ECLI:NL:GHSHE:2023:2356

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
20-000236-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en poging tot afpersing met bedreiging met vuurwapen in eendaadse samenloop

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte is veroordeeld voor poging tot doodslag en poging tot afpersing, gepleegd op 5 januari 2020 in Heerlen. De verdachte heeft op de openbare weg met een vuurwapen geschoten op [slachtoffer 1], die hierdoor gewond raakte. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken van poging tot moord, maar het hof heeft de poging tot doodslag wel bewezen verklaard. De verdachte heeft tijdens de schietpartij ook [slachtoffer 2] bedreigd met het vuurwapen. Het hof oordeelde dat de verdachte niet handelde uit noodweer, aangezien hij zelf de confrontatie zocht door met een vuurwapen te dreigen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaren, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd en de verdachte voor de bewezen feiten strafbaar verklaard.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000236-22
Uitspraak : 12 juli 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 19 januari 2022, in de strafzaak met parketnummer 03-004734-20 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans verblijvende in de [detentieadres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde (kort gezegd: poging moord op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ) alsmede gedeeltelijk vrijgesproken van het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde (kort gezegd: poging doodslag voor zover dit ziet op de gedragingen jegens [slachtoffer 2] ). De rechtbank heeft het overige tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘poging tot doodslag’ (
feit 1 subsidiair, betreffende [slachtoffer 1]
),‘afpersing’ (
feit 2, betreffende [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
)in eendaadse samenloop met ‘bedreiging’ (
feit 3, betreffende [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
), de verdachte strafbaar verklaard en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts is er beslist omtrent het beslag.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is in de appelakte van 2 februari 2022 uitdrukkelijk beperkt, inhoudende dat het appel zich niet richt tegen de vrijspraak van hetgeen aan de verdachte onder feit 1 primair en subsidiair voor zover de gedragingen zien op [slachtoffer 2] is tenlastegelegd.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat een beperking van de omvang van het appel zoals gedaan in de akte van 2 februari 2022 niet mogelijk is, nu het niet gaat om twee verschillende momenten maar het gaat om één feitenconstellatie, waarbij de verdachte niet heeft gekeken op/naar wie hij schoot en zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] geraakt hadden kunnen worden.
Ter terechtzitting heeft het hof beslist dat er sprake is van een zogeheten beschermde vrijspraak welke bij akte kon worden beperkt. Naar het oordeel van het hof is gelet op de tekst van de tenlastelegging en de bedoeling van de steller het handelen onder 1 ten aanzien van [slachtoffer 2] impliciet cumulatief tenlastegelegd. Nu de verdachte ten aanzien van [slachtoffer 2] van beide varianten is vrijgesproken, zijn de verweten handelingen onder feit 1 (primair én subsidiair), voor zover deze gericht zijn jegens [slachtoffer 2] , dan ook niet meer aan de orde. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen en opnieuw aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren zal opleggen.
Namens de verdachte is primair integrale vrijspraak bepleit van het onder feit 1 tenlastegelegde. De verdediging heeft zich ten aanzien van de feiten 2 en 3 gerefereerd aan het oordeel van het hof met dien verstande dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de handeling ‘met een vuurwapen op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft geschoten’. Subsidiair is ten aanzien van feit 1 en 3 een beroep gedaan op noodweer waardoor de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Meer subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – tenlastegelegd dat:
1.hij op of omstreeks 5 januari 2020 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 januari 2020 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.hij op of omstreeks 5 januari 2020 in de gemeente Heerlen op de openbare weg, [adres], tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een (mobiele) telefoon en/of een of meer (andere) goederen van hun/zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
- naar de auto van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] is/zijn gelopen en/of (vervolgens) in die auto is/zijn gestapt en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond aan die [slachtoffer 1] en/of heeft/hebben doorgeladen in het bijzijn van die [slachtoffer 1] en/of op/tegen de nek en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of gehouden en/of
- onder dreiging van het vuurwapen tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat zij rustig moet blijven zitten tot haar vriendje er is en/of
- onder dreiging van het vuurwapen tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben geschreeuwd en/of gezegd dat hij heel goed weet wat hij heeft gedaan en/of
- het vuurwapen op die [slachtoffer 1] heeft gericht en tegen die [slachtoffer 2] heeft geschreeuwd en/of gezegd dat hij rustig moet blijven anders schiet hij zijn vriendinnetje neer en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
of
hij op of omstreeks 5 januari 2020 in de gemeente Heerlen op de openbare weg, [adres], tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een (mobiele) telefoon en/of een of meer (andere) goederen van hun/zijn gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
- naar de auto van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] is/zijn gelopen en/of (vervolgens) in die auto is/zijn gestapt en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond aan die [slachtoffer 1] en/of heeft/hebben doorgeladen in het bijzijn van die [slachtoffer 1] en/of op/tegen de nek en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft/hebben geduwd en/of gehouden en/of
- onder dreiging van het vuurwapen tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat zij rustig moet blijven zitten tot haar vriendje er is en/of
- onder dreiging van het vuurwapen tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben geschreeuwd en/of gezegd dat hij heel goed weet wat hij heeft gedaan en/of
- het vuurwapen op die [slachtoffer 1] heeft gericht en tegen die [slachtoffer 2] heeft geschreeuwd en/of gezegd dat hij rustig moet blijven anders schiet hij zijn vriendinnetje neer en/of
- (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.hij op of omstreeks 5 januari 2020 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een vuurwapen, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
- doorgeladen in het bijzijn van die [slachtoffer 1] en/of
- op/tegen de nek en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gehouden en/of
- getoond aan en/of gericht op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd: "rustig blijven anders schiet ik je vriendinnetje neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
(vervolgens) meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft geschoten.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak feit 1 primair
Het hof heeft, in navolging van de standpunten van de advocaat-generaal en de verdediging, uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte de onder 1 primair tenlastegelegde poging moord op [slachtoffer 1] heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij:
1.subsidiairhij op 5 januari 2020 in de gemeente Heerlen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven meermalen met een pistool op die [slachtoffer 1] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.hij op 5 januari 2020 in de gemeente Heerlen op de openbare weg, [adres], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een (mobiele) telefoon, toebehorende aan een ander dan aan verdachte, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte:
- naar de auto van [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] is gelopen en (vervolgens) in die auto is gestapt en
- een vuurwapen heeft getoond aan die [slachtoffer 1] en heeft doorgeladen in het bijzijn van die [slachtoffer 1] en
- onder dreiging van het vuurwapen tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat zij rustig moet blijven zitten tot haar vriendje er is en
- onder dreiging van het vuurwapen tegen die [slachtoffer 2] heeft geschreeuwd en gezeild dat hij heel goed weet wat hij heeft gedaan en
- het vuurwapen op die [slachtoffer 1] heeft gericht en tegen die [slachtoffer 2] heeft geschreeuwd en gezegd dat hij rustig moet blijven anders schiet hij zijn vriendinnetje neer;
3.hij op 5 januari 2020 in de gemeente Heerlen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen,
- doorgeladen in het bijzijn van die [slachtoffer 1] en
- getoond aan die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en gericht op die [slachtoffer 1] en (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd : "rustig blijven anders schiet ik je vriendinnetje neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Oordeel hof
De rechtbank heeft in het vonnis onder 3.3 ‘Het oordeel van de rechtbank’ de volgende redengevende bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen opgenomen (pagina’s 2 – 9). Het hof neemt deze over en maakt deze tot de zijne. Het hof geeft daarom hierna dat oordeel van de rechtbank integraal cursief weer en waar het hof op onderdelen komt tot een aanvulling, wijziging of verbetering, zal het hof dit in niet gecursiveerde tekst aangeven dan wel de door het hof verwijderde tekst zichtbaar doorhalen.
3.3 Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Inleiding
Op 5 januari 2020 omstreeks 18.45 uur werd melding bij de politie gedaan dat geschoten zou zijn op het [adres] te Heerlen ter hoogte van perceel [nummer] . Hierbij werden tweevoertuigen gezien, een zwarte Volkswagen Polo en een grijskleurige Renault Megan. In deVolkswagen Polo zaten een man en vrouw. Toen de melder(s) naar buiten ging(en), zagen zedat de personenauto’s wegreden en zagen ze hulzen op de grond liggen.
Door een politiepatrouille werd bij de Spoed Eisende Hulp (hierna: SEH) van het [ziekenhuis] te Heerlen een Volkswagen Polo aangetroffen. [2] In de voorruit zaten meerdere kleine gaten, welke leken op kogelgaten. Hierdoor ontstond het ernstige vermoeden dat de Volkswagen Polo betrokken was geweest bij de eerder genoemde schietpartij. Door een medewerker van de ziekenhuisbeveiliging werd aangegeven dat een vrouw met een schotwond uit de auto was gekomen die op dat moment behandeld werd op despoedeisende hulp (SEH). De gewonde vrouw betrof: [slachtoffer 1] De man die haar met de zwarte Volkswagen Polo had gebracht, had te voet het ziekenhuis verlaten. Deze man betrof [slachtoffer 2] . Tevens gaf de medewerker van de ziekenhuisbeveiliging aan dat er ook een man was binnengekomen met een schotwond, die op dat moment eveneens op de SEH behandeld werd. De verdachte betrof de gewonde man. Hij was door zijn zoon, [medeverdachte 1] , naar het ziekenhuis gebracht. [3]
Onderzoeksresultaten
Het team forensische opsporing heeft op 5 januari 2020 onderzoek ter plaatse verricht. Op de plaats delict zijn 16 hulzen aangetroffen. Het betroffen hulzen van het kaliber 7.65mm en9mm. In totaal werden er 5 hulzen van het kaliber 7.65mm aangetroffen.
Gelet op het onderzoek aan [slachtoffer 1] en haar kleding kan geconcludeerd worden dat de perforatie in de rechtermouw van de jas correspondeerde met het inschot in de rechterarm van [slachtoffer 1] . Het schotkanaal in de arm van [slachtoffer 1] verliep vanaf de onderarm naar de bovenarm. Het projectiel bevindt zich nog in de arm van [slachtoffer 1] . [4]
Uit de bevindingen van het forensische onderzoek aan de Volkswagen Polo is gebleken dat de auto door 17 kogels is geraakt. Hierbij zijn de locaties en schotbeschadigingen omschreven en voorts voorzien van nummers/letters.
De schootsbanen en de doorschotopeningen die zich bevonden in de voorruit, motorkap,het
rechter voorportier en de rechter spiegel, duiden erop dat het motorvoertuig vanaf debuitenzijde, van voor naar achter, door tien kogels werd geraakt. De schutter van deze 10kogels bevond zich vermoedelijk in een gebied ter hoogte van het linker voorspatscherm vanhet betrokken motorvoertuig/aan de linker voorzijde van het voertuig/aan de voorzijde vanhet voertuig in het gebied tussen de voorzijde en de rechtervoorzijde van het voertuig/inhet gebied tussen de linker voorzijde en de rechter voorzijde van het voertuig.
De schootsbanen en de schotbeschadigingen die zich bevonden in het dashboard rechts en de rechter A-stijl duiden erop dat het motorvoertuig vanaf de buitenzijde, door de geopendeportieropening van het rechter voorportier, van achter naar voren en schuin van rechts naar links door vijf kogels was geraakt. Gelet op de stijgende schootsbaan in het paneel van de rechter A-stijl bevond de schutter zich bij het afvuren van deze 5 kogels vermoedelijk laag bij de grond, rechtsachter ter hoogte van het voertuig. Alhier werd op het rechter achter spatscherm een afdruk/steunpunt aangetroffen van vermoedelijk de linkerhand van de mogelijke schutter.
Uit de bevindingen van het onderzoek blijkt dat de schotbeschadigingen, zoals hieronder zijn omschreven, zich in het laatst benoemde gebied en in de richting van achter naar vorenbevonden:

Vermoedelijk werd deze schotbeschadiging veroorzaakt door een kogel, die van buiten hetvoertuig, van achter, in de richting van de voorzijde werd afgevuurd, terwijl het rechtervoorportier open stond.

Vermoedelijk werd deze schotbeschadiging veroorzaakt door een kogel, die van buiten hetvoertuig van achter, in de richting van de voorzijde werd afgevuurd, terwijl het rechtervoorportier open stond.

De schotbeschadigingen 15 en 8 bevonden zich in elkaars verlengde. Dit betrof een stijgende schootsbaan in de richting van buiten, naar binnen. De onderzoekers zagen dat de trefhoek van deze schootsbaan circa 16 graden betrof.
Gelet op de bevindingen werd door de politie als mogelijk(het hof leest hier: scenario)
gesteld dat het betrokken motorvoertuig zich tijdens een conflict tussen meerdere personen bevond in het midden van een vuurgevecht. Bij dit vuurgevecht werd vermoedelijk door minimaal twee personen met vuurwapens meerdere schoten op elkaar gelost waarbij diverse kogels in het voertuig insloegen. De schoten werden gelost vanaf de voorzijde en de rechter achterzijde van het voertuig. De nagenoeg wederzijdse schootsbanen concentreren zich vooral schuin, tussen linksvoor en rechtsachter van het voertuig, waarbij de schutter rechtsachter naast het voertuig tijdens het vuurgevecht vermoedelijk dekking zocht achter het geopende rechter voorportier. [5]
Verklaringen
De verdachte heeft verklaard dat hij op 5 januari 2020 samen met zijn zoon, [medeverdachte 1]en zijn neefje, [medeverdachte 2] naar het [adres] was gereden. Hij had een afspraak om eengestolen telefoon van een vriend terug te krijgen en het enige dat hij wist was dat dezepersoon in een zwarte Volkswagen Polo of gele Lupo zou rijden. Die vriend had hemgevraagd om dat voor hem te doen. Het ging om een werktelefoon/drugstelefoon. Deverdachte heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 2] in de Volkswagen Polo was gestapt en dat daar een meisje, [slachtoffer 1] , op de bijrijdersstoel zat. De verdachte heeft gezegd dat zij rustig moest doen. dat hij niet voor haar kwam maar voor haar vriendje en dat die wist wat hij gedaan had. Toen [slachtoffer 1] probeerde uit de auto te stappen had hij zijn vuurwapen aan haar getoond. Op het moment dat de verdachte zag dat [slachtoffer 2] een wapen had, had hij zijn wapen ook doorgeladen. Hij had tegen [slachtoffer 2] gezegd dat hij wist waar hij voor kwam. De verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] als troef gebruikte en tegen[slachtoffer 2] zei “ik schiet je meisje neef'. De verdachte dacht dat hij 3 a 4x had geschotenen dit was met een wapen met het kaliber 7.65mm. Hij geeft aan dat hij ongecontroleerdgeschoten had omdat [slachtoffer 2] op hem aan het schieten was en dat hijachter
[slachtoffer 1]bleef
. [medeverdachte 2] was voor het schieten al gevlucht uit de auto. [6]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hijzondagavond met een vriendin [slachtoffer 1] (het hof begrijpt hier steeds: [slachtoffer 1] ) in de auto naar het adres [adres] [nummer] reed. [slachtoffer 1] bleef in de auto zitten. [slachtoffer 2] liep terug en zag [slachtoffer 1] handgebaren maken dat hij moest komen. [slachtoffer 2] kwam dichter bij de auto en zag 2 mannen in de auto zitten. [slachtoffer 2] ziet dat de man achter [slachtoffer 1] een wapen heeft en haar onder schot heeft.
Dan trekt [slachtoffer 2] ook zijn vuurwapen. [slachtoffer 2] heeft
had geschoten meteen Baretta, 9mm.[slachtoffer 2] ziet dat de man die achter [slachtoffer 1] zat, zich uit de auto laat vallen/rollen en onder het portier doorkroop richting [slachtoffer 1] . Het portier bij [slachtoffer 1] stond ook open. [slachtoffer 2] zag de man tussen de 2 portieren geknield achter [slachtoffer 1] zitten en hoorde hem schreeuwen: ik schiet je meisje, ik schiet je meisje. [slachtoffer 2] stond links voor zijn auto op dat moment. [slachtoffer 2] hoorde zeker 4 schoten die niet van hem, [slachtoffer 2] , waren. Volgens [slachtoffer 2] werd [slachtoffer 1] als schild gebruikt. Vervolgens hoorde [slachtoffer 2] [slachtoffer 1] schreeuwen: ik ben geraakt, ik ben geraakt.
In het wapenvan [slachtoffer 2] zaten
passen13 patronen. [slachtoffer 2] heeft aangegeven dat bij het doorladen een volmantel was uitgeworpen, waardoor hij nog 12 schoten over had.[slachtoffer 2] hoorde de schutter roepen: Je weet wat je gedaan hebt. [7]
[slachtoffer 1]
heeft verklaard dat zij samen met [slachtoffer 2] naar een flatgebouw aan [adres] was gereden. Zij had gewacht op [slachtoffer 2] in de auto en zat op debijrijdersstoel. Er stapten twee onbekendenmannen achter in de auto. De verdachte wasachter haar gaan zitten en de [medeverdachte 2] achter de bestuurdersstoel. [8] De verdachte zei tegen haar "Blijf stil zitten totdat je vriendje terugkomt". [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de verdachte een zilverkleurig wapen vasthield en dit op haar richtte. [9] Ze hoorde dat hij schreeuwde tegen [slachtoffer 2] "houd je rustig anders schiet ik op je vriendin".[slachtoffer 1] raakte hierdoor in paniek en wilde weg uit de auto. Dat ging alleen niet, want zij zat nog vast in de gordel. De man stond met het vuurwapen gericht in de deuropening. [slachtoffer 1] draaide haar hele lichaam weg van hem, maar hij pakte haar vast en trok haar terug in de normale zitpositie. [slachtoffer 1] raakte hierdoor in paniek en begon te schreeuwen. [slachtoffer 2] begon hierdoor ook te schreeuwen. Op het moment dat er werd geschoten dook [slachtoffer 1] in elkaar. Na een paar schoten voelde zij dat zij geraakt was. Toen de eerste schoten begonnen hield zij haar armen voor haar gezicht en trok zij haar benen op. [slachtoffer 1] was geraakt aan haar rechter onderarm door een kogel en een kogel heeft haar rechterscheenbeen geschampt. Zij schreeuwde tegen [slachtoffer 2] dat zij geraakt was in haar rechter onderarm. [10] De verdachte gebruikte haar als drukmiddel en hij riep tegen [slachtoffer 2] “Je weet heel goed wat je gedaan hebt". [11]
Bewijsoverwegingen

Ten aanzien van feit 1

Pogingmoord/doodslag [slachtoffer 1]
De rechtbank stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen het volgende vast. De verdachte en [slachtoffer 2] raakten in een schietpartij verwikkeld, waarbij de verdachte intotaal vijf kogels – op een ongecontroleerde wijze – afvuurde. De verdachte heeft hieromtrent ter terechtzitting immers verklaard dat hij niet gericht had geschoten en dat hij de schoten ongecontroleerd had gelost. [slachtoffer 1] bevond zich op het moment van het schieten feitelijk tussen de schutters in: zij zat op de bijrijdersstoel van de Polo. [slachtoffer 2] bevond zich eigens ter hoogte van de linker voorkant van de Polo. De verdachte bevond zich, bij het afvuren van die vijf kogels, laag bij de grond, rechtsachter ter hoogte van de Polo. Dat op het rechter achterspatscherm een afdruk/steunpunt van een hand is aangetroffen, sterkt de rechtbank in de overtuiging dat de verdachte inderdaad de positie had ingenomen ter hoogte van de rechter achterzijde van het voertuig. De rechtbank kan, nu deze in de richting van de voorzijde van het voertuig zijn afgevuurd, van in ieder geval vier van de vijf door de verdachte afgevuurde kogels (nummers 11, 12. 13 en 15) vaststellen dat deze van de verdachte afkomstig zijn. Drie van deze kogels zijn ingeslagen in de rechter A-stijl, een kogel is ingeslagen in het kunststofpaneel van de rechter A-stijl.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachte, door te handelen zoalshiervoor vastgesteld, opzet. al dan niet in voorwaardelijke vorm, heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1] .
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevatdat de verdachte vol opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 1] .
Bij de beoordeling of sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood dient volgensvaste jurisprudentie van de Hoge Raad het volgende voorop te worden gesteld. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Hieronder moet worden verstaan: "de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid” (vgl. HR 29 mei 2018. ECLI:NL:HR:201 8:718).
De rechtbank is van oordeel dat het op een ongecontroleerde wijze schieten met eenvuurwapen – nota bene door een ongeoefend schutter – van een korte afstand, waarbij in ieder geval vier kogels vlak in de buurt van [slachtoffer 1] zijn ingeslagen, de aanmerkelijke kans oplevert dat [slachtoffer 1] daardoor had kunnen overlijden. [slachtoffer 1] had hierbij niet enkel rechtst
reeks door de verdachte kunnen worden geraakt, doch ook door een verwoestende uitwerking van een ricochet. Dat de mogelijkheid van een ricochet wel degelijk heeft bestaan en zich ook verwezenlijkt heeft, blijkt uit het onderzoek van de politie wat betreft de kogelinslag nummer 13: die inslag betrof een ricochetbeschadiging van een kogel. Naar het oordeel van de rechtbank was, door het handelen van de verdachte, sprake van een reële, niet onwaarschijnlijke kans op de dood van [slachtoffer 1] . De rechtbank neemt hierbij mede inaanmerking het feit dat [slachtoffer 1] zich, op het moment van het schieten door de verdachte, op de bijrijdersstoel van de Polo bevond en dat zij feitelijk gefixeerd was omdat zij die plek nietkon verlaten. Dat [slachtoffer 1] door het handelen van de verdachte niet haar leven heeft verloren,is een niet aan de verdachte te danken, gelukkige omstandigheid.
Wat betreft de vraag of de verdachte deze aanmerkelijke kans bewust heeft aanvaard, heeft te gelden dat uit de enkele omstandigheid dat de verdachte wetenschap moet hebben gehad van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, niet zonder meer kan worden afgeleid dat hij die kans ook bewust heeft aanvaard (of anders gezegd: op de koop heeft toegenomen), omdat ook sprake kan zijn van bewuste schuld. Bepaalde gedragingen kunnen echter naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de voornoemde gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood van [slachtoffer 1] dat het niet anders kan dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
De rechtbank acht kortom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het opzet invoorwaardelijke vorm heeft gehad om [slachtoffer 1] van het leven te beroven.
Voorbedachten rade
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachten rade moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te
geven.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig enovertuigend kan worden bewezen dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld,zodat de verdachte van de tenlastegelegde poging tot moord behoort te worden vrijgesproken.
Conclusie
Het voorgaande betekent dat de rechtbankde verdachte vrijspreekt voor de poging totmoord, maarde tenlastegelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen acht.
Medeplegen
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of de verdachte debewezenverklaarde poging tot doodslag op [slachtoffer 1] heeft medegepleegd met de[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .
Voor medeplegen is vereist dat sprake is van voldoende nauwe en bewuste samenwerkinggericht op het voltooien van het delict. Hierbij ligt het accent op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. Daarbij moet de bijdrage van ieder van de deelnemers wel van voldoende gewicht zijn. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de [medeverdachte 2] , vlak voor de bewuste schietpartij, samen met de verdachte in de Polo achter [slachtoffer 1] zat. Vlak voordat het schieten zou beginnen vluchtte hij uit de auto. De rechtbank kan hierbij niet vaststellen dat de [medeverdachte 2] wist dat er geschoten zou worden op [slachtoffer 1] . Ook kan de rechtbank niet vaststellen dat de [medeverdachte 2] wist dat er een vuurwapen mee was genomen door de verdachte. Hier komt bij dat nergens uit blijkt dat de [medeverdachte 2] tijdens zijn aanwezigheid in de auto of anderszins bijdroeg aan het ontstaan van het conflict. Het voorgaande geldt in wezen ook voor de [medeverdachte 1] . Weliswaar kan vastgesteld worden dat hij de verdachte en [medeverdachte 2] naar een plaats in de buurt van het schietincident reed, daartegenover staat echter dat geenszins enige wetenschap bij [medeverdachte 1] kan worden vastgesteld omtrent hetgeen zich heeft afgespeeld. Ook is hij niet bij het schieten zelf aanwezig geweest.
Gelet op het voorgaande kan niet gesproken worden van enige strafrechtelijke betrokkenheid van de [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bij de schietpartij. Van medeplegen is dan ook geen sprake.

Ten aanzien van de feiten 2 en 3

Aan de verdachte is – kort gezegd – tenlastegelegd poging tot afpersing of poging tot diefstal met geweld. De rechtbank oordeelt in dit verband als volgt.
Poging afpersing
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte, met een pistool, [slachtoffer 2] opzocht omeen (werk-)telefoon,
die [slachtoffer 2] gestolen zou hebben van een bekende van deverdachte,
terug te halen. Die persoon had dat aan de verdachte gevraagd. De rechtbank gaat uit van dit motief van de verdachte nu hij in meerdere verklaringen hierover consistent heeft verklaard. Hij liep vervolgens samen met de [medeverdachte 2] naar de auto waar [slachtoffer 1] op dat moment op de bijrijdersstoel zat. Hij stapte achter in de auto (achter debijrijdersplaats) en de [medeverdachte 2] nam plaats achter de bestuurdersplaats Deverdachte toonde vervolgens een vuurwapen aan [slachtoffer 1] en zei tegen haar dat zij rustig moest blijven zitten tot [slachtoffer 2] terug was. Vervolgens liep [slachtoffer 2] in de richting van de auto, waarna de verdachte naar [slachtoffer 2] riep dat hij heel goed weet wat hij heeft gedaan. Vervolgens dreigde de verdachte dat hij [slachtoffer 1] zou neerschietenen vuurde uiteindelijk vijf kogels af, waarvan in ieder geval vier vlak in de buurt van [slachtoffer 1] insloegen.
Uit het voorgaande volgt, naar het oordeel van de rechtbank, dat het voornemen van deverdachte – om [slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van voornoemde telefoon – zich door een begin van de uitvoering heeft geopenbaard. De aan de verdachte tenlastegelegde poging tot afpersing van[slachtoffer 1] en[slachtoffer 2] is dan ook wettig en overtuigend bewezen. Dat de verdachte meende recht te hebben op de telefoon – en hij toestemming had van de eigenaar van die telefoon om deze van [slachtoffer 2] terug te halen – leidt niet tot een andere conclusie. De verdachte heeft met zijn handelingen immers zozeer de grenzen van het maatschappelijk betamelijke overschreden dat, ook als hij zou hebben gemeend dat hijgerechtigd was tot de bedoelde telefoon, hij heeft gehandeld met het oogmerk vanwederrechtelijke bevoordeling.(vgl. HR 09 februari 1971, ECLI:NL:PHR:1971:AB4227)
Bedreiging [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Het woordelijk bedreigen van [slachtoffer 1] ,het doorladen van het wapen in haar bijzijn en
het tonen van het wapen aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]en het vervolgens lossen van schoten,leidt eveneens tot het oordeel dat de verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigdmet enig misdrijf tegen het leven gericht
. De rechtbank acht dit feit derhalve ook wettig en overtuigend bewezen.
Medeplegen
Gelet op de geringe rol die de [medeverdachte 2] bij de poging tot afpersing en debedreiging heeft vervuld, kan niet gezegd worden dat hij bij die feiten strafrechtelijk betrokken was. Immers, uit de bewijsmiddelen blijkt enkel de aanwezigheid van de [medeverdachte 2] in de auto op het moment dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten pleegde. Deze aanwezigheid alleen is niet voldoende om van enige relevante strafrechtelijke betrokkenheid te kunnen spreken. Het aan de verdachte tenlastegelegde medeplegen acht de rechtbank dan ook niet wettig en overtuigend bewezen. Hiervan zal deverdachte worden vrijgesproken.
Eendaadse samenloop
Nu de handelingen van de verdachte zoals tenlastegelegd in de feiten 2 en 3 onder meer dan één strafbepaling vallen en niemand meer dan eens gestraft kan worden voor hetzelfde feit, kan de verdachte eigenlijk maar één strafrechtelijk relevant verwijt gemaakt worden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop van de feiten 2 en 3voor zover betrekking hebbend op [slachtoffer 2] .
Het hof ziet in hetgeen in hoger beroep door de advocaat-generaal is aangevoerd geen reden om tot een ander oordeel te komen.
Voorwaardelijk verzoek
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bij pleidooi het verzoek gedaan om, indien het hof de overweging van de rechtbank overneemt ten aanzien van de aangetroffen ricochetbeschadiging, namelijk dat het aantreffen van een ricochetbeschadiging leidt tot een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bij [slachtoffer 1] , een deskundige te laten rapporteren over de kans dat [slachtoffer 1] dodelijk zou worden getroffen door een afgeketste kogel.
Het hof wijst dit verzoek af. Het hof is van oordeel dat het gevraagde onderzoek niet noodzakelijk is voor de volledigheid van het onderzoek naar het tenlastegelegde. Zo heeft de rechtbank – en het hof is ditzelfde oordeel toegedaan – overwogen dat het op een ongecontroleerde wijze schieten met een vuurwapen – nota bene door een ongeoefend schutter – van een korte afstand, waarbij in ieder geval vier kogels vlak in de buurt van [slachtoffer 1] zijn ingeslagen, de aanmerkelijke kans oplevert dat [slachtoffer 1] daardoor had kunnen overlijden. [slachtoffer 1] had hierbij niet enkel rechtstreeks door de verdachte kunnen worden geraakt, doch ook door een verwoestende uitwerking van een ricochet. Dat die mogelijkheid van een ricochet ook daadwerkelijk heeft bestaan en zich verwezenlijkt heeft, blijkt wel uit het door de rechtbank aangehaalde politieonderzoek omtrent de kogelinslag met nummer 13 (op de rand van de rechter A-stijl in de sponning van het rechter voorportier van de auto), die vermoedelijk is veroorzaakt door een kogel die van buiten het voertuig, van achter in de richting van de voorzijde, werd afgevuurd, terwijl het rechter voorportier open stond. Tegen die achtergrond, waarbij vaststaat dat [slachtoffer 1] zich op de bijrijdersstoel bevond, is het hof met de rechtbank van oordeel dat door het handelen van de verdachte sprake is van een reële, niet onwaarschijnlijke kans op de dood van [slachtoffer 1] .
Bij het voorgaande neemt het hof nog in aanmerking dat door de verdediging niet is aangegeven binnen welk deskundigheidsgebied het onderzoek dient te worden verricht en de omstandigheid dat dit verzoek dermate laat is voorgelegd aan het hof, dat het ook om die reden niet wordt ingewilligd. Het verzoek is immers pas gedaan tijdens de inhoudelijke behandeling bij pleidooi, terwijl er voordien 8 zittingen in hoger beroep (pro forma) zijn geweest waarop een dergelijk verzoek had kunnen worden gedaan maar niet is gedaan.
Gelet op al het voorgaande acht het hof het verzochte onderzoek niet noodzakelijk voor enig te nemen beslissing in deze zaak en wijst het verzoek daartoe af.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
poging tot doodslag.
Het onder 2 en 3 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
poging afpersing
in eendaadse samenloop gepleegd met
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht(2 en 3 betrekking hebbend op [slachtoffer 2] )
en
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht(3 betrekking hebbend op [slachtoffer 1] ).
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Verweer van de verdediging strekkende tot ontslag van alle rechtsvervolging
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep ten aanzien van de feiten 1 en 3 bepleit dat verdachte een beroep op noodweer ingevolge artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht toekomt en dat hij om die reden dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat er geen sprake is van culpa in causa. Volgens de verdediging heeft de verdachte een aanval van [slachtoffer 2] nimmer uitgelokt door hem te provoceren. De verdachte heeft van meet af aan geprobeerd een gewelddadige confrontatie te voorkomen, aldus de verdediging. Zo heeft de verdachte er bewust voor gekozen om in de auto van [slachtoffer 2] plaats te nemen. Daarbij was het de bedoeling om hem te overrompelen en zo de telefoon tot zijn beschikking te krijgen zonder dat daarbij geweld diende te worden toegepast. Volgens de verdediging besloot [slachtoffer 2] op het moment dat hij zag dat er twee mannen in de auto hadden plaatsgenomen om zijn vuurwapen te trekken, dit direct door te laden en op de auto te richten. Hierop heeft de verdachte besloten om de auto te verlaten en dekking te zoeken achter [slachtoffer 1] , aldus de verdediging. De verdachte is volgens de verdediging gehurkt achter [slachtoffer 1] gaan zitten om te voorkomen dat [slachtoffer 2] het vuur op hem zou openen. Ondanks dat schoot [slachtoffer 2] gericht op de verdachte. Pas toen de verdachte geraakt was, heeft de verdachte ter afschrikking en afleiding een aantal keren geschoten.
In de visie van de verdediging kon van de verdachte niet verwacht worden dat hij zich aan de aanval van [slachtoffer 2] kon onttrekken. Er werd gericht op de verdachte geschoten en hij werd getroffen. De verdachte bevond zich op dat moment in een doodlopende weg en om weg te komen had hij de enige dekking die hij had achter de auto moeten opgeven. Hij zou dan in het vrije zicht van [slachtoffer 2] moeten lopen met alle gevolgen van dien.
Volgens de verdediging werd in eerste instantie door [slachtoffer 2] met een doorgeladen vuurwapen op de verdachte gericht. De verdachte heeft toen ervoor gekozen om niet direct te schieten, maar heeft voor een minder ingrijpende handeling gekozen. Hij koos er namelijk voor om te dreigen met het neerschieten van [slachtoffer 1] , in de hoop dat dit zou voorkomen dat er door [slachtoffer 2] zou worden geschoten. Pas nadat de verdachte werd beschoten met een vuurwapen heeft hij in reactie daarop geschoten.
Volgens de verdediging handelde de verdachte voorts niet enkel uit noodweer tegen de aanval van [slachtoffer 2] , maar komt hem ook een beroep toe op noodweer ten aanzien van [slachtoffer 1] , omdat de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer 2] werd veroorzaakt. Er was immers sprake van een verdedigingshandeling van de verdachte tegen de aanrander [slachtoffer 2] waarbij een derde, [slachtoffer 1] , werd getroffen.
Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte voor wat betreft de bewezenverklaarde feiten onder 1 en 3 heeft gehandeld uit noodweer.
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat de handeling is geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een "ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding" of de onmiddellijke dreiging daarvan.
Hierin ligt besloten dat de verdedigingshandeling moet voldoen aan eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Het hof leidt uit de bewijsmiddelen af dat de verdachte achterin in de auto van [slachtoffer 2] is gestapt waarin zich op dat moment – een nietsvermoedende – [slachtoffer 1] op de passagiersstoel bevond. Eenmaal in de auto heeft de verdachte zijn wapen doorgeladen en deze aan [slachtoffer 1] getoond. Onder dreiging van het vuurwapen heeft de verdachte tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat ze rustig moest blijven zitten. Toen [slachtoffer 2] naar de auto toe liep, is de verdachte uitgestapt en heeft hij onder dreiging met het vuurwapen tegen [slachtoffer 2] geschreeuwd dat deze heel goed wist wat hij had gedaan. Daarna heeft de verdachte zijn wapen op [slachtoffer 1] gericht en tegen [slachtoffer 2] geschreeuwd dat hij zijn vriendinnetje zou neerschieten. Tot slot heeft de verdachte met een vuurwapen geschoten terwijl hij zich op dat moment schuil hield achter de auto en [slachtoffer 1] die daarin zat.
Gelet op het feit dat de verdachte ter plaatse ging om [slachtoffer 2] een telefoon afhandig te maken, de verdachte zich daarbij bediende van een vuurwapen voor het geval hij dat nodig zou hebben ter verkrijging van die telefoon, de verdachte direct – eenmaal in de auto – zijn vuurwapen trok en [slachtoffer 1] daarmee bedreigde, vervolgens ook zijn vuurwapen zichtbaar was voor [slachtoffer 2] en het de verdachte was die ten overstaan van [slachtoffer 2] heeft gedreigd daarmee op [slachtoffer 1] te schieten, is het hof van oordeel dat het verdachte was die de confrontatie opzocht en het verdachtes gedrag was waardoor de situatie ter plaatse is geëscaleerd. Het was aldus de verdachte die de eerste wederrechtelijke aanranding pleegde en voor zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] een noodweersituatie creëerde, waarop [slachtoffer 2] reageerde. Dat verdachte op zijn beurt weer reageerde op [slachtoffer 2] , maakt die handelingen van [slachtoffer 2] niet tot een
wederrechtelijkeaanranding van verdachtes of eens anders lijf, eerbaarheid of goed.
Gelet op de feitelijke toedracht komt het hof aldus tot de slotsom dat de verdachte zich weliswaar heeft verdedigd tegen [slachtoffer 2] (die zelf door de verdachte in een noodweersituatie was gebracht en handelde als reactie op de door de verdachte begonnen aanranding jegens [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ), maar van een wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich mocht verdedigen, is geen sprake. Reeds gelet daarop kan het beroep op noodweer niet slagen.
Verdachte is strafbaar aangezien ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Op te leggen sanctie
De advocaat-generaal heeft gevorderd om aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 7 jaren.
De verdediging heeft verzocht bij de straftoemeting acht te slaan op het volgende. De verdachte was niet de agressor op het moment dat er werd geschoten. De verdachte was juist degen op wie veelvuldig werd geschoten. Het was de verdachte die dekking zocht achter een auto. De verdachte is in het bovenlichaam getroffen en diende in het ziekenhuis te worden geopereerd. Verzocht wordt om deze impact die het gebeuren op de verdachte had in strafmatigende zin te confronteren. Voorts is gewezen op zware detentieomstandigheden voor de verdachte in de afgelopen 3,5 jaar voorarrest en heeft de raadsman het hof in overweging gegeven in geval van oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het reeds ondergane voorarrest niet te boven te gaan en daarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen ter voorkoming van het plegen van strafbare feiten.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Meer in het bijzonder overweegt het hof het navolgende.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging doodslag van [slachtoffer 1] . Zij is geraakt in een door de verdachte geïnitieerd vuurgevecht en heeft op twee plaatsen op haar lichaam schotverwondingen opgelopen. Door te schieten met een vuurwapen en zich daarbij schuldig te maken aan een poging tot doodslag van [slachtoffer 1] heeft de verdachte een grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en haar lichamelijk integriteit. Een dergelijk gewelddadig feit behoort tot de meest ernstige strafbare feiten uit het Wetboek van Strafrecht. Dat [slachtoffer 1] niet dodelijk is getroffen, berust louter op toeval en is niet aan het handelen van de verdachte te danken. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat het gaat om een schietpartij in de vroege avond midden in een woonwijk waarbij ook omstanders geraakt hadden kunnen worden en omstanders oor- en ooggetuige waren en konden zijn van het gewelddadige schokkende karakter van dit bewezenverklaarde feit.
Voorts is bewezenverklaard de afpersing van [slachtoffer 2] en de bedreigingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , waarbij de verdachte zich ook heeft bediend van zijn vuurwapen.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 28 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld, maar niet ter zake van soortgelijke feiten.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan is gebleken. Hierbij valt op dat de verdachte op geen enkele wijze heeft getoond het laakbare van zijn handelen in te zien. Evenmin heeft hij enige verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. De verdachte lijkt niet los te komen van het idee dat hij het slachtoffer is in deze, terwijl hem juist het verwijt treft dat hij de initiërende agressor was in dit gebeuren.
Gelet hierop kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur met zich brengt.
Het hof is van oordeel dat uit het oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek van voorarrest passend en geboden is. Hiermee sluit het hof zich aan bij de straf die de verdachte in eerste aanleg door de rechtbank is opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
Onttrekking aan het verkeer
De aan de verdachte toebehorende munitie en wapens welke bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte feiten onder hem zijn aangetroffen en in beslag zijn genomen, zullen worden onttrokken aan het verkeer. Het hof is van oordeel dat dit voorwerpen betreffen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, nu deze kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.
Voor wat betreft de in het onderzoek inbeslaggenomen hashish en verdovende middelen is het hof van oordeel dat een beslissing kan uitblijven. Deze voldoen niet aan de voorwaarden voor onttrekking zoals omschreven in art 36c en/of 36d van het Wetboek van Strafrecht, maar enige last tot teruggave zou leiden tot een nieuw strafbaar feit.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
Voor
- de zwarte GSM (Nokia) (in beslag genomen in middenconsole [kenteken 1] ),
- doos kleding (deels in beslag genomen onder [slachtoffer 1] en/of Schoemakers),
- sieraad (in beslag genomen op de grond ter plaatse schietpartij),
- 56 euro (in beslag genomen uit jas [slachtoffer 1] ),
- bouwmateriaal (in beslag genomen op de grond ter plaatse schietpartij),
- sigaretten (in beslag genomen op de grond ter plaatse schietpartij)
en
- een GSM (Samsung) (aangetroffen in middenconsole [kenteken 2] )
geldt dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte de beslagene en/of de rechthebbende is. Het hof zal bevelen dat deze goederen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36b, 36d, 45, 55, 57, 285, 287 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde (voor zover gericht jegens [slachtoffer 1] ) heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair (voor zover gericht jegens [slachtoffer 1] ), 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 12 STK Munitie (Omschrijving: 380 Cbc Auto)
  • 1 STK Wapen
  • 1 STK Wapen
  • 1 STK Munitie
  • Onder de nummers 13 tot en met 36 1 STK Munitie;
gelast de
bewaringten behoeve van de rechthebbende van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 1 STK GSM (Omschrijving: zwart, merk: Nokia)
  • 1 DS Doos (Omschrijving: wit)
  • 1 STK Kleding
  • 1 STK Sieraad
  • 56 EUR
  • 1 STK Bouwmateriaal
  • 1 STK Bouwmateriaal
  • 1 STK Sigaret
  • 1 STK Sigaret
  • 1 STK GSM (Omschrijving: Samsung).
Aldus gewezen door:
mr. P.J. Hödl, voorzitter,
mr. N.I.B.M. Buljevic en mr. M.J. Grapperhaus, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,
en op 12 juli 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 1] d.d. 5 januari 2020. p. 477-480.
11.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 1] d.d. 7 januari 2020. p. 481 -490.