Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
€ 1.223,52 bruto per maand.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep inzake partneralimentatie. De man, wonende in Nigeria, heeft op 3 maart 2023 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Limburg van 6 december 2022, waarin werd bepaald dat hij met ingang van 8 april 2022 een bedrag van € 3.690,- per maand aan de vrouw moet betalen. De vrouw heeft op 12 april 2023 een verweerschrift ingediend en de mondelinge behandeling vond plaats op 8 juni 2023. Tijdens deze behandeling was de vrouw in persoon aanwezig, terwijl de man digitaal deelnam, bijgestaan door zijn advocaat.
Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van de eerdere beschikking en de ingediende stukken. Partijen zijn op 8 februari 2019 gehuwd en de echtscheiding is op 3 december 2021 uitgesproken. De vrouw heeft een huwelijksgerelateerde behoefte van € 4.306,- netto per maand, terwijl de man stelt dat zijn draagkracht beperkt is door een lager inkomen. Het hof oordeelt dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd van zijn financiële situatie en dat hij in staat is om in de aanvullende behoefte van de vrouw te voorzien. De rechtbank heeft terecht de ingangsdatum van de alimentatie vastgesteld op 8 april 2022.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en openbaar uitgesproken door mr. J.C.E. Ackermans-Wijn op 13 juli 2023.