ECLI:NL:GHSHE:2023:2370

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
200.323.690_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Pakketreisovereenkomst en informatieplicht van de reisbemiddelaar

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Prijsvrij.nl B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, waarin Prijsvrij werd veroordeeld tot betaling van annuleringskosten door een consument, [geïntimeerde]. De consument had een pakketreis geboekt via de website van Prijsvrij en annuleerde deze later. Prijsvrij vorderde betaling van de annuleringskosten, maar de consument had niet voldaan aan de factuur. De kantonrechter oordeelde dat Prijsvrij niet had voldaan aan haar informatieplicht over de annuleringsvoorwaarden, wat leidde tot een gedeeltelijke vernietiging van de betalingsverplichting van de consument. In hoger beroep heeft Prijsvrij haar eis vermeerderd en betoogd dat zij wel degelijk aan haar informatieplicht had voldaan. Het hof oordeelt dat Prijsvrij niet op een duidelijke en begrijpelijke manier de annuleringsvoorwaarden heeft vermeld in de boekingsbevestiging. Het hof bevestigt de eerdere uitspraak van de kantonrechter, maar past de gronden aan. De vordering van Prijsvrij wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.323.690/01
arrest van 18 juli 2023
in de zaak van
Prijsvrij.nl B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante,
hierna aan te duiden als Prijsvrij,
advocaat: mr. M.F.J. van Os te ’s-Hertogenbosch,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde],
niet verschenen in hoger beroep, verstek verleend,
op het bij exploot van dagvaarding van 28 februari 2023 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 8 februari 2023, door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, gewezen tussen Prijsvrij als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 10297890 CV EXPL 23-265)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met grieven, producties 12 tot en met 14 en een vermeerdering van eis;
  • het tegen [geïntimeerde] verleende verstek.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De beoordeling

De vaststaande feiten en de kern van het geschil
3.1.1. Het gaat in dit geding naar de kern genomen om de navolgende vragen:
  • Heeft Prijsvrij als reisbemiddelaar voldaan aan haar verplichting om de gedaagde, die via de website van Prijsvrij een pakketreis heeft geboekt, voor het sluiten van de overeenkomst en daarna via de opdrachtbevestiging toereikende informatie te verstrekken over de annuleringsvoorwaarden?
  • Zo nee, welke sanctie moet daaraan dan worden verbonden?
3.1.2. In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
  • Prijsvrij is een reisbemiddelingsorganisatie. Zij biedt via haar reisboekingswebsite het reisaanbod aan van een groot aantal reisorganisatoren (touroperators).
  • Een van die reisorganisatoren is Sunmix International GmbH (hierna: Sunmix).
  • [geïntimeerde] heeft als consument via de website van Prijsvrij op 7 augustus 2021 een pakketreisovereenkomst gesloten voor een bedrag van € 4.073,41. De overeenkomst zag op een reis van reisorganisator Sunmix naar Ibiza voor zes personen van 23 oktober 2021 tot en met 30 oktober 2021. In het kader van de afronding van het boekingsproces heeft [geïntimeerde] aan Prijsvrij een verificatiebetaling gedaan van € 0,01.
  • Op 7 augustus 2021 heeft Prijsvrij aan [geïntimeerde] de overeenkomst bevestigd door middel van een boekingsbevestiging.
  • Op de overeenkomst zijn de Algemene voorwaarden Prijsvrij vakanties, de ANVR-Reizigersvoorwaarden en de Sunmix Reis- en Boekingsvoorwaarden van toepassing.
  • In de Sunmix Reis- en Boekingsvoorwaarden staat onder meer het volgende:
“Indien u onverhoopt uw vakantie wenst te annuleren, dan gelden de volgende termijn/kosten;

Vanaf het moment van boeken tot 42 dagen voor vertrek; 50% over accommodatie en vlucht en 100% over alle extra's”
  • Op 7 september 2021, zijnde 46 dagen vóór de beoogde vertrekdatum, heeft [geïntimeerde] de pakketreisovereenkomst geannuleerd.
  • Bij factuur van 3 november 2021 heeft Prijsvrij ter zake annuleringskosten € 2.143,99 in rekening gebracht aan [geïntimeerde].
  • [geïntimeerde] heeft de factuur ter zake de annuleringskosten niet voldaan.
Het geding bij de kantonrechter
3.2.1. In de onderhavige procedure vorderde Prijsvrij bij inleidende dagvaarding, samengevat, veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van:
  • een hoofdsom van € 2.143,99 ter zake annuleringskosten, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 11 januari 2023;
  • € 52,10 aan wettelijke rente over de hoofdsom, berekend tot en met 10 januari 2023;
  • € 321,60 aan buitengerechtelijke kosten;
met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
3.2.2. Aan deze vordering heeft Prijsvrij, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
Als gevolg van de annulering van de reis door [geïntimeerde], heeft Prijsvrij annuleringskosten moeten voldoen aan Sunmix. Prijsvrij is gerechtigd om de annuleringskosten bij [geïntimeerde] in rekening te brengen. [geïntimeerde] heeft ten onrechte nagelaten de annuleringskosten aan Prijsvrij te voldoen.
3.2.3. [geïntimeerde] is in het geding bij de kantonrechter niet verschenen. Tegen haar is verstek verleend.
3.2.4. In het beroepen vonnis heeft de kantonrechter, samengevat, als volgt geoordeeld.
  • De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar aan de consument de informatie verstrekken die staat opgesomd in artikel 6:230m lid 1 BW. Artikel 6:230v BW bevat voor overeenkomsten op afstand nadere regels over de wijze en het moment waarop de handelaar die informatie moet verstrekken (rov. 2.1).
  • Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677, moet de rechter ambtshalve onderzoeken of de handelaar heeft voldaan aan de informatieplichten waaraan de wet bij niet-naleving ervan specifieke sancties verbindt (categorie i) en de essentiële informatieplichten van art. 6:230m lid 1 BW (categorie ii) (rov. 2.2).
  • Prijsvrij heeft ter voldoening aan haar informatieplicht weliswaar melding gemaakt van het herroepingsrecht, maar geen melding gemaakt van de termijn waarbinnen het herroepingsrecht kan worden ingeroepen. Dit leidt volgens de Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten tot één schending (rov. 2.4 en 2.5).
  • De schending in categorie ii brengt de kantonrechter ertoe om, gelet op de genoemde Richtlijn, de overeenkomst gedeeltelijk te vernietigen, in die zin dat de betalingsverplichting van [geïntimeerde] wordt verminderd met 25%. Van de gevorderde hoofdsom wordt dus 75%, zijnde € 1.607,99, toegewezen (rov. 2.6).
  • De wettelijke rente over de hoofdsom is toewijsbaar vanaf de dag van verzuim (rov. 2.7).
  • De buitengerechtelijke kosten zijn toewijsbaar tot het tarief dat hoort bij de toegewezen hoofdsom (rov. 2.8).
  • [geïntimeerde] moet in de proceskosten worden veroordeeld (rov. 2.10).
Op grond van deze oordelen heeft de kantonrechter, samengevat:
  • [geïntimeerde] veroordeeld om aan Prijsvrij € 1.849,19 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.607,99 vanaf de dag van verzuim;
  • [geïntimeerde] in de proceskosten inclusief nakosten veroordeeld, vermeerderd met wettelijke rente;
  • het meer of anders gevorderde afgewezen.
Het geding in hoger beroep
3.3.1. Prijsvrij heeft in hoger beroep haar eis vermeerderd. Zij vordert nu tevens:
  • een verklaring voor recht dat haar boekingsproces, zoals beschreven in de als productie 3 (hof: bedoeld is kennelijk productie 14, de derde productie bij de dagvaarding in hoger beroep) overgelegde beschrijving, voldoet aan de artikelen 7:502 BW en 7:504 BW, en daarmee aan de precontractuele informatieverplichtingen;
  • een kopie van dit boekingsproces aan het te deze te wijzen arrest te hechten;
  • althans (subsidiair) aan te geven welk concreet onderdeel van het boekingsproces niet zou voldoen.
3.3.2. Volgens artikel 130 lid 3 Rv is, indien een partij niet in het geding is verschenen, een verandering of vermeerdering van eis tegen die partij uitgesloten, tenzij de eiser de verandering of vermeerdering tijdig bij exploot aan de niet verschenen partij kenbaar heeft gemaakt. Aan die eis is in dit geval voldaan, aangezien de vermeerdering van eis als onderdeel van de dagvaarding in hoger beroep aan [geïntimeerde] is betekend. De vermeerdering van eis is dus toelaatbaar.
3.3.3. Prijsvrij heeft drie grieven aangevoerd tegen het beroepen vonnis. Op basis van die grieven heeft Prijsvrij geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot, kort gezegd:
  • primair: toewijzen van hetgeen Prijsvrij in het geding bij de kantonrechter heeft gevorderd, en toewijzing van de vermeerderde eis van Prijsvrij;
  • subsidiair: de vorderingen die Prijsvrij bij de kantonrechter heeft ingesteld, minus een matiging van 10%, althans maximaal 25%, ten aanzien van de hoofdsom, alsnog toe te wijzen;
met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
3.3.4. [geïntimeerde] is niet verschenen in hoger beroep. Zij heeft geen verweer gevoerd.
Over grief 1: de vaststaande feiten
3.4.1. Door middel van grief 1 betoogt Prijsvrij dat de voorzieningenrechter (bedoeld is kennelijk de kantonrechter) de vaststaande feiten heeft vastgesteld zoals zij deze heeft vastgesteld. Volgens de toelichting op de grief dient de grief ertoe het hof de gelegenheid te bieden zelf de relevante feiten vast te stellen.
3.4.2. Het hof constateert dat in het beroepen vonnis geen feitenvaststelling voorkomt. Het hof heeft hiervoor in rov. 3.1.2 de op hoofdlijnen vaststaande feiten opgesomd. Grief 1 hoeft niet verder besproken te worden.
Over grief 2: Heeft Prijsvrij voldaan aan haar verplichting om vóór het sluiten van de pakketreisovereenkomst en in de boekingsbevestiging op duidelijke, begrijpelijke en in het oog springende manier informatie te verstrekken over de annuleringsregeling?
3.5.1. Grief 2 is gericht tegen het in rov. 2.4 en 2.5 van het vonnis gegeven oordeel dat Prijsvrij niet op juiste wijze melding heeft gemaakt van “het herroepingsrecht” omdat de termijn waarbinnen het herroepingsrecht kan worden ingeroepen niet is vermeld. In de toelichting op de grief heeft Prijsvrij onder meer aangevoerd dat de door de kantonrechter genoemde artikelen 6:230m en 6:230v BW in dit geval niet of slechts in beperkte mate van toepassing zijn omdat in dit geval sprake is van en pakketreisovereenkomst. Volgens Prijsvrij moet toepassing worden gegeven aan de artikelen 7:500 en verder BW.
3.5.2. Deze grief is terecht voorgedragen. De door de kantonrechter genoemde wetsartikelen staan in afdeling 6.5.2B BW. Die afdeling is slechts in beperkte mate van toepassing op overeenkomsten met betrekking tot pakketreizen. Artikel 6:230h lid 2 aanhef en onder h BW bepaalt immers dat de afdeling niet van toepassing is op een overeenkomst betreffende pakketreizen als bedoeld in artikel 500 van boek 7 BW, met uitzondering van de artikelen 230j, 230k en 230v lid 2, 3 en 6 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. Prijsvrij heeft terecht aangevoerd dat in dit geval toepassing moet worden gegeven aan de artikelen 7:500 BW en verder. Aan de hand van die artikelen moet verder beoordeeld worden of Prijsvrij een informatieplicht heeft geschonden ten aanzien van de annuleringsregeling (door de kantonrechter ten onrechte aangeduid als herroepingsrecht).
3.5.3. Bij de verdere beoordeling van de grief stelt het hof het volgende voorop. Omdat [geïntimeerde] in het geding bij de kantonrechter en in hoger beroep niet is verschenen en in beide instanties verstek tegen haar is verleend, moet de tegen haar ingestelde vordering op grond van artikel 139 Rv in beginsel worden toegewezen, tenzij deze de rechter onrechtmatig of ongegrond voorkomt. In het onderhavige geval gaat het echter om een overeenkomst die [geïntimeerde] als consument heeft gesloten met een handelaar als bedoeld in artikel 2 punt 2 van Richtlijn (EU) 211/83 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten. Bovendien is Prijsvrij tevens een doorverkoper als bedoeld in artikel 3 punt 9 van Richtlijn (EU) 2015/2302 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen. Dit brengt mee dat ambtshalve beoordeeld moet worden of voldaan is aan consumentenbeschermende bepalingen die ter implementatie van de laatstgenoemde richtlijn zijn opgenomen in de artikelen 7:500 en verder BW.
3.5.4. De overeenkomst die [geïntimeerde] via de website van Prijsvrij heeft gesloten, betreft een pakketreisovereenkomst als bedoeld in artikel 7:500, aanhef en onder c BW. Sunmix is bij deze pakketreis aan te merken als organisator als bedoeld in artikel 7:500 aanhef en onder h BW, terwijl Prijsvrij is aan te merken als doorverkoper als bedoeld in artikel 7:500 aanhef en onder i BW. Prijsvrij heeft het voorgaande ook gesteld.
3.5.5. Artikel 7:502 lid 1 aanhef en onder g BW luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“De organisator en, indien de pakketreis wordt afgenomen via een doorverkoper, ook de doorverkoper, verstrekt de reiziger, voordat deze is gebonden door een pakketreisovereenkomst of een daarmee overeenstemmend aanbod, standaardinformatie door middel van (…) en, voor zover deze van toepassing is op de pakketreis, daarnaast de volgende informatie:
(…)
g) de mededeling dat de reiziger de overeenkomst vóór het begin van de pakketreis te allen tijde kan beëindigen tegen betaling van een redelijke beëindigingsvergoeding of, indien toepasselijk, van de gestandaardiseerde beëindigingsvergoedingen die door de organisator worden verlangd, in overeenstemming met artikel 509, lid 1 en 2;
De genoemde leden 1 en 2 van artikel 7:509 BW luiden als volgt:
“1 De reiziger kan de pakketreisovereenkomst te allen tijde beëindigen vóór het begin van de pakketreis. De reiziger kan bij beëindiging van de pakketreisovereenkomst worden verplicht tot betaling van een passende en gerechtvaardigde beëindigingsvergoeding aan de organisator.

2 In de pakketreisovereenkomst kunnen redelijke gestandaardiseerde beëindigingsvergoedingen worden bepaald op basis van het tijdstip van de beëindiging vóór het begin van de pakketreis en de verwachte kostenbesparingen en inkomsten uit alternatief gebruik van de reisdiensten. Als er geen gestandaardiseerde beëindigingsvergoedingen zijn vastgesteld, stemt het bedrag van de beëindigingsvergoeding overeen met de prijs van de pakketreis minus de kostenbesparingen en inkomsten uit alternatief gebruik van de reisdiensten. Indien de reiziger hierom verzoekt, verstrekt de organisator een verantwoording van het bedrag van de beëindigingsvergoedingen.”

Volgens artikel art. 7:502 lid 4 en art. 7:504 lid 5 BW moet onder meer de in artikel 7:502 lid 1 BW bedoelde informatie voor het sluiten van de overeenkomst en ook nadien, in de aan de consument verstrekte kopie van de overeenkomst of in de bevestiging, op een “duidelijke, begrijpelijke en in het oog springende manier” worden verstrekt.
3.5.6. Prijsvrij meent gelet op de toelichting op de grief dat zij de in artikel 7:502 lid 1 aanhef en onder g BW bedoelde informatie op voldoende duidelijke wijze heeft verstrekt. Zij heeft daartoe verwezen naar stap 7 van haar boekingsproces, waarvan zij een voorbeelduitdraai heeft overgelegd. In die stap komt de boeker in het boekingsproces op de pagina waarop wordt verwezen naar de Algemene voorwaarden Prijsvrij vakanties, de ANVR-Reizigersvoorwaarden en de Sunmix Reis- en Boekingsvoorwaarden, welke voorwaarden klaarblijkelijk kunnen worden geopend door op de naam van de voorwaarden te klikken. Tevens staat op deze pagina onder meer het volgende:
“Bij annulering wordt een percentage van de reissom in rekening gebracht, afhankelijk van het moment van annuleren.
Annuleringskosten
Moment van annuleren Annuleringskosten
Tot 43 dagen voor vertrek 50%

42 tot 16 dagen voor vertrek 75%

15 tot 9 dagen voor vertrek 90%

8 dagen t/m na de vertrekdag 100%

Bekijk voor meer informatie en uitzonderingen devoorwaarden van Sunmix(…)”
De onderstreepte woorden “
voorwaarden van Sunmix” vormen hierbij kennelijk een link waarop geklikt kan worden om de voorwaarden te openen.
Voorafgaand aan de definitieve boeking dient de hoofdboeker akkoord te gaan met de toepasselijke voorwaarden omdat het anders technisch onmogelijk is het boekingsproces te voltooien.
3.5.7. Naar het oordeel van het hof heeft Prijsvrij, door de annuleringsregeling op deze wijze onder de aandacht van de boeker te brengen, voldaan aan de uit artikel 7:502 lid 1 aanhef en onder g BW voortvloeiende verplichting om vóór het sluiten van de overeenkomst op een duidelijke, begrijpelijke en in het oog springende manier aan de reiziger (de boeker) mee te delen dat hij de overeenkomst vóór het begin van de pakketreis te allen tijde kan beëindigen tegen betaling van de gestandaardiseerde beëindigingsvergoedingen die door de organisator worden verlangd. In zoverre is voldaan aan het bepaalde in artikel art. 7:502 lid 4 BW.
3.5.8. De informatie over de annuleringsregeling is echter niet op een duidelijke, begrijpelijke en in het oog springende manier te vinden in de boekingsbevestiging die Prijsvrij als productie 2 bij de inleidende dagvaarding heeft overgelegd. Daarin is geen weergave gegeven van de annuleringsregeling, maar slechts een verwijzing opgenomen naar de diverse sets algemene voorwaarden. Het hof deelt het oordeel van de kantonrechter dat op die wijze de informatie over de annuleringsvoorwaarden niet op een duidelijke, begrijpelijke en in het oog springende manier in de boekingsbevestiging is verstrekt. Prijsvrij heeft op dit punt dus niet voldaan aan het bepaalde in art. 7:504 lid 5 BW. Prijsvrij heeft dat in de toelichting op haar grief ook niet bestreden. In zoverre kan grief 2 geen doel treffen.
Sanctie op de schending van de informatieplicht
3.6.1. Prijsvrij heeft in de toelichting op de grief niet bestreden dat bij het bepalen in hoeverre een sanctie moet worden verbonden aan de genoemde schending van de informatieplicht, toepassing moet worden gegeven aan de op www.rechtspraak.nl gepubliceerde “Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten”. Volgens die richtlijn moet, indien sprake is van één tot en met drie voldoende ernstige schendingen van een essentiële informatieplicht, als sanctie de hoofdsom worden verminderd met 25%.
3.6.2. Het hof overweegt daarover het volgende. De Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten is door het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton (LOVCK) vastgesteld naar aanleiding van de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677, betreffende de ambtshalve toetsing van de informatieplichten van afdeling 6.5.2B BW (de artikelen 6:230g tot en met 6:230z BW). Die afdeling is, zoals hiervoor in rov. 3.5.2 overwogen, echter slechts in beperkte mate van toepassing op overeenkomsten met betrekking tot pakketreizen.
3.6.3. Het hof ziet echter, zoals door de kantonrechter gedaan en door Prijsvrij niet bestreden, aanleiding om de Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten in het onderhavige geval ook als richtsnoer te gebruiken. De artikelen 6:230m en 6:230v BW en de artikelen 7:502 tot en met 7:504 BW bepalen immers op bijna identieke wijze welke informatie de handelaar moet verstrekken aan de consument, en dat dit op duidelijke wijze moet gebeuren.
3.6.4. Er is sprake van één door de kantonrechter vastgestelde schending van een informatieplicht. Prijsvrij heeft niet betwist dat dit een essentiële informatieplicht betreft. De onderhavige informatieplicht is vergelijkbaar aan de informatieplichten van artikel 6:230m sub h en o BW, die in de zojuist genoemde beslissing van de Hoge Raad eveneens als essentieel zijn genoemd. Toepassing van de “Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten” leidt in dit geval tot partiele vernietiging van de overeenkomst in die in dat het door [geïntimeerde] verschuldigde bedrag wordt verminderd met 25%.
3.6.5. Voor een kleinere vermindering van het verschuldigde bedrag acht het hof geen termen aanwezig. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat een juiste vermelding van de annuleringsinformatie op de boekingsbevestiging van belang is omdat de informatie over de annuleringsregeling die de boeker tijdens het boekingsproces te zien heeft gekregen, na voltooiing van het boekingsproces niet meer zichtbaar is. De boekingsbevestiging, waarin de inhoud van de overeenkomst is weergegeven, vormt het stuk waarin de boeker de inhoud van de overeenkomst na het sluiten van de overeenkomst nog kan raadplegen, hetgeen bij annuleringsvoorwaarden van belang is. Het hof neemt bij het oordeel over de sanctie ook in aanmerking dat dit soort sancties volgens artikel 24 lid 1 van de Richtlijn consumentenrechten en volgens artikel 25 van de Richtlijn pakketreizen doeltreffend, evenredig en afschrikkend moeten zijn (zie in dezelfde zin HR 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677, rov. 3.1.5).
3.6.6. Grief 2 leidt dus niet tot een verhoging van de door de kantonrechter toegewezen hoofdsom. In zoverre heeft grief 2 geen doel getroffen.
3.6.7. Het hof overweegt voorts het volgende. Zoals hiervoor in rov. 3.5.3 overwogen, moet de rechter in zaken zoals deze ambtshalve beoordelen of voldaan is aan de consumentenbeschermende bepalingen die zijn opgenomen in de artikelen 7:500 en verder BW. Die verplichting geldt in beginsel ook in hoger beroep, en dus ook voor het hof, omdat de op de pakketreisovereenkomst gebaseerde vordering van Prijsvrij in hoger beroep aan het hof is voorgelegd (vergelijk HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691 (Heesakkers/Voets) rov. 3.10). Het hof zal echter niet onderzoeken of er in dit geval door Prijsvrij nog meer essentiële informatieplichten zijn geschonden en of dit moet leiden tot een vermindering van de door de kantonrechter aan Prijsvrij toegewezen hoofdsom. Een vermindering van de aan Prijsvrij toegewezen hoofdsom kan namelijk niet aan de orde zijn omdat [geïntimeerde] niet tegen het vonnis is opgekomen en Prijsvrij in deze situatie niet slechter mag worden van het door haar ingestelde hoger beroep (verbod van reformatio in peius). Voor deze regel van nationaal procesrecht moet de plicht om ambtshalve te toetsen wijken. Dat brengt mee dat het hof niet kan komen tot een lagere hoofdsom dan door de kantonrechter toegewezen.
Over de vermeerdering van eis
3.7.1. Prijsvrij heeft in de toelichting op grief 2 voorts haar vermeerderde eis aan de orde gesteld. Zij vordert als vermeerdering van eis een verklaring voor recht dat haar boekingsproces, zoals beschreven in de door haar overgelegde uitdraai van een voorbeeldboeking, voldoet aan de artikelen 7:502 BW en 7:504 BW, en daarmee aan de precontractuele informatieverplichtingen, althans (subsidiair) aan te geven welk concreet onderdeel van het boekingsproces niet zou voldoen.
3.7.2. Deze verklaring voor recht kan reeds niet worden gegeven omdat artikel 7:504 BW geen eisen stelt aan het boekingsproces, maar aan de pakketreisovereenkomst. Die is in dit geval neergelegd in de aan [geïntimeerde] verzonden boekingsbevestiging. Daarover heeft Prijsvrij geen verklaring voor recht gevorderd.
3.7.3. Daar komt bij dat een oordeel dat het hof in de onderhavige zaak tussen Prijsvrij en [geïntimeerde] geeft, geen gezag van gewijsde heeft tussen Prijsvrij en andere wederpartijen. In zoverre heeft Prijsvrij bij haar verklaring voor recht geen belang. In de onderhavige zaak zal enige verklaring voor recht er verder niet toe leiden dat aan Prijsvrij een hoger bedrag wordt toegewezen. Ook in zoverre heeft Prijsvrij bij haar vermeerdering van eis geen belang.
3.7.4. Om deze redenen zal het hof de vermeerderde eis afwijzen.
Over grief 3: de proceskostenveroordeling in het beroepen vonnis.
3.8.1. Door middel van grief 3 betoogt Prijsvrij dat zij ten onrechte in de proceskosten van het geding bij de kantonrechter is veroordeeld.
3.8.2. Deze grief berust op een verkeerde lezing van het vonnis. In het vonnis heeft de kantonrechter immers niet Prijsvrij maar [geïntimeerde] als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.
Conclusie en afwikkeling
3.9.1. Uit het bovenstaande volgt dat de grieven niet tot het door Prijsvrij beoogde doel hebben geleid. Het hof zal het beroepen vonnis daarom bekrachtigen onder aanpassing van gronden, zoals hiervoor in rov. 3.5.1 tot en met 3.6.7 aangegeven.
3.9.2. Het hof zal Prijsvrij als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep. Het hof zal die kosten aan de zijde van [geïntimeerde] op nihil begroten, omdat [geïntimeerde] in hoger beroep niet is verschenen.

4.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, onder zaaknummer 10297890 CV EXPL 23-265 tussen partijen gewezen vonnis van 8 februari 2023 onder aanpassing van gronden zoals hiervoor in rov. 3.5.1 tot en met 3.6.7 aangegeven;
veroordeelt Prijsvrij in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die proceskosten aan de zijde van [geïntimeerde] op nihil;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.B.N. Keizer, A.L. Bervoets en T. van Malssen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 18 juli 2023.
griffier rolraadsheer