Parketnummer : 20-000236-22
Uitspraak : 12 juli 2023
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 19 januari 2022, in de strafzaak met parketnummer 03-004734-20 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans verblijvende in de [detentieadres] .
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde (kort gezegd: poging moord op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) alsmede gedeeltelijk vrijgesproken van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde (kort gezegd: poging doodslag voor zover dit ziet op de gedragingen jegens [slachtoffer 2] ). De rechtbank heeft het overige tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘poging tot doodslag’ (
feit 1 subsidiair, betreffende [slachtoffer 1]
),‘afpersing’ (
feit 2, betreffende [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
)in eendaadse samenloop met ‘bedreiging’ (
feit 3, betreffende [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
), de verdachte strafbaar verklaard en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts is er beslist omtrent het beslag.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is in de appelakte van 2 februari 2022 uitdrukkelijk beperkt, inhoudende dat het appel zich niet richt tegen de vrijspraak van hetgeen aan de verdachte onder feit 1 primair en subsidiair voor zover de gedragingen zien op [slachtoffer 2] is tenlastegelegd.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat een beperking van de omvang van het appel zoals gedaan in de akte van 2 februari 2022 niet mogelijk is, nu het niet gaat om twee verschillende momenten maar het gaat om één feitenconstellatie, waarbij de verdachte niet heeft gekeken op/naar wie hij schoot en zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] geraakt hadden kunnen worden.
Ter terechtzitting heeft het hof beslist dat er sprake is van een zogeheten beschermde vrijspraak welke bij akte kon worden beperkt. Naar het oordeel van het hof is gelet op de tekst van de tenlastelegging en de bedoeling van de steller het handelen onder 1 ten aanzien van [slachtoffer 2] impliciet cumulatief tenlastegelegd. Nu de verdachte ten aanzien van [slachtoffer 2] van beide varianten is vrijgesproken, zijn de verweten handelingen onder feit 1 (primair én subsidiair), voor zover deze gericht zijn jegens [slachtoffer 2] , dan ook niet meer aan de orde. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen en opnieuw aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren zal opleggen.
Namens de verdachte is primair integrale vrijspraak bepleit van het onder feit 1 tenlastegelegde. De verdediging heeft zich ten aanzien van de feiten 2 en 3 gerefereerd aan het oordeel van het hof met dien verstande dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de handeling ‘met een vuurwapen op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft geschoten’. Subsidiair is ten aanzien van feit 1 en 3 een beroep gedaan op noodweer waardoor de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Meer subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Het beroepen vonnis zal – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
1.hij op of omstreeks 5 januari 2020 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 januari 2020 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.hij op of omstreeks 5 januari 2020 in de gemeente Heerlen op de openbare weg, [adres], tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een (mobiele) telefoon en/of een of meer (andere) goederen van hun/zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
- naar de auto van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] is/zijn gelopen en/of (vervolgens) in die auto is/zijn gestapt en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond aan die [slachtoffer 1] en/of heeft/hebben doorgeladen in het bijzijn van die [slachtoffer 1] en/of op/tegen de nek en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of gehouden en/of
- onder dreiging van het vuurwapen tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat zij rustig moet blijven zitten tot haar vriendje er is en/of
- onder dreiging van het vuurwapen tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben geschreeuwd en/of gezegd dat hij heel goed weet wat hij heeft gedaan en/of
- het vuurwapen op die [slachtoffer 1] heeft gericht en tegen die [slachtoffer 2] heeft geschreeuwd en/of gezegd dat hij rustig moet blijven anders schiet hij zijn vriendinnetje neer en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 5 januari 2020 in de gemeente Heerlen op de openbare weg, [adres], tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een (mobiele) telefoon en/of een of meer (andere) goederen van hun/zijn gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
- naar de auto van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] is/zijn gelopen en/of (vervolgens) in die auto is/zijn gestapt en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond aan die [slachtoffer 1] en/of heeft/hebben doorgeladen in het bijzijn van die [slachtoffer 1] en/of op/tegen de nek en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of gehouden en/of
- onder dreiging van het vuurwapen tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat zij rustig moet blijven zitten tot haar vriendje er is en/of
- onder dreiging van het vuurwapen tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben geschreeuwd en/of gezegd dat hij heel goed weet wat hij heeft gedaan en/of
- het vuurwapen op die [slachtoffer 1] heeft gericht en tegen die [slachtoffer 2] heeft geschreeuwd en/of gezegd dat hij rustig moet blijven anders schiet hij zijn vriendinnetje neer en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.hij op of omstreeks 5 januari 2020 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
- doorgeladen in het bijzijn van die [slachtoffer 1] en/of
- op/tegen de nek en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gehouden en/of
- getoond aan en/of gericht op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd: "rustig blijven anders schiet ik je vriendinnetje neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
(vervolgens) meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft geschoten.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak feit 1 primair
Het hof heeft, in navolging van de standpunten van de advocaat-generaal en de verdediging, uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte de onder 1 primair tenlastegelegde poging moord op [slachtoffer 1] heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij:
1.subsidiairhij op 5 januari 2020 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven meermalen met een pistool op die [slachtoffer 1] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.hij op 5 januari 2020 in de gemeente Heerlen op de openbare weg, [adres], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een (mobiele) telefoon, toebehorende aan een ander dan aan verdachte, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte:
- naar de auto van [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] is gelopen en (vervolgens) in die auto is gestapt en
- een vuurwapen heeft getoond aan die [slachtoffer 1] en heeft doorgeladen in het bijzijn van die [slachtoffer 1] en
- onder dreiging van het vuurwapen tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij rustig moet blijven zitten tot haar vriendje er is en
- onder dreiging van het vuurwapen tegen die [slachtoffer 2] heeft geschreeuwd en gezeild dat hij heel goed weet wat hij heeft gedaan en
- het vuurwapen op die [slachtoffer 1] heeft gericht en tegen die [slachtoffer 2] heeft geschreeuwd en gezegd dat hij rustig moet blijven anders schiet hij zijn vriendinnetje neer;
3.hij op 5 januari 2020 in de gemeente Heerlen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen,
- doorgeladen in het bijzijn van die [slachtoffer 1] en
- getoond aan die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en gericht op die [slachtoffer 1] en (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd : "rustig blijven anders schiet ik je vriendinnetje neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft in het vonnis onder 3.3 ‘Het oordeel van de rechtbank’ de volgende redengevende bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen opgenomen (pagina’s 2 – 9). Het hof neemt deze over en maakt deze tot de zijne. Het hof geeft daarom hierna dat oordeel van de rechtbank integraal cursief weer en waar het hof op onderdelen komt tot een aanvulling, wijziging of verbetering, zal het hof dit in niet gecursiveerde tekst aangeven dan wel de door het hof verwijderde tekst zichtbaar doorhalen.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Inleiding
Op 5 januari 2020 omstreeks 18.45 uur werd melding bij de politie gedaan dat geschoten zou zijn op het [adres] te Heerlen ter hoogte van perceel [nummer] . Hierbij werden tweevoertuigen gezien, een zwarte Volkswagen Polo en een grijskleurige Renault Megan. In deVolkswagen Polo zaten een man en vrouw. Toen de melder(s) naar buiten ging(en), zagen zedat de personenauto’s wegreden en zagen ze hulzen op de grond liggen.
Door een politiepatrouille werd bij de Spoed Eisende Hulp (hierna: SEH) van het [ziekenhuis] te Heerlen een Volkswagen Polo aangetroffen.In de voorruit zaten meerdere kleine gaten, welke leken op kogelgaten. Hierdoor ontstond het ernstige vermoeden dat de Volkswagen Polo betrokken was geweest bij de eerder genoemde schietpartij. Door een medewerker van de ziekenhuisbeveiliging werd aangegeven dat een vrouw met een schotwond uit de auto was gekomen die op dat moment behandeld werd op despoedeisende hulp (SEH). De gewonde vrouw betrof: [slachtoffer 1] De man die haar met de zwarte Volkswagen Polo had gebracht, had te voet het ziekenhuis verlaten. Deze man betrof [slachtoffer 2] . Tevens gaf de medewerker van de ziekenhuisbeveiliging aan dat er ook een man was binnengekomen met een schotwond, die op dat moment eveneens op de SEH behandeld werd. De verdachte betrof de gewonde man. Hij was door zijn zoon, [medeverdachte 1] , naar het ziekenhuis gebracht.
Onderzoeksresultaten
Het team forensische opsporing heeft op 5 januari 2020 onderzoek ter plaatse verricht. Op de plaats delict zijn 16 hulzen aangetroffen. Het betroffen hulzen van het kaliber 7.65mm en9mm. In totaal werden er 5 hulzen van het kaliber 7.65mm aangetroffen.
Gelet op het onderzoek aan [slachtoffer 1] en haar kleding kan geconcludeerd worden dat de perforatie in de rechtermouw van de jas correspondeerde met het inschot in de rechterarm van [slachtoffer 1] . Het schotkanaal in de arm van [slachtoffer 1] verliep vanaf de onderarm naar de bovenarm. Het projectiel bevindt zich nog in de arm van [slachtoffer 1] .
Uit de bevindingen van het forensische onderzoek aan de Volkswagen Polo is gebleken dat de auto door 17 kogels is geraakt. Hierbij zijn de locaties en schotbeschadigingen omschreven en voorts voorzien van nummers/letters.
De schootsbanen en de doorschotopeningen die zich bevonden in de voorruit, motorkap,het
rechter voorportier en de rechter spiegel, duiden erop dat het motorvoertuig vanaf debuitenzijde, van voor naar achter, door tien kogels werd geraakt. De schutter van deze 10kogels bevond zich vermoedelijk in een gebied ter hoogte van het linker voorspatscherm vanhet betrokken motorvoertuig/aan de linker voorzijde van het voertuig/aan de voorzijde vanhet voertuig in het gebied tussen de voorzijde en de rechtervoorzijde van het voertuig/inhet gebied tussen de linker voorzijde en de rechter voorzijde van het voertuig.
De schootsbanen en de schotbeschadigingen die zich bevonden in het dashboard rechts en de rechter A-stijl duiden erop dat het motorvoertuig vanaf de buitenzijde, door de geopendeportieropening van het rechter voorportier, van achter naar voren en schuin van rechts naar links door vijf kogels was geraakt. Gelet op de stijgende schootsbaan in het paneel van de rechter A-stijl bevond de schutter zich bij het afvuren van deze 5 kogels vermoedelijk laag bij de grond, rechtsachter ter hoogte van het voertuig. Alhier werd op het rechter achter spatscherm een afdruk/steunpunt aangetroffen van vermoedelijk de linkerhand van de mogelijke schutter.
Uit de bevindingen van het onderzoek blijkt dat de schotbeschadigingen, zoals hieronder zijn omschreven, zich in het laatst benoemde gebied en in de richting van achter naar vorenbevonden:
Vermoedelijk werd deze schotbeschadiging veroorzaakt door een kogel, die van buiten hetvoertuig, van achter, in de richting van de voorzijde werd afgevuurd, terwijl het rechtervoorportier open stond.
Vermoedelijk werd deze schotbeschadiging veroorzaakt door een kogel, die van buiten hetvoertuig van achter, in de richting van de voorzijde werd afgevuurd, terwijl het rechtervoorportier open stond.
De schotbeschadigingen 15 en 8 bevonden zich in elkaars verlengde. Dit betrof een stijgende schootsbaan in de richting van buiten, naar binnen. De onderzoekers zagen dat de trefhoek van deze schootsbaan circa 16 graden betrof.
Gelet op de bevindingen werd door de politie als mogelijk(het hof leest hier: scenario)
gesteld dat het betrokken motorvoertuig zich tijdens een conflict tussen meerdere personen bevond in het midden van een vuurgevecht. Bij dit vuurgevecht werd vermoedelijk door minimaal twee personen met vuurwapens meerdere schoten op elkaar gelost waarbij diverse kogels in het voertuig insloegen. De schoten werden gelost vanaf de voorzijde en de rechter achterzijde van het voertuig. De nagenoeg wederzijdse schootsbanen concentreren zich vooral schuin, tussen linksvoor en rechtsachter van het voertuig, waarbij de schutter rechtsachter naast het voertuig tijdens het vuurgevecht vermoedelijk dekking zocht achter het geopende rechter voorportier.
Verklaringen
De verdachte heeft verklaard dat hij op 5 januari 2020 samen met zijn zoon, [medeverdachte 1]en zijn neefje, [medeverdachte 2] naar het [adres] was gereden. Hij had een afspraak om eengestolen telefoon van een vriend terug te krijgen en het enige dat hij wist was dat dezepersoon in een zwarte Volkswagen Polo of gele Lupo zou rijden. Die vriend had hemgevraagd om dat voor hem te doen. Het ging om een werktelefoon/drugstelefoon. Deverdachte heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 2] in de Volkswagen Polo was gestapt en dat daar een meisje, [slachtoffer 1] , op de bijrijdersstoel zat. De verdachte heeft gezegd dat zij rustig moest doen. dat hij niet voor haar kwam maar voor haar vriendje en dat die wist wat hij gedaan had. Toen [slachtoffer 1] probeerde uit de auto te stappen had hij zijn vuurwapen aan haar getoond. Op het moment dat de verdachte zag dat [slachtoffer 2] een wapen had, had hij zijn wapen ook doorgeladen. Hij had tegen [slachtoffer 2] gezegd dat hij wist waar hij voor kwam. De verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] als troef gebruikte en tegen[slachtoffer 2] zei “ik schiet je meisje neef'. De verdachte dacht dat hij 3 a 4x had geschotenen dit was met een wapen met het kaliber 7.65mm. Hij geeft aan dat hij ongecontroleerdgeschoten had omdat [slachtoffer 2] op hem aan het schieten was en dat hijachter
[slachtoffer 1]bleef
. [medeverdachte 2] was voor het schieten al gevlucht uit de auto.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hijzondagavond met een vriendin [slachtoffer 1] (het hof begrijpt hier steeds: [slachtoffer 1] ) in de auto naar het adres [adres] [nummer] reed. [slachtoffer 1] bleef in de auto zitten. [slachtoffer 2] liep terug en zag [slachtoffer 1] handgebaren maken dat hij moest komen. [slachtoffer 2] kwam dichter bij de auto en zag 2 mannen in de auto zitten. [slachtoffer 2] ziet dat de man achter [slachtoffer 1] een wapen heeft en haar onder schot heeft.
Dan trekt [slachtoffer 2] ook zijn vuurwapen. [slachtoffer 2] heeft
had geschoten meteen Baretta, 9mm.[slachtoffer 2] ziet dat de man die achter [slachtoffer 1] zat, zich uit de auto laat vallen/rollen en onder het portier doorkroop richting [slachtoffer 1] . Het portier bij [slachtoffer 1] stond ook open. [slachtoffer 2] zag de man tussen de 2 portieren geknield achter [slachtoffer 1] zitten en hoorde hem schreeuwen: ik schiet je meisje, ik schiet je meisje. [slachtoffer 2] stond links voor zijn auto op dat moment. [slachtoffer 2] hoorde zeker 4 schoten die niet van hem, [slachtoffer 2] , waren. Volgens [slachtoffer 2] werd [slachtoffer 1] als schild gebruikt. Vervolgens hoorde [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] schreeuwen: ik ben geraakt, ik ben geraakt.
In het wapenvan [slachtoffer 2] zaten
passen13 patronen. [slachtoffer 2] heeft aangegeven dat bij het doorladen een volmantel was uitgeworpen, waardoor hij nog 12 schoten over had.[slachtoffer 2] hoorde de schutter roepen: Je weet wat je gedaan hebt.
[slachtoffer 1]
heeft verklaard dat zij samen met [slachtoffer 2] naar een flatgebouw aan [adres] was gereden. Zij had gewacht op [slachtoffer 2] in de auto en zat op debijrijdersstoel. Er stapten twee onbekendenmannen achter in de auto. De verdachte wasachter haar gaan zitten en de [medeverdachte 2] achter de bestuurdersstoel.De verdachte zei tegen haar "Blijf stil zitten totdat je vriendje terugkomt". [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de verdachte een zilverkleurig wapen vasthield en dit op haar richtte.Ze hoorde dat hij schreeuwde tegen [slachtoffer 2] "houd je rustig anders schiet ik op je vriendin".[slachtoffer 1] raakte hierdoor in paniek en wilde weg uit de auto. Dat ging alleen niet, want zij zat nog vast in de gordel. De man stond met het vuurwapen gericht in de deuropening. [slachtoffer 1] draaide haar hele lichaam weg van hem, maar hij pakte haar vast en trok haar terug in de normale zitpositie. [slachtoffer 1] raakte hierdoor in paniek en begon te schreeuwen. [slachtoffer 2] begon hierdoor ook te schreeuwen. Op het moment dat er werd geschoten dook [slachtoffer 1] in elkaar. Na een paar schoten voelde zij dat zij geraakt was. Toen de eerste schoten begonnen hield zij haar armen voor haar gezicht en trok zij haar benen op. [slachtoffer 1] was geraakt aan haar rechter onderarm door een kogel en een kogel heeft haar rechterscheenbeen geschampt. Zij schreeuwde tegen [slachtoffer 2] dat zij geraakt was in haar rechter onderarm.De verdachte gebruikte haar als drukmiddel en hij riep tegen [slachtoffer 2] “Je weet heel goed wat je gedaan hebt".
Ten aanzien van feit 1
Pogingmoord/doodslag [slachtoffer 1]
De rechtbank stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen het volgende vast. De verdachte en [slachtoffer 2] raakten in een schietpartij verwikkeld, waarbij de verdachte intotaal vijf kogels – op een ongecontroleerde wijze – afvuurde. De verdachte heeft hieromtrent ter terechtzitting immers verklaard dat hij niet gericht had geschoten en dat hij de schoten ongecontroleerd had gelost. [slachtoffer 1] bevond zich op het moment van het schieten feitelijk tussen de schutters in: zij zat op de bijrijdersstoel van de Polo. [slachtoffer 2] bevond zich eigens ter hoogte van de linker voorkant van de Polo. De verdachte bevond zich, bij het afvuren van die vijf kogels, laag bij de grond, rechtsachter ter hoogte van de Polo. Dat op het rechter achterspatscherm een afdruk/steunpunt van een hand is aangetroffen, sterkt de rechtbank in de overtuiging dat de verdachte inderdaad de positie had ingenomen ter hoogte van de rechter achterzijde van het voertuig. De rechtbank kan, nu deze in de richting van de voorzijde van het voertuig zijn afgevuurd, van in ieder geval vier van de vijf door de verdachte afgevuurde kogels (nummers 11, 12. 13 en 15) vaststellen dat deze van de verdachte afkomstig zijn. Drie van deze kogels zijn ingeslagen in de rechter A-stijl, een kogel is ingeslagen in het kunststofpaneel van de rechter A-stijl.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachte, door te handelen zoalshiervoor vastgesteld, opzet. al dan niet in voorwaardelijke vorm, heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1] .
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevatdat de verdachte vol opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1] .
Bij de beoordeling of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood dient volgensvaste jurisprudentie van de Hoge Raad het volgende voorop te worden gesteld. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Hieronder moet worden verstaan: "de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid” (vgl. HR 29 mei 2018. ECLI:NL:HR:201 8:718).
De rechtbank is van oordeel dat het op een ongecontroleerde wijze schieten met eenvuurwapen – nota bene door een ongeoefend schutter – van een korte afstand, waarbij in ieder geval vier kogels vlak in de buurt van [slachtoffer 1] zijn ingeslagen, de aanmerkelijke kans oplevert dat [slachtoffer 1] daardoor had kunnen overlijden. [slachtoffer 1] had hierbij niet enkel rechtst
reeks door de verdachte kunnen worden geraakt, doch ook door een verwoestende uitwerking van een ricochet. Dat de mogelijkheid van een ricochet wel degelijk heeft bestaan en zich ook verwezenlijkt heeft, blijkt uit het onderzoek van de politie wat betreft de kogelinslag nummer 13: die inslag betrof een ricochetbeschadiging van een kogel. Naar het oordeel van de rechtbank was, door het handelen van de verdachte, sprake van een reële, niet onwaarschijnlijke kans op de dood van [slachtoffer 1] . De rechtbank neemt hierbij mede inaanmerking het feit dat [slachtoffer 1] zich, op het moment van het schieten door de verdachte, op de bijrijdersstoel van de Polo bevond en dat zij feitelijk gefixeerd was omdat zij die plek nietkon verlaten. Dat [slachtoffer 1] door het handelen van de verdachte niet haar leven heeft verloren,is een niet aan de verdachte te danken, gelukkige omstandigheid.
Wat betreft de vraag of de verdachte deze aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard, heeft te gelden dat uit de enkele omstandigheid dat de verdachte wetenschap moet hebben gehad van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, niet zonder meer kan worden afgeleid dat hij die kans ook bewust heeft aanvaard (of anders gezegd: op de koop heeft toegenomen), omdat ook sprake kan zijn van bewuste schuld. Bepaalde gedragingen kunnen echter naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de voornoemde gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood van [slachtoffer 1] dat het niet anders kan dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
De rechtbank acht kortom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het opzet invoorwaardelijke vorm heeft gehad om [slachtoffer 1] van het leven te beroven.
Voorbedachten rade
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachten rade moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te
geven.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig enovertuigend kan worden bewezen dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld,zodat de verdachte van de tenlastegelegde poging tot moord behoort te worden vrijgesproken.
Conclusie
Het voorgaande betekent dat de rechtbankde verdachte vrijspreekt voor de poging totmoord, maarde tenlastegelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen acht.
Medeplegen
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of de verdachte debewezenverklaarde poging tot doodslag op [slachtoffer 1] heeft medegepleegd met de[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
Voor medeplegen is vereist dat sprake is van voldoende nauwe en bewuste samenwerkinggericht op het voltooien van het delict. Hierbij ligt het accent op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. Daarbij moet de bijdrage van ieder van de deelnemers wel van voldoende gewicht zijn. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de [medeverdachte 2] , vlak voor de bewuste schietpartij, samen met de verdachte in de Polo achter [slachtoffer 1] zat. Vlak voordat het schieten zou beginnen vluchtte hij uit de auto. De rechtbank kan hierbij niet vaststellen dat de [medeverdachte 2] wist dat er geschoten zou worden op [slachtoffer 1] . Ook kan de rechtbank niet vaststellen dat de [medeverdachte 2] wist dat er een vuurwapen mee was genomen door de verdachte. Hier komt bij dat nergens uit blijkt dat de [medeverdachte 2] tijdens zijn aanwezigheid in de auto of anderszins bijdroeg aan het ontstaan van het conflict. Het voorgaande geldt in wezen ook voor de [medeverdachte 1] . Weliswaar kan vastgesteld worden dat hij de verdachte en [medeverdachte 2] naar een plaats in de buurt van het schietincident reed, daartegenover staat echter dat geenszins enige wetenschap bij [medeverdachte 1] kan worden vastgesteld omtrent hetgeen zich heeft afgespeeld. Ook is hij niet bij het schieten zelf aanwezig geweest.
Gelet op het voorgaande kan niet gesproken worden van enige strafrechtelijke betrokkenheid van de [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bij de schietpartij. Van medeplegen is dan ook geen sprake.