omdat zij zich zorgen maakt over haar eigen rust en veiligheid.
De man is de omgangsafspraken met [minderjarige] die er in het verleden waren veelvuldig en langdurig niet nagekomen. Hij heeft het contact met [minderjarige] en de hulpverlening zelf verbroken. De vrouw heeft dat contact nooit tegengewerkt. [minderjarige] geeft zelf aan dat zij geen behoefte meer heeft aan contact met de man. Haar vertrouwen in de man is ernstig beschadigd. Voor contactherstel is deskundige begeleiding nodig.
5.3.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende geadviseerd.
Het ontbreekt de raad aan voldoende informatie, onder andere over hoe lang de vrouw een relatie heeft met haar huidige partner en hoe de woonsituatie van [minderjarige] in België is, om over het voorliggende verzoek om verkrijging van vervangende toestemming voor verhuizing te kunnen adviseren.
De toestemming voor verhuizing van [minderjarige] ligt voor, maar eigenlijk gaat het over het contact tussen de man en [minderjarige] . Als toestemming voor verhuizing wordt onthouden dan heeft dat gevolgen voor het contactherstel en omgekeerd (als de toestemming voor verhuizing in stand blijft) heeft dat ook gevolgen voor het contactherstel.
Op contactherstel is al jarenlang ingezet. De vrouw lijkt op het punt dat zij zich niet meer daarvoor kan inzetten. Bij [minderjarige] proeft de raad enige ambivalentie. Er moet een opening blijven. Het is belangrijk dat de ouders op enig niveau met elkaar contact hebben en dat de man informatie over [minderjarige] krijgt, zoals in de procedure over het gezag ook is besproken. Als de toestemming voor verhuizing in stand blijft, dan moet in ieder geval voor de man duidelijk zijn waar [minderjarige] woont en naar school gaat. Voor contactherstel tussen de man en [minderjarige] is totaal niet passend dat [minderjarige] met een geheim moet rondlopen over haar leven in België.
5.4.
Het hof overweegt als volgt.
5.4.1.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige] . Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de vrouw voor het wijzigen van de woonplaats van [minderjarige] toestemming van de man behoeft. Indien partijen het hierover niet eens worden zal de rechter hierover een beslissing nemen.
Bij een dergelijke beslissing dient het hof - conform vaste rechtspraak – alle omstandigheden in acht te nemen en alle belangen af te wegen.
Hoewel het belang van de minderjarige een overweging van de eerste orde dient te zijn bij deze belangenafweging, kunnen andere belangen zwaarder wegen dan het belang van de minderjarige.
Het gaat onder meer om: het recht en belang van de verhuizende ouder en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten, de (on)mogelijkheid om op een andere wijze aan dat belang tegemoet te komen, de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid, de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren, de leeftijd van de minderjarige, de te overbruggen afstanden en de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg.
5.4.2.
Voor de te maken belangenafweging is onder andere informatie nodig over:
- waar woont de vrouw met [minderjarige] in België en waarom wonen zij daar?
- wie is de partner van de vrouw; wat is de gezinssituatie van de vrouw en [minderjarige] ?
- naar welk type onderwijs en welke school gaat [minderjarige] in België?
- hoe ziet het sociale leven van [minderjarige] , haar moeder en haar partner eruit?
De vrouw heeft hierover geen enkele concrete informatie verstrekt in haar inleidende verzoekschrift noch in haar verweerschrift in hoger beroep, terwijl de man op dit punt uitdrukkelijk verweer heeft gevoerd zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de vrouw hierover ook geen informatie verstrekt, terwijl dit expliciet aan haar is verzocht en de man liet weten in te kunnen stemmen met de verhuizing indien hij weet waar [minderjarige] woont en naar school gaat en hij weer contact kan krijgen met [minderjarige] .
5.4.3.
Het hof is bij gebrek aan essentiële informatie niet in staat om in het kader van voorliggend verzoek de belangen van de vrouw, de man en [minderjarige] af te wegen. De vrouw stelt weliswaar dat het belang van [minderjarige] doorslaggevend moet zijn, maar het hof kan dit niet beoordelen nu onvoldoende informatie is verstrekt. Dat betekent dat de grieven slagen. Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en het verzoek van de vrouw om aan haar vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met [minderjarige] naar een geheim adres in België alsnog afwijzen.
Deze beslissing, waarin het hof derhalve niet toekomt aan een belangenafweging, laat onverlet dat het hof ernstige zorgen heeft over de situatie waarin [minderjarige] verkeert door de houding van beide partijen. Noch de vader noch de moeder is in staat te zien wat hun voortdurende onderlinge strijd betekent voor [minderjarige] .
Partijen hebben weliswaar tijdens de procedure over het gezag (zie ook de beschikking hiervoor genoemd onder 3.5) de bereidheid uitgesproken om met elkaar en met hun advocaten in gesprek te gaan om te kijken wat [minderjarige] nodig heeft en hoe haar contact met de man hersteld zou kunnen worden, maar dit is niet gebeurd. De advocaat van de man heeft, zo heeft hij verklaard, wel geprobeerd om hierover contact op te nemen met de advocaat van de vrouw, maar daarop is geen reactie gekomen. Partijen hebben in voornoemde procedure ook aangegeven open te staan voor hulpverlening, maar hierop is niet ingezet.
Gebleken is dat de vrouw om haar moverende redenen geen ruimte ziet om informatie aan de man te verstrekken over waar [minderjarige] woont en naar school gaat, maar dit is gelet op de zorgen die er zijn en om tot inzet van hulpverlening te kunnen komen, wel nodig. Bovendien heeft de man die informatie ook nodig om zijn gezag te kunnen uitoefenen. Het hof acht het in het belang van [minderjarige] dat partijen zich alsnog tot de hulpverlening wenden.
5.4.4.
De beslissing dat het verzoek van de vrouw om vervangende toestemming voor verhuizing met [minderjarige] naar België wordt afgewezen, betekent dat de vrouw met [minderjarige] zal moeten terugverhuizen naar Nederland.
Het hof zal, aansluitend bij het (primair) zelfstandig verzoek van de man, bepalen dat de vrouw met [minderjarige] moet terugverhuizen naar [woonplaats man] of de omgeving van [woonplaats man] , gerekend binnen een straal van 25 kilometer rond [woonplaats man] , of naar [plaats] .
De vrouw heeft zich niet uitgelaten over waar zij gaat wonen en of [minderjarige] bij een terugverhuizing op haar huidige school kan blijven (zoals eerder ook het geval was toen zij in [plaats] woonde) of op een andere school moet beginnen. Om de vrouw een aantal weken de gelegenheid te geven de verhuizing voor te bereiden, alsmede rekening houdend met de duur van de zomervakantie in regio Zuid-Nederland en de start van het nieuwe schooljaar, zal het hof de vrouw tot 28 augustus 2023 de tijd geven om terug te verhuizen.
5.4.5.
De overige (primair) zelfstandige verzoeken van de man zien op de situatie dat de vrouw niet zou terugkeren op de wijze zoals hierna wordt beslist. Het hof ziet op dit moment onvoldoende reden daarop vooruit te lopen, aangezien de beoordeling van deze verzoeken zou moeten zijn gebaseerd op de feiten en omstandigheden van dat moment. Hetgeen de man bij zelfstandig verzoek meer of anders heeft verzocht wordt daarom afgewezen.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 18 januari 2023, voor zover het betreft de beslissing tot verlening van vervangende toestemming aan de vrouw om met [minderjarige] naar België te verhuizen en haar daar in te schrijven in de daarvoor bestemde registers en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst af het verzoek van de vrouw om aan haar vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met [minderjarige] naar een geheim adres in België;
bepaalt dat de vrouw met [minderjarige] op uiterlijk 27 augustus 2023 dient te zijn terugverhuisd naar [woonplaats man] of de omgeving van [woonplaats man] , gerekend binnen een straal van 25 kilometer rond [woonplaats man] , of naar [plaats] ;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, C.N.M. Antens en
M.L.F.J. Schyns en is op 20 juli 2023 door mr. C.N.M. Antens uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.