ECLI:NL:GHSHE:2023:2326

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
200.321.137_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van omgangsregeling tussen vader en minderjarige met professionele begeleiding

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, waarin een begeleide omgangsregeling tussen hem en zijn minderjarige kind is vastgesteld. De vader, die in hoger beroep is gegaan, verzoekt om de eerdere beschikking te vernietigen en een nieuwe omgangsregeling vast te stellen die hem meer vrijheid biedt in de omgang met zijn kind. De moeder verzet zich tegen dit verzoek en vraagt om het hoger beroep ongegrond te verklaren. De mondelinge behandeling vond plaats op 23 mei 2023, waarbij zowel de vader als de moeder, bijgestaan door hun advocaten, en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.

De vader heeft in zijn beroepschrift aangegeven dat de begeleide omgang niet langer noodzakelijk is en dat hij in de afgelopen periode positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt. Hij verzoekt om een regeling waarbij de omgang bij hem thuis kan plaatsvinden, met de mogelijkheid tot uitbreiding naar een weekend per veertien dagen. De moeder heeft echter betwist dat de situatie veilig genoeg is voor onbegeleide omgang en heeft de zorgen van de Raad voor de Kinderbescherming over de kwetsbaarheid van het kind benadrukt.

Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de omgang tussen de vader en het kind begeleid dient te blijven, gezien de kwetsbaarheid van het kind en de noodzaak voor een veilige en voorspelbare omgeving. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd en een nieuwe regeling vastgesteld, waarbij de vader om de twee weken vier uur omgang heeft met zijn kind, onder professionele begeleiding. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het verzoek van de vader om meer onbegeleide omgang afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 13 juli 2023
Zaaknummer: 200.321.137/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/270948 / FA RK 19-4096
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. F.E.H.M. van Aken,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.L.J. Henket-Reijnen.
Deze zaak gaat over de minderjarige
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
Regio [regio] , locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 12 oktober 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, waarbij is beslist over begeleide omgang tussen de vader en [minderjarige]

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 6 januari 2023, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende een omgangsregeling vast te stellen als volgt: een keer per twee weken gedurende één dag in het weekend [naar het hof begrijpt: onbegeleid], waarna de omgang wordt opgebouwd naar één weekend per veertien dagen van zaterdag 10.00 uur tot zondag 17.00 uur, de vakanties in onderling overleg, waarbij de omgang bij de vader thuis plaatsvindt.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 10 maart 2023, heeft de moeder verzocht om het hoger beroep van de vader ongegrond te verklaren.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 mei 2023.
Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Van Aken;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Henket-Reijnen;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de processen-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 10 december 2020 en 12 oktober 2022 ;
  • het V6-formulier met bijlagen (producties 8-11) van de advocaat van de vader d.d. 24 januari 2023.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie is geboren:
- [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] .
De vader heeft [minderjarige] erkend. De moeder oefent van rechtswege het gezag over [minderjarige] uit.
[minderjarige] heeft het hoofdverblijf bij de moeder
.
3.2.1.
Door de ouders is in het ouderschapsplan van 18 december 2018 een omgangsregeling opgenomen tussen de vader en [minderjarige] . Deze regeling houdt kort gezegd in dat [minderjarige] op woensdagen van 8.00/8.30 uur tot 18.00 uur en op zaterdagen van 9.00 uur tot
18
uur bij de vader verblijft. Over de omgang tijdens vakanties en feestdagen
zullen de ouders met elkaar in overleg treden.
3.2.2.
De omgang liep niet zoals afgesproken. De moeder heeft de rechtbank in eerste aanleg verzocht een begeleide omgang van twee uur per twee weken vast te stellen. Per 19 mei 2020 is een vrijwillige begeleide omgangsregeling (BOR) bij [organisatie] ingezet en deze is tussentijds verlengd. Bij beschikking van 6 januari 2021 heeft de rechtbank (Limburg, Maastricht) bepaald, nadat de ouders dit waren overeengekomen tijdens een schorsing van de zitting, dat de begeleide omgang tussen vader en [minderjarige] voorlopig doorloopt onder professionele begeleiding van [organisatie] (BOR II), waarbij de invulling van de BOR wordt overgelaten aan de professionals van [organisatie] .
Verder zijn de ouders overeengekomen dat zij in het belang van [minderjarige] bij [organisatie] een ouderschapsreorganisatietraject zullen volgen ter verbetering van hun onderlinge communicatie en de verdere vormgeving van hun ouderschap.
3.2.3.
Bij beschikking van 8 juni 2021 heeft de rechtbank de raad verzocht een onderzoek te verrichten naar de vraag hoe de omgangsregeling qua vorm en frequentie in het belang van [minderjarige] dient te worden vormgegeven en of er specifieke hulp voor (één van) partijen en/of [minderjarige] nodig is en indien dat het geval is, welke hulp. De rechtbank heeft in afwachting van het raadsrapport iedere verdere beslissing pro forma aangehouden.
3.2.4.
De raad heeft op 30 november 2021 gerapporteerd als volgt: de raad adviseert dat de omgang tussen [minderjarige] en vader door een gespecialiseerd organisatie voor een langere periode begeleid zal worden, waardoor de continuïteit van het contact tussen [minderjarige] en vader gewaarborgd blijft. Een vastgestelde omgangsregeling geeft rust in die zin dat zoveel vader, moeder als [minderjarige] weten waar ze aan toe zijn, en de raad is van mening dat dit rust en stabiliteit zal geven. Dit zal ook betekenen dat er minder ruis in de communicatie zal kunnen ontstaan. De raad adviseert dat de omgang tweewekelijks zal plaatsvinden, en dat er in de vakanties een extra omgangsmoment gepland zal worden.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking, heeft de rechtbank de door partijen onderling getroffen omgangsregeling in het ouderschapsplan van 18 december 2018 tussen de vader en [minderjarige] gewijzigd en vastgesteld dat de vader omgang zal hebben met [minderjarige] :
- één keer per twee weken vier uur en waar mogelijk een dagdeel in de vakantie onder professionele begeleiding van [hulpverleningsorganisatie] bij de vader thuis welke regeling verder uitgebouwd kan worden en indien mogelijk onbegeleid kan plaatsvinden op het moment dat de professionele begeleiding dat in het belang van [minderjarige] verantwoord vindt.
3.4.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De vader voert, kort samengevat, het volgende aan. Begeleide omgang tussen hem en [minderjarige] is niet meer noodzakelijk. De omgang heeft al lang genoeg begeleid plaatsgevonden en de vader heeft bovendien in de afgelopen periode een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Als er al begeleiding nodig zou zijn dan kan dit ook in het vrijwillig kader plaatsvinden bij de vader thuis. De vader wil niet meer worden gedwongen tot een begeleid omgangstraject. Hij geeft er de voorkeur aan dat de omgang bij hem thuis plaatsvindt en voor langer dan enkele uren, zodat hij ook meer mogelijkheden heeft om met [minderjarige] leuke dingen te doen en hij zijn vaderrol kan uitoefenen. Omdat de omgang tussen hem en [minderjarige] goed verloopt, ziet de vader geen contra-indicaties om de omgang bij hem thuis te laten plaatsvinden. Dit maakt dat de vader het er niet mee eens is dat er voor de komende twee jaar een begeleide omgang plaats dient te vinden. Hij vindt dit een te lange periode. Hij verzoekt het hof om de periode te verkorten.
Nu [minderjarige] naar school gaat en de regeling op de woensdag niet langer haalbaar is zal er een andere regeling moeten komen die in het belang van [minderjarige] is. Het is voor de vader moeilijk om dit met de moeder te regelen.
De vader verzoekt het hof om een opbouwregeling vast te stellen waarbij er onbegeleide contacten zijn tussen de vader en [minderjarige] op een zaterdag of zondag in het weekend, uit te breiden met een overnachting en een uiteindelijk vaste omgangsregeling van één weekend per veertien dagen.
3.5.1.
Ter mondelinge behandeling van het hof heeft de vader desgevraagd verklaard dat er inmiddels sinds oktober 2022 geen contact meer is geweest tussen hem en [minderjarige] . Door praktische problemen kon de door de rechtbank aangewezen begeleiding door [hulpverleningsorganisatie] niet plaatsvinden. De ouders zijn er daarna samen niet uitgekomen. De vader heeft benadrukt dat hij zijn leven weer op de rit heeft en zijn therapie is afgeschaald.
3.6.
De moeder heeft de grieven van de vader gemotiveerd betwist.
3.7.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geconstateerd dat het een ingewikkelde en pijnlijke situatie is. Voorop staat echter dat gelet op het eerder opgestelde raadsrapport de wens van de vader in hoger beroep te veel vraagt van [minderjarige] . Het is te onvoorspelbaar en er bestaat een risico op onveiligheid. Ook is er geen sprake van een veilige situatie; de vader heeft gezegd dat het beter met hem gaat maar dat blijkt nergens uit.
De raad ziet, gelet op het besprokene tijdens de mondelinge behandeling, dat in de toekomst misschien kan worden ingezet door de begeleiding door oma (vaderszijde). Van belang is echter dat er eerst wordt gestart met professionele begeleiding, daarna in te zetten op communicatie tussen oma en de moeder, om vervolgens in de toekomst samen te werken met oma als begeleidster. Er zit volgens de raad niets anders op dan met een professionele begeleider de omgang tussen de vader en [minderjarige] weer op te pakken. Helemaal nu er al maanden geen contact meer is geweest tussen [minderjarige] en de vader.
De raad kan zich voorstellen dat [omgangshuis] de aangewezen instantie is hiervoor, temeer omdat deze bekend zijn met de situatie van [minderjarige] en de ouders. Misschien dat er een andere casemanager kan worden betrokken, aangezien de vader aangaf niet meer te willen samenwerken met de vorige casemanager die vanuit [organisatie] betrokken was.
Omgangsregeling
3.8.1.
Ingevolge artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
3.8.2.
Niet in geschil is of de vader recht heeft op omgang met [minderjarige] , maar wel de wijze waarop daaraan invulling moet worden gegeven.
3.8.3.
Vaststaat dat [minderjarige] een kwetsbaar kind is en dat er met zorg gekeken dient te worden op welke manier hij contact heeft met de vader. Uit het raadsrapport van 30 november 2021 volgt dat [minderjarige] meer begeleiding nodig heeft dan een ander kind van zijn leeftijd. Hij kan bijvoorbeeld niet alleen zijn, omdat hij door zijn verminderde motorische vaardigheden sneller valt, daarnaast niet goed kan zien en gevaar minder goed kan inschatten. Daarnaast is het voor hem belangrijk dat de dag voorspelbaar is en hij voorbereid wordt op de dingen die gaan komen, omdat hij anders angstig of boos kan reageren. Ook is een consequente benadering belangrijk. [minderjarige] moet benaderd worden als een kind van een jongere leeftijd. Dit alles vraagt veel van [minderjarige] zijn opvoeder.
Ook staat vast dat [minderjarige] geniet van de contacten met de vader. Uit het eindverslag van de BOR (6 mei 2021) volgt onder meer dat [minderjarige] zich vrij bij de vader beweegt en hij enthousiast is als hij de vader ziet. De interactie tussen beiden verliep doorgaans goed en er werd ook samen gedold en geknuffeld. De vader sluit aan bij de interesses van [minderjarige] en volgt hem hierin. Ook probeert de vader op een goede manier invulling aan de omgang te geven en vraagt de vader om feedback bij de omgangsbegeleider.
Het voorgaande brengt met zich dat het hof, met de raad, van oordeel is dat er omgang tussen de vader en [minderjarige] dient plaats te vinden en dat het in het belang van [minderjarige] is dat dit begeleid gebeurt.
Het hof gaat voorbij aan de enkele stelling van de vader dat begeleiding niet langer nodig is omdat hij kort gezegd zijn leven weer op de rit heeft. Dit laatste is niet gebleken.De vader heeft bovendien ook niet duidelijk gemaakt wat er is veranderd ten opzichte van de zitting bij de rechtbank waar hij heeft aangegeven dat de begeleide omgang van hem betreft kon doorlopen als de uitvoerende instantie gewijzigd zou worden naar [hulpverleningsorganisatie] .
3.8.4.
Tijdens de mondelinge behandeling van het hof is gebleken dat door praktische problemen (onder meer het feit dat de omgang alleen op kantoor van [hulpverleningsorganisatie] kon plaatsvinden) er geen uitvoering is gegeven aan de regeling zoals beschreven in de bestreden beschikking. Hierdoor is er al een langere periode geen enkel contact geweest tussen de vader en [minderjarige] . Het hof betreurt dit en acht dit niet in het belang van [minderjarige] . Conform hetgeen de raad tijdens de mondelinge behandeling heeft geadviseerd acht het hof het van belang dat ouders zich opnieuw melden bij [omgangshuis] ( [organisatie] ) om op een zo kort mogelijke termijn de omgang tussen de vader en [minderjarige] (weer) op te starten. Dat de vader de voorkeur heeft voor een andere casemanager, dient te worden betrokken bij de aanmelding waarbij het hof een actieve rol verwacht van (de advocaat van) de vader. De moeder heeft ter mondelinge behandeling toegezegd dat zij haar volledige medewerking zal verlenen. Conform het advies van de raad dient er eerst te worden gestart met professionele begeleiding vanuit [omgangshuis] ( [organisatie] ), om daarna in te zetten op communicatie tussen de oma (vaderszijde) en de moeder en vervolgens toe te werken naar een overdracht aan oma als begeleidster van de omgangsmomenten. Uiteraard dient het tempo en het belang van [minderjarige] steeds voorop te staan.
3.9.
Omwille van de leesbaarheid van het dictum zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen opnieuw rechtdoende, uitvoerbaar bij voorraad, de door partijen eerder getroffen omgangsregeling wijzigen en een begeleide omgangsregeling vaststellen zoals hierna is opgenomen. Het meer of anders verzochte zal het hof afwijzen.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 12 oktober 2022;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijzigt de door partijen onderling getroffen omgangsregeling zoals opgenomen in het ouderschapsplan van 18 december 2018 tussen de vader en [minderjarige] en stelt vast dat de vader omgang zal hebben met [minderjarige] :
- een keer per twee weken vier uur en waar mogelijk een dagdeel in de schoolvakanties onder professionele begeleiding van [organisatie] ([omgangshuis] ) bij de vader thuis welke regeling verder kan worden uitgebouwd en indien mogelijk onbegeleid kan plaatsvinden op het moment dat de professionele begeleiding dat in het belang van [minderjarige] verantwoord vindt, overeenkomstig hetgeen is beschreven onder rechtsoverweging 3.8.4;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, E.M.C. Dumoulin, K.A. Boshouwers en is op 13 juli 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.