In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin de vader vervangende toestemming kreeg voor de erkenning van hun tweede kind, [minderjarige 2], en gezamenlijk gezag over hun eerste kind, [minderjarige 1]. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. A.J.J. Kreutzkamp, verzet zich tegen deze beslissingen, terwijl de vader, vertegenwoordigd door mr. G.M.M. van Tilborg, de verzoeken van de moeder betwist. De bijzondere curator en de Raad voor de Kinderbescherming zijn ook betrokken in deze procedure.
De mondelinge behandeling vond plaats op 16 december 2022, waar beide ouders hun standpunten toelichtten. De moeder stelt dat er een groot cultuurverschil is tussen haar en de vader, wat leidt tot een onveilige situatie voor de kinderen. Ze vreest dat [minderjarige 1] klem zal raken tussen de ouders. De vader daarentegen betoogt dat hij altijd bereid is geweest om samen te werken en dat de moeder niet meewerkt aan de opvoeding en zorg voor de kinderen.
Het hof overweegt dat gezamenlijk gezag in principe de norm is, tenzij er zwaarwegende redenen zijn om dit te weigeren. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de kinderen in een onaanvaardbare situatie verkeren door het gezamenlijk gezag. Wat betreft de erkenning van [minderjarige 2] oordeelt het hof dat de vader recht heeft op erkenning, omdat dit in het belang van het kind is. De voorlopige omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige 2] wordt ook bevestigd, omdat het hof van mening is dat het belangrijk is dat de kinderen contact hebben met hun vader. Uiteindelijk bekrachtigt het hof de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten.