ECLI:NL:GHSHE:2023:2324

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
200.327.043_01 en 200.327.043_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing van minderjarigen en inschrijving op basisschool

In deze zaak, uitgesproken op 13 juli 2023 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een geschil tussen de ouders over de verhuizing van de moeder met hun drie minderjarige kinderen naar een andere plaats. De vader, die in hoger beroep is gegaan, verzet zich tegen de verhuizing en de inschrijving van de kinderen op een basisschool in de nieuwe woonplaats. De rechtbank had eerder op 2 mei 2023 de moeder vervangende toestemming verleend om te verhuizen, maar de vader is het hier niet mee eens. Hij stelt dat de kinderen hun sociale leven in hun huidige woonplaats hebben en dat de verhuizing hen zou schaden. De moeder daarentegen heeft aangegeven dat de verhuizing noodzakelijk is voor haar en de kinderen, en dat zij de verhuizing pas in de zomervakantie van 2024 wil doorvoeren om de kinderen niet tijdens het schooljaar van school te laten wisselen. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat de moeder vervangende toestemming moet krijgen om met de kinderen te verhuizen en hen in te schrijven op een basisschool in de nieuwe woonplaats. De vader wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring. De beslissing van het hof is dat de moeder met ingang van 6 juli 2024 met de kinderen mag verhuizen en hen kan inschrijven op een basisschool in de buurt van de nieuwe woonplaats.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 13 juli 2023
Zaaknummer: 200.327.043/01 en 200.327.043/02
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/389407 / FA RK 23-232
in de zaken in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.W.F. van Wijk,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. T.H. Meulendijks-Hermans.
Deze zaak gaat over:
  • [minderjarige 1] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2015;
  • [minderjarige 2] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2017;
  • [minderjarige 3] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2018.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.
In het kort: de ouders zijn het niet eens over de vraag of de moeder met de kinderen mag verhuizen naar [plaats] en of de kinderen daar naar school mogen gaan.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 2 mei 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift van 12 mei 2023, met producties, ingekomen bij het hof op diezelfde datum, heeft de vader verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde
beschikking te vernietigen en alsnog de verzoeken van de moeder af te wijzen, en de uitvoerbaarheid bij voorraad van de bestreden beschikking op te schorten in afwachting van de eindbeslissing.
2.1.1.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling zijn verzoek nader gespecificeerd in die zin dat de vader primair verzoekt om de bestreden beschikking te vernietigen en alsnog de verzoeken van de moeder af te wijzen en subsidiair de beslissing op de verzoeken in deze zaak aan te houden voor de duur van een half jaar of een jaar. Het verzoek met betrekking tot de schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring is door de vader ingetrokken.
2.2.
De moeder heeft op 9 juni 2023 een verweerschrift ingediend, waarbij zij heeft verzocht de verzoeken van de vader af te wijzen.
2.3.
Het hof heeft voorts ontvangen:
- het V8-formulier van 7 juni 2023, met bijlage, van de advocaat van de vader, ingekomen bij het hof op 8 juni 2023;
- het V8-formulier van 15 juni 2023, met bijlagen, van de advocaat van de vader, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- het V6-formulier van 19 juni 2023, met bijlagen, van de advocaat van de moeder, ingekomen bij het hof op diezelfde datum.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 juni 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .

3.De beoordeling

3.1.
Uit het door de rechtbank bij beschikking van 5 oktober 2018 ontbonden huwelijk tussen de moeder en de vader zijn geboren:
  • [minderjarige 1] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2015 (hierna: [minderjarige 1] );
  • [minderjarige 2] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2017 (hierna: [minderjarige 2] );
  • [minderjarige 3] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2018 (hierna: [minderjarige 3] ).
3.2.
De moeder en de vader oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
3.3.
Ten tijde van de echtscheiding hebben de ouders een ouderschapsplan opgesteld (gedateerd 31 juli 2018).
3.4.
Bij beschikking van 24 juni 2019 heeft de rechtbank, voor zover in deze procedure van belang, bepaald dat de aangehechte overeenkomst wijziging ouderschapsplan (van 19 april 2019) deel uitmaakt van de beschikking. De ouders zijn in het gewijzigde ouderschapsplan, onder meer, het volgende overeengekomen:
- wekelijks zal de moeder de kinderen bij de vader brengen op vrijdagmiddag rond 12.00 uur en zal de vader de kinderen op maandagmiddag rond 12.00 uur bij de moeder terugbrengen. In het geval in de toekomst deze regeling niet kan worden nageleefd vanwege onder andere de schooltijden van de kinderen, dan zullen partijen opnieuw in overleg met
elkaar treden voor een passende contactregeling. De Islamitische feestdagen worden in onderling overleg bij helfte verdeeld tussen de ouders.
3.5.
Voorts zijn de ouders in voornoemd gewijzigd ouderschapsplan overeengekomen:

Ten aanzien van de toekomstige woonplaats van partijen hebben partijen in het ouderschapsplan van 31 juli 2018 tevens afspraken vastgelegd. Partijen hebben destijds
afgesproken dat partijen op een reisafstand van maximaal een half uur mogen gaan wonen. Partijen wensen deze regeling te wijzigen. Partijen leggen middels deze overeenkomst vast dat de afstand tussen de man en de kinderen, bij een voorgenomen verhuizing van de vrouw, maximaal 15 kilometer zou mogen zijn. Deze afspraken zijn in ieder geval bindend voor drie jaren (na de datum van ondertekening van deze aanvullende overeenkomst). Na verloop van drie jaren zullen partijen ter zake dit onderdeel met elkaar in overleg treden.”
3.6.
Partijen zijn in eerste aanleg verwezen naar een mediator en hebben in een vaststellings-overeenkomst laten opnemen dat zij wensen dat de rechtbank een beslissing neemt over het geschil ten aanzien van de verhuizing.
3.7.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank de moeder in plaats van de vader vervangende toestemming verleend om met [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] met ingang van
15 juli 2023 te verhuizen naar [plaats] . De rechtbank heeft daarnaast de moeder in plaats van de vader vervangende toestemming verleend om de kinderen met ingang van het nieuwe schooljaar 2023 in te schrijven op basisschool [basisschool] te [plaats] . De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.8.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De verhuizing
3.9.
De vader voert het volgende aan. De vader wil niet dat de kinderen vanuit [woonplaats] verhuizen naar [plaats] . De kinderen hebben hun sociale leven in [woonplaats] en hebben al het nodige meegemaakt. De kinderen krijgen bovendien hulpverlening (logopedie en fysiotherapie) in [woonplaats] . Daar komt bij dat in het ouderschapsplan een specifieke bepaling is opgenomen over de verhuizing, waarbij het de bedoeling van partijen is geweest om dicht in de buurt van elkaar te blijven wonen en waarbij de vader een evenredig aandeel in de zorg over de kinderen zou hebben. Door de verhuizing van de kinderen wordt dat onmogelijk gemaakt, terwijl er nu sprake is van een co-ouderschap. De verhuizing is niet goed doordacht en bovendien is er geen noodzaak om te verhuizen. De verhuizing maakt de moeder totaal afhankelijk van haar nieuwe partner en zij heeft geen netwerk in [plaats] . Ook is de woonsituatie in [plaats] niet geschikt. Op meerdere dagen in de week zijn er zes kinderen in de woning en dat is niet wenselijk. De vader vreest er bovendien voor het contact tussen de kinderen en zijn familie beperkt zal worden en dat zij de opvoeding in de Turkse cultuur zullen missen. Ook de Turkse les die de kinderen nu op vrijdag krijgen zal moeilijker vorm te geven zijn.
De vader is er tenslotte verbaasd over dat de moeder tijdens de mondelinge behandeling kenbaar heeft gemaakt pas in de zomer van 2024 te willen verhuizen, omdat de schoolinschrijving van de kinderen niet meer tijdig rondgekomen zou zijn.
3.10.
De moeder voert – samengevat – het volgende aan. De moeder heeft tijdens de
mondelinge behandeling bij het hof aangegeven dat de situatie inmiddels gewijzigd is en dat zij pas in de zomervakantie 2024 (dus aansluitend bij het schooljaar 2024) wil verhuizen, aangezien de vervangende toestemming van de rechtbank om de kinderen in te kunnen schrijven op de basisschool in [plaats] niet meer op tijd kwam. De moeder wil in het belang van de kinderen hen niet lopende het schooljaar van school laten wisselen, maar het nieuwe schooljaar daarvoor afwachten.
De moeder wil graag met haar partner een nieuw leven opbouwen in [plaats] . De relatie met haar partner is duurzaam (ze zijn al drie jaar samen) en er is voldoende ruimte in de woning voor alle kinderen. De in het ouderschapsplan opgenomen bepaling met betrekking tot het niet verhuizen binnen drie jaar is inmiddels verstreken en de moeder heeft geprobeerd hierover met de vader te overleggen. Aangezien dit niet lukte, heeft de vrouw een verzoek ingediend. Een verhuizing hoeft niet te betekenen dat de vader niet meer intensief bij het leven van de kinderen betrokken kan worden. De huidige zorgregeling kan gewoon doorlopen. De moeder betwist dat de kinderen vaker bij de vader zijn dan in het ouderschapsplan is opgenomen. Ook heeft de moeder aandacht voor het continueren van de sporten van de kinderen, de benodigde hulpverlening en de Turkse les.
3.11.
De raad voert - samengevat - het volgende aan. De raad geeft aan dat het in het belang van de kinderen is om nu een beslissing te nemen en de beslissing op de verzoeken niet aan te houden. Het uitstellen van de verhuizing geeft de moeder de gelegenheid om de onderzoeken af te wachten met betrekking tot het eventueel benodigde speciaal onderwijs.
Dit voorkomt een extra schoolwissel. De raad vindt het positief dat de zorgregeling die is vastgesteld door kan lopen na de verhuizing en ook ziet de raad het belang van de moeder om opnieuw haar leven invulling te kunnen geven. Anderzijds ziet de raad ook zorgen in het minder makkelijk tussentijds contact kunnen hebben met de vader en de familie. Wel zijn er andere mogelijkheden om contact te hebben met de kinderen, bijvoorbeeld via bellen of videobellen.
3.12.
Het hof overweegt als volgt.
3.12.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van de kinderen toestemming van de vader behoeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden de rechter hierover een beslissing nemen. Bij een dergelijke beslissing dient het hof - conform vaste rechtspraak - alle omstandigheden in acht te nemen en alle belangen af te wegen.
Hoewel het belang van de minderjarigen een overweging van de eerste orde dient te zijn bij deze belangenafweging, kunnen andere belangen zwaarder wegen dan het belang van de minderjarigen. Het gaat onder meer om: het recht en belang van de verhuizende ouder en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten, de noodzaak om te verhuizen, de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid, alternatieven en maatregelen om de verhuizing voor de kinderen en de andere ouder te verzachten en/of compenseren, de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg, de rechten van de andere ouder en de kinderen op onverminderd contact met elkaar in de eigen vertrouwde
omgeving, de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg, de frequentie van
het contact tussen de kinderen en de andere ouder voor en na de verhuizing, de leeftijd van de kinderen, hun mening en de mate waarin ze geworteld zijn in de omgeving of gewend zijn
aan verhuizingen en de extra kosten van het contact na de verhuizing.
3.12.2.
Het hof is, evenals de rechtbank, en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen weging en onderzoek tot de zijne maakt, van oordeel dat aan de moeder vervangende toestemming moet worden verleend om met de kinderen te mogen verhuizen naar [plaats] , met ingang van de zomervakantie in 2024, zijnde 6 juli 2024. Het hof voegt daar het volgende aan toe.
3.12.3.
Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof is gebleken dat de moeder er niet meer in is geslaagd om de kinderen in te schrijven op de beoogde basisschool in [plaats] voor het nieuwe schooljaar (startend na de zomervakantie 2023), omdat de vervangende toestemming vanuit de rechtbank hiervoor niet tijdig is gekomen. De moeder heeft hierover aangegeven in het belang van de kinderen nu niet naar [plaats] te willen verhuizen en dit pas in de zomervakantie van 2024 te willen doen. Het hof ziet geen aanleiding om de beslissing op de verzoeken aan te houden voor de duur van een half jaar of een jaar, zoals de vader (subsidiair) heeft verzocht.
De moeder heeft een rechtens te respecteren belang om met haar partner, met wie zij inmiddels drie jaar een relatie heeft, in [plaats] een nieuw leven op te bouwen. De moeder heeft aangegeven dat er voldoende plek is voor de kinderen in de woning, ook als de drie kinderen van haar nieuwe partner daar aanwezig zijn. Voor het hof staat voorts vast dat het voor de partner, vanwege de uitgebreide contactregeling met zijn drie kinderen, niet mogelijk is om te verhuizen naar de regio [woonplaats] . De noodzaak voor de moeder om naar [plaats] te verhuizen staat daarmee vast. Hetgeen de vader heeft aangevoerd ten aanzien van de afhankelijkheid van de moeder van haar nieuwe partner bij het verbreken van de relatie maakt dit niet anders. Hier kan op dit moment niet op vooruit gelopen worden en bovendien geldt dit evenzeer voor de situatie waarin de partner van de moeder een huis zou kopen of huren in [woonplaats] en de moeder daar bij hem in zou trekken.
Ook heeft de moeder de verhuizing voldoende doordacht en voorbereid. Dit blijkt alleen al uit het gegeven dat de moeder in het belang van de kinderen de verhuizing met een jaar uit wil stellen. Deze periode geeft haar bovendien de gelegenheid, zoals zij zelf aangaf, om de kinderen tijdig in te schrijven op de voor hen geschikte basisschool (al dan niet speciaal onderwijs) en eventuele hulpverlening te zoeken voor de kinderen (voor zover er nog hulpverlening nodig zou zijn na de zomer in 2024). De moeder heeft hierover bovendien aangegeven met de vader in overleg te willen treden.
Voorts is van belang dat de moeder heeft aangegeven dat de contactregeling, zoals die nu loopt tussen de kinderen en de vader, in stand kan blijven. Dat betekent dat de kinderen ieder weekend van vrijdagmiddag tot maandagmorgen bij de vader zijn. Ook houdt de vader hiermee de door hem gewenste aansluiting met de basisschool. Hoewel het hof enerzijds oog heeft voor de vermindering van de mogelijkheid tot spontane contacten tussendoor, zoals de vader betoogt, wordt het bestaan daarvan in de huidige situatie door de moeder anderzijds uitdrukkelijk betwist. Dat geldt ook voor de inhoud van de verklaringen die de opa en oma (vz) over deze contacten hebben afgelegd.
Het hof heeft voorts bij de beoordeling betrokken dat de in het tussen partijen gesloten ouderschapsplan genoemde periode van drie jaar waarbinnen niet verhuisd zou mogen worden op een grotere afstand dan 15 kilometer van elkaar inmiddels verstreken is en dat voor het hof niet is komen vast te staan dat het de bedoeling is geweest van partijen die periode langer te laten voortduren dan wel dat partijen hiermee hebben bedoeld de zorgregeling die de vader met de kinderen heeft verder uit te breiden.
De jurisprudentie waar de vader naar verwijst maakt een en ander niet anders en is bovendien niet één op één vergelijkbaar met de kwestie die thans aan het hof voor ligt.
Aan de moeder zal daarom al met al de vervangende toestemming tot verhuizing met de drie kinderen in de zomervakantie van 2024 worden verleend, en wel per 6 juli 2024.
De basisschool
3.13.
De vader voert – samengevat – het volgende aan. De vader wil niet dat de kinderen ingeschreven worden op een basisschool in [plaats] , omdat hij niet achter de verhuizing staat. De vader is bovendien door de moeder niet betrokken bij de schoolkeuze van de moeder.
3.14.
De moeder voert – samengevat – het volgende aan. De moeder wil de kinderen graag in kunnen schrijven op een basisschool in [plaats] , omdat zij daar naar toe wil verhuizen. Mogelijk is er voor [minderjarige 1] speciaal onderwijs nodig. Dit is eveneens beschikbaar in (de buurt van) [plaats] .
3.15.
De raad heeft geen concreet advies gegeven ten aanzien van de vervangende toestemming met betrekking tot de basisschool.
3.16.
Het hof overweegt als volgt.
3.16.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de moeder voor het wijzigen van de basisschool van de kinderen toestemming van de vader behoeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden kan de rechter hierover een beslissing nemen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.16.2.
Aangezien aan de moeder toestemming verleend zal worden om te verhuizen met de kinderen naar [plaats] , is het in het belang van de kinderen dat zij ook daar naar school kunnen gaan. Het argument van de vader dat hij niet betrokken is geweest bij de door de moeder voorgestelde scholen doet hier niet aan af. De moeder heeft de vader overigens opnieuw een aanbod gedaan hierover gezamenlijk in gesprek te gaan. Ook heeft de vader gelegenheid aansluiting te zoeken bij de school(activiteiten) aangezien de zorgregeling wekelijks aanvangt op vrijdagmiddag tot maandagmorgen.
Het hof zal de moeder toestemming verlenen om de kinderen in te kunnen schrijven op een basisschool in (de buurt van) [plaats] , waarbij ook sprake kan zijn van inschrijving op het speciaal basisonderwijs mocht dat nodig blijken te zijn.
Hoofdverblijf
3.17.
Voor zover de vader bedoeld heeft zijn verzoek te handhaven ten aanzien van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem vast te stellen voor het geval de moeder zonder de kinderen verhuist naar [plaats] zal het hof dit verzoek afwijzen, gelet op het feit dat de moeder toestemming krijgt om samen met de kinderen te verhuizen.
Schorsing uitvoerbaar bij voorraadverklaring
3.18.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling zijn verzoek met betrekking tot de schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring ingetrokken, zodat het hof de vader ten aanzien van dit verzoek niet-ontvankelijk zal verklaren.
Afsluitende conclusie
3.19.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen,
doch uitsluitend in verband met de gewijzigde verhuisdatum. Aan de moeder zal vervangende toestemming worden verleend om met de kinderen te verhuizen met ingang van 6 juli 2024 en voorts de kinderen in te schrijven op een basisschool in (de buurt van) [plaats] met ingang van het schooljaar in 2024. Het verzoek met betrekking tot de hoofdverblijfplaats wordt afgewezen en de vader zal niet-ontvankelijk worden verklaard ten aanzien van het verzoek met betrekking tot de schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 2 mei 2023,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verleent de moeder – in plaats van de vader – vervangende toestemming om met [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] met ingang van 6 juli 2024 te verhuizen naar [plaats] ;
verleent de moeder – in plaats van de vader – vervangende toestemming om [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] met ingang van het schooljaar 2024 in te schrijven op een basisschool in (de buurt van) [plaats] ;
verklaart de vader niet-ontvankelijk ten aanzien van zijn verzoek met betrekking tot de schorsing van de uitvoerbaar bij voorraadverklaring;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, C.D.M. Lamers en H.J. Witkamp en is op 13 juli 2023 uitgesproken door mr. A.M. Bossink in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.