ECLI:NL:GHSHE:2023:2358

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 juli 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
20-000930-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag in asielzoekerscentrum met steekincident

Op 18 juli 2023 heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in de zaak van een steekincident dat plaatsvond op 1 juni 2021 in een asielzoekerscentrum te Overloon. De verdachte, die in hoger beroep was gegaan tegen een eerder vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, werd beschuldigd van poging tot doodslag op een medebewoner. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van het voorarrest. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, maar met een zwaardere straf van 66 maanden. De verdediging pleitte voor integrale vrijspraak, onder verwijzing naar noodweer en noodweerexces. Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan poging tot doodslag, omdat hij met een mes meerdere keren het slachtoffer had gestoken, wat leidde tot ernstige verwondingen. Het hof verwierp de argumenten van de verdediging en legde de verdachte een gevangenisstraf van vier jaar op, met aftrek van het voorarrest. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsmisdrijven en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000930-22
Uitspraak : 18 juli 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 13 april 2022, in de strafzaak met parketnummer 01-144674-21 tegen:

[naam verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans verblijvende in [detentieplaats] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het impliciet primair tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘poging tot doodslag’, de verdachte daarvoor strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van het voorarrest.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 66 maanden met aftrek van het voorarrest.
De raadsvrouw van de verdachte heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is ontslag van alle rechtsvervolging bepleit, omdat de verdachte een geslaagd beroep op noodweer dan wel noodweerexces toekomt. Meer subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 1 juni 2021 te Overloon, gemeente Boxmeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een mes, in elk geval een hard en/of scherp en/of puntig voorwerp, die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, in diens hoofd en/of in diens benen heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het impliciet primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 1 juni 2021 te Overloon, gemeente Boxmeer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met een mes, die [slachtoffer] meermalen in diens hoofd en benen heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van:
het eindproces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Brabant, districtsrecherche ‘s-Hertogenbosch, onderzoeksnummer OB1R021060, gesloten d.d. 30 oktober 2021 (pg. 1-211), hierna: ‘het procesdossier’, en
het eindproces-verbaal van politie Eenheid Oost-Brabant, dienst regionale recherche, afdeling forensische opsporing, BHV-nummer PL2100-2021117472, gesloten d.d. 9 juni 2021 (niet doorgenummerd), hierna: ‘het forensisch dossier’.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Verklaringen worden, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 2 juni 2021 (pg. 32-34 van het procesdossier), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer] :
Op 1 juni 2021, omstreeks 01:00 uur, was ik in mijn kamer, in gebouw acht op het Asielzoekerscentrum, gelegen aan [adres] te Overloon [
het hof begrijpt: Overloon, gemeente Boxmeer]. Ik was samen met [naam verdachte] [
het hof begrijpt: verdachte], een medebewoner, op mijn kamer. We begonnen te vechten en hielden elkaar in een soort wurggreep. Toen zag ik dat hij een mes pakte. Het was een klein scherp zakmes. Hij wilde mij steken en ik probeerde hem af te weren met mijn handen en armen. Ik viel op de grond en hij bleef zwaaien met het mes in mijn richting. Ik weet dat ik op de grond lag en hij bleef slaan en met het mes bleef steken in mijn richting. Hij heeft mij meerdere keren geslagen en gestoken. Ik ben vooral op mijn hoofd geraakt, en een paar keer op andere plekken van mijn lichaam. Hij heeft mij met het mes ook in mijn linker bovenbeen en linker onderbeen geraakt. Nadat hij mijn hoofd raakte ben ik bewusteloos geraakt.
2.
Een proces-verbaal van verhoor getuige bij de rechter-commissaris d.d. 10 maart 2022, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer] :
Toen pakte hij [
het hof begrijpt: verdachte] een mes en heeft hij mij mishandeld. Hij heeft eerst uitgehaald naar mijn hoofd en hij heeft mijn hoofd toen geraakt. De tweede uithaal heb ik met mij hand kunnen weren. De derde keer kwam de uithaal precies onder mijn oor terecht.
U vraagt mij wie er begon met vechten. Ik kan zeggen dat wij allebei begonnen zijn.
3.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 23 juni 2021 (pg. 194-210 van het procesdossier), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
Toen heb ik hem aangevallen om het mes af te pakken. Hij was echt dronken. Omdat hij dronken was kon ik hem makkelijk aan. Ik pakte het mes van hem af. Het bloed kwam vanuit zijn hoofd. Ik zag dat er ook veel bloed op het bed lag. Toen ik de kamer verliet was er veel bloed op het bed en in zijn hoofd. Het is mogelijk dat ik hem met een mes gestoken heb toen ik het mes van hem afpakte.
4.
Een proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, d.d. 13 april 2022 [het hof begrijpt: 30 maart 2022], voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
Tijdens de worsteling sloeg ik op zijn hand, daardoor liet hij het mes los en viel het op de
grond. Ik zat in de buurt van de deur en hij naast het raam. Ik duwde hem weg en hij viel op de grond. Het slachtoffer [
het hof begrijpt: aangever [slachtoffer]] lag op de grond en ik zat boven op hem.
Het mes bleef gewoon in mijn hand. Ik ging naar mijn kamer. Ik heb het mes weggegooid om daarna naar de beveiliging te gaan.
5.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 3 juni 2021 (pg. 178-187 van het procesdossier), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte:
Wat ik weet is dat ik hem [
het hof begrijpt: aangever [slachtoffer]twee keer op zijn gezicht heb geslagen.
6.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 juni 2021 (pg. 89-101 van het procesdossier), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Naar aanleiding van een steekincident gepleegd op 1 juni 2021 heb ik, [verbalisant 1] , een tijdlijn gemaakt. De tijdlijn laat chronologisch zien wat de bewegingen van verdachte Atbib zijn geweest voor, tijdens en na het incident. Deze tijdlijn is gemaakt aan de hand van het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden OB1R021060-27, de camerabeelden en plattegronden verstrekt door het Asielzoekerscentrum en eigen bevindingen op de plaats delict.
Om 01.04.22 uur verscheen de verdachte in beeld van de camera van nabij kamer 8.1.92 en ik zag dat hij naar de kamerdeur liep van het slachtoffer [
het hof begrijpt: [slachtoffer]]. Ik zag dat de verdachte de kamer van het slachtoffer in stapte en om 01.05.13 uur ging de deur van de kamer dicht.
Om 01.58.46 uur gaat de deur van de kamer van het slachtoffer open. Ik zag dat de deur wagen wijd open ging. Ik zag verder geen beweging tot 01.59.39 uur. Ik zag dat de verdachte de kamer uit kwam en de deur vast hield. Ik zag dat hij geen T-shirt meer droeg en dat zijn linker onder arm onder het bloed zat. Ik zag dat hij de deur dicht maakte met een harde beweging en ik zag dat hij in zijn rechterhand een voorwerp had. Ik zag dat de verdachte weg liep met zijn rug naar de camera toe. Ik zag toen ook dat zijn rechter onderarm onder het bloed zat.
02.00.01 uur
Verdachte komt op de tweede verdieping uit het trappenhal en loopt rechtstreeks naar een toiletruimte met een rode deur. Daar blijft hij van 02.00.02 uur tot 02.00.19 uur binnen. Vervolgens loopt hij naar een doucheruimte. Deze is gelegen naast zijn kamer. Op dat moment heeft hij nog steeds een scherp voorwerp in zijn handen. De doucheruimte loopt hij om 02.00.27 uur naar binnen en komt om 02.00.33 uur weer naar buiten. Ik zag dat hij in zijn rechterhand een mes vast had. Verdachte loopt naar zijn eigen kamer. Op dat moment is het duidelijk zichtbaar dat het scherpe voorwerp in zijn rechterhand een mes betreft en dat zijn borst en armen onder het bloed zitten.
02.00.44 uur
De verdachte maakte zijn kamer deur open nadat hij deze van het slot had gedraaid en liep naar binnen.
02.05.53 uur
Verdachte komt naar buiten. Met zijn rechterhand gooit hij iets weg in de bosjes naast de trap. Naderhand bleek het mes daar te liggen.
7.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 juni 2021 (forensisch dossier), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op 1 juni 2021 omstreeks 03:30 uur kregen wij de opdracht te gaan naar het asielzoekerscentrum, gelegen aan het adres [adres] te Overloon. Op dit adres zou een steekincident hebben plaatsgevonden waarbij een persoon gewond was geraakt.
Tijdens ons onderzoek werden door de tactische opsporing de bewakingsbeelden
bekeken. Wij kregen via de OVD-R door dat op de beelden was te zien dat de man, die
als verdachte was aangehouden, buiten over de trap vanaf de eerste verdieping kwam
gelopen. Op de beelden leek het alsof de verdachte aan de linkerzijde iets over de
trapreling gooide, dat in de struiken terecht moest zijn gekomen. Door ons werden de bedoelde struiken doorzocht en wij troffen een opengeklapt en bebloed zakmes aan. Het betrof een zilverkleurig mes met zwarte accenten aan het heft. Op het heft troffen wij de tekst "DEXTER" aan. Het mes had een totale lengte van ongeveer 17 centimeter, waarbij het lemmet een lengte had van ongeveer 7 centimeter en een breedte van ongeveer 3 centimeter. Het lemmet had één snijzijde en een scherpe punt.
8.
Een geschrift inhoudende een letselrapportage Forensische Geneeskunde GGD Gelderland Zuid met betrekking tot [slachtoffer] , opgesteld en ondertekend d.d. 3 juni 2021 door [forensisch arts] , forensisch arts (forensisch dossier), voor zover inhoudende:

Onderzoeksgegevens

Naam: [slachtoffer]
Geboortedatum: [geboortedatum slachtoffer]
Datum letselonderzoek: 02-06-2021
Gemelde toedracht: steekincident in AZC
Behandeling: behandeling (inclusief operatie) en opname in Radboud UMC te Nijmegen.
Verwachting blijvende schade: ja

Letsel(s)

Beschrijving:
1. Linkerzijde hoofd:
4-tal lijnvormige redelijk recht verlopende wonden met scherpe wondranden welke gesloten zijn met hechtingen, enige korstvorming zichtbaar. Een wond ter hoogte van de linker slaapregio (iets grillig verloop met lichte buiging) van ongeveer 4,5 cm gesloten met 4x hechting. Een wond schuin achter-boven het linker oor doorlopend over de volledige achterzijde (tot aan de voorzijde) van de oorschelp van ongeveer 9 cm gesloten met 10x hechting en een wond voor­onder het linker oor van ongeveer 4,5 cm gesloten met 5x hechting, deze wonden liggen opvallend in elkaars verlengde. Verder een vrijwel horizontaal verlopende wond op het behaarde hoofd achter het oor van ongeveer 8 cm gesloten met 7x hechting welke aansluit op de voorgenoemde wond achter-boven het linker oor. De letsels imponeren als snijwonden.
2. Rechterzijde hoofd inclusief oorschelp:
5-tal lijnvormige redelijk recht verlopende wonden met scherpe wondranden welke gesloten zijn met hechtingen. Een wond ter hoogte van de haargrens net boven de rechter slaapregio van ongeveer 4,5 cm gesloten met 4x hechting. Een wond voor het rechter oor (regio kaakgewricht) van ongeveer 1,5 cm gesloten met 2x hechting. Een wond in de bovenzijde van de rechter oorschelp in een licht gebogen lijn van ongeveer 2,5 cm gesloten met 2x hechting. Een wond in de rechter oorlel doorlopend in het gehoorkanaal. De letsels imponeren als snijwonden.
18. Linker been:
2x lijnvormige redelijk recht verlopende wonden met scherpe wondranden welke gesloten zijn met hechtingen. Een wond aan de binnenzijde van het linker scheenbeen van ongeveer 3,5 cm gesloten met 4x hechting, rondom deze wond een lichte zwelling van ongeveer 10x4 cm met licht rode verkleuring van de huid. Een wond aan de buitenzijde van het linker bovenbeen van ongeveer 2,5 cm gesloten met 4x hechting. De letsels imponeren als snijwonden.
19. Rechter bovenbeen:
Rechter bovenbeen voorzijde een lijnvormig oppervlakkig onderbroken huidletsel met korstvorming van ongeveer 2,5 cm. Het letsel imponeert als een kraswond.
9.
Een geschrift inhoudende een Addendum Rapport Letselbeschrijving met betrekking tot [slachtoffer] opgesteld en ondertekend d.d. 16 juli 2021 door [forensisch arts] , forensisch arts (forensisch dossier), voor zover inhoudende:
Er heeft op 02-06-2021 een letselonderzoek bij betrokkene plaatsgevonden in het Radboud UMC te Nijmegen. Er is vervolgens een Rapport Letselbeschrijving d.d. 14-06-2021 opgemaakt. Daarna is er medische informatie bij de behandelaren in het Radboud UMC opgevraagd. De nadien ontvangen medische informatie wordt in dit document behandeld.
Dit verslag betreft het forensisch medisch onderzoek van:
Achternaam: [achternaam slachtoffer]
Voornamen: [voornaam slachtoffer]
Geboren: [geboortedatum slachtoffer]
1. Samenvatting ontvangen medische informatie
Brief 01-06-2021 van [traumachirurg] , traumachirurg:
Spoedeisende hulp 01-06-2021.
Overdracht ambulance: aangetroffen met meerdere steekverwondingen,
verwondingen linker been en hoofd.
Lichamelijk onderzoek volgens traumaprotocol:
Minimaal 7 steekverwondingen behaarde hoofdhuid, daarnaast wonden beide oren en net boven linker oor in aangezicht, steekverwonding achterzijde linker bovenbeen, steekverwonding scheenbeen links.
Operatieverslag 01-06-2021 van [traumachirurg] , traumachirurg:
Een wond aan rechterzijde gelaat ter hoogte van een slagader (arterie temporalis), deze slagader wordt afgebonden. Op het linker onderbeen en de rugzijde van het linker bovenbeen worden 2 verwondingen gezien welke worden schoongemaakt en gehecht.
2. Beschouwing
Er waren op 02-06-2021 meerdere wonden aan de zijden van het hoofd/gelaat zichtbaar welke gesloten waren met hechtingen. De uitwendig zichtbare delen van de aanliggende wondranden zijn lijnvormig ('recht'/'regelmatig') en scherp. Daarbij zijn er door het Radboud UMC onder andere foto's verstrekt van (enkele) letsels voordat deze gesloten werden. Op de foto's zijn delen van de wondranden van enkele van deze wonden zichtbaar en deze imponeren ook daadwerkelijk scherp. Er waren ten tijde van het onderzoek geen tekenen van kneuzing van de wondranden zichtbaar. De wonden worden in de brief van de spoedeisende hulp d.d. 01-06-2021 geduid als 'steekverwondingen'. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de term 'steekverwonding' door behandelaren soms zowel voor snij- als steekletsel wordt gebruikt.
De wonden aan de zijden van het hoofd imponeren als snijwonden. Er waren op 02-06-2021 tevens 2 wonden aan het linker been zichtbaar welke gesloten waren met hechtingen. Deze wonden imponeren als steek- of snijwonden.
In het algemeen kan nog het volgende worden vermeld. Een snijwond wordt veroorzaakt door (meestal dynamisch) contact met een scherprandig voorwerp zoals bijvoorbeeld (maar niet gelimiteerd tot) een mes. Steekwonden kunnen door tal van voorwerpen worden aangebracht (zoals bijvoorbeeld maar niet gelimiteerd tot een mes, schaar, vork, schroevendraaier et cetera).
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw van de verdachte heeft integrale vrijspraak bepleit. Daartoe is – op de gronden zoals nader in de pleitnota verwoord – in de kern aangevoerd dat de verklaringen van aangever [slachtoffer] niet tot het bewijs kunnen worden gebezigd, omdat deze verklaringen niet betrouwbaar zijn. Die verklaringen bevatten immers tegenstrijdigheden en zijn inconsistent. Voorts is aangevoerd dat er bij de verdachte geen sprake was van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op de dood van [slachtoffer] .
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt voorop dat het geen redenen ziet om te twijfelen aan de betrouwbaarheid en juistheid van de tot het bewijs gebezigde inhoud van de verklaringen van aangever [slachtoffer] , waarmee hij overigens ook zichzelf belast. De verklaringen zijn consistent en vinden in belangrijke mate steun in de overige bewijsmiddelen. Uit de verklaringen van [slachtoffer] volgt dat hij door de verdachte werd aangevallen met een mes en dat hij met dat mes meermalen is geraakt in zijn hoofd en linkerbeen. Dit vindt steun in het letsel dat daarna bij [slachtoffer] is waargenomen en dat wordt beschreven als verwondingen die imponeren als snijwonden die worden veroorzaakt door (meestal dynamisch) contact met een scherprandig voorwerp, zoals bijvoorbeeld een mes. De verdachte verklaart ook zelf over een mes waarmee hij de kamer van het slachtoffer heeft verlaten en dat hij later heeft weggegooid.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard zich niet veel meer te kunnen herinneren van de gebeurtenissen. Voor zover de verdachte eerder heeft verklaard aangever [slachtoffer] alleen met een bezem te hebben geslagen, gaat het hof daaraan voorbij. [slachtoffer] heeft daarover niet verklaard en de snijverwondingen op het lichaam van [slachtoffer] kunnen naar het oordeel van het hof ook niet uit die gedragingen worden verklaard. Uit forensisch onderzoek volgt immers dat aan de bezemsteel en de bezemkop geen scherpe uitsparingen of voorwerpen aanwezig waren, waarmee de hiervoor bedoelde snijwonden hadden kunnen worden veroorzaakt (forensisch dossier, bijlage A.07). Het hof acht de verklaringen van de verdachte op dit punt dan ook niet aannemelijk en schuift deze terzijde.
Het hof is van oordeel dat uit de inhoud van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend is komen vast te staan dat de snijwonden aan het hoofd en linkerbeen van [slachtoffer] door de verdachte zijn toegebracht met het later in de struiken aangetroffen mes.
(Voorwaardelijk) opzet
De verdachte wordt impliciet primair verweten dat hij met zijn handelen opzet heeft gehad op het doden van [slachtoffer] .
Het hof stelt voorop dat het uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging heeft dat de verdachte vol opzet heeft gehad op het (pogen te) doden van [slachtoffer] . De volgende vraag die het hof heeft te beantwoorden is of de verdachte voorwaardelijk opzet op dat gevolg heeft gehad.
Van voorwaardelijk opzet is sprake wanneer het handelen van de verdachte een aanmerkelijke kans op de dood teweeg heeft gebracht, de verdachte zich bewust was van die aanmerkelijke kans en die kans ook heeft aanvaard. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De verdachte heeft meermalen met een mes verwondingen toegebracht in het hoofd, waaronder in de omgeving van de hals, en in de benen van [slachtoffer] . In het hoofd en de omgeving van de hals, maar ook in de benen van een mens bevinden zich slagaders. Door het meermalen steken of snijden met een mes in iemands hoofd en benen hadden één of meer van deze vitale delen geraakt kunnen worden, hetgeen tot de dood had kunnen leiden. Het hof neemt hierbij nog in aanmerking dat [slachtoffer] – ook volgens verdachtes eigen waarneming – veel bloed had verloren en dat bij een daarop volgende operatie van [slachtoffer] een slagader aan de rechterzijde van het gelaat, waar zich een van de verwondingen bevond, is afgebonden. De verdachte moet zich, evenals ieder ander redelijk denkend mens, bewust zijn geweest van de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel. Naar het oordeel van het hof kunnen voornoemde gedragingen van de verdachte naar hun aard en uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood van het slachtoffer, dat het – behoudens aanwijzingen van het tegendeel – niet anders kan zijn dan dat de verdachte die kans bewust heeft aanvaard. Van dergelijke aanwijzingen van het tegendeel is het hof niet gebleken.
Naar het oordeel van het hof kan op grond van voornoemde feiten en omstandigheden wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag op [slachtoffer] , door deze [slachtoffer] met een mes te steken en/of te snijden in het hoofd en/of de benen.
Het verweer van de verdediging wordt in al zijn onderdelen verworpen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien en slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het bewijsmiddel blijkens zijn inhoud betrekking heeft – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het impliciet primair bewezenverklaarde levert op:

poging tot doodslag.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Noodweer
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw overeenkomstig haar pleitnota aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer. In de kern is daartoe aangevoerd dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van [slachtoffer] en dat hij zich genoodzaakt zag om zich daartegen te verdedigen. De verdachte dient daarom te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt als volgt.
Voor een succesvol beroep op noodweer als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat sprake is van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of een anders lijf, eerbaarheid of goed. Daarnaast dient de wijze van verdediging noodzakelijk en geboden te zijn.
Het hof gaat – anders dan de verdediging – uit van de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden. Het hof stelt vast dat de verdachte bij de kamer van [slachtoffer] naar binnen is gegaan en dat er op enig moment een worsteling is ontstaan tussen de verdachte en aangever, waarbij in het midden blijft wie daartoe als eerste het initiatief nam. Het hof stelt voorts vast dat er op een zeker moment een mes in beeld is geweest. De verdachte heeft verklaard dat hij met het mes door [slachtoffer] in zijn gezicht is geraakt en dat hij vervolgens dat mes van [slachtoffer] heeft afgepakt. [slachtoffer] was kennelijk zodanig onder invloed van alcohol, dat de verdachte – zo heeft hij zelf verklaard – hem makkelijk aankon. De verdachte heeft aangever geduwd, waardoor hij op de grond viel, en is boven op hem gaan zitten. Uit de verklaring van [slachtoffer] volgt dat de verdachte het mes in zijn handen had, meermalen heeft uitgehaald en bleef slaan en steken in de richting van [slachtoffer] toen [slachtoffer] op de grond lag.
Gelet op bovengenoemde feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat – zo er aanvankelijk al sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen de verdachte zich mocht verdedigen – deze in ieder geval was geëindigd op het moment dat de verdachte het mes in zijn bezit kreeg en aangever [slachtoffer] weerloos op de grond terecht was gekomen. De verdachte heeft aangever [slachtoffer] toen gesneden en/of gestoken in het hoofd en zijn benen, waardoor meerdere snijwonden aan [slachtoffer] zijn toegebracht. De noodzaak voor de verdachte om zich te verdedigen was toen niet (meer) aanwezig.
Het beroep op noodweer wordt verworpen.
Noodweerexces
De verdediging heeft zich subsidiair, indien het beroep op noodweer wordt verworpen, op het standpunt gesteld dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweerexces. De raadsvrouw heeft gesteld dat voor zover de verdachte, door zijn gedragingen, de grenzen van een noodzakelijke verdediging heeft overschreden, deze overschrijding het onmiddellijk gevolg is geweest van een door de ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding veroorzaakte, hevige gemoedsbeweging.
Het hof overweegt ter zake dit verweer het volgende.
Het hof stelt voorop dat van verontschuldigbare overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging ook sprake kan zijn indien – zoals in het onderhavige geval – op het tijdstip van de aan de verdachte verweten gedraging de noodweersituatie weliswaar is beëindigd en derhalve de noodzaak tot verdediging niet meer bestaat. Daarvoor is nodig dat zijn gedragingen het onmiddellijk gevolg zijn geweest van een hevige gemoedsbeweging die is veroorzaakt door de daaraan voorafgaande wederrechtelijke aanranding. Bij de beantwoording van de vraag of in een concreet geval sprake is van het hier bedoelde “onmiddellijk gevolg” kan betekenis toekomen aan de mate waarin de grenzen van de noodzakelijke verdediging zijn overschreden alsmede aan de aard en de intensiteit van de hevige gemoedsbeweging. Voorts kan het tijdsverloop tussen de aanranding en de verdedigingshandeling van belang zijn.
Voor zover de raadsvrouw heeft bepleit dat bij de verdachte sprake was van een dergelijke hevige gemoedsbeweging en dat zijn gedragingen het onmiddellijk gevolg daarvan zijn geweest, acht het hof dit op geen enkele manier aannemelijk geworden, noch uit verklaringen van de verdachte noch uit de ter terechtzitting op verzoek van de verdediging getoonde camerabeelden of anderszins.
In aanvulling op de feiten en omstandigheden die hierboven bij de bespreking van het beroep op noodweer al zijn weergegeven, neemt het hof hierbij nog het volgende in aanmerking.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte – zonder dat er een noodzaak was tot verdediging – het ongewapende slachtoffer dat weerloos was met een mes negen snijwonden aan het hoofd en twee in het linkerbeen heeft toegebracht. De verdachte heeft daarmee zeer disproportioneel gehandeld op wat daaraan is voorafgegaan, ook als wordt uitgegaan van verdachtes verklaring dat hij door [slachtoffer] eerst zelf met een mes (eenmaal) in zijn gezicht was geraakt. Naar het oordeel van het hof is niet aannemelijk dat deze gedragingen van de verdachte het onmiddellijk gevolg zijn van een hevige gemoedsbeweging die is veroorzaakt door een daaraan voorafgaande wederrechtelijke aanranding.
Daar komt bij dat de verdachte geen inzicht heeft gegeven in zijn handelen. Hij heeft steeds ontkend het slachtoffer meermalen met een mes te hebben gestoken of gesneden en weet zich ter terechtzitting in hoger beroep naar eigen zeggen niet veel meer te herinneren. Op de camerabeelden is waar te nemen – zoals ook wordt gerelateerd in voornoemd proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 juni 2021 (pg. 89-101 van het procesdossier) – dat op het tijdstip 01.58.46 uur de deur van de kamer van het slachtoffer wordt geopend en dat de verdachte vervolgens pas om 01.59.39 uur (derhalve bijna een minuut later) de kamer verlaat. De verdachte loopt dan rustig weg met bebloede onderarmen en het mes nog in zijn handen. De verdachte gooit het mes vervolgens ruim vijf minuten later weg in de struiken voordat hij de beveiliging van het asielzoekerscentrum inlicht. Van enige angst, paniek, radeloosheid of woede die zou kunnen zijn veroorzaakt door een daaraan voorafgaande wederrechtelijke aanranding, blijkt niet uit deze gedragingen.
Het beroep op noodweerexces wordt daarom verworpen.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag op [slachtoffer] . De verdachte was sinds twee weken in Nederland en verbleef met het slachtoffer [slachtoffer] in een asielzoekerscentrum (AZC). De verdachte is naar de kamer van [slachtoffer] gegaan en hij heeft op enig moment die [slachtoffer] met een mes meermalen in het hoofd en zijn been gestoken en/of gesneden. Ten gevolge daarvan heeft het slachtoffer meerdere verwondingen opgelopen aan zijn hoofd en benen en moest tijdens een operatie een slagader bij zijn hoofd worden afgebonden. De verdachte heeft door zijn handelen blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het leven van een ander. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezenverklaard.
Feiten als de onderhavige worden doorgaans bestraft met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Het hof heeft bij de strafoplegging ook acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 16 juni 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, volgt dat de verdachte in Nederland niet eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld.
Voorts heeft het hof kennis genomen van de door de Reclassering Nederland opgemaakte reclasseringsadvies d.d. 31 januari 2022. Uit voornoemd verslag komt naar voren dat de verdachte de Nederlandse taal niet spreekt en dat de verdachte geen binding heeft met Nederland. De reclassering ziet problemen op de praktische leefgebieden. De verdachte heeft voorafgaand aan zijn detentie in het AZC gewoond en hij heeft geen plek waar hij naartoe zou kunnen gaan, hij heeft ook geen inkomen en geen zinvolle dagbesteding. Op basis van de huidige informatie worden door de reclassering geen mogelijkheden gezien om middels bijzondere voorwaarden met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. De haalbaarheid van eventuele interventies wordt ingeschat als laag, aangezien de verdachte de taal niet machtig is, hij geen asiel in Nederland kan aanvragen en hij Nederland dient te verlaten. De risico's kunnen gezien de beperkt beschikbare informatie niet worden ingeschat.
Tevens heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. De verdachte heeft ten overstaan van het hof verklaard dat hij geen familie heeft in Nederland, dat hij de kostwinner van zijn familie is, dat hij voor zijn detentie in de bouw werkte, dat hij voor zijn komst in Nederland zich eerst in Frankrijk had aangemeld als asielzoeker, dat hij graag bakker wil worden en dat hij veel stress heeft.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezenverklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
De raadsvrouw heeft bepleit dat bij de strafoplegging rekening dient te worden gehouden met een schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM nu het dossier door de rechtbank niet binnen zes maanden nadat op 26 april 2022 hoger beroep werd ingesteld is ingezonden. Het hof is, anders dan de raadsvrouw en met de advocaat-generaal, van oordeel dat in de onderhavige zaak aan de overschrijding van de inzendingstermijn geen rechtsgevolgen behoeven te worden verbonden nu de zaak in hoger beroep alsnog met bijzondere voortvarendheid ter terechtzitting is aangebracht en behandeld. De overschrijding van de inzendingstermijn is daardoor gecompenseerd.
Alles afwegende acht het hof de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van het voorarrest passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte de impliciet primair tenlastegelegde poging tot doodslag heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het impliciet primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. R.G.A. Beaujean, voorzitter,
mr. O.M.J.J. van de Loo en mr. Y.G.M. Baaijens-van Geloven, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.C.M. van der Valk, griffier,
en op 18 juli 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Baaijens-van Geloven is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.