Uitspraak
,
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ; - [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] ,
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te [vestigingsplaats] , kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).
1.Het geding in eerste aanleg
3.De beoordeling
De vader erkent dat de verhoudingen tussen partijen sinds hun uiteengaan moeizaam zijn geweest en dat de communicatie moeizaam of stroef is verlopen. Ook erkent hij dat dit ervoor heeft ervoor gezorgd dat er sprake is van een loyaliteitsconflict bij de kinderen en dat zij het risico lopen om klem of verloren te raken. Dit betekent echter niet dat dit risico onaanvaardbaar is. Dat de kinderen hebben aangegeven minder bij hun vader te willen zijn is op zichzelf nog geen reden tot beëindiging van het gezag van de vader. Ook het feit dat de situatie voor de kinderen bij beide ouders aanzienlijk verschilt is geen reden voor uitoefening van het eenhoofdig gezag door de moeder. Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld is de vader wel in staat tot communicatie met de moeder en het gezamenlijk maken van afspraken. Het is de moeder die de communicatie consequent blokkeert. Met het beëindigen van het gezamenlijk gezag gaat de rechtbank niet alleen voorbij aan de belangen van de vader bij overleg en medezeggenschap over de opvoeding van de kinderen, maar beloont de rechtbank daarmee ook het obstructieve gedrag van de moeder. Daarbij komt dat de raad in eerste aanleg heeft aangegeven dat de regie van een jeugdbeschermer perspectief biedt om de situatie voldoende te verbeteren, mits deze functie door één persoon en strak wordt ingevuld. De enkele overweging dat hulpverlening nu lang genoeg is geprobeerd en zonder voldoende resultaat is gebleven, acht de vader in het licht van de gebrekkige invulling van de eerste ondertoezichtstelling onvoldoende grond om tot eenhoofdig gezag te komen. De rechtbank had niet voorbij mogen gaan aan de mogelijkheid van stevige begeleiding door een jeugdbeschermer, zeker niet in het licht van het feit dat de ouders bereid zijn om hulpverlening te aanvaarden.
De rechter heeft op basis van een kort gesprek met de kinderen geconcludeerd dat zij al geruime tijd zodanig klem zitten tussen hun ouders dat dat de co-ouderschapsregeling onhoudbaar voor ze is geworden. De raad heeft daarbij de kanttekening gemaakt dat het lastig is te verklaren waar de mening van de kinderen vandaan komt. Tot de bestreden beschikking was er sprake van goed contact tussen de kinderen en beide ouders. Het volledig omgooien van de al jaren lopende regeling heeft ertoe geleid dat de kinderen zodanig in de invloedsfeer van de moeder zijn geraakt dat zij uit loyaliteit naar de moeder geen contact meer willen met de vader willen. De vader vreest dat hij de kinderen lange tijd niet zal zien als er niet wordt ingegrepen en wordt bepaald dat de oude co-ouderschapsregeling weer zal gelden.
In de afgelopen jaren is duidelijk gebleken dat de oudersamenwerking problematisch is en dat het partijen niet lukt om in onderling overleg afspraken te maken en op een normale manier met elkaar te communiceren. De vader lijkt nog steeds niet in te zien dat hij hier ook medeverantwoordelijk voor is. De moeder ervaart de communicatie van de vader als eenzijdig en dwingend. De vader bepaalt en de moeder heeft zich daarbij neer te leggen of hiermee in te stemmen. Van een samenwerking of ruimte voor overleg is geen sprake. Partijen hebben discussies gehad over onder andere de paspoorten voor de kinderen, de toestemmingsformulieren voor vakanties van de kinderen in het buitenland, de sporten van de kinderen, bezoeken aan de tandarts en de orthodontist, zorgverzekeringen voor de kinderen en de middelbare schoolkeuze voor [minderjarige 1] . Uit de overgelegde producties, de geschetste feiten van de afgelopen zeven jaar en het feit dat de kinderen inmiddels al bijna vijf jaar onder toezicht staan blijkt duidelijk dat de kinderen al jaren klem zitten tussen hun ouders en dat er een ernstige ontwikkelingsbedreiging is bij beide kinderen. De moeder acht deze situatie met de rechtbank wel onaanvaardbaar. De rechtbank heeft ook terecht geconstateerd dat er in de afgelopen zeven jaren veel hulpverlening is ingezet, zowel in het vrijwillige als in het gedwongen kader, maar dat het ouders desondanks niet gelukt is om de strijd te staken. De moeder verwacht niet dat de verandering die partijen al zeven jaar lang moeten doorvoeren er in de komende periode wel ineens komt. Ten onrechte meent de vader dat de rechtbank haar oordeel enkel en alleen baseert op het relatief korte gesprek dat de kinderen met de rechter hebben gehad. Uit de beschikking blijkt dat de rechtbank haar oordeel heeft gebaseerd op het feit dat al geruime tijd blijkt dat de kinderen in de huidige situatie klem zitten tussen de ouders en dat steeds duidelijker wordt dat deze situatie voor hun onhoudbaar is geworden.
Het is de moeder na de bestreden beschikking niet gelukt om [minderjarige 1] te motiveren om naar zijn vader te gaan. [minderjarige 2] is het eerste weekend na deze beschikking wel naar de vader geweest. De moeder heeft hulp gevraagd aan de GI en de jeugdbeschermer heeft op 11 augustus 2022 een gesprek gehad met de kinderen. [minderjarige 1] heeft in dat gesprek een vijftal punten benoemd die hij nodig had om het weekend van 12 augustus 2022 weer voor het eerst naar zijn vader te gaan en ook [minderjarige 2] heeft twee punten aangegeven. Voor [minderjarige 1] was onder meer van belang dat hij zijn telefoon bij zich mocht houden, zodat hij zou kunnen bellen als er iets mocht zijn en dat hij het niet wil hebben met vader over de reden dat hij minder bij zijn vader wilde zijn en waarom hij bang was dat vader boos zou worden. [minderjarige 1] is uiteindelijk op vrijdag 12 augustus 2022 samen met [minderjarige 2] naar de vader gegaan. Helaas verliep de omgang niet zoals gehoopt en afgesproken. Kennelijk is er direct strijd geweest tussen [minderjarige 1] en de vader en uiteindelijk is [minderjarige 1] op zaterdagochtend 13 augustus 2022 met zijn telefoon uit het raam geklommen en weggelopen. Omdat beide kinderen aan de moeder hebben aangegeven duidelijke weerstand te hebben tegen contact met hun vader, is er sinds 13 augustus 2022 geen omgang meer geweest tussen de vader en de kinderen. Er is contact gezocht met de regiebehandelaar van het [medisch centrum] . Zij gaf aan dat de kinderen rust ervaren nu zij op één plek verblijven. De moeder begrijpt dat de vader het gevoel heeft dat hij buiten spel wordt gezet, maar in deze situatie is er geen andere mogelijkheid dan de kinderen deze rust te gunnen. Bij beide ouders wordt een persoonlijkheidsonderzoek afgenomen door [hulpverleningsinstantie] . Aan de hand daarvan kan [hulpverleningsinstantie] kijken wat er nodig is met betrekking tot de ouderschapscommunicatie en hoe het contact tussen de vader en de kinderen weer opgebouwd kan worden.
3.8. De GI heeft sinds de bestreden beschikking geprobeerd het contact tussen de kinderen en de vader te herstellen, maar de kinderen toonden hier steeds meer weerstand tegen. Zonder hulpverlening kan er geen verandering worden aangebracht in deze situatie. Bij beide ouders wordt een persoonlijkheidsonderzoek afgenomen door [hulpverleningsinstantie] . [minderjarige 1] heeft aangegeven dat hij niet met hulpverlening wil starten als de ouders niet ook aan zichzelf werken. Helaas heeft [hulpverleningsinstantie] te maken met een groot verloop van personeel, waardoor de ouders nog op de wachtlijst staan voor individuele hulpverlening. De GI heeft er wel vertrouwen in dat [hulpverleningsinstantie] de juiste organisatie is voor hulpverlening voor zowel de ouders als de kinderen. De GI onderschrijft het belang van de kinderen bij contact met beide ouders, maar het dwingen van de kinderen om naar de vader te gaan zal hoogstwaarschijnlijk leiden tot meer weerstand.