In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 juli 2023, gaat het om de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind, geboren in 2017. De moeder, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, stelt dat de rechtbank ten onrechte het gezag heeft beëindigd zonder voldoende onderzoek naar de mogelijkheden van thuisplaatsing. De minderjarige staat sinds 2018 onder toezicht van de gecertificeerde instelling (GI) en is sindsdien in verschillende pleeggezinnen geplaatst, momenteel bij pleegouders op een geheime locatie. De rechtbank had eerder de GI tot voogd benoemd en het verzoek van de moeder om deskundigenonderzoek afgewezen.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 8 mei 2023, heeft de moeder haar standpunten toegelicht, waarbij zij aanvoert dat haar positieve ontwikkeling en stabiliteit onvoldoende zijn meegewogen. De raad voor de Kinderbescherming en de GI hebben echter betoogd dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de opvoeding van de minderjarige te dragen binnen een aanvaardbare termijn, en dat de huidige situatie in het belang van het kind is. Het hof heeft de argumenten van de moeder en de raad zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de beëindiging van het gezag gerechtvaardigd is, gezien de ernstige bedreiging van de ontwikkeling van de minderjarige.
Het hof heeft het verzoek van de moeder om een deskundigenonderzoek afgewezen, omdat dit niet in het belang van de minderjarige zou zijn en de aanvaardbare termijn van onzekerheid al overschreden is. De beschikking van de rechtbank is bekrachtigd, en het hof heeft benadrukt dat de stabiliteit van de huidige pleegzorg cruciaal is voor de ontwikkeling van de minderjarige.