ECLI:NL:GHSHE:2023:2347

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
17 juli 2023
Zaaknummer
20-001232-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gekwalificeerde diefstallen van Mercedes-auto's met geweld en beïnvloeding van verklaringsvrijheid

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere autodiefstallen, waaronder twee met geweld, en het beïnvloeden van de verklaringsvrijheid van een getuige. De verdachte, geboren in 1970, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar, met aftrek van het voorarrest. De feiten vonden plaats tussen 2015 en 2017, waarbij de verdachte zich voordeed als potentiële koper van Mercedes-auto's en deze tijdens proefritten steelt. In twee gevallen werd geweld gebruikt, waarbij slachtoffers zwaar lichamelijk letsel opliepen. Het hof oordeelde dat de verdachte professioneel en geraffineerd te werk ging, en dat zijn handelen een ernstige inbreuk op de rechten van de slachtoffers vormde. De vorderingen van de benadeelde partijen werden toegewezen, met wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregelen. Het hof constateerde ook een schending van de redelijke termijn in de strafprocedure, maar oordeelde dat dit de strafmaat niet beïnvloedde.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Parketnummer : 20-001232-20
Uitspraak : 13 juli 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, van 17 juni 2020 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 03-700025-18, 03-700257-18 en 03-866027-19, tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
wonende te [woonadres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het aan hem in de zaak met parketnummer 03-700025-18 onder feit 1 primair tenlastegelegde. De rechtbank heeft het onder feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-700025-18, het onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5 en feit 6 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-700257-18, alsmede het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-866027-19 bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als:
- ‘diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft’ (feit 1 subsidiair in de zaak met parketnummer 03-700025-18);
- ‘diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden’ (feit 2 in de zaak met parketnummer 03-700025-18);
- ‘diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken’ (feit 3 in de zaak met parketnummer 03-700025-18);
- telkens ‘diefstal’ (feit 4 en feit 5 in de zaak met parketnummer 03-700025-18 en feit 1 tot en met 6 in de zaak met parketnummer 03-700257-18) en
- ‘opzettelijk bij geschrift en afbeelding zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd, meermalen gepleegd’ (in de zaak met parketnummer 03-866027-19),
de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] integraal toegewezen tot de respectieve bedragen van € 12.000,00 en € 588,02, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] is toegewezen tot het bedrag van € 10.950,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] is ter zake van de materiële schadevergoeding voor het overige afgewezen en ter zake van de immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. Ten behoeve van de slachtoffers [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] is telkens de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard. Deze benadeelde partij heeft niet te kennen gegeven de vordering tot schadevergoeding in hoger beroep te handhaven, zodat deze vordering thans niet aan de orde is.
De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3] gedeeltelijk afgewezen en gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard. Deze benadeelde partij heeft eveneens niet te kennen gegeven de vordering tot schadevergoeding in hoger beroep te handhaven. Derhalve is de vordering tot schadevergoeding van benadeelde partij [benadeelde 3] in hoger beroep slechts aan de orde voor het toegewezen bedrag, aangezien de vordering in zoverre van rechtswege in hoger beroep voortduurt.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde onder feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5 in de zaak met parketnummer 03-700025-18, het tenlastegelegde onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5 (inclusief de geweldscomponent) en feit 6 in de zaak met parketnummer 03-700257-18, alsmede het tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-866027-19 bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren met aftrek van het voorarrest. Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen is gevorderd dat daarop dezelfde beslissingen zullen worden genomen als de rechtbank heeft gedaan, met oplegging van maatregelen van schadevergoeding ten behoeve van de slachtoffers.
De raadsman van de verdachte heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd. Met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen is geconcludeerd dat de benadeelde partijen daarin niet-ontvankelijk moeten worden verklaard dan wel dat deze vorderingen moeten worden afgewezen. Ten slotte is verzocht het jegens de verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis bij arrest op te heffen.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd onder meer omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg, tenlastegelegd dat:
in de zaak met parketnummer 03-700025-18:
1.
hij op of omstreeks 19 november 2017 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde 5] opzettelijk van het leven te beroven, toen en aldaar,
- zich als een potentiële koper van de personenauto van die [benadeelde 5] heeft voorgedaan en/of in de/die (valse) hoedanigheid (van een potentiële koper) die [benadeelde 5] heeft benaderd en/of
- in het kader van een proefrit, in die personenauto aan de bestuurderszijde is gestapt en/of
- (vervolgens) terwijl die [benadeelde 5] aan de bijrijderszijde van die personenauto wilde instappen en/of terwijl die [benadeelde 5] de klink/deurgreep van het bijrijdersportier vastpakte/vasthield, aanzienlijk gas heeft gegeven en/of (vervolgens) (met die personenauto) is weggereden en/of
- (zodoende) die [benadeelde 5] 70 tot 75 meter, althans een groot aantal meter, over de (openbare) (verharde) weg met een hoge/verhoogde, althans aanzienlijke snelheid heeft meegesleept en/of
- (vervolgens) (zonder snelheid te minderen) langs (en op een korte afstand van) een op die weg geparkeerde personenauto is gereden, waardoor die [benadeelde 5] (noodgedwongen) de klink/deurgreep van die personenauto heeft moeten loslaten en/of ten gevolge waarvan die [benadeelde 5] met kracht tegen die geparkeerde auto is gekomen,
welke poging tot doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig(e) strafba(a)r(e) feit(en), te weten diefstal van de personenauto (merk/type Mercedes Benz 250 Cdi, kenteken [kenteken 1] ) en/of oplichting, en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat/die feit(en) voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan andere deelnemers aan dat/die feit(en) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 november 2017 te Geleen, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, althans in Nederland, op de Luxemburgstraat, althans op een openbare weg, een personenauto (merk/type Mercedes-Benz, 250 Cdi, kenteken [kenteken 1] ), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om die/het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- in het kader van een proefrit, in die personenauto aan de bestuurderszijde is gestapt en/of aanzienlijk gas heeft gegeven en/of is weggereden, terwijl die [benadeelde 5] zich (aan de buitenzijde) van het bijrijdersportier bevond en de klink/deurgreep van het bijrijdersportier vasthield en/of
- (zodoende) die [benadeelde 5] 70 tot 75 meter, althans een groot aantal meter over de (openbare) (verharde) weg met een hoge/verhoogde, althans aanzienlijke snelheid heeft meegesleept en/of
- (vervolgens) (zonder snelheid te minderen) langs (en op een korte afstand van) een op die weg geparkeerde personenauto is gereden, waardoor die [benadeelde 5] (noodgedwongen) de klink/deurgreep van die personenauto heeft moeten loslaten en/of ten gevolge waarvan die [benadeelde 5] met kracht tegen de geparkeerde personenauto is gekomen,
ten gevolge waarvan die [benadeelde 5] zwaar lichamelijk letsel, te weten een dubbele breuk van de heupkom van het rechterheupgewricht, althans enig zwaar lichamelijk letsel, heeft bekomen;
2.
hij op of omstreeks 4 oktober 2017 te Hengelo, in de gemeente Hengelo (O), althans in Nederland, op de Gerrit Peusscherstraat, althans op een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk/type Mercedes-Benz C 220 Cdi, kenteken [kenteken 2] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld tegen [getuige 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, die [getuige 2] , met een (stalen) staaf, althans met een (hard) voorwerp, en/of met (een) vuist(en) op/tegen diens hoofd, althans tegen het lichaam, heeft geslagen;
3.
hij op of omstreeks 17 september 2017 in de gemeente Venlo, althans in Nederland, op de Hogeweg, althans op een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk/type Mercedes-Benz E 220 Cdi, kenteken [kenteken 3] ), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende(n) aan [aangever 3] en/of [besloten vennootschap] B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van bedreiging met geweld tegen die [aangever 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, met een hoge, althans aanzienlijke snelheid met die personenauto is weggereden terwijl die [aangever 3] zich voor, althans in de nabijheid van die personenauto bevond en/of waardoor voornoemde [aangever 3] aan de zijkant heeft moeten springen teneinde een aanrijding met die personenauto te voorkomen;
4.
hij op of omstreeks 17 november 2015 te Vaassen, in de gemeente Epe, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk/type Mercedes-Benz Clk 430, kenteken [kenteken 4] ), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
5.
hij op of omstreeks 25 juni 2017 in de gemeente Venlo, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk/type Mercedes-Benz, type C 350 Cgi, kenteken [kenteken 5] ), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende(n) aan [getuige 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
in de zaak met parketnummer 03-700257-18:
1.
hij op of omstreeks 17 december 2017 in de gemeente Arnhem, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk/type Mercedes-Benz E 220 Cdi, kenteken [kenteken 6] ), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende(n) aan [aangever 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 12 november 2017 in de gemeente Hilversum, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk/type Mercedes-Benz C 350, kenteken [kenteken 7] ), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij op of omstreeks 5 november 2017 in de gemeente Deventer, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk/type Mercedes-Benz E 220 Cdi, kenteken [kenteken 8] ), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende(n) aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
4.
hij op of omstreeks 6 augustus 2017 in de gemeente Diemen, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk/type Mercedes-Benz E 200 Cdi, kenteken [kenteken 9] ), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende(n) aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
5.
hij op of omstreeks 26 maart 2017 in de gemeente Gorinchem, althans in Nederland, op de Newtonweg, althans op een openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk/type Mercedes-Benz C 220 Cdi, kenteken [kenteken 10] ), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende(n) aan [aangever 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- terwijl die [aangever 1] de deur aan de bijrijderszijde van die personenauto trachtte te openen
- als bestuurder van die personenauto (onverhoeds) gas heeft gegeven en/of (vervolgens) (met een aanzienlijke snelheid) is weggereden,
ten gevolge waarvan die [aangever 1] ten val is gekomen;
6.
hij op of omstreeks 12 maart 2017 in de gemeente Roermond, althans in Nederland, op de openbare weg, te weten de Venloseweg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk/type Mercedes-Benz C 200 Cdi, kenteken [kenteken 11] ), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende(n) aan [aangever 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, een mes en/of een schroevendraaier, althans een puntig voorwerp (geschikt voor bedreiging van personen) (op een dreigende en/of agressieve wijze) in de richting van die [aangever 2] heeft gehouden, althans (op een dreigende en/of agressieve wijze) aan die [aangever 2] heeft getoond;
in de zaak met parketnummer 03-866027-19:
1.
hij in of omstreeks de periode van 29 maart 2018 tot en met 20 oktober 2018 in de gemeente(n) Arnhem en/of Montferland, althans in Nederland, opzettelijk bij geschrift en/of afbeelding zich jegens [getuige 1] heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid te verklaren of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd, immers heeft verdachte, meermalen, althans eenmaal (via tussenkomst van (een) derde(n)), aan die [getuige 1] brieven en/of krant-/boek-/tijdschriftartikel(en) verstuurd/verstrekt waarin hij, verdachte,
- die [getuige 1] heeft verzocht zijn verklaring in te trekken en/of te wijzigen en/of zich op zijn zwijgrecht te beroepen en/of
- die [getuige 1] heeft verzocht zijn – zogenaamde – valse bekentenis (mede tegen hem, verdachte) terug te nemen en/of zijn – zogenaamde – opgedrongen verklaring in te trekken en/of
- op andere wijze heeft getracht die [getuige 1] te bewegen tot het wijzigen en/of intrekken van zijn (eerder afgelegde) verklaring(en) door (onder meer) aan die [getuige 1] mede te delen dat alles wat die [getuige 1] heeft verklaard tegen hem kan/zal worden gebruikt en/of dat de gevolgen (voor die [getuige 1] ) heel groot zijn en/of dat, indien die [getuige 1] zijn verklaring niet intrekt, hij, verdachte, hem zal aanklagen voor smaad en laster.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van feit 1 primair in de zaak met parketnummer 03-700025-18
Het hof is met de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging van oordeel dat de onder feit 1 primair tenlastegelegde poging tot doodslag op [benadeelde 5] niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet naar voren gekomen dat de verdachte het oogmerk had om [benadeelde 5] van het leven te beroven. Voorts schiet het bewijs ervoor te kort om te kunnen oordelen dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer door zijn handelen het leven zou laten, reeds omdat niet kan worden vastgesteld of de kans daarop aanmerkelijk was te achten. Daartoe is immers vereist dat duidelijkheid bestaat over zaken zoals de snelheid waarmee de verdachte met de auto wegreed, de weginrichting ter plaatse, de wijze waarop het slachtoffer is meegesleurd, de omstandigheid welke (beschermende) kleding het slachtoffer droeg en met welke kracht het slachtoffer op de grond terecht is gekomen. Aangezien het procesdossier exacte informatie daaromtrent ontbeert, kan niet worden vastgesteld of de kans op dodelijk letsel aan de zijde van het slachtoffer door het handelen van de verdachte aanmerkelijk was.
Nu het voor een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde vereiste opzet niet kan worden bewezen, dient de verdachte van het onder feit 1 primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Vrijspraak van feit 5 in de zaak met parketnummer 03-700257-18
Uit de aangifte van [aangever 1] volgt dat hij op 26 maart 2017 in de gemeente Gorinchem had afgesproken met een potentiële koper van zijn auto van het merk Mercedes-Benz, type C220 Cdi met kenteken [kenteken 10] . De potentiële koper wilde een proefrit maken, waarbij [aangever 1] aanvankelijk reed. Bij afslag Gorinchem-Oost wilde de koper onder de motorkap kijken, terwijl de motor bleef draaien. Nadat de koper onder de motorkap had gekeken wilde hij zelf rijden. Daartoe stapte de koper in aan de bestuurderskant en reed weg, voordat [aangever 1] kon instappen aan de bijrijderskant.
De camerabeelden van de Arriva-bus, waarop volgens de politie de vermoedelijke dader – zijnde de verdachte – te zien is, zijn aan [aangever 1] getoond. Aangever [aangever 1] verklaarde dat de man op de camerabeelden leek op de man die zijn auto heeft gestolen, aangezien hij een soortgelijke pet en kleding droeg en de leeftijd overeenkwam.
Het hof is van oordeel dat het bewijs ontoereikend is om te kunnen oordelen dat het de verdachte is geweest die de dader was van de autodiefstal. Daartoe neemt het hof in het bijzonder in aanmerking dat aangever [aangever 1] niet stellig is in zijn ‘herkenning’ van de dader op de camerabeelden en dat er geen steunbewijs is in de vorm van bijvoorbeeld telecomgegevens.
Het voorgaande maakt dat het hof niet wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte het onder feit 5 in de zaak met parketnummer 03-700257-18 heeft gepleegd, reden waarom hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Vrijspraak van feit 6 in de zaak met parketnummer 03-700257-18
Aangever [aangever 2] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn auto van het merk Mercedes-Benz, type C200 Cdi met kenteken [kenteken 11] op 12 maart 2017 te Horst. Deze auto werd te koop aangeboden via Marktplaats. De potentiële koper belde naar [aangever 2] , waarna een afspraak werd gemaakt om de auto te komen bekijken. Er werd een proefrit gemaakt en op een industrieterrein in Horst wilde de koper de motor bekijken. Nadat dit was gebeurd, liep de koper naar de bestuurdersplaats, sloot de deuren middels de deurvergrendeling, dreigde met iets in zijn hand en reed vol gas weg.
Aan aangever [aangever 2] zijn screenshots van de camerabeelden van de Arriva-bus, waarop volgens de politie de vermoedelijke dader – zijnde de verdachte – te zien was, getoond. Aangever [aangever 2] verklaarde dat hij voor 80 tot 90% weet dat de man op de foto’s dezelfde man is als de man die zijn auto heeft gestolen.
Het hof is van oordeel dat op grond van deze aangifte en de niet zekere herkenning van aangever, waarbij bovendien weinig specifieke onderscheidende kenmerken door aangever zijn benoemd, niet boven redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat het de verdachte is geweest die de auto van aangever [aangever 2] heeft gestolen, temeer nu enig steunbewijs ontbreekt.
Bij voormelde stand van zaken zal het hof de verdachte eveneens vrijspreken van het onder feit 6 in de zaak met parketnummer 03-700257-18 aan de verdachte tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-700025-18 onder feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5 tenlastegelegde, het in de zaak met parketnummer 03-700257-18 onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 tenlastegelegde en het in de zaak met parketnummer 03-866027-19 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
in de zaak met parketnummer 03-700025-18:
1.
hij op 19 november 2017 te Geleen, op de Luxemburgstraat, een personenauto (merk/type Mercedes-Benz, 250 Cdi, kenteken [kenteken 1] ), die toebehoorde aan [benadeelde 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [benadeelde 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- in het kader van een proefrit, in die personenauto aan de bestuurderszijde is gestapt en aanzienlijk gas heeft gegeven en is weggereden, terwijl die [benadeelde 5] zich aan de buitenzijde van het bijrijdersportier bevond en de klink/deurgreep van het bijrijdersportier vasthield en
- zodoende die [benadeelde 5] circa 60 meter over de openbare verharde weg met een aanzienlijke snelheid heeft meegesleept en
- vervolgens zonder snelheid te minderen langs en op een korte afstand van een op die weg geparkeerde personenauto is gereden, waardoor die [benadeelde 5] noodgedwongen de klink/deurgreep van die personenauto heeft moeten loslaten en ten gevolge waarvan die [benadeelde 5] met kracht tegen de geparkeerde personenauto is gekomen,
ten gevolge waarvan die [benadeelde 5] zwaar lichamelijk letsel, te weten een dubbele breuk van de heupkom van het rechterheupgewricht heeft bekomen;
2.
hij op 4 oktober 2017 te Hengelo met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk/type Mercedes-Benz C 220 Cdi, kenteken [kenteken 2] ), toebehorende aan [benadeelde 1] , welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen [getuige 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, die [getuige 2] , met een hard voorwerp of met een vuist tegen diens hoofd heeft geslagen;
3.
hij op 17 september 2017 in de gemeente Venlo met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk/type Mercedes-Benz E 220 Cdi, kenteken [kenteken 3] ), toebehorende aan [besloten vennootschap] B.V.;
4.
hij op 17 november 2015 te Vaassen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk/type Mercedes-Benz Clk 430, kenteken [kenteken 4] ), toebehorende aan [aangever 4] ;
5.
hij op 25 juni 2017 in de gemeente Venlo, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk/type Mercedes-Benz, type C 350 Cgi, kenteken [kenteken 5] ), toebehorende aan [getuige 7] ;
in de zaak met parketnummer 03-700257-18:
1.
hij op 17 december 2017 in de gemeente Arnhem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk/type Mercedes-Benz E 220 Cdi, kenteken [kenteken 6] ), toebehorende aan [aangever 5] ;
2.
hij op 12 november 2017 in de gemeente Hilversum met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk/type Mercedes-Benz C 350, kenteken [kenteken 7] ), toebehorende aan [benadeelde 2] ;
3.
hij op 5 november 2017 in de gemeente Deventer met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk/type Mercedes-Benz E 220 Cdi, kenteken [kenteken 8] ), toebehorende aan [benadeelde 4] ;
4.
hij op 6 augustus 2017 in de gemeente Diemen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk/type Mercedes-Benz E 200 Cdi, kenteken [kenteken 9] ), toebehorende aan [benadeelde 3] ;
in de zaak met parketnummer 03-866027-19:
1.
hij in de periode van 16 september 2018 tot en met 20 oktober 2018 in Nederland opzettelijk bij geschrift en afbeelding zich jegens [getuige 1] heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid te verklaren of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij, verdachte, wist of ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd, immers heeft verdachte, meermalen aan die [getuige 1] brieven en tijdschriftartikelen verstuurd/verstrekt waarin hij, verdachte,
- die [getuige 1] heeft verzocht zijn verklaring in te trekken en/of te wijzigen en/of zich op zijn zwijgrecht te beroepen en
- die [getuige 1] heeft verzocht zijn – zogenaamde – valse bekentenis mede tegen hem, verdachte, terug te nemen en/of zijn – zogenaamde – opgedrongen verklaring in te trekken en
- op andere wijze heeft getracht die [getuige 1] te bewegen tot het wijzigen en/of intrekken van zijn eerder afgelegde verklaringen door onder meer aan die [getuige 1] mede te delen dat alles wat die [getuige 1] heeft verklaard tegen hem kan/zal worden gebruikt en/of dat de gevolgen voor die [getuige 1] heel groot zijn en/of dat, indien die [getuige 1] zijn verklaring niet intrekt, hij, verdachte, hem zal aanklagen voor smaad en laster.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Verweren van de verdediging
A.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het in de zaak met parketnummer 03-700025-18 onder feit 1, feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5 tenlastegelegde, het in de zaak met parketnummer 03-700257-18 onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 tenlastegelegde en het in de zaak met parketnummer 03-866027-19 tenlastegelegde. Daartoe is – op de gronden zoals onder meer nader in de pleitnota verwoord – in de kern het volgende aangevoerd.
A.1Bewijsuitsluiting in verband met vormverzuim bijzondere opsporingsbevoegdheden
Ten aanzien van alle vorderingen en machtigingen in het BOB-dossier heeft de verdediging erop gewezen dat deze zijn gedaan onder meerdere parketnummers die niet de parketnummers zijn van de zaken die aan de verdachte ten laste zijn gelegd. De officier van justitie heeft de resultaten van die andere onderzoeken niet middels een verzoek tot voeging aan het procesdossier in deze zaak toegevoegd, waardoor in de visie van de verdediging sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek. Als dergelijke informatie uit een ander onderzoek in deze zaak gebruikt wordt, dan moet de verdediging de beschikking krijgen over de daaraan ten grondslag liggende vorderingen teneinde de rechtmatigheid van de verkrijging van die informatie te kunnen toetsen. In dat verband heeft de raadsman gewezen op het arrest van het EHRM van 16 februari 2023 (nummer C-349/21; ECLI:EU:C:2023:102).
Er is volgens de raadsman sprake van een schending van wettelijke voorschriften betreffende inbreukmakende opsporingsmethoden, waarbij inbreuk is gemaakt op de rechten en vrijheden van de verdachte, in elk geval het recht op privacy als bedoeld in artikel 8 van het EVRM. Dat moet leiden tot bewijsuitsluiting van al hetgeen middels de machtigingen en vorderingen is verkregen, aldus de raadsman.
A.2Aan de visuele en auditieve herkenningen kan geen bewijswaarde worden toegekendDe verdediging bestrijdt ten aanzien van de visuele herkenningen dat op basis van die herkenningen tot de overtuiging kan worden gekomen dat de verdachte degene is geweest die alle tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. De gegeven signalementen zijn qua lengte, leeftijd, huidskleur en kleding verschillend van elkaar en daarom onverenigbaar met het daderschap van eenzelfde persoon en derhalve ook met het daderschap van de verdachte.
De raadsman heeft in voormeld verband opgemerkt dat de gegeven signalementen onderling ook onverenigbaar zijn en dat meerdere aangevers op verschillende momenten verschillend hebben verklaard over de dader die zij hebben gezien. Daarbij komt dat de Arriva-beelden, waarop de verdachte door aangevers zou zijn herkend, geen datum en tijdstip bevatten en het om die reden niet zeker is dat het de beelden zijn van de bewuste datum van 19 november 2017.
Tevens is de bruikbaarheid van de stemherkenning bestreden. De verdediging vraagt zich sterk af of de betreffende verbalisanten die de stemherkenning hebben gedaan bekend waren met de specifieke kenmerken van de te herkennen stem en voorts blijkt niet dat een of meer van deze verbalisanten enige opleiding of training in stemherkenning hebben gehad. De contacten van de verbalisanten (die ambtshalve met de verdachte bekend waren) met de verdachte dateren van lange tijd geleden. Daarnaast omschrijven de verbalisanten geen van allen welke specifieke en concrete kenmerken van de stem zij herkennen.
A.3Verklaring van getuige [getuige 1] kan onbetrouwbaar zijn en is niet bruikbaar voor het bewijs; voorwaardelijk verzoek tot inzage in medische gegevens
Getuige [getuige 1] heeft een voor de verdachte belastende verklaring afgelegd. Hij heeft onder meer verklaard dat hij samen met de verdachte in Hengelo, Diemen en Venlo is geweest, maar dat toont volgens de raadsman niet aan dat er enige betrokkenheid van de verdachte bij de autodiefstallen in die plaatsen is geweest, omdat [getuige 1] die stellingen niet kan onderbouwen en er geen data aan kan koppelen. Uit het procesdossier komt naar voren dat [getuige 1] niet-aangeboren hersenletsel heeft, reden waarom niet kan worden vastgesteld of zijn verklaringen betrouwbaar zijn. De verdediging stelt zich in ieder geval op het standpunt dat de verklaring van [getuige 1] niet tot het bewijs kan worden gebezigd.
Indien het hof de verklaring van getuige [getuige 1] toch tot het bewijs wil bezigen dan verzoekt de verdediging alsnog om inzage in zijn medische dossier, teneinde te kunnen controleren of het niet-aangeboren hersenletsel het waarheidsgehalte van zijn verklaringen aantast.
A.4Schakelbewijsconstructie kan niet in de bewijsvoering worden gebruikt
Het bewijs dat de verdachte schuldig is aan de diefstal van de Mercedes van aangever [benadeelde 5] (feit 1 in de zaak met parketnummer 03-700025-18) bestaat volledig uit herkenningen van de persoon en de stem van de dader, waarbij niet kan worden bepaald wat de betrouwbaarheid van deze herkenningen is. Volgens de raadsman kan dit ene feit dan ook geen anker zijn voor een schakelbewijsconstructie. Nu niet met een voldoende mate van zekerheid de conclusie kan worden getrokken dat het de verdachte is die in de Arriva-bus te zien en te horen is, kan deze diefstal niet aan de verdachte worden toegeschreven. Daarbij komt dat sterk moet worden getwijfeld aan de verklaring van getuige [getuige 1] . Bovendien heeft deze verklaard niet in Geleen te zijn geweest. Nu dit feit, zijnde het anker voor de schakelbewijsconstructie, niet kan worden bewezen, kan van schakelbewijs om tot een bewezenverklaring van de overige tenlastegelegde feiten te kunnen komen geen sprake zijn, aldus de raadsman.
A.5Diefstal met geweld van de personenauto van [benadeelde 5] kan niet wettig en overtuigend worden bewezen (feit 1 in de zaak met parketnummer 03-700025-18)De modus operandi van de dader kenmerkt zich door het feit dat de dader er telkens voor zorgde dat de verkoper van de auto achterlangs de auto liep om bij het bijrijdersportier te komen, waarna de dader met de auto wegreed. De dader verwachtte niet – en hoefde zulks ook niet te verwachten – dat een verkoper zou proberen om een vertrekkende auto tegen te houden door de deurklink hiervan vast te (blijven) houden. Dat is bovendien een wilsbesluit en handeling van het slachtoffer geweest, waarop de dader geen enkele invloed kon uitoefenen. Nu er geen sprake is van een actieve gedraging van de dader kan geen sprake zijn van mishandeling, aangezien daarvoor juist een actieve gedraging van een dader is vereist, aldus de raadsman. Voor een bewezenverklaring van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel moet voorts worden vastgesteld met welke kracht het letsel is toegebracht en dat is op basis van het procesdossier niet mogelijk. Uit de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van de dader volgt niet dat hij aangever [benadeelde 5] zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen.
Het tenlastegelegde geweld is voorts niet gepleegd met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, omdat de diefstal voorafging aan het letsel van het slachtoffer, aldus de verdediging.
Met betrekking tot het gestelde daderschap van de verdachte heeft de raadsman gewezen op de niet-bruikbaarheid van de herkenningen van de persoon in de Arriva-bus en het feit dat er geen getuigen zijn van het feit.
A.6Geen bewijs voor gekwalificeerde diefstal van de auto van [benadeelde 1] (feit 2 in de zaak met parketnummer 03-700025-18)
Met betrekking tot het geweldselement in de tenlastelegging heeft de raadsman naar voren gebracht dat door [benadeelde 1] en [getuige 2] wisselend is verklaard over de wijze waarop geweld zou zijn gebruikt: hetzij met een glimmende staaf op het hoofd slaan, hetzij door het geven van een klap op het hoofd. Om die reden moet volgens de raadsman vrijspraak volgen van het geweldselement.
Voorts bestrijdt de verdachte dat het mogelijk is om vol gas weg te rijden als de motorkap van een auto openstaat, zoals aangever heeft verklaard. Tenslotte is aangevoerd dat de herkenning van de verdachte door [benadeelde 1] als de dader te algemeen is. Nu voorts [getuige 2] niet met zekerheid kan zeggen dat de verdachte de persoon in de Arriva-bus is, moet in de visie van de verdediging ook van de diefstal van de auto vrijspraak volgen.
A.7Vrijspraak bepleit van de diefstal van de auto van [aangever 3] (feit 3 in de zaak met parketnummer 03-700025-18)
Aangever [aangever 3] heeft aanvankelijk bij gelegenheid van zijn verhoor door de politie verklaard over een jonge man als dader. Pas na gesprekken met aangever [getuige 7] en verbalisanten paste hij deze omschrijving aan. De verdachte is duidelijk geen jonge man, hetgeen conflicteert met de aanname dat de verdachte de dader zou zijn. Daarnaast heeft de verdachte gewezen op de omstandigheid dat aangever [aangever 3] is verdacht van fraude en witwassen. Het is volgens de verdediging dan ook de vraag of de aangifte van aangever [aangever 3] juist is en of de verdachte de dader is waar aangever op doelt.
A.8Geen bewijs voor diefstal van de personenauto van [aangever 4] (feit 4 in de zaak met parketnummer 03-700025-18)
Aan aangever [aangever 4] zijn de beelden in de Arriva-bus getoond, waarna hij verklaarde dat hij niet het idee had dat de persoon op de beelden de dader was. [aangever 4] verklaarde de dader niet te hebben gezien en dat hij dacht dat de juiste persoon niet op de aan hem getoonde foto’s te zien was. Er heeft aldus geen herkenning plaatsgevonden die kan bijdragen aan het bewijs.
De bij gelegenheid van de doorzoeking van de woning van de verdachte aangetroffen dashcam, waarop een motor zichtbaar was met een kenteken op naam van [aangever 4] , bewijst volgens de raadsman niet het daderschap van de verdachte. Er zou hoogstens van heling van de dashcam kunnen worden gesproken.
A.9Diefstal van de personenauto van [getuige 7] kan niet worden bewezen (feit 5 in de zaak met parketnummer 03-700025-18)
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de herkenning van de verdachte door aangever [getuige 7] als dader dermate algemeen is dat deze niet betrouwbaar genoeg is om tot het bewijs te kunnen bijdragen. Aangever [getuige 7] heeft verzuimd om te beschrijven aan de hand van welke specifieke en onderscheidende kenmerken hij tot deze herkenning is gekomen. De verklaring van [getuige 7] dat de dader een ietwat gelige huid zou hebben past evenmin bij de verdachte.
A.10Vrijspraak moet volgen van het onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-700257-18
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen bewijs is voor de tenlastegelegde autodiefstallen, anders dan de gestelde modus operandi en de herkenningen die niet voldoen aan de eisen die daaraan behoren te worden gesteld, zodat vrijspraak zou moeten volgen.
Met betrekking tot de diefstal van de personenauto van [aangever 5] (feit 1 in de zaak met parketnummer 03-700257-18) is gewezen op een contra-indicatie voor de herkenning, te weten dat de man op de beelden volgens [aangever 6] een dikkere buik zou hebben en een minder plat gezicht dan de dader.
Aangever [benadeelde 2] heeft betreffende de diefstal van zijn auto (feit 2 in de zaak met parketnummer 03-700257-18) zeer algemeen verklaard over bepaalde bewegingen en het postuur van de persoon op de camerabeelden. De verbalisanten hebben een sturende opmerking gemaakt bij het tonen van de beelden, reden waarom behoedzaam met de herkenning dient te worden omgegaan, juist nu sprake was van een enkelvoudige fotoconfrontatie. Tevens stroken de camerabeelden van het tankstation niet met de verklaring van [benadeelde 2] inhoudende dat de dader naast hem stond toen hij ging tanken.
De verdediging kan niet begrijpen dat in de teruggevonden gestolen auto van aangever
[benadeelde 4] (feit 3 in de zaak met parketnummer 03-700257-18) geen tactisch onderzoek is uitgevoerd. Aangever [benadeelde 4] heeft ook slechts in algemene termen de verdachte herkend als dader van de diefstal.
Aan aangever [benadeelde 3] is bij het tonen van de camerabeelden van de Arriva-bus verteld dat het een lopend onderzoek betrof en hem is gevraagd of hij de verdachte herkende. Aangever [benadeelde 3] kwam niet tot 100% zekerheid dat het de dader was op de beelden. Dat is volgens de raadsman onvoldoende om tot een bewezenverklaring van dit feit (feit 4 in de zaak met parketnummer 03-700257-18) te kunnen komen.
A.11Daderschap van de verdachte en vrees of doodsangst bij [getuige 1] kan niet worden vastgesteld (zaak met parketnummer 03-866027-19)Er is volgens de raadsman te weinig bewijs voorhanden om met zekerheid vast te kunnen stellen dat de verdachte de persoon is geweest die de brieven heeft geschreven. De verdachte bevond zich op het moment van ontvangst van die brieven in detentie, zodat hij volgens de raadsman die brieven niet zelf kan hebben geschreven. Tevens blijkt niet dat de brieven het handschrift van de verdachte bevatten. Er is verzuimd om dat door een handschriftdeskundige vast te laten stellen. Verbalisant [verbalisant 1] en de rechtbank beschikken niet over die expertise om de conclusie te kunnen trekken dat het gaat om het handschrift van de verdachte.
Uit de brieven, noch uit de verklaringen van [getuige 1] , kan volgens de verdediging worden afgeleid dat de uitingen van de dader daadwerkelijk enige vrees of doodsangst bij [getuige 1] hebben opgewekt.
Bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen [1]
Het hof overweegt als volgt.

B.

B.1.1Bewijsmiddelen ten aanzien van de persoon op de camerabeelden in de Arriva-busVan cruciaal belang in de onderhavige zaak is het antwoord op de vraag of de verdachte de persoon is die op (stills van) camerabeelden in een Arriva-bus te zien is op 19 november 2017. Deze zijn getoond aan de aangevers en in een aantal zaken aan de getuigen van de vermogensdelicten. In dat verband overweegt het hof als volgt.
Naar aanleiding van een aangifte van gekwalificeerde diefstal van een auto van het merk Mercedes-Benz op zondag 19 november 2017 rond 10.00 uur op de Luxemburglaan te Geleen, gedaan door [benadeelde 5] , kreeg de politie al snel het vermoeden dat de dader van die diefstal met de bus naar de woning van [benadeelde 5] was gekomen. Op camerabeelden van een getuige was namelijk te zien dat een onbekende man die voldeed aan het signalement van de dader rond 09.45 uur over de Van Akenstraat in Geleen liep, komende uit de richting van de bushalte aan de Jos Klijnenlaan. [2] De Arriva-bus die rond dat tijdstip langs de betreffende bushalte kwam, bleek te beschikken over camerabeelden waarbij ook het geluid werd opgenomen. Op de camerabeelden in die bus is de man te zien zoals die door [benadeelde 5] werd beschreven. [3] De man stapte in Sittard de bus in en rond 09.30-09.35 uur stapte hij uit aan de Jos Klijnenlaan in Geleen. [4] Op de geluidsopnamen van de Arriva-bus is een gesprek tussen de buschauffeur en de man te horen. [5]
Verbalisant [verbalisant 1] van politie Oost-Nederland heeft de beelden van de Arriva-bus bekeken. Hij beschrijft dat de man op de beelden zeer grote gelijkenis vertoont met de verdachte. Op de bijbehorende geluidsopnamen herkent [verbalisant 1] duidelijk de stem van de verdachte. [verbalisant 1] kent de verdachte ambtshalve omdat hij nauw betrokken is geweest bij rechercheonderzoeken tegen de verdachte in de periode van 2004 tot en met 2012. Tijdens deze onderzoeken heeft hij meerdere tapgesprekken van de verdachte afgeluisterd en videobeelden van verhoren van de verdachte bekeken en beluisterd. Ook heeft [verbalisant 1] een strafzaak tegen de verdachte in Duitsland bijgewoond. [6] Ten overstaan van de raadsheer-commissaris heeft verbalisant [verbalisant 1] als getuige verklaard dat die zitting plaatsvond in het gerechtsgebouw in Kleef (het hof begrijpt, in het Duits: Kleve). In die zaak werd de verdachte volgens [verbalisant 1] ervan verdacht dat hij auto’s tijdens proefritten had gestolen. [7]
Verbalisant [verbalisant 2] van politie-eenheid Oost-Nederland heeft eveneens de beelden van de Arriva-bus bekeken. Hij herkent de man op de beelden voor 99% als de verdachte. Op de bijbehorende geluidsopnames herkent [verbalisant 2] de stem van de verdachte. [8] [verbalisant 2] kent de verdachte ambtshalve, omdat hij nauw betrokken is geweest bij rechercheonderzoeken tegen de verdachte in de periode van 2004 tot en met 2012. Tijdens deze onderzoeken heeft hij de verdachte persoonlijk ontmoet, meerdere malen gesproken en tapgesprekken beluisterd waaraan de verdachte deelnam. [9]
Verbalisant [verbalisant 3] van politie-eenheid Limburg heeft voor het eerst op 16 januari 2018 fysiek contact gehad met de verdachte. Op dat moment herkende hij de verdachte direct als de persoon die hij had gezien en gehoord op de camerabeelden van de Arriva-bus. [10]
Verbalisant [verbalisant 4] van politie-eenheid Limburg heeft op 16 en 18 januari 2018 met de verdachte gesproken. Hierna heeft hij de camerabeelden van de Arriva-bus bekeken. [verbalisant 4] beschrijft dat de stem van de persoon op de Arriva-beelden identiek is aan de stem van de verdachte. Daarnaast beschrijft hij dat de jas die man droeg identiek is aan de jas die in de woning van de verdachte in beslag is genomen. [11]
Verbalisant [verbalisant 5] van politie-eenheid Limburg heeft voor het eerst op 18 januari 2018 contact gehad met de verdachte. Op dat moment herkende hij de verdachte als zijnde de persoon op de camerabeelden van de Arriva-bus. Hij herkende de verdachte aan zijn gezichtsuitdrukking, postuur en aan zijn stem. De jas en schoenen die de man op de Arriva-beelden droeg, toonden volgens [verbalisant 5] veel gelijkenis met de jas en schoenen die bij de verdachte zijn aangetroffen. [12]
In de woning van de verdachte werden op 16 januari 2018 onder meer een donkerblauwe jas en halfhoge donkere schoenen met een witte zool aangetroffen. De inbeslaggenomen jas komt qua kleur, lengte en stiksels overeen met de jas die de man in de Arriva-bus droeg. Er zijn geen verschillen tussen beide jassen. De schoenen komen ook overeen met de schoenen die de man in de Arriva-bus droeg, in die zin dat de schoenen van de man in de Arriva-bus eveneens witte zolen hebben. [13]
De camerabeelden van de Arriva-bus zijn ook aan [getuige 1] , een bekende van de verdachte, getoond. Hij heeft verklaard dat de verdachte de man is die hij op de camerabeelden hoorde en zag. [14]
De rechtbank heeft ter terechtzitting en in raadkamer de camerabeelden van de Arriva-bus nogmaals bekeken en beluisterd en heeft op grond van de door haar gedane waarnemingen geoordeeld dat er geen andere conclusie kan worden getrokken dan dat de man op de beelden de verdachte is. [15]
In raadkamer heeft het hof de beelden op uitdrukkelijk verzoek van de raadsman bekeken en beluisterd. Het hof heeft eveneens waargenomen dat de man op de beelden van de Arriva-bus de verdachte is en daarbij in het bijzonder gelet op de onderscheidende kenmerken van de verdachte, te weten de vorm van zijn gelaat, neus, oren en kenmerkende lach, zoals daarvan tevens ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. [16]
B.1.2Conclusie met betrekking tot de persoon op de camerabeelden in de Arriva-bus
Het hof is van oordeel dat, op grond van vorenbedoelde bewijsmiddelen, buiten iedere twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte de persoon is die te zien is op de camerabeelden van de Arriva-bus. Het hof zal derhalve hierna bij de beoordeling van de tenlastegelegde vermogensdelicten daarvan uitgaan.
B.1.3Bespreking verweren met betrekking tot de camerabeelden
Het hof overweegt met betrekking tot verweren van de verdediging, voor zover die zien op de camerabeelden van de Arriva-bus en de daarop waar te nemen persoon, als volgt.
B.1.3.1Geen bewijsuitsluiting door gesteld vormverzuim in het kader van de uitoefening van bijzondere opsporingsbevoegdheden
Het hof stelt vast dat de parketnummers 03/721786-17, 03-721891-17, 03-721478-17 en 03-721370-17, welke parketnummers ten grondslag liggen aan de vorderingen en machtigingen in het dossier betreffende de uitoefening van bijzondere opsporingsbevoegdheden, betrekking hebben op de zaken die thans aan het oordeel van het hof zijn onderworpen en kennelijk een aanvang hebben genomen onder voormelde parketnummers, welke nummers later moeten zijn hernummerd.
De stelling van de verdediging, inhoudende dat sprake zou zijn van resultaten uit andere opsporingsonderzoeken jegens de verdachte die volgens de raadsman alleen door een verzoek tot voeging in het onderhavige procesdossier terecht zouden moeten kunnen komen, mist aldus feitelijke grondslag en kan reeds daarom niet slagen.
Het hof overweegt ten overvloede, voor zover al van enig vormverzuim in dit verband sprake zou zijn, dat gesteld noch gebleken is wat het nadeel is voor de verdachte dat door het veronderstelde vormverzuim is veroorzaakt, terwijl krachtens bestendige jurisprudentie het wel op de weg van de verdediging ligt dit te onderbouwen. De enkele niet nader onderbouwde stelling dat het recht op privacy is geschonden is daartoe onvoldoende.
Aldus faalt het verweer en kan van bewijsuitsluiting geen sprake zijn.
B.1.3.2Bruikbaarheid voor het bewijs van de camerabeelden
Anders dan voor de verdediging, is voor het hof genoegzaam komen vast te staan dat de beelden in de Arriva-bus betrekking hebben op 19 november 2017 tussen 9.00 en 11.00 uur en daarmee zien op het tijdsbestek waarbinnen de gekwalificeerde diefstal van de auto van [benadeelde 5] is gepleegd als hierna genoemd onder C.1.1. Daartoe wijst het hof op de door de officier van justitie bij het arrondissementsparket Limburg gedane vordering tot verstrekking van historische gegevens ex de artikelen 126nd en 126ud van het Wetboek van Strafvordering, waarin is vermeld dat bij Arriva, ter attentie van [betrokkene] , camerabeelden zijn gevorderd van bus 9173 op lijn 38, omloop 7710, opgenomen in voormelde periode. De gegevens dienen ter beschikking te worden gesteld van verbalisant [verbalisant 3] . [17] Uit de daarvan opgemaakte processen-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] voornoemd volgt dat deze verbalisant heeft gebeld met [betrokkene] , die [betrokkene] de gevorderde camerabeelden op een USB-stick heeft gezet ten behoeve van de politie en dat deze beelden op 27 november 2017 door [betrokkene] op het politiebureau te Maastricht aan verbalisant [verbalisant 3] zijn afgegeven. Na het bekijken van de beelden heeft verbalisant [verbalisant 3] berekend dat de vermoedelijke dader omstreeks 9.00-9.10 uur is ingestapt in Sittard, omstreeks 9.30-9.35 uur bij de bushalte aan de Jos Klijnenlaan in Geleen is uitgestapt en dus ongeveer 20 tot 23 minuten heeft gereisd. De vermoedelijke dader passeerde vervolgens om 09.45 uur de Van Akenstraat te Geleen en kan dus, mede gezien de door [verbalisant 3] in het tijdsschema visueel weergegeven afstand, om 10.00 uur bij de plaats delict zijn gearriveerd. [18]
Bij voormelde stand van zaken leidt het voor het hof geen twijfel dat de gevorderde en door verbalisant [verbalisant 3] bekeken en beschreven beelden de beelden zijn van de betreffende Arriva-bus 9173 op lijn 38 op 19 november 2017 tussen 9.00 en 11.00 uur. De omstandigheid dat er geen datum en tijdstip op de camerabeelden zelf is vermeld, kan daar niet aan afdoen.
Het verweer faalt.
Het hof leidt uit de inhoud van de bewijsmiddelen af dat bij het begaan van de tenlastegelegde vermogensdelicten een werkwijze is gebruikt die op essentiële punten overeenkomt met elkaar. Daartoe overweegt het hof als volgt, waarbij het hof eveneens zal ingaan op de door de raadsman gevoerde verweren op dit punt.
B.2.2Duitse rechtszaken tegen de verdachte
Uit het procesdossier volgt dat het Landgericht Kleve de verdachte op 29 juni 2009 ter zake van autodiefstallen heeft veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en 6 maanden. [19] Voorts volgt daaruit dat op 19 december 2017 door het Amtsgericht Kleve een rechtszaak is behandeld en dat de verdachte in die zaak is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren en 6 maanden ter zake van het plegen van een diefstal van een Mercedes. De verdachte had in die zaak gereageerd op een internetadvertentie en vervolgens een proefrit gemaakt met de auto. Toen de proefrit was afgelopen nam de verdachte plaats achter het stuur van de Mercedes, sloot de deuren af en reed weg. De politie heeft geverbaliseerd dat bij een eerder onderzoeken waarbij de verdachte betrokken was, van de verdachte bij een autosloopbedrijf in ’t Harde, te weten autosloopbedrijf [autosloopbedrijf] , een aanhangwagen met gestolen Mercedes-onderdelen en een motorblok werden aangetroffen. Het betrof een gezamenlijk Duits-Nederlands politieonderzoek, waarbij door de Duitse politie een baken onder de aanhangwagen was ingezet, welk baken de politie leidde naar de autosloperij en ter zake van welke feiten de verdachte in Duitsland is veroordeeld.
Tijdens deze Duitse rechtszaak voerde de verdachte onder andere [getuige 3/vriendin verdachte] , [getuige 4/zoon verdachte] en [getuige 1] op als getuigen op die hem een alibi zouden kunnen verschaffen, welke getuigenverklaringen door de Duitse rechter niet als ontlastend werden gezien. [20]
B.2.3Verklaring van [getuige 1]
heeft verklaard dat hij de verdachte meerdere malen naar proefritten met een Mercedes heeft moeten brengen, waarbij het doel was om die Mercedes te stelen. De verdachte moest door [getuige 1] op de hoek van de straat van de locatie waar de verdachte en de verkoper hadden afgesproken worden afgezet. De verdachte droeg dan een bril en een pet. Ook kleedde hij zich vaak om. De verdachte gaf aan [getuige 1] een telefoon waarop hij [getuige 1] belde als hij weer opgehaald moest worden of wanneer [getuige 1] alleen terug kon rijden. Ook moest [getuige 1] de verdachte wel eens ophalen op de plek waar de verdachte de gestolen Mercedes had weggezet of juist ’s avonds of de dag daarna brengen naar de plaats waar de gestolen Mercedes was weggezet. Als de diefstal slaagde, maakte de verdachte de auto leeg, vertrok met de gestolen auto en [getuige 1] moest de verdachte dan 5 minuten later ophalen. De verdachte zei tegen [getuige 1] dat hij door moest rijden richting ’t Harde. Met betrekking tot ’t Harde heeft [getuige 1] verklaard dat hij aldaar aan kwam rijden, een stuk het bos in moest rijden en moest opletten of er een auto aankwam. De verdachte maakte dan de gestolen auto leeg en deed de spullen in een zak, die hij in de auto van [getuige 1] gooide. De verdachte vertrok vervolgens met de gestolen auto en zei tegen [getuige 1] dat hij hem over 5 minuten moest ophalen, steeds op dezelfde plek.
Voor zijn diensten kreeg [getuige 1] € 150,00. [getuige 1] heeft verder verklaard dat hij de verdachte in 2017 in totaal ongeveer 12 tot 13 keer heeft weggebracht met het doel om een Mercedes te stelen. Van die keren is de diefstal ongeveer 8 tot 9 keren gelukt, waaronder in Hengelo, Diemen en Venlo. [21]
B.2.4Betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige 1]Het hof vermag, anders dan de verdediging ten verwere heeft aangevoerd, niet in te zien dat [getuige 1] (mogelijk) onwaarachtige verklaringen heeft afgelegd, temeer nu hij met de door hem afgelegde verklaringen ook zichzelf heeft belast. De omstandigheid dat [getuige 1] een brief heeft opgesteld waarin hij meldde dat hij op 19 november 2017 ten tijde van de diefstal van de Mercedes van aangever [benadeelde 5] samen met de verdachte bij de verdachte thuis is geweest en hem aldus een alibi wilde verschaffen doet daar niet aan af, aangezien [getuige 1] later heeft verklaard dat hij deze brief in opdracht van de verdachte heeft geschreven en op de bewuste dag in het geheel niet bij de verdachte is geweest. Volgens [getuige 1] hebben ook de vriendin van de verdachte, [getuige 3/vriendin verdachte] , almede de zoon van de verdachte [getuige 4/zoon verdachte] , in opdracht van de verdachte dergelijke brieven geschreven. [22] Dat deze alibi’s niet kunnen kloppen, volgt uit de verklaringen van [getuige 3/vriendin verdachte] en [getuige 4/zoon verdachte] , zoals die zijn afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris. [getuige 4/zoon verdachte] verklaarde bij die gelegenheid immers dat hij de brief niet zelf heeft geschreven en dat de in de brief genoemde gebeurtenissen wel hebben plaatsgevonden, maar dat hij bij het ondertekenen van de brief niet meer wist op welke datum dat was. [23] [getuige 3/vriendin verdachte] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat het juist is wat zij heeft geschreven in een aan de rechtbank overgelegde brief, waarin is vermeld dat zij op 19 november 2017 naar haar werk was geweest. [24] Het hof stelt aldus vast dat deze vermeende alibi’s niet uitsluiten dat de verdachte de dader is geweest. Saillant detail is overigens dat eenzelfde poging van de verdachte om vrijuit te gaan in een Duitse rechtszaak tegen hem evenmin effect heeft gesorteerd.
Maar bovenal vinden de gedetailleerde verklaringen van [getuige 1] steun in de overige bewijsmiddelen. Dienaangaande wijst het hof, naast de omstandigheid dat [getuige 1] specifiek heeft verklaard over plaatsen waar de diefstallen zijn gelukt (te weten Hengelo, Diemen en Venlo) en een plaats waar de diefstal niet was gelukt (te weten Meppel), in het bijzonder op de objectieve telecommunicatiegegevens, waaruit volgt dat er tussen de werktelefoon van de verdachte met nummer [telefoonnummer 1] (zie hierna rov. B.2.6) en [getuige 1] veel contact is geweest, ook relatief kort voorafgaand en/of na het plegen van de autodiefstallen, alsmede dat met die telefoon tevens in diezelfde tijdsspanne is gebeld met de autosloperij in ’t Harde.
Het hof acht de verklaringen van [getuige 1] derhalve betrouwbaar en zal deze tot het bewijs bezigen. Het andersluidend verweer wordt verworpen.
B.2.5Voorwaardelijk verzoek medische gegevens van [getuige 1]Met betrekking tot het voorwaardelijk verzoek van de verdediging om inzage te verkrijgen in het medisch dossier van [getuige 1] , teneinde te kunnen controleren of zijn niet-aangeboren hersenletsel het waarheidsgehalte van zijn verklaringen zou kunnen aantasten, overweegt het hof als volgt.
Getuige [getuige 1] heeft bij gelegenheid van zijn verhoor door de rechter-commissaris op 13 november 2019 verklaard dat hij niet-aangeboren hersenletsel heeft. Tijdens het verhoor heeft [getuige 1] uiteengezet welke consequenties dat voor hem heeft. Op geen enkele wijze is gebleken dat dit letsel ertoe zou kunnen leiden dat [getuige 1] in strijd met de waarheid is gaan verklaren. Evenmin zijn uit het onderzoek ter terechtzitting aanknopingspunten naar voren gekomen waaruit zou kunnen worden afgeleid dat [getuige 1] medicijnen gebruikt die zijn geheugen beïnvloeden. Dit zijn slechts veronderstellingen van de verdediging. Feit is dat getuige [getuige 1] ten overstaan van de rechter-commissaris is gebleven bij de inhoud van zijn eerder afgelegde en voor de verdachte belastende verklaringen. Daarbij komt dat de verdachte destijds tijdens het getuigenverhoor werd vertegenwoordigd door een raadsman en deze aldus in de gelegenheid was om [getuige 1] nadere vragen van medische aard te stellen die hij geraden achtte. Het hof is gelet op het voorgaande van oordeel dat de noodzaak tot het verzochte niet is gebleken, reden waarom het verzoek tot inzage in het medisch dossier wordt afgewezen.
B.2.6TelecommunicatieIn de Mercedes van de vriendin van de verdachte, [getuige 3/vriendin verdachte] , welke auto tijdens een doorzoeking voor de woning aan de [woonadres] stond geparkeerd en van welke auto zowel [getuige 3/vriendin verdachte] als de verdachte gebruik maakten [25] , is een Alcatel-telefoon aangetroffen met nummer [telefoonnummer 1] . [getuige 3/vriendin verdachte] heeft als getuige verklaard dat deze telefoon altijd in de Mercedes ligt, dat de verdachte en zij daarvan gebruik maken en dat ze misschien drie keer met die telefoon heeft gebeld. [26] Dit nummer had veelvuldig contact met telefoonnummer [telefoonnummer 2] , welk nummer was afgegeven aan autosloopbedrijf [autosloopbedrijf] in ’t Harde. [27]
In de periode van 29 juli 2017 tot en met 18 januari 2018 heeft de telefoon met nummer [telefoonnummer 1] slechts contact gehad met drie telefoonnummers, te weten 34 keer met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] dat is afgegeven aan [getuige 1] , 1 keer met het telefoonnummer [telefoonnummer 4] dat is afgegeven aan [getuige 1] en 90 keer met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] dat is afgegeven aan autosloopbedrijf [autosloopbedrijf] . [28]
B.2.7Bewijsoverweging met betrekking tot de telecommunicatie
De omstandigheden dat de verdachte degene is die vrijwel alleen gebruik maakte van de bewuste telefoon en talloze malen contact heeft met een autosloopbedrijf in ’t Harde dat als websiteadres heeft [website] [29] kunnen, bezien tegen de achtergrond van voornoemde verklaringen van [getuige 1] (rov. B.2.3) en de bevindingen ten aanzien van het autosloopbedrijf in de Duitse strafzaak tegen de verdachte (rov. B.2.2), (mede) redengevend zijn voor een bewezenverklaring van de tenlastegelegde vermogensdelicten, die zien op diefstallen van auto’s van het merk Mercedes. Van de verdachte mag een die redengevendheid ontzenuwende verklaring worden verwacht. Die heeft de verdachte evenwel niet gegeven.
De verdachte heeft desgevraagd geen enkele verklaring over voormelde telefonische contacten met het autosloopbedrijf gegeven. Hij heeft er slechts op gewezen dat de eigenaar van dit bedrijf ten overstaan van de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij de verdachte niet kent. Aan die verklaring gaat het hof, gelet op het aantal telefonische contacten, als ongeloofwaardig voorbij.
B.2.8Conclusie met betrekking tot de telecommunicatieHet hof is op grond van het vorenstaande van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de telefonische contacten van de verdachte met autosloopbedrijf [autosloopbedrijf] betrekking hadden op de aflevering van door de verdachte weggenomen auto’s. Dit geldt niet alleen voor de contacten op de dag van de diefstal van een auto maar ook, voor zover aan de orde, voor de contacten op data rondom die diefstal. Het is immers zeer aannemelijk dat de verdachte de verwachte aflevering van een auto met het autosloopbedrijf communiceert, terwijl het hof – voor wat betreft de contacten na de dag van de diefstal van een auto – ervan uitgaat dat ook deze contacten kunnen zien op die aflevering, omdat de gestolen auto’s volgens [getuige 1] soms enige tijd werden ‘koud gezet’. Ook kan niet uitgesloten worden dat die contacten zagen op de financiële afhandeling van een en ander.
Het hof zal van het vorenstaande bij de beoordeling van de tenlastegelegde vermogensdelicten uitgaan en de bewuste telefoon hierna ook wel aanduiden als ‘werktelefoon’.
B.2.9Overige relevante feiten en/of omstandigheden met betrekking tot de modus operandi
Het hof stelt vast dat uit de aangiften van de slachtoffers van de vermogensdelicten blijkt van de navolgende feiten en/of omstandigheden:
de dader nam telefonisch contact op met de verkoper van een auto naar aanleiding van een advertentie op internet en deed zich voor als een potentiële koper van die auto;
de dader kwam langs op een zondag, behoudens in de gevallen van de diefstallen in Hengelo (op woensdag) en Vaassen (op dinsdag);
het betrof telkens een personenauto van het merk Mercedes;
de dader droeg een pet en in een aantal gevallen een bril;
de dader wist te bewerkstelligen dat hij op de bestuurdersstoel van de auto terecht kwam doordat hij of een proefrit wilde maken of de aangever vroeg de motorkap van de auto te openen, waarna de dader wegreed.
De hierna onder C. weergegeven aangiften dienen, voor zover relevant, als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
B.2.10Conclusie met betrekking tot de modus operandiHet hof stelt vast dat de hiervoor onder B.2.9 weergegeven modus operandi van de dader past binnen de modus operandi van de verdachte, zoals daarvan blijkt uit de verklaring van [getuige 1] (rov. B.2.3) en de bevindingen ten aanzien van het autosloopbedrijf in de Duitse strafzaak tegen de verdachte (rov. B.2.2). Daarbij merkt het hof op dat, voor zover het betreft het afleveren van een gestolen auto bij autosloopbedrijf [autosloopbedrijf] in ’t Harde, ‘slechts’ ten aanzien van een vijftal ter beoordeling aan het hof voorliggende zaken concreet bewijs daarvoor voorhanden is.
Het hof ziet in voornoemde vaststelling ondersteuning van het hierna onder C. successievelijk per feit weergegeven bewijs.
B.3.1Bewijsmiddelen ten aanzien van de persoon van de dader
Het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep waargenomen dat de verdachte accentloos Nederlands spreekt. [30] Aan de hand van de door de verdachte opgegeven geboortedatum bij het vaststellen van zijn personalia stelt het hof vast dat de verdachte tijdens de tenlastegelegde feiten in 2015 en 2017 respectievelijk 45 en 47 jaar oud was. [31] De verdachte is naar eigen zeggen 1.93 meter lang. [32]
De hierna onder C. weergegeven aangiften en getuigenverklaringen dienen, voor zover relevant, als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
B.3.2Bewijsoverweging met betrekking tot de signalementen/bespreking van de verweren
Door de verdediging is aangevoerd dat de signalementen die de aangevers (en enkele getuigen) van de dader hebben gegeven niet overeenstemmen en er derhalve meerdere daders van de diefstallen zijn geweest en voorts dat de signalementen niet passen bij de persoon van de verdachte. Het kan dan ook niet de verdachte zijn geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstallen, aldus de verdediging.
Het hof stelt bij de beoordeling voorop dat als bekend mag worden beschouwd het gegeven dat, wanneer tien personen wordt gevraagd om een signalement van een en dezelfde dader te geven, geen tien eensluidende signalementen geproduceerd zullen worden. Hierbij speelt onder meer de feilbaarheid van het menselijk geheugen een rol, maar ook kunnen de tijd gedurende welke zij de dader hebben gezien en de omstandigheden waaronder zij hun waarneming hebben gedaan een rol spelen. In de zaken die thans ter beoordeling aan het hof voorliggen is steeds sprake geweest van een kortstondig contact tussen de aangevers en getuigen enerzijds en de dader anderzijds en kan voorts worden aangenomen dat de aangevers en getuigen zich in een emotionele toestand bevonden op het moment dat zij een signalement van de dader hebben gegeven. Het is niet ondenkbaar dat het voorgaande hun waarneming heeft beïnvloed. Het behoeft dan ook, naar het oordeel van het hof, geen verbazing dat de signalementen niet (geheel) eensluidend zijn. In de kern kan evenwel worden vastgesteld dat het steeds gaat om een man met een pet en in een vijftal zaken ook met een bril, waarbij in een viertal gevallen wordt opgemerkt dat de man accentloos Nederlands sprak. Voorts wordt de lengte van de dader geschat op 1.90-1.95 meter (twee maal), 1.85 meter, zeker 1.80 meter, 1.85-2.00 meter, 1.90 meter, 2.00 meter en 1.95 meter. Hieruit volgt naar het oordeel van het hof dat het in de kern om een redelijk lange man gaat. Het hof acht de verschillen in de opgegeven lengten niet van dien aard dat die verschillen zouden moeten leiden tot de conclusie dat het niet steeds om dezelfde dader zou gaan, zoals door de verdediging is gesteld.
De leeftijd van de dader wordt geschat op 55 jaar, 40-50 jaar (twee maal), 40-45 jaar, 45-50 jaar (drie maal) en 50 jaar (twee maal). Hieruit volgt naar het oordeel van het hof dat het in de kern om een man van middelbare leeftijd gaat. Het hof acht de verschillen in de geschatte leeftijd niet van dien aard dat die verschillen zouden moeten leiden tot de conclusie dat het niet om dezelfde dader zou gaan, zoals door de verdediging is gesteld. Daarbij merkt het hof op dat het een feit van algemene bekendheid is dat het schatten van de leeftijd van een persoon een lastige kwestie is.
Het hof verwerpt ook de stelling van de verdediging dat de gegeven signalementen niet passen bij de persoon van de verdachte. Ook hier heeft te gelden dat de verschillen tussen de gegeven signalementen en de persoon van de verdachte niet van dien aard zijn dat die verschillen tot de conclusie zouden moeten leiden dat de verdachte de dader niet kan zijn.
De andersluidende verweren falen.
B.3.3Conclusie met betrekking tot de persoon van de dader
Het hof is van oordeel dat op grond van het vorenstaande kan worden vastgesteld dat de signalementen die de aangevers (en enkele getuigen) van de dader hebben gegeven er in de kern op neer komen dat de dader een redelijk lange man van middelbare leeftijd is, terwijl in een drietal ter beoordeling aan het hof voorliggende zaken wordt gesproken over de omstandigheid dat de dader accentloos Nederlands spreekt.
Het hof zal derhalve hierna bij de bespreking van de tenlastegelegde feiten daarvan uitgaan.
C.
Uit het onderzoek ter terechtzitting en de inhoud van het procesdossier zijn met betrekking tot de tenlastegelegde feiten voorts de volgende feiten en omstandigheden naar voren gekomen.
C.1.1Bewijsmiddelen diefstal met geweld van de personenauto van [benadeelde 5] (feit 1 in de zaak met parketnummer 03-700025-18)
[benadeelde 5] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn Mercedes Benz, type E 250 CDI met kenteken [kenteken 1] op zondag 19 november 2017 rond 10.00 uur. [benadeelde 5] verklaarde dat hij zijn auto te koop had gezet via een internetsite. De potentiële koper nam via het nummer [telefoonnummer 8] contact met hem op. De potentiële koper kwam de betreffende zondag om 10.00 uur te voet aan bij de woning van [benadeelde 5] aan de [straat] in Geleen. [benadeelde 5] stelde voor om een proefrit te maken, waarna de potentiële koper achter het stuur ging zitten. Voordat [benadeelde 5] plaats kon nemen aan de bijrijderszijde, gaf de man achter het stuur flink gas en reed hij met de auto weg. [benadeelde 5] hield ondertussen de deurgreep van het autoportier aan de bijrijderskant vast en werd meegesleurd met de auto. In de bocht kon [benadeelde 5] de handgreep van de auto niet meer vasthouden en moest hij de auto loslaten. [benadeelde 5] schoof vervolgens met zijn lichaam over de grond en kwam met zijn heup in aanraking met een geparkeerde auto. [benadeelde 5] heeft verklaard dat de man gemerkt moet hebben dat hij aan de deurgreep hing, omdat de man hem aankeek en vervolgens gas gaf. [33]
Bij gelegenheid van zijn verhoor door de raadsheer-commissaris heeft aangever [benadeelde 5] verklaard dat hij zich vasthield aan de passagierskant van de auto. De gehele tijd dat hij aan de auto hing, had hij alleen de deurklink vast. De bestuurder van de auto zag dat hij aan de auto hing. Zij hadden steeds oogcontact met elkaar, ook toen hij werd meegesleurd. [benadeelde 5] zag zich genoodzaakt om op enig moment de auto los te laten, omdat hij bang was tegen geparkeerde auto’s aan te komen. [34]
Hetgeen is gerelateerd in het proces-verbaal van uitlezen van camerabeelden van de diefstal bevestigt de lezing van aangever [benadeelde 5] , inhoudende dat hij zich aan de handgreep van het bijrijdersportier vasthield en werd meegesleurd. Op de bijgevoegde foto’s van de camerabeelden is hetzelfde te zien. [35]
De politie heeft onderzocht hoe hard de Mercedes reed en dat bleek gemiddeld ongeveer 38,34 kilometer per uur te zijn over de afstand waarop de Mercedes te zien was op camerabeelden van een buurpand. [benadeelde 5] is volgens de bevindingen van de politie ongeveer (22,20 + 21,30 + 22,40 =) 65,9 meter meegesleurd met de auto. [36]
[benadeelde 5] heeft aan het incident een dubbele breuk van de heupkom van het rechterheupgewricht overgehouden. [37] Aangever [benadeelde 5] is twee keer geopereerd en moest revalideren. Op 24 februari 2022 was [benadeelde 5] nog niet volledig hersteld. Hij had nog steeds last van zijn bekken en de omgeving van zijn rug en heupen. [benadeelde 5] was nog niet in staat om voltijds te werken. [38]
[benadeelde 5] geeft het volgende signalement van de dader: man circa 1.90-1.95 meter groot, ongeveer 55 jaar oud, droeg een donkere pet, blank, sprak Nederlands zonder accent, verzorgde man, donkere jas en donkere schoenen. [39]
Aan [benadeelde 5] zijn vier foto’s van de man in de Arriva-bus getoond. Bij het zien van de foto’s begon [benadeelde 5] te huilen en zei hij dat de man op de beelden de man is die zijn auto heeft gestolen. [benadeelde 5] zei dat hij de man voor 100% herkende. [40] Ten overstaan van de raadsheer-commissaris verklaarde [benadeelde 5] dat hij de man herkende aan zijn gezicht, kleding en pet. [41]
Het hof heeft op de camerabeelden van de Arriva-bus waargenomen dat de verdachte die dag een bril droeg. [42]
De verdachte woonde ten tijde van het vooronderzoek samen met zijn vriendin [getuige 3/vriendin verdachte] aan de [woonadres] . [getuige 3/vriendin verdachte] maakte gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 5] , welk nummer op haar naam stond gesteld. Op 19 november 2017 maakte de telefoon van [getuige 3/vriendin verdachte] om 18.18 uur gebruik van de telefoonmast aan de [adres 1] in ’t Harde. In de onmiddellijke nabijheid van deze zendmast ligt autosloopbedrijf [autosloopbedrijf] met als websiteadres [website] . [43]
De werktelefoon heeft op 17 november 2017 omstreeks 14.14 uur, op 21 november 2017 om 15.10 en 15.15 uur en op 22 november 2017 om 13.35, 14.43 en 14.45 uur gebeld naar de telefoon met nummer [telefoonnummer 2] op naam van autosloopbedrijf [autosloopbedrijf] in ’t Harde. [44]
Tijdens voormelde doorzoeking zijn, naast de werktelefoon, in de woning van de verdachte meerdere telefoontoestellen in beslag genomen. Eén van die inbeslaggenomen mobiele telefoons, te weten het toestel met nummer [telefoonnummer 6] (Alcatel, GSM 5), heeft nagenoeg één op één contact met de inbeslaggenomen mobiele telefoon met nummer [telefoonnummer 7] (Alcatel, GSM 10). De eerstgenoemde Alcatel-telefoon is inbeslaggenomen in de woonkamer, de andere in de ouderlijke slaapkamer. [45] Het toestel met nummer [telefoonnummer 7] komt op 18 november 2017 om 11.14 uur in het telecomnetwerk; om 11.17 uur wordt contact gelegd met telefoonnummer 1244, zeer waarschijnlijk om beltegoed op de prepaidkaart te zetten. Op 19 november 2017, neemt de telefoon met het nummer [telefoonnummer 7] om 12.30 uur contact op met het nummer [telefoonnummer 6] . Het eerstgenoemde nummer straalt dan aan op de mast aan de Horsterbeekweg 5 te Siebengewald. Daarna verplaatst de telefoon met het nummer [telefoonnummer 7] zich via Doesburg (15.03 uur), Apeldoorn (15.48 uur) en Vaassen (15.57 uur) naar ’t Harde (16.54 uur). [46]
Aangever [benadeelde 5] werd door de dader gebeld met het nummer [telefoonnummer 8] . Dit telefoonnummer bleek slechts actief geweest te zijn op 18 en 19 november 2017 en in één toestel actief te zijn geweest. Vanaf dit toestel was in de periode van 12 november tot 18 november 2017 ook met een ander telefoonnummer gebeld. Met dit laatste telefoonnummer ( [telefoonnummer 9] ) is in de periode van 12 tot 18 november 2017 veertien keer contact gelegd met vier verschillende telefoonnummers van personen die via internet een Mercedes te koop aanboden. Met het nummer [telefoonnummer 8] is op 18 en 19 november 2017 meermaals gebeld met een verkoper van een Mercedes, [verkoper] . [47]
Verkoper [verkoper] heeft verklaard dat hij geadverteerd had met een Mercedes en dat er een man gereageerd had op de advertentie die zich [naam] noemde. [verkoper] had het telefoongesprek met de man opgenomen. [48]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de geluidsopname van [verkoper] beluisterd. [verbalisant 1] herkende de stem van de persoon die zich [naam] noemt onmiddellijk en zonder enige twijfel als de stem van de verdachte. [49] Ook verbalisant [verbalisant 6] heeft de stem van de persoon die zich [naam] noemt, herkend als de stem van de verdachte. [50]
Daarnaast heeft ook [getuige 1] de geluidsopname van [verkoper] beluisterd. [getuige 1] heeft verklaard dat de stem die hij op de opname hoorde, de stem van de verdachte is. [51]
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft op 1 november 2018 een vergelijkend spraakonderzoek verricht. Bij dit onderzoek is het door [verkoper] opgenomen telefoongesprek vergeleken met de opname van een verhoor van de verdachte en vier door de politie afgeluisterde telefoongesprekken van de verdachte. De conclusie van de deskundigen van het NFI luidt dat het veel waarschijnlijker is dat het telefoongesprek met [verkoper] is gevoerd door de verdachte dan door een andere man. [52]
Op 10 december 2017 heeft een wandelaar langs het Bijlands kanaal in Tolkamer een vuilniszak aangetroffen, gevuld met diverse goederen en schriftelijke bescheiden. [53] In deze vuilniszak werden kentekenpapieren aangetroffen die horen bij de van [benadeelde 5] gestolen Mercedes en enkele briefjes die door [benadeelde 5] werden herkend als de zijne. [54]
Daarnaast werden in de vuilniszak goederen aangetroffen die afkomstig waren uit de Mercedes die op zondag 12 november 2017 is gestolen van [benadeelde 2] . [55]
Tolkamer ligt in een rechte lijn tussen Geleen, de plaats waar de auto van [benadeelde 5] is gestolen, en Doesburg, de woonplaats van de verdachte. [56]
Al hetgeen hiervoor onder B. met betrekking tot de algemene bewijsmiddelen met betrekking tot de tenlastegelegde vermogensdelicten is opgenomen dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd, voor zover relevant.
C.1.2Betrouwbaarheid van de aangifte van [benadeelde 5]Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, is het feitelijk mogelijk om een deurgreep van een autoportier vast te houden als een auto wegrijdt. Daartoe wijst het hof op de verklaring van aangever [benadeelde 5] , hetgeen wordt ondersteund door de inhoud van het proces-verbaal van uitlezen van camerabeelden van de diefstal, waarin expliciet is vermeld dat het slachtoffer zich aan de handgreep van het bijrijdersportier vasthield en werd meegesleurd. Op de bijgevoegde foto’s van de camerabeelden is voorts te zien dat een man aan de auto hangt, hetgeen niet door de verdediging is betwist. [57] Het hof heeft dan ook geen enkele aanleiding om tot het oordeel te komen dat de verklaring van aangever [benadeelde 5] onbetrouwbaar is. Het verweer faalt.
C.1.3Bruikbaarheid van de auditieve herkenningen van de verdachteHet hof ziet geen reden om te twijfelen aan de stemherkenning van de verdachte door verbalisanten, mede gezien het feit dat de herkenning van de stem door verbalisant [verbalisant 1] is bevestigd door specialistisch stemherkenningsdeskundigen van het NFI, in die zin dat het veel waarschijnlijker is dat het onderzochte gesprek is gevoerd door de verdachte dan door een andere man. Verbalisant [verbalisant 1] heeft de stem van de verdachte zowel herkend aan de hand van de beelden in de Arriva-bus als in het telefoongesprek met verkoper [verkoper] .
Het enkele feit dat de verdediging in dit verband bepaalde vragen over de deskundigheid van de verbalisanten en wijze van verbaliseren heeft opgeworpen, zoals hiervoor onder A.2 vermeld, dwingt in ieder geval niet tot het oordeel dat de stemherkenningen niet bruikbaar kunnen zijn voor het bewijs.
C.1.4Bewijsoverweging met betrekking tot de telecommunicatie en reisbewegingen
Het hof stelt vast dat de gegevens van de telefoon met het nummer [telefoonnummer 7] , welke telefoon in beslag is genomen in de woning van de verdachte, op 19 november 2017 telefoonmasten heeft aangestraald die passen bij een reisbeweging van Geleen naar de autosloperij in ’t Harde (via Doesburg, de woonplaats van de verdachte). Ook volgt uit de bewijsmiddelen dat de telefoon met nummer [telefoonnummer 5] van [getuige 3/vriendin verdachte] die dag om 18.18 uur de telefoonmast in ’t Harde aanstraalde [58] , zodat het aannemelijk is dat de verdachte de gestolen Mercedes heeft weggebracht naar autosloperij [autosloopbedrijf] en zijn vriendin [getuige 3/vriendin verdachte] hem aldaar heeft opgehaald. De omstandigheid dat getuige [getuige 1] niet heeft verklaard in Geleen te zijn geweest, zoals door de raadsman als beweerdelijke ontlastende omstandigheid is aangevoerd (vide A.4), kan de verdachte dan ook niet baten. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de verdachte voor deze reisbewegingen, daarnaar gevraagd ter terechtzitting in hoger beroep, geen enkele verklaring heeft gegeven.
C.1.5Tussenconclusie (feit 1 subsidiair in de zaak met parketnummer 03-700025-18)
Uit het vorenstaande – in onderling verband en samenhang bezien – volgt dat de verdachte na een telefonisch contact met [benadeelde 5] op 19 november 2017 naar Geleen is afgereisd en aldaar de auto van [benadeelde 5] heeft gestolen. Later op de dag is hij met de auto naar autosloperij [autosloopbedrijf] gereden, alwaar zijn vriendin hem opgehaald heeft.
C.1.6Opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en de tenlastegelegde geweldscomponent
Aangever [benadeelde 5] heeft verklaard dat de bestuurder van de auto zag dat hij aan de auto hing en dat hij steeds met de dader oogcontact had, ook toen hij werd meegesleurd. Onder die omstandigheid, alsook onder de omstandigheden waaronder dat gebeurde, zoals daarvan blijkt uit de bewijsmiddelen, is het hof van oordeel dat de verdachte, door te handelen zoals hij heeft gedaan, minstgenomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever [benadeelde 5] – die op dat moment aan de auto hing – zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Dat het een wilsbesluit van aangever is geweest om zich vast te houden aan de handgreep van het autoportier, maakt dat niet anders. Het verweer faalt.
De door de verdachte gepleegde autodiefstal werd aldus naar het oordeel van het hof zowel vergezeld als gevolgd van geweld tegen aangever [benadeelde 5] , welk geweld werd gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren. Omdat de verdachte nog doende was de auto te stelen terwijl aangever aan de auto hing en letsel opliep, kan het hieromtrent andersluidende verweer van de verdediging niet slagen.
C.1.7Conclusie met betrekking tot het onder feit 1 in de zaak met parketnummer 03-700025-18 subsidiair tenlastegelegde
Het hof acht op grond van vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde gekwalificeerde diefstal. Vastgesteld kan worden dat hij vrijwel geheel heeft gehandeld volgens zijn vaste modus operandi.
Voorts volgt uit de bewijsmiddelen met betrekking tot feit 1 in de zaak met parketnummer 03-700257-18 (de diefstal van de personenauto van [aangever 5] , zie hierna rov. C.6.1) en de bewijsmiddelen met betrekking tot feit 2 in de zaak met parketnummer 03-700257-18 (de diefstal van de personenauto van [benadeelde 2] , zie hierna rov. C.7.1) in onderling verband en samenhang bezien met de bewijsmiddelen als hiervoor in rov. C.1.1 weergegeven, dat de dader van de diefstal van de personenauto van [benadeelde 5] dezelfde persoon is als degene die zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de personenauto’s van [aangever 5] en [benadeelde 2] . Hieruit volgt immers dat de dader van de diefstal van de personenauto van [aangever 5] op 6 december 2017 in de buurt is van de plek waar op 10 december 2017 de vuilniszak werd aangetroffen met goederen afkomstig van de diefstal van de personenauto’s van [benadeelde 5] en [benadeelde 2] . Ook in die zaken komt het hof tot de vaststelling dat de verdachte de dader is.
Het door de verdachte gestelde alibi, kort gezegd inhoudende dat hij op 19 november 2017 niet in Geleen zou zijn geweest, vindt weerlegging in de bewijsmiddelen en kan, gezien het vorenstaande, naar het rijk der fabelen worden verwezen. De ter onderbouwing van zijn alibi in hoger beroep door de verdachte ingebrachte brieven en stukken leiden niet tot een andere conclusie. De ingebrachte kassabonnen, waaruit zou moeten volgen dat de verdachte op de bewuste dag is gaan winkelen in Arnhem en hij in Zeddam uit eten is geweest, zijn immers van een later tijdstip dan de diefstal en deze sluiten dus niet uit dat de verdachte de diefstal gepleegd heeft.
C.2.1Bewijsmiddelen diefstal met geweld van de personenauto van [benadeelde 1] (feit 2 in de zaak met parketnummer 03-700025-18)
[benadeelde 1] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn Mercedes 220 CDI met kenteken [kenteken 2] op 4 oktober 2017 in Hengelo. Een potentiële koper benaderde aangever op 3 oktober 2017 telefonisch naar aanleiding van een verkoopadvertentie op Marktplaats. Daags daarna kwam hij langs omstreeks 19.25 uur, bekeek de auto en vroeg om de motor van de auto te starten en vervolgens de motorkap te openen. Toen [benadeelde 1] de motorkap opende hoorde hij ineens lawaai en zag hij dat de potentiële koper zijn broer met iets op zijn hoofd sloeg. [59] Het leek op een glimmende staaf van 30-40 centimeter lang. [60] Vervolgens stapte de man in de Mercedes en reed hij met gierende banden weg. [61]
[benadeelde 1] geeft het volgende signalement van de man: blank, tussen de 40-50 jaar oud, netjes gekleed, alpinopet, slank postuur en de man sprak accentloos Nederlands. [62]
De broer van [benadeelde 1] , [getuige 2] , heeft verklaard dat de motorkap half open stond toen de man aan de bestuurderszijde in de auto ging zitten. De man gaf een paar keer gas, stapte uit en gaf hem, [getuige 2] , een klap op zijn hoofd waardoor hij ten val kwam. Vervolgens reed de auto vol gas weg. [getuige 2] geeft het navolgende signalement van de man: 40-45 jaar oud, blank, petje, geen accent. [63] Op een foto die zich in het procesdossier bevindt, neemt het hof waar dat [getuige 2] een verwonding op zijn voorhoofd heeft. [64]
De camerabeelden van de Arriva-bus zijn aan [benadeelde 1] en [getuige 2] getoond. [benadeelde 1] herkent de man op de beelden als de dader. Hij herkent hem aan zijn lange, smalle gezicht en de manier van lachen en is er 100% zeker van dat het de persoon is die zijn auto heeft gestolen. [65] Bij gelegenheid van zijn verhoor door de raadsheer-commissaris heeft [benadeelde 1] als getuige verklaard dat hij het gezicht van de dader uit duizenden herkent en dat hij voor 100.000% zeker weet dat de dader van zijn autodiefstal te zien is op de beelden. [66]
[getuige 2] kan niet met zekerheid zeggen dat de man op de beelden de dader is, maar hij ziet wel overeenkomsten. [67]
[benadeelde 1] heeft verklaard welke banden en velgen op de gestolen auto zaten; aan de randen van alle vier de velgen zaten krassen en de binnenkant van de velgen was nog perfect. [68] [benadeelde 1] heeft foto’s van de banden en velgen aan de politie verstrekt.
Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte op 16 januari 2018 werd een Mercedes met kenteken [kenteken 12] in beslag genomen. [69] De politie heeft de banden en velgen op deze Mercedes nader onderzocht. De politie concludeert dat het merk banden, de profilering, de bandmaten voor en achter en de plaats en overeenkomst van de beschadiging van de velg rechtsachter gelijk zijn aan de banden en velgen die op de auto van [benadeelde 1] zaten. [70]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij de verdachte in 2017 in totaal ongeveer 12 tot 13 keer heeft weggebracht om een Mercedes te stelen. Van die keren is de diefstal volgens [getuige 1] ongeveer 8 of 9 keer gelukt. [getuige 1] weet zich nog te herinneren dat de diefstal onder meer is gelukt in Hengelo. [71]
Uit de analyse van telecommunicatie volgt dat de werktelefoon op 5 oktober 2017 omstreeks 10.59 en 20.58 uur heeft gebeld met de telefoon met nummer [telefoonnummer 2] op naam van autosloopbedrijf [autosloopbedrijf] . [72]
Al hetgeen hiervoor onder B. met betrekking tot de algemene bewijsmiddelen met betrekking tot de tenlastegelegde vermogensdelicten is opgenomen dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd, voor zover relevant.
C.2.2Diefstal van de auto van [benadeelde 1] inclusief geweldselement bewezen (feit 2 in de zaak met parketnummer 03-700025-18)
Het hof acht het onder feit 2 ten laste gelegde op grond van de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat aangever zeer stellig is in zijn herkenning van de verdachte en dat er voorts meer dan voldoende steunbewijs voorhanden is, te weten de omstandigheid dat de banden en velgen van de gestolen auto in het bezit zijn van de verdachte, de verklaring van [getuige 1] omtrent deze diefstal en de telefonische contacten met autosloopbedrijf [autosloopbedrijf] . Vastgesteld kan voorts worden dat de verdachte vrijwel geheel heeft gehandeld volgens zijn vaste modus operandi.
Het hof merkt hierbij nog op dat niet komen vast te staan dat de motorkap van de auto van [benadeelde 1] dusdanig open stond dat het niet meer mogelijk zou zijn om met die auto weg te rijden, zoals door de verdachte is aangevoerd.
C.3.1Bewijsmiddelen diefstal van de personenauto van [besloten vennootschap] B.V. (feit 3 in de zaak met parketnummer 03-700025-18)
[aangever 3] heeft namens [besloten vennootschap] B.V. aangifte gedaan van diefstal van een Mercedes-Benz E 220 Cdi met kenteken [kenteken 3] op zondag 17 september 2017 in Venlo. Hij verklaarde dat de auto te koop stond via de website Marktplaats, dat de potentiële koper zich telefonisch meldde waarna een afspraak werd gemaakt voor dezelfde dag om 19.00 uur, hij samen met een man een proefrit heeft gemaakt en dat de man daarna nog even onder de motorkap wilde kijken. Na het bekijken van de motor ging de man weer in de auto zitten en zei hij dat hij nog een stukje wilde rijden. Voordat [aangever 3] plaats kon nemen op de bijrijdersstoel, reed de man met hoge snelheid met de auto weg. [73]
[aangever 3] beschrijft de man als volgt: blank, 40-50 jaar oud, 1.85 meter groot, bril, petje en sprak Nederlands. [74]
De camerabeelden van de Arriva-bus zijn aan [aangever 3] getoond. [aangever 3] heeft verklaard dat de man op de beelden de man is die bij hem was en zijn auto heeft meegenomen. [aangever 3] herkent de man aan zijn gezicht, uitstraling en de soortgelijke bril en pet. [75]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij de verdachte in 2017 in totaal ongeveer 12 tot 13 keer heeft weggebracht om een Mercedes te stelen. Van die keren is de diefstal volgens [getuige 1] ongeveer 8 of 9 keer gelukt. [getuige 1] weet zich nog te herinneren dat de diefstal onder andere is gelukt in Venlo. [76]
Uit de analyse van telecommunicatie van de werktelefoon volgt dat op 17 september 2017 omstreeks 13.59 uur en op 18 september 2017 om 17.52 uur is gebeld met de telefoon met nummer [telefoonnummer 2] op naam van autosloopbedrijf [autosloopbedrijf] . [77]
Al hetgeen hiervoor onder B. met betrekking tot de algemene bewijsmiddelen met betrekking tot de tenlastegelegde vermogensdelicten is opgenomen dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd, voor zover relevant.
C.3.2Alternatief scenario met betrekking tot autodiefstal van [besloten vennootschap] B.V. niet aannemelijk; feit 3 in de zaak met parketnummer 03-700025-18 wettig en overtuigend bewezen
Het door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep geponeerde alternatieve scenario dat aangever [aangever 3] mogelijkerwijs de diefstal van zijn auto heeft verzonnen om verzekeringsgeld te kunnen innen, is niet concreet onderbouwd en naar het oordeel van het hof ook overigens op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Bovendien is dit scenario strijdig met de inhoud van de bewijsmiddelen. De insinuatie van de verdachte, inhoudende dat [aangever 3] de diefstal verzonnen zou hebben en dat [aangever 3] de auto naar Turkije heeft gebracht en de verzekeringsmaatschappij heeft opgelicht en dat hij dat van [getuige 6] zou hebben vernomen, is door [getuige 6] voornoemd ten overstaan van de raadsheer-commissaris immers ontkracht. [78]
C.3.3Diefstal van de auto van [besloten vennootschap] B.V. bewezen (feit 3 in de zaak met parketnummer 03-700025-18)
Het hof acht het onder feit 3 ten laste gelegde op grond van de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen.
Daarbij neemt het hof in aanmerking dat naast de herkenning van de verdachte voldoende steunbewijs voorhanden is, te weten de verklaring van [getuige 1] en de telefonische contacten met autosloopbedrijf [autosloopbedrijf] . Vastgesteld kan voorts worden dat de modus operandi in onderhavige kwestie past bij de modus operandi die de verdachte bezigt bij de diefstal van personenauto’s.
C.4.1Bewijsmiddelen diefstal van de personenauto van [aangever 4] (feit 4 in de zaak met parketnummer 03-700025-18)
Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte op 16 januari 2018 werd een dashcam aangetroffen van het merk KapKam. [79] Op de beelden van de dashcam, gemaakt vanuit een auto van het merk Mercedes, was de verdachte te zien. Ook was een oprit zichtbaar met daarop een motor met een kenteken op naam van [aangever 4] . Diezelfde persoon bleek op 17 november 2015 aangifte gedaan te hebben van diefstal van zijn Mercedes met kenteken [kenteken 4] op 17 november 2015 in Vaassen. [80] [aangever 4] heeft verklaard dat hij zijn Mercedes-Benz Clk 430 te koop had staan op de website Marktplaats, hij werd gebeld door de potentiële koper, zij een afspraak maakten om elkaar te treffen op 17 november 2015 en dat deze man, die zich [naam] noemde, arriveerde om die dag om 18.15 uur, waarna zij samen een proefrit hebben gemaakt waarbij [aangever 4] reed. Na de proefrit wilde de man zelf nog een stukje rijden. Toen [aangever 4] via de achterzijde van de auto naar de bijrijdersstoel liep, stapte de man snel in de auto en reed hij met hoge snelheid met de auto weg. In het weggenomen voertuig van [aangever 4] bevond zich onder meer een dashboardcamera van het merk Kapkam. [81]
De auto van [aangever 4] is enkele uren na de diefstal door een agent in burger rijdend gezien op de Emmerikseweg te Netterden. [82] Het is een feit van algemene bekendheid dat Netterden in de nabijheid, op nog geen 10 kilometer afstand, ligt van Zeddam, de woonplaats van [getuige 1] .
[aangever 4] beschrijft de man als volgt: blank, 1.90-1.95 meter lang, 40-45 jaar oud, zwarte pet, brildragend, sprak goed Nederlands en hij had scheve tanden. [83]
Op foto’s van de verdachte uit januari 2017 is te zien dat hij toen scheve tanden had. Op foto’s van september 2017 heeft de verdachte andere, wittere tanden. [84]
Bij de fouillering van de verdachte op 16 januari 2018 werd een brief aangetroffen. Op deze brief stonden, naast adressen van advocaten in Duitsland, diverse data en plaatsnamen, waaronder “17-11-2015 Vaassen”. [85] Het hof stelt vast dat de auto van [aangever 4] volgens zijn aangifte op 17 november 2015 is gestolen in Vaassen.
Al hetgeen hiervoor onder B. met betrekking tot de algemene bewijsmiddelen met betrekking tot de tenlastegelegde vermogensdelicten is opgenomen dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd, voor zover relevant.
C.4.2Ondanks ontbreken herkenning, diefstal van de auto van [aangever 4] bewezen (feit 4 in de zaak met parketnummer 03-700025-18)
Het hof acht het onder feit 4 ten laste gelegde op grond van de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen.
Het hof acht het aantreffen van de dashcam (die zich ten tijde van de diefstal in de personenauto van [aangever 4] bevond) in het bezit van de verdachte, de omstandigheid dat het door [aangever 4] gegeven signalement past bij dat van de verdachte (waarbij vooral de scheve tanden opvallen), het waarnemen van de personenauto enkele uren na de diefstal nabij de woonplaats van de verdachte en de vermelding op een onder de verdachte inbeslaggenomen brief met onder meer als inhoud “17-11-2015 Vaassen” redengevend voor een bewezenverklaring van de tenlastegelegde autodiefstal. Van de verdachte mag een die redengevendheid ontzenuwende verklaring worden verwacht. De verdachte heeft die verklaring evenwel niet gegeven.
De verdachte heeft ten overstaan van het hof desgevraagd slechts verklaard dat hij niets weet van een dashcam (terwijl hij eerder heeft verklaard deze dashcam op een markt te hebben gekocht) en dat de betreffende brief niet onder hem in beslag zou zijn genomen (terwijl anders volgt uit een daaromtrent opgemaakt ambtsedig proces-verbaal).
Ofschoon aangever [aangever 4] bij een meervoudige fotoconfrontatie de verdachte niet heeft herkend, is het hof gelet op al het vorenstaande desondanks van oordeel dat het de verdachte is geweest die het tenlastegelegde heeft begaan. Ook in de modus operandi is ondersteuning voor die bewezenverklaring te vinden.
C.5.1Bewijsmiddelen diefstal van de personenauto van [getuige 7] (feit 5 in de zaak met parketnummer 03-700025-18)
[getuige 7] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn Mercedes-Benz C350 CGI met kenteken [kenteken 5] op zondag 25 juni 2017 te Venlo. Aangever [getuige 7] heeft verklaard dat hij zijn auto via Marktplaats te koop had staan. Een man nam de avond vóór 25 juni 2017 telefonisch contact met hem op en zou op 25 juni 2017 langs komen. Op die dag troffen beiden elkaar omstreeks 10.00 uur. De man zei dat hij met de bus was gekomen. [86] [getuige 7] opende de motorkap en startte op verzoek van de man de motor. De man bekeek de motor en ging toen op de bestuurdersplaats zitten. Toen [getuige 7] voorstelde om een proefrit te maken, de motorkap dichtgooide en plaats wilde nemen op de bijrijdersstoel, reed de man met de auto van [getuige 7] met hoge snelheid weg.
Aangever [getuige 7] beschreef de man als volgt: blanke man, tussen de 45 en 50 jaar oud, zeker 1.80 meter groot, Nederlands sprekend zonder accent, droeg een donkerblauw vest met een merk van de Engelse vlag op de borst, een bril en boerenpet. [87]
De zoon van aangever [getuige 7] , [getuige 7] , geeft het volgende signalement van de man: ongeveer 40 jaar oud, zeker 1.80 meter groot, boerenpet, droeg een vest met een klein embleem van de Engelse vlag op zijn borst. [88]
De camerabeelden in de Arriva-bus zijn aan [getuige 7] en [getuige 7] getoond. [getuige 7] heeft verklaard dat hij door de kleding, een gedeelte van het gezicht en de pet kan zien dat de man op de camerabeelden de man is geweest die zijn Mercedes heeft gestolen. [89] [getuige 7] heeft verklaard dat de man op de camerabeelden sterk lijkt op de man die de auto van zijn vader heeft gestolen. [90]
Tijdens de doorzoeking van de woning van de verdachte heeft de politie een donkerblauw vest aangetroffen. [91] Foto’s van dit vest zijn aan [getuige 7] en [getuige 7] getoond. [getuige 7] heeft verklaard dat het vest op de foto het vest is dat hij bedoelde. Het embleem op borsthoogte, de kleur, vorm en het gestikte schoudergedeelte komen overeen. [92] [getuige 7] heeft verklaard dat het vest echt heel sterk lijkt op het vest dat de dader droeg. Het embleem komt overeen en het vest heeft ook geen capuchon. [93]
Al hetgeen hiervoor onder B. met betrekking tot de algemene bewijsmiddelen met betrekking tot de tenlastegelegde vermogensdelicten is opgenomen dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
C.5.2Diefstal van de auto van [getuige 7] bewezen (feit 5 in de zaak met parketnummer 03-700025-18)
Het hof acht het onder feit 5 ten laste gelegde op grond van de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen.
Daarbij neemt het hof in aanmerking dat naast de herkenning van de verdachte voldoende steunbewijs voorhanden is, te weten het in het bezit van de verdachte aantreffen van een soortgelijk vest als de dader droeg alsmede het gegeven dat de verdachte past in het door de aangever en de getuige gegeven signalement van de dader. Vastgesteld kan voorts worden dat de modus operandi in onderhavige kwestie past bij de modus operandi die de verdachte bezigt bij de diefstal van personenauto’s.
C.6.1Bewijsmiddelen diefstal van de personenauto van [aangever 5] (feit 1 in de zaak met parketnummer 03-700257-18)
[aangever 5] heeft aangifte gedaan van diefstal van haar personenauto van het merk Mercedes-Benz, type E 220 Cdi met kenteken [kenteken 6] op zondag 17 december 2017 te Arnhem. De man van [aangever 5] , [aangever 6] , heeft verklaard dat een man die zich voorstelde als [naam] de avond voor 17 december 2017 met het telefoonnummer [telefoonnummer 10] telefonisch contact met hem had opgenomen naar aanleiding van de verkoopadvertentie op Marktplaats en de betreffende dag omstreeks 16.53 uur langskwam. Eerst heeft [aangever 5] een proefrit gemaakt met de man en daarna vroeg de man of hij nog even naar de motor mocht kijken en luisteren. De man vroeg vervolgens of hij nog een stukje mocht rijden en voordat [aangever 5] plaats kon nemen op de bijrijdersstoel deed de man de autodeur dicht en reed hij met verhoogde snelheid weg. [aangever 5] beschrijft de man als volgt: forse, blanke man, 1.85-1.90 meter groot, ongeveer 50 jaar oud, alpinopetje. [94]
Het telefoonnummer waarmee de dader belde, te weten [telefoonnummer 10] , is voor het eerst in gebruik genomen op 3 december 2017 in de nabijheid van de zendmast aan de [adres 2] in Zevenaar, zijnde in de directe nabijheid van het werkadres van de verdachte. [95]
Voormeld telefoonnummer bevond zich ten tijde van de diefstal van de Mercedes van [aangever 5] in de nabijheid van de zendmast aan het Salvatorplein en die aan het Immerlooplein in Arnhem, zijnde op korte afstand van de woning van [aangever 5] waar de diefstal heeft plaatsgevonden. [96]
Hetzelfde telefoonnummer had op 5 en 10 december 2017 contact met de zendmast aan de Oude Doetinchemseweg in Zeddam, zijnde in de nabijheid van de woning van [getuige 1] . [97]
Het telefoonnummer [telefoonnummer 10] heeft op 17 december 2017 om 11.01 uur, zijnde enkele uren voor de diefstal van de auto van aangever [aangever 5] , aangestraald op de mast aan de Oude Doetinchemseweg in Zeddam, één straat verwijderd van het woonadres van [getuige 1] . [98] De telefoon met nummer [telefoonnummer 1] , aangetroffen in de Mercedes van [getuige 3/vriendin verdachte] , heeft op 17 december 2017, zijnde de datum delict van het onderhavige feit, omstreeks 14.34 en 21.28 uur gebeld naar de telefoon met nummer [telefoonnummer 2] op naam van autosloopbedrijf [autosloopbedrijf] . [99]
Het telefoonnummer [telefoonnummer 10] , waarmee naar aangever [aangever 5] is gebeld, duidt ook op betrokkenheid bij andere autodiefstallen. Daartoe wijst het hof op het volgende.
Dit telefoonnummer heeft op 6 december 2017 op meerdere tijdstippen kort na 20.00 uur de zendmast aan de B. Daalderopstraat in Tolkamer aangestraald, zijnde op korte afstand van de plek waar op 10 december 2017 een vuilniszak werd aangetroffen met goederen die herleidbaar waren naar voertuigdiefstallen in Geleen (feit 1 in de zaak met parketnummer 03-700025-18) en Hilversum (feit 2 in de zaak met parketnummer 03-700257-18). [100]
Met het telefoonnummer [telefoonnummer 10] is op 3 december 2017 gebeld naar [getuige 8] . [101] [getuige 8] uit Meppel had ook een Mercedes E-klasse via internet te koop staan. De man die belde met telefoonnummer [telefoonnummer 10] is naar de auto van [getuige 8] komen kijken, heeft onder de motorkap gekeken maar de auto uiteindelijk niet gekocht. De man noemde zich [naam] en [getuige 8] beschrijft zijn signalement als volgt: blank, Nederlands, 1.90 meter groot en de man droeg een muts. [102]
De camerabeelden van de Arriva-bus zijn aan [getuige 8] getoond. [getuige 8] herkende de man op de beelden voor 100% als de man die naar zijn auto is komen kijken. De man droeg dezelfde jas en muts. [103]
[getuige 9] was bij [getuige 8] toen de man naar de auto kwam kijken. [getuige 9] geeft het volgende signalement van man: een blanke, Nederlandse man met een normale lengte, ongeveer 55 jaar oud en met een pet met korte klep. De camerabeelden van de Arriva-bus zijn aan [getuige 9] getoond en hij herkende hierop voor 100% de man die naar de auto van [getuige 8] is komen kijken. De pet was ook hetzelfde. [104]
[getuige 1] heeft verklaard dat hij met de verdachte naar Meppel is gereden en dat hij dacht dat de diefstal in Meppel niet gelukt was. [105]
Al hetgeen hiervoor onder B. met betrekking tot de algemene bewijsmiddelen met betrekking tot de tenlastegelegde vermogensdelicten is opgenomen dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd, voor zover relevant.
C.6.2Diefstal van de personenauto van [aangever 5] bewezen (feit 1 in de zaak met parketnummer 03-700257-18)
Het hof acht het onder feit 1 ten laste gelegde op grond van de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen.
Daarbij neemt het hof in aanmerking dat naast de herkenning van de verdachte door een getuige voldoende steunbewijs voorhanden is, te weten de telecommunicatiegegevens waaronder het contact via de werktelefoon met autosloopbedrijf [autosloopbedrijf] en de vaststelling dat de verdachte degene is geweest die als potentiële koper van de personenauto een afspraak met de verkoper heeft gemaakt.
Vastgesteld kan voorts worden dat de modus operandi in onderhavige kwestie past bij de modus operandi die de verdachte bezigt bij de diefstal van personenauto’s en het door aangever gegeven signalement past bij de verdachte.
Voorts volgt uit de bewijsmiddelen met betrekking tot feit 1 in de zaak met parketnummer 03-700025-18 (de diefstal van de personenauto van [benadeelde 5] , zie hiervoor rov. C.1.1) en de bewijsmiddelen met betrekking tot feit 2 in de zaak met parketnummer 03-700257-18 (de diefstal van de personenauto van [benadeelde 2] , zie hierna rov. C.7.1) in onderling verband en samenhang bezien met de bewijsmiddelen als hiervoor in rov. C.6.1 weergegeven, dat de dader van de diefstal van de personenauto van [aangever 5] dezelfde persoon is als degene die zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de personenauto’s van [benadeelde 5] en [benadeelde 2] . Hieruit volgt immers dat de dader van de diefstal van de personenauto van [aangever 5] op 6 december 2017 in de buurt is van de plek waar op 10 december 2017 de vuilniszak werd aangetroffen met goederen afkomstig van de diefstal van de personenauto’s van [benadeelde 2] en [benadeelde 5] . Ook in die zaken komt het hof tot de vaststelling dat de verdachte de dader is.
C.7.1Bewijsmiddelen diefstal van de personenauto van [benadeelde 2] (feit 2 in de zaak met parketnummer 03-700257-18)
[benadeelde 2] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn personenauto van het merk Mercedes Benz, type C 350 met kenteken [kenteken 7] op zondag 12 november 2017 te Hilversum. Deze auto had [benadeelde 2] te koop staan op de website Marktplaats.
De potentiële koper had telefonisch contact opgenomen met [benadeelde 2] en was de betreffende ochtend omstreeks 10.10 uur langsgekomen. De potentiële koper heeft een proefrit gemaakt waarbij [benadeelde 2] reed. Na de proefrit vroeg de man of hij nog onder de motorkap mocht kijken en of hij alsnog een proefrit mocht maken. Toen [benadeelde 2] de motorkap dichtdeed en plaats wilde nemen op de bijrijdersstoel, trok de man het portier dicht en reed hij met een hoop gas weg.
[benadeelde 2] geeft het volgende signalement van de man: blanke man, 1.90 meter groot, 40-45 jaar oud, kort grijs kalend haar (
het hof begrijpt: kalend met kort grijs haar). [106]
De camerabeelden van de Arriva-bus zijn eveneens aan [benadeelde 2] getoond. [benadeelde 2] heeft verklaard dat hij de man herkende aan de combinatie kaakgebied en tanden en ook aan de daarbij behorende gezichtsbewegingen. Ook herkende hij de pet die de man op de beelden draagt. [107] Ten overstaan van de raadsheer-commissaris heeft [benadeelde 2] verklaard dat sommige bewegingen en het postuur geheel overeen kwamen met de dader van de diefstal van zijn auto. [108]
Op 10 december 2017 trof een wandelaar langs het Bijlands kanaal in Tolkamer een vuilniszak aan, gevuld met diverse goederen en schriftelijke bescheiden. [109] In deze vuilniszak bevonden zich goederen die toebehoorden aan [benadeelde 5] (feit 1 in de zaak met parketnummer 03-700025-18). [110] Daarnaast werden in de vuilniszak goederen aangetroffen die herleidbaar waren naar de Mercedes die op zondag 12 november 2017 is gestolen van [benadeelde 2] . [111] Foto’s van deze goederen zijn aan [benadeelde 2] getoond. [benadeelde 2] herkende de goederen (een autopapierenmapje, een apk-keuringsrapport, een factuur voor automaterialen, een gedeelte van een envelop, een cd-rom, twee brillen, een toilettas en een pasjeshoesje) als de zijne. [112]
Tolkamer ligt op een rechte lijn tussen Geleen, de plaats waar de auto van [benadeelde 5] is gestolen, en Doesburg, zijnde de woonplaats van de verdachte. [113]
Al hetgeen hiervoor onder B. met betrekking tot de algemene bewijsmiddelen met betrekking tot de tenlastegelegde vermogensdelicten is opgenomen dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
C.7.2Diefstal van de personenauto van [benadeelde 2] bewezen (feit 2 in de zaak met parketnummer 03-700257-18)
Het hof acht het onder feit 2 ten laste gelegde op grond van de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen.
Daarbij neemt het hof in aanmerking dat naast de herkenning van de verdachte, de modus operandi in onderhavige kwestie past bij de modus operandi die de verdachte bezigt bij de diefstal van personenauto’s en het door aangever gegeven signalement past bij de verdachte.
Voorts volgt uit de bewijsmiddelen met betrekking tot feit 1 in de zaak met parketnummer 03-700025-18 (de diefstal van de personenauto van [benadeelde 5] , zie hiervoor rov. C.1.1) en de bewijsmiddelen met betrekking tot feit 1 in de zaak met parketnummer 03-700257-18 (de diefstal van de personenauto van [aangever 5] , zie hiervoor rov. C.6.1) in onderling verband en samenhang bezien met de bewijsmiddelen als hiervoor in rov. C.7.1 weergegeven, dat de dader van de diefstal van de personenauto van [benadeelde 2] dezelfde persoon is als degene die zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de personenauto’s van [benadeelde 5] en [aangever 5] . Hieruit volgt immers dat de dader van de diefstal van de personenauto van [aangever 5] op 6 december 2017 in de buurt is van de plek waar op 10 december 2017 de vuilniszak werd aangetroffen met goederen afkomstig van de diefstal van de personenauto’s van [benadeelde 2] en [benadeelde 5] . Ook in die zaken komt het hof tot de vaststelling dat de verdachte de dader is.
C.8.1Bewijsmiddelen diefstal van de personenauto van [aangever 7] (feit 3 in de zaak met parketnummer 03-700257-18)
[aangever 7] heeft aangifte gedaan van diefstal van de Mercedes-Benz E 220 Cdi van zijn vader [benadeelde 4] , met kenteken [kenteken 8] , op zondag 5 november 2017 te Deventer. [aangever 7] bood de auto via Marktplaats en Facebook te koop aan en de avond ervoor nam een potentiële koper telefonisch contact op. Er werd een afspraak gemaakt voor 5 november 2017 omstreeks 19.30 uur. Toen werd er een proefrit gemaakt waarbij [aangever 7] zelf reed. Op een gegeven moment wilde man zelf ook een stukje rijden en is [aangever 7] gestopt in een parkeervak langs de weg in Deventer. De man liep naar de bestuurderszijde en voordat [aangever 7] plaats kon nemen aan de passagierszijde sloot de man het portier en reed hij hard weg. [114]
[aangever 7] geeft het volgende het signalement van de man: 40-45 jaar oud, 2.00 meter groot, blank, normaal postuur, droeg een oud stoffen mannenpetje, zwarte bril, sprak accentloos Nederlands. [115]
De camerabeelden van de Arriva-bus zijn aan [aangever 7] getoond. [aangever 7] heeft verklaard dat de man op de beelden eruitziet als de man die de auto heeft gestolen en dat hij denkt dat het dezelfde man is. De bril, muts, het gezicht en de stijl komen overeen. [116] Bij gelegenheid van zijn verhoor door de raadsheer-commissaris heeft [aangever 7] verklaard dat hij de dader op de beelden herkende aan dezelfde kledingstijl (met petje en bril) en hetzelfde gezicht. De persoon op de beelden was voor [aangever 7] identiek aan de persoon die de bewuste avond de auto heeft gestolen. [117]
De telefoon met het nummer [telefoonnummer 11] , waarmee de dader contact opnam met [aangever 7] , is in gebruik genomen kort na en in de nabije omgeving van de diefstal van de auto van [benadeelde 1] (feit 2 in de zaak met parketnummer 03-700025-18). [118]
De telefoon met nummer [telefoonnummer 1] , aangetroffen in de Mercedes van [getuige 3/vriendin verdachte] , heeft op 5 november 2017, zijnde de datum delict van het onderhavige feit, omstreeks 14.51 uur gebeld naar de telefoon met nummer [telefoonnummer 2] op naam van autosloopbedrijf [autosloopbedrijf] . [119]
Al hetgeen hiervoor onder B. met betrekking tot de algemene bewijsmiddelen met betrekking tot de tenlastegelegde vermogensdelicten is opgenomen dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
C.8.2Diefstal van de personenauto van [aangever 7] bewezen (feit 3 in de zaak met parketnummer 03-700257-18)
Het hof acht het onder feit 3 ten laste gelegde op grond van de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen.
Daarbij neemt het hof in aanmerking dat naast de herkenning van de verdachte door aangever en de contacten tussen de werktelefoon en autosloopbedrijf [autosloopbedrijf] , de modus operandi in onderhavige kwestie past bij de modus operandi die de verdachte bezigt bij de diefstal van personenauto’s en het door aangever gegeven signalement past bij de verdachte.
C.9.1Bewijsmiddelen diefstal van de personenauto van [benadeelde 3] (feit 4 in de zaak met parketnummer 03-700257-18)
[benadeelde 3] heeft aangifte gedaan van diefstal van zijn personenauto van het merk Mercedes-Benz, type E 200 Cdi met kenteken [kenteken 9] op zondag 6 augustus 2017 te Diemen. [benadeelde 3] adverteerde via Marktplaats. De dader deed zich voor als potentiële koper en belde met telefoonnummer [telefoonnummer 12] . Er werd afgesproken de volgende dag om 6.00 uur. Toen werd er een proefrit gemaakt waarbij eerst [benadeelde 3] reed en vervolgens de dader. Na de proefrit wilde de dader onder de motorkap kijken, terwijl [benadeelde 3] gas zou geven. Op het moment dat [benadeelde 3] vervolgens de motorkap dicht deed, ging de man op de bestuurdersstoel zitten en reed hij met hoge snelheid weg.
[benadeelde 3] heeft het navolgende signalement van de dader gegeven: man, blank, ongeveer 50 jaar oud, 1.95 meter lang, grijze haren en de man droeg een baret. [120]
De camerabeelden van de Arriva-bus zijn aan [benadeelde 3] getoond. [benadeelde 3] heeft verklaard dat de man op de camerabeelden heel dicht in de buurt komt van de man die zijn auto heeft gestolen. De kledingstijl, bril, baret, gezichtsvorm en leeftijd komen overeen. [121] Ten overstaan van de raadsheer-commissaris verklaarde [benadeelde 3] dat hetgeen hij op de beelden zag, overeen kwam met de dader. Toen [benadeelde 3] de verdachte zag ter terechtzitting van de rechtbank in Maastricht, waarop de onderhavige zaak werd behandeld, wist hij meteen dat de verdachte de dader was. [122]
Het telefoonnummer waarmee de dader belde, te weten [telefoonnummer 12] , is op 5 augustus 2017 uitgepeild in Wehl en Didam, zijnde in de buurt van Doesburg, de woonplaats van de verdachte. [123]
De telefoon met nummer [telefoonnummer 1] , aangetroffen in de Mercedes van [getuige 3/vriendin verdachte] , heeft op 5 augustus 2017, daags voor de datum van het onderhavige feit, omstreeks 13.59 uur en op 7 augustus 2017, daags na het onderhavige feit, om 10.26 uur gebeld naar de telefoon met nummer [telefoonnummer 2] op naam van autosloopbedrijf [autosloopbedrijf] . [124] In de tussentijd, te weten op 6 augustus 2017 om 03.30 uur, enkele uren voor de diefstal van de auto van [benadeelde 3] omstreeks 07.07 uur, heeft de telefoon met nummer [telefoonnummer 1] gebeld naar [getuige 1] . [125]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij de verdachte in 2017 in totaal ongeveer 12 tot 13 keer heeft weggebracht om een Mercedes te stelen. Van die keren is de diefstal volgens [getuige 1] ongeveer 8 of 9 keer gelukt. [getuige 1] weet zich nog te herinneren dat de diefstal onder andere is gelukt in Diemen. [126]
Al hetgeen hiervoor onder B. met betrekking tot de algemene bewijsmiddelen met betrekking tot de tenlastegelegde vermogensdelicten is opgenomen dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
C.9.2Diefstal van de personenauto van [benadeelde 3] bewezen (feit 4 in de zaak met parketnummer 03-700257-18)
Het hof acht het onder feit 4 ten laste gelegde op grond van de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – wettig en overtuigend bewezen.
Daarbij neemt het hof in aanmerking de herkenning van de verdachte door aangever steun vindt in de verklaring van [getuige 1] en in de contacten tussen de werktelefoon en autosloopbedrijf [autosloopbedrijf] , terwijl de modus operandi in onderhavige kwestie past bij de modus operandi die de verdachte bezigt bij de diefstal van personenauto’s en het door aangever gegeven signalement past bij de verdachte.
C.10.1Bewijsmiddelen beïnvloeding verklaringsvrijheid van getuige [getuige 1] (zaak met parketnummer 03-866027-19)
[getuige 1] heeft verklaard dat hij als getuige in de strafzaak tegen de verdachte een belastende verklaring had afgelegd en dat dit hem door de verdachte niet in dank was afgenomen. Op 16 september 2018 trof [getuige 1] drie handgeschreven brieven en twee kopieën van tijdschriftartikelen met bijgeschreven tekst aan in zijn brievenbus in Zeddam, gemeente Montferland. De brieven bestonden uit een aantal knipsels c.q. kopieën en een handgeschreven briefje. Deze werden alle los aangetroffen in de brievenbus. [getuige 1] kon de inhoud van de brieven herleiden naar de strafzaak tegen de verdachte. [127]
Op 20 oktober 2018 ontving [getuige 1] wederom een aantal brieven waarvan hij vermoedde dat deze afkomstig waren van de verdachte. [getuige 1] heeft de originele brieven aan de politie overhandigd. [128] Verbalisant [verbalisant 5] heeft de brieven bekeken. Hij concludeert uit hetgeen er in de brieven is vermeld, dat met zekerheid is op te maken dat de verdachte de brieven heeft geschreven. De briefschrijver doet namelijk voorkomen dat [getuige 1] bij het afleggen van de belastende verklaring tegen de verdachte gelogen heeft en dat deze verklaringen nadelige gevolgen voor [getuige 1] kunnen hebben. Ook zitten er brieven bij die samengestelde stukken tekst bevatten uit eerder afgelegde verklaringen. De bijgevoegde artikelen uit boeken of tijdschriften gaan over herinneringen van mensen en het afleggen van getuigenissen die niet overeenkomen met wat er daadwerkelijk gebeurd is. [129]
[getuige 1] heeft de brieven aan de politie overhandigd, omdat hij denkt dat de brieven afkomstig zijn van de verdachte. [getuige 1] heeft verklaard dat hij het gevoel heeft dat de verdachte probeert om hem over te halen om zijn verklaring in te trekken dan wel een verklaring in het voordeel van de verdachte af te leggen. [getuige 1] voelt zich door deze brieven onprettig en bedreigd. [130]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft een onderzoek ingesteld naar de vermoedelijke afzender c.q. schrijver van de documenten die [getuige 1] op 16 september 2018 in zijn brievenbus aantrof. [verbalisant 1] beschrijft dat de schrijver van de drie brieven vermoedelijk een en dezelfde persoon betrof. Ook de tijdschriftartikelen waar met pen op is geschreven vertoonden qua handschrift grote gelijkenis met het handschrift van de drie brieven. De schrijfwijze toont sterke gelijkenissen. Zo wordt veelvuldig midden in de zin of midden in een woord een hoofdletter gebruikt, met name bij de letter ‘H’, ‘T’ en ‘G’ en vertoonde de schrijfwijze van de letters ‘g’, ‘f’ en ‘k’ grote gelijkenis. Het handschrift van de op 16 september 2018 aangetroffen brieven is vergeleken met het handschrift van de verdachte zoals dit blijkt uit een door de verdachte ingebracht handgeschreven verweerschrift. Verbalisant [verbalisant 1] concludeert dat het handschrift van de door de verdachte ingebrachte stukken zeer grote gelijkenis vertoont met het handschrift van de brieven die door [getuige 1] zijn ontvangen. Overeenkomsten zijn dat veelvuldig midden in de zin en/of midden in een woord een hoofdletter wordt gebruikt, met name bij de letters ‘H’, ‘T’ en ‘G’ en dat de schrijfwijze van de letters ‘g’, ‘f’ en ‘k’ grote gelijkenis vertoont. Volgens verbalisant [verbalisant 1] is de verdachte zeer vermoedelijk de schrijver van de brieven aan [getuige 1] . [131]
De rechtbank heeft eveneens geconstateerd dat de verdachte een opvallend handschrift heeft, in het bijzonder met betrekking tot de schrijfwijze van de letters ‘f’, ‘t’ en ‘g’. daarnaast is het opgevallen dat de verdachte midden in een woord of zin hoofdletters schrijft. Dit handschrift en deze elementen zijn door de rechtbank herkend in de brieven die [getuige 1] heeft ontvangen. [132]
C.10.2Beïnvloeden van de verklaringsvrijheid van getuige [getuige 1] wettig en overtuigend bewezen (zaak met parketnummer 03-866027-19)
Het hof is op grond van de bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – en op grond van het vorenstaande van oordeel dat vastgesteld kan worden dat het handschrift in de brieven die bij [getuige 1] zijn bezorgd, overeenkomt met het handschrift van de verdachte. Het hof sluit zich dienaangaande aan bij de waarneming van de rechtbank en maakt deze tot de zijne. Gelet daarop acht het hof het niet noodzakelijk dat aan de conclusies die verbalisant [verbalisant 1] heeft getrokken een handschriftonderzoek van een deskundige ten grondslag ligt.
De enkele omstandigheid dat de verdachte in detentie verbleef, maakt niet dat het hem volstrekt onmogelijk was om de litigieuze teksten te schrijven en op een bepaalde wijze vanuit het huis van bewaring bij [getuige 1] te laten bezorgen.
Het verweer van de verdediging, inhoudende dat uit de brieven, noch uit de verklaringen van [getuige 1] , kan worden afgeleid dat de uitingen van de dader daadwerkelijk enige vrees of doodsangst bij [getuige 1] hebben opgewekt en dat – zo begrijpt het hof – om die reden niet tot een bewezenverklaring zou kunnen worden gekomen, getuigt naar het oordeel van het hof van een onjuiste rechtsopvatting. Die vrees of doodsangst is immers niet vereist om tot een bewezenverklaring van het strafbare feit als bedoeld in artikel 285a van het Wetboek van Strafrecht te kunnen komen.
Het voorgaande, in combinatie met de uit de bewijsmiddelen naar voren komende feiten en omstandigheden zoals vermeld onder C.10.1, leidt het hof tot het oordeel dat het de verdachte is geweest die de brieven en bijgeschreven tekst op de tijdschriftartikelen heeft geschreven.
D.
Al hetgeen de raadsman en de verdachte overigens ter verdediging hebben aangevoerd, brengt het hof niet tot een andersluidend oordeel met betrekking tot de tenlastegelegde feiten.
Het hof verwerpt mitsdien de tot vrijspraak strekkende verweren van de verdediging in al hun onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien en slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het betreffende bewijsmiddel blijkens zijn inhoud betrekking heeft – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-700025-18 onder feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5 tenlastegelegde, het in de zaak met parketnummer 03-700257-18 onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 tenlastegelegde en het in de zaak met parketnummer 03-866027-19 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde van het in de zaak met parketnummer 03-700025-18 onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Het bewezenverklaarde van het in de zaak met parketnummer 03-700025-18 onder feit 2 tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden.
Het bewezenverklaarde van het in de zaak met parketnummer 03-700025-18 onder feit 3, feit 4 en feit 5 en het in de zaak met parketnummer 03-700257-18 onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 tenlastegelegde wordt telkens als volgt gekwalificeerd:
diefstal.
Het bewezenverklaarde van het in de zaak met parketnummer 03-866027-19 tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk bij geschrift en bij afbeelding zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om een verklaring naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan twee autodiefstallen met geweld, zeven overige autodiefstallen en het beïnvloeden van de verklaringsvrijheid van een persoon. De verdachte had het gemunt op personenauto’s van het merk Mercedes. Hij sprak met verkopers af naar aanleiding van een advertentie op internet waarbij hij zich als potentiële koper van die personenauto’s voordeed, probeerde niet herkenbaar te zijn door onder meer een bril en/of pet te dragen en ging op enig moment achter het stuur zitten waarna hij wegreed. In twee gevallen werd toepassing van geweld niet geschuwd, waarbij één slachtoffer zelfs mee werd gesleurd aan de auto waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opliep. Het handelen van de verdachte moet naar het oordeel van het hof als geraffineerd, professioneel en met misbruik makend van vertrouwen worden aangemerkt.
De verdachte heeft door te handelen zoals bewezen is verklaard inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de slachtoffers en in twee gevallen tevens op hun lichamelijke integriteit. De verdachte heeft zich geen enkele rekenschap gegeven van de belangen van zijn slachtoffers en heeft slechts gehandeld uit het oogpunt van eigen geldelijk gewin.
Daarbij komt dat de verdachte, door het toezenden van brieven en tijdschriftartikelen, de verklaringsvrijheid van een getuige heeft getracht te beïnvloeden en de waarheidsvinding in het vooronderzoek heeft proberen te frustreren. Dat geldt overigens ook voor de fase van eerste aanleg en het hoger beroep, doordat de verdachte valse alibi’s heeft aangevoerd om zijn beweerde onschuld aan te kunnen tonen.
Gezien het vorenstaande rekent het hof het de verdachte dan ook zwaar aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 30 maart 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld. Daaronder bevinden zich veroordelingen ter zake van vermogensdelicten, ook tot gevangenisstraffen. Daarnaast komt uit het ECRIS-uittreksel d.d. 25 mei 2023, betreffende het Duitse justitiële verleden van de verdachte, naar voren dat de verdachte in Duitsland eveneens meermalen onherroepelijk is veroordeeld ter zake van diefstallen. Al deze veroordelingen hebben de verdachte er klaarblijkelijk niet van weerhouden om opnieuw strafbare feiten te plegen. De verdachte is aldus hardleers.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij thans voorwaardelijk in vrijheid is gesteld, hij naar tevredenheid werkzaam is bij een bedrijf dat asbest verwijderd, dat hij zelfstandig woont, dat zijn eerdere affectieve relatie is beëindigd en zijn moeder is getroffen door een hersenaandoening.
Het hof is van oordeel dat, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en het recidiverende gedrag van de verdachte, de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd en uit het oogpunt van vergelding, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden. Het hof komt tot deze strafoplegging, ondanks dat er in hoger beroep minder feiten bewezen zijn verklaard dan door de rechtbank in eerste aanleg is gedaan. Oplegging van een lagere gevangenisstraf zou naar ’s hofs oordeel onvoldoende recht doen aan de ernst van deze zaak.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak nog het volgende.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen 16 maanden, aangezien sprake is van een in voorlopige hechtenis genomen verdachte, nadat vanwege de Staat der Nederlanden jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie strafvervolging zal worden ingesteld. Als uitgangspunt heeft voorts te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen 2 jaren nadat het hoger beroep is ingesteld, nu de verdachte in de fase van het hoger beroep grotendeels niet langer in voorarrest verbleef.
Het hof stelt vast dat de verdachte op 16 januari 2018 in verzekering is gesteld en de dag daarop voor het eerst door de politie inhoudelijk is verhoord. De rechtbank heeft op 17 juni 2020 vonnis gewezen. Namens de verdachte is op diezelfde dag hoger beroep ingesteld. Het hof wijst heden – 13 juli 2023 – eindarrest. Het tijdsverloop tussen het begin van de ‘criminal charge’ als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en het wijzen van het vonnis door de rechtbank bedraagt 29 maanden. Voor wat betreft de behandeling in hoger beroep geldt dat de duur daarvan bijna 37 maanden bedraagt.
Bij de beoordeling of de redelijke termijn is overschreden kunnen bijzondere omstandigheden een rol spelen, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Deze zaak is omvangrijk en complex van aard. De verdediging heeft zowel in eerste aanleg als in hoger beroep onderzoekswensen ingediend, welke onderzoekswensen door de rechtbank en het hof (al dan niet gedeeltelijk) zijn gehonoreerd. Daarbij komt dat het handelen van de verdediging een nadelige invloed op de duur van het onderzoek heeft gehad, doordat zij in eerste aanleg enkele dagen van tevoren berichtte dat de geplande verhoren bij de rechter-commissaris niet door konden gaan doordat er kort voor de terechtzitting in eerste aanleg van raadsman werd gewisseld en omwille van het feit dat de verdachte in hoger beroep op de terechtzitting van 4 oktober 2022 (op welke terechtzitting de zaak inhoudelijk zou worden behandeld) ordners met een groot aantal documenten heeft overgelegd en waardoor het onderzoek ter terechtzitting andermaal moest worden geschorst.
Het hof is van oordeel dat voormelde bijzondere omstandigheden de overschrijding van de redelijke termijn kunnen verklaren. Het hof zal derhalve volstaan met de constatering dat bij de strafvervolging van de verdachte sprake is geweest van een schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering zal het hof bepalen dat tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Het hof acht, gelet op de strafoplegging, ten slotte termen aanwezig om het tegen de verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis op te heffen. Mitsdien zal het hof hierna overeenkomstig beslissen.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 12.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering ziet op het aanschafbedrag van de gestolen auto van het merk Mercedes, welke auto in juli 2017 is gekocht.
De rechtbank heeft de vordering bij vonnis waarvan beroep integraal toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
De raadsman van de verdachte heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering tot schadevergoeding, dan wel tot afwijzing van die vordering, in verband met de bepleite vrijspraak.
Het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen rechtstreeks materiële schade heeft geleden.
De vordering tot schadevergoeding is door de verdediging niet inhoudelijk betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd, zodat het hof van oordeel is dat de vordering ten bedrage van € 12.000,00 voor toewijzing gereed ligt.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2017, zijnde de datum waarop de auto is gestolen, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de kosten.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 588,02, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering valt uiteen in de volgende schadeposten, die alle betrekking hebben op goederen welke in de gestolen auto lagen:
een bedrag van € 111,30 voor een zonnebril;
een bedrag van € 21,00 voor schoenen, gekocht in 2016;
een bedrag van € 44,99 voor schoenen, gekocht in 2017;
een bedrag van € 226,50 voor een bril;
een bedrag van € 80,00 voor een bril;
een bedrag van € 104,23 voor parfum.
De rechtbank heeft de vordering bij vonnis waarvan beroep integraal toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
De raadsman van de verdachte heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering tot schadevergoeding, dan wel tot afwijzing van die vordering, in verband met de bepleite vrijspraak.
Het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 2] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen rechtstreeks materiële schade heeft geleden.
De vordering tot schadevergoeding is door de verdediging niet inhoudelijk betwist en door de benadeelde partij voldoende onderbouwd, zodat het hof van oordeel is dat de vordering ten bedrage van € 588,02 voor toewijzing gereed ligt.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 november 2017, zijnde de datum waarop de auto is gestolen, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de kosten.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 18.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. In eerste aanleg zijn tevens proceskosten gevorderd ten bedrage van € 774,40. De vordering in hoofdsom valt uiteen in de volgende bedragen:
een bedrag van € 13.000,00, zijnde de dagwaarde van de gestolen auto van het merk Mercedes;
een bedrag van € 5.000,00 aan smartengeld.
De rechtbank heeft de vordering bij vonnis waarvan beroep gedeeltelijk toegewezen tot het bedrag van € 10.950,00 (post i. gedeeltelijk), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 augustus 2017, tot aan de dag der algehele voldoening. De proceskosten zijn overeenkomstig het liquidatietarief in civiele kantonzaken toegewezen tot het bedrag van € 360,00. Het meer of anders gevorderde aan materiële schadevergoeding is door de rechtbank afgewezen en de vordering ter zake van immateriële schadevergoeding is niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft niet te kennen gegeven dat de vordering in hoger beroep wordt gehandhaafd, reden waarom slechts het door de rechtbank toegewezen gedeelte van de vordering van rechtswege voortduurt in hoger beroep en derhalve thans ter beoordeling voorligt.
De raadsman van de verdachte heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering tot schadevergoeding, dan wel tot afwijzing van die vordering, in verband met de bepleite vrijspraak.
Het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 3] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen rechtstreeks materiële schade heeft geleden.
De vordering tot schadevergoeding, voor zover thans nog aan de orde, is door de verdediging niet inhoudelijk betwist. Genoegzaam kan worden vastgesteld dat de waarde van de auto € 10.950,00 bedroeg.
Het voorgaande leidt het hof tot het oordeel dat de in hoger beroep aanhangige vordering ten bedrage van € 10.950,00 voor toewijzing gereed ligt.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 augustus 2017, zijnde de datum waarop de auto is gestolen, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de kosten.
Gelet op de hoogte van de vordering (die onder de competentiegrens van de kantonrechter ligt), wordt voor de rechtsgang in eerste aanleg aansluiting gezocht bij het liquidatietarief kantonzaken. Bij een vordering met een hoofdsom tussen € 10.000,00 en € 20.000,00 wordt in de regel € 360,00 per punt als salaris toegekend. De benadeelde partij komt in dit verband één punt voor het door zijn advocaat indienen van de vordering toe. Mitsdien zal het bedrag aan kosten waarin de verdachte zal worden veroordeeld door het hof tot op heden worden begroot op € 360,00.
Schadevergoedingsmaatregelen
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan de slachtoffers [benadeelde 1] , [benadeelde 2] en [benadeelde 3] is toegebracht tot de respectieve bedragen van
€ 12.000,00, € 588,02 en € 10.950,00. De verdachte is daarvoor jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte telkens de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor vermeld, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan de slachtoffers bevordert. Het hof zal daarbij telkens bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 57, 285a, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-700025-18 onder feit 1 primair en het in de zaak met parketnummer 03-700257-18 onder feit 5 en feit 6 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-700025-18 onder feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3, feit 4 en feit 5, het in de zaak met parketnummer 03-700257-18 onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 en het in de zaak met parketnummer 03-866027-19 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het tegen de verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-700025-18 onder feit 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 12.000,00 (zegge: twaalfduizend euro)als vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de kosten en in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, aan de zijde van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat der Nederlanden, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-700025-18 onder feit 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 12.000,00 (zegge: twaalfduizend euro)aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 95 (vijfennegentig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen ten gunste van [benadeelde 1] heeft voldaan, de andere in zoverre vervalt;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-700257-18 onder feit 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 588,02 (zegge: vijfhonderdachtentachtig euro en twee cent)als vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de kosten en in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, aan de zijde van de benadeelde partij [benadeelde 2] tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat der Nederlanden, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-700257-18 onder feit 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 588,02 (zegge: vijfhonderdachtentachtig euro en twee cent)aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 november 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 11 (elf) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen ten gunste van [benadeelde 2] heeft voldaan, de andere in zoverre vervalt;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-700257-18 onder feit 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 10.950,00 (zegge: tienduizend negenhonderdvijftig euro)als vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de kosten en in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, aan de zijde van de benadeelde partij [benadeelde 3] tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 360,00 (zegge: driehonderdzestig euro);
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat der Nederlanden, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 3] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-700257-18 onder feit 4 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 10.950,00 (zegge: tienduizend negenhonderdvijftig euro)aan materiële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 89 (negenentachtig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen ten gunste van [benadeelde 3] heeft voldaan, de andere in zoverre vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. A.J.M. van Gink, voorzitter,
mr. S. Riemens en mr. A.C. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. lic. J.N. van Veen, griffier,
en op 13 juli 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Bosch voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Limburg, district Zuid-West-Limburg, op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] , brigadier van politie, proces-verbaalnummer 2017185350, gesloten d.d. 6 april 2018, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-951.
2.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden, p. 386.
3.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden, p. 396.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 391.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 396-397.
6.Proces-verbaal van herkenning door verbalisant [verbalisant 1] , p. 413.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [verbalisant 1] door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 22 maart 2022, p. 2.
8.Proces-verbaal van herkenning door verbalisant [verbalisant 2] , p. 415.
9.Proces-verbaal van herkenning door verbalisant [verbalisant 2] , p. 414-415.
10.Proces-verbaal van herkenning door verbalisant [verbalisant 3] , p. 419.
11.Proces-verbaal van herkenning door verbalisant [verbalisant 4] , p. 421.
12.Proces-verbaal van herkenning door verbalisant [verbalisant 5] , p. 422.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 425-428.
14.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] , p. 321.
15.Vonnis van de rechtbank Limburg te Maastricht van 17 juni 2020 in de zaak tegen verdachte [verdachte] onder parketnummers 03-700025-18, 03-700257-18 en 03-866027-19, voor zover het de eigen waarneming van de rechtbank betreft, p. 7-8.
16.Eigen waarneming van het gerechtshof in raadkamer op 1 juni 2023.
17.Vordering tot verstrekking van historische gegevens ex de artikelen 126nd en 126ud van het Wetboek van Strafvordering d.d. 27 november 2017, deel uitmakende van het BOB-dossier.
18.Proces-verbaal van bevindingen met tijdsschema, p. 399-401 en aanvullend proces-verbaal van bevindingen, p. 402-403.
19.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, p. 523-544.
20.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, p. 523-544; Extract Amtsgericht Kleve, p. 904.
21.Processen-verbaal van verhoor van [getuige 1] , als getuige op p. 321-326 en als verdachte op p. 334-341.
22.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] , p. 322.
23.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4/zoon verdachte] door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Limburg, d.d. 13 november 2019.
24.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3/vriendin verdachte] door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Limburg, d.d. 14 januari 2020 in combinatie met de brief op p. 569.
25.Proces-verbaal zoeking Mercedes [kenteken 12] , p. 930 en het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3/vriendin verdachte] , p. 592.
26.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3/vriendin verdachte] , p. 593-594.
27.Proces-verbaal printgegevens, p. 932-933.
28.Proces-verbaal printgegevens, p. 932-933.
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 518-519.
30.Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, negende meervoudige kamer voor strafzaken, van 1 juni 2023, voor zover inhoudende als eigen waarneming van het gerechtshof.
31.Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, negende meervoudige kamer voor strafzaken, van 1 juni 2023, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] .
32.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 243.
33.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 5] , p. 346-348.
34.Proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde 5] door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 24 februari 2022, p. 1.
35.Proces-verbaal van bevindingen met fotobijlagen, p. 382-385.
36.Proces-verbaal van bevindingen indicatie snelheid Mercedes, p. 514.
37.Brief van forensisch geneeskundige [forensisch geneeskundige] van 29 januari 2018, p. 361.
38.Proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde 5] door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 24 februari 2022, p. 1-2.
39.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 5] , p. 347.
40.Proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde 5] , p. 405.
41.Proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde 5] door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 24 februari 2022, p. 2.
42.Eigen waarneming van het gerechtshof in raadkamer op 1 juni 2023.
43.Proces-verbaal van bevindingen, p. 518-519.
44.Proces-verbaal printgegevens, p. 932-933.
45.Kennisgeving van inbeslagneming, p. 147 en 158 in combinatie met de SVO-lijst, p. 120.
46.Analyse rapport telecommunicatie, p. 947-951.
47.Proces-verbaal van onderzoek historische printgegevens, p. 429-431.
48.Proces-verbaal van onderzoek historische printgegevens, p. 431.
49.Rapport stemherkenning, p. 478.
50.Proces-verbaal van stemherkenning, p. 481.
51.Proces-verbaal van verhoor [getuige 1] , p. 321.
52.NFI-rapport vergelijkend spraakonderzoek inzake [verdachte] d.d. 1 november 2018, opgesteld door drs. [NFI-deskundige 1] en dr. [NFI-deskundige 2] , afzonderlijk in het procesdossier gevoegd, p. 1-12.
53.Proces-verbaal van bevindingen, p. 489.
54.Informatierapport aangetroffen goederen, p. 491-494 en het proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde 5] , p. 504.
55.Informatierapport aangetroffen goederen, p. 497-500 en het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] , p. 801.
56.Proces-verbaal van bevindingen, p. 501.
57.Proces-verbaal van bevindingen met fotobijlagen, p. 382-385.
58.Proces-verbaal van bevindingen, p. 518-519.
59.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] , p. 711-712.
60.Proces-verbaal van verhoor aangever [benadeelde 1] , p. 717.
61.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] , p. 711-712.
62.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] , p. 711-712.
63.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 736-737.
64.Foto, als bijlage gevoegd bij het proces-verbaal van aangifte door [getuige 2] , p. 745.
65.Proces-verbaal van verhoor van getuige [benadeelde 1] , p. 755-756.
66.Proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde 1] door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 24 februari 2022, p. 2.
67.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , p. 761.
68.Proces-verbaal van verhoor van getuige [benadeelde 1] , p. 777-778.
69.Kennisgeving van inbeslagneming, p. 133.
70.Proces-verbaal van bevindingen onderzoek velgen en banden, p. 770-776.
71.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] , p. 324-325.
72.Proces-verbaal printgegevens, p. 932-933.
73.Proces-verbaal van aangifte door [aangever 3] namens [besloten vennootschap] B.V., p. 694-695.
74.Proces-verbaal van verhoor van aangever [aangever 3] , p. 699.
75.Proces-verbaal van verhoor van aangever [aangever 3] , p. 704.
76.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] , p. 324-325.
77.Proces-verbaal printgegevens, p. 932-933.
78.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 10 maart 2022, p. 1-2.
79.Kennisgeving van inbeslagneming, p. 162.
80.Proces-verbaal van bevindingen uitlezen dashcam, p. 610-611.
81.Proces-verbaal van aangifte door [aangever 4] , p. 618-619.
82.Proces-verbaal van bevindingen, p. 627.
83.Proces-verbaal van aangifte door [aangever 4] , p. 618-619.
84.Proces-verbaal van bevindingen tanden/gebit verdachte, p. 641-643.
85.Proces-verbaal van bevindingen, p. 934.
86.Proces-verbaal van aangifte door [getuige 7] , p. 646-647 en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 7] door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 24 februari 2022, p. 2.
87.Proces-verbaal van aangifte door [getuige 7] , p. 646-647.
88.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 7] , p. 665.
89.Proces-verbaal van verhoor van aangever [getuige 7] , p. 652.
90.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 7] , p. 666.
91.Kennisgeving van inbeslagneming, p. 172.
92.Proces-verbaal van verhoor van aangever [getuige 7] , p. 659.
93.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 7] , p. 669.
94.Proces-verbaal van aangifte door [aangever 6] , p. 840-841.
95.Rapport histo/getuigen zaak Arnhem, p. 849.
96.Rapport histo/getuigen zaak Arnhem, p. 850.
97.Rapport histo/getuigen zaak Arnhem, p. 850.
98.Analyse rapport telecommunicatie, p. 950.
99.Proces-verbaal printgegevens, p. 932-933.
100.Rapport histo/getuigen zaak Arnhem, p. 850.
101.Rapport histo/getuigen zaak Arnhem, p. 849-850.
102.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 8] , p. 855-856.
103.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 8] , p. 856.
104.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 9] , p. 858.
105.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [getuige 1] , p. 336.
106.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] , p. 801-802.
107.Proces-verbaal van verhoor van aangever [benadeelde 2] , p. 814.
108.Proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde 2] door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 8 maart 2022, p. 2.
109.Proces-verbaal van bevindingen, p. 489.
110.Informatierapport aangetroffen goederen, p. 491-494 en het proces-verbaal van verhoor van aangever [benadeelde 5] , p. 504.
111.Informatierapport aangetroffen goederen, p. 497-500 en het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 2] , p. 801.
112.Proces-verbaal van bevindingen, p. 808.
113.Proces-verbaal van bevindingen, p. 501.
114.Proces-verbaal van aangifte door [aangever 7] , p. 784-786.
115.Proces-verbaal van aangifte door [aangever 7] , p. 785.
116.Proces-verbaal van bevindingen, p. 795.
117.Proces-verbaal van verhoor getuige [aangever 7] door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 8 maart 2022, p. 1-2.
118.Analyse rapport telecommunicatie, p. 950-951 in samenhang met het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 1] , p. 711-712.
119.Proces-verbaal printgegevens, p. 932-933.
120.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 3] , p. 676-677.
121.Proces-verbaal van verhoor van aangever [benadeelde 3] , p. 688.
122.Proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde 3] door de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit gerechtshof, d.d. 10 maart 2022, p. 2.
123.Proces-verbaal van bevindingen, p. 686.
124.Proces-verbaal printgegevens, p. 932-933.
125.Rapport analyse telecommunicatie, p. 950.
126.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 1] , p. 324-325.
127.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 september 2018 met nummer PL0600-2018431402-2, afzonderlijk in het procesdossier gevoegd.
128.Proces-verbaal van bevindingen aanvulling overtreding artikel 285a Sr d.d. 5 november 2018 met nummer 142, p. 14, afzonderlijk in het procesdossier gevoegd.
129.Proces-verbaal van bevindingen aanvulling overtreding artikel 285a Sr d.d. 5 november 2018 met nummer 142, p. 1, afzonderlijk in het procesdossier gevoegd.
130.Proces-verbaal van verhoor van getuige/aangever [getuige 1] d.d. 29 oktober 2018 met nummer 141, afzonderlijk in het procesdossier gevoegd.
131.Rapport ontvangen brieven door [getuige 1] d.d. 27 september 2018 met nummer 138, p. 1 en 2, afzonderlijk in het procesdossier gevoegd.
132.Vonnis van de rechtbank Limburg te Maastricht van 17 juni 2020 in de zaak tegen verdachte [verdachte] onder parketnummers 03-700025-18, 03-700257-18 en 03-866027-19, voor zover het de eigen waarneming van de rechtbank betreft, p. 19.