Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof is gebleken dat de moeder er niet meer in is geslaagd om de kinderen in te schrijven op de beoogde basisschool in [plaats] voor het nieuwe schooljaar (startend na de zomervakantie 2023), omdat de vervangende toestemming vanuit de rechtbank hiervoor niet tijdig is gekomen. De moeder heeft hierover aangegeven in het belang van de kinderen nu niet naar [plaats] te willen verhuizen en dit pas in de zomervakantie van 2024 te willen doen. Het hof ziet geen aanleiding om de beslissing op de verzoeken aan te houden voor de duur van een half jaar of een jaar, zoals de vader (subsidiair) heeft verzocht.
De moeder heeft een rechtens te respecteren belang om met haar partner, met wie zij inmiddels drie jaar een relatie heeft, in [plaats] een nieuw leven op te bouwen. De moeder heeft aangegeven dat er voldoende plek is voor de kinderen in de woning, ook als de drie kinderen van haar nieuwe partner daar aanwezig zijn. Voor het hof staat voorts vast dat het voor de partner, vanwege de uitgebreide contactregeling met zijn drie kinderen, niet mogelijk is om te verhuizen naar de regio [woonplaats] . De noodzaak voor de moeder om naar [plaats] te verhuizen staat daarmee vast. Hetgeen de vader heeft aangevoerd ten aanzien van de afhankelijkheid van de moeder van haar nieuwe partner bij het verbreken van de relatie maakt dit niet anders. Hier kan op dit moment niet op vooruit gelopen worden en bovendien geldt dit evenzeer voor de situatie waarin de partner van de moeder een huis zou kopen of huren in [woonplaats] en de moeder daar bij hem in zou trekken.
Ook heeft de moeder de verhuizing voldoende doordacht en voorbereid. Dit blijkt alleen al uit het gegeven dat de moeder in het belang van de kinderen de verhuizing met een jaar uit wil stellen. Deze periode geeft haar bovendien de gelegenheid, zoals zij zelf aangaf, om de kinderen tijdig in te schrijven op de voor hen geschikte basisschool (al dan niet speciaal onderwijs) en eventuele hulpverlening te zoeken voor de kinderen (voor zover er nog hulpverlening nodig zou zijn na de zomer in 2024). De moeder heeft hierover bovendien aangegeven met de vader in overleg te willen treden.
Voorts is van belang dat de moeder heeft aangegeven dat de contactregeling, zoals die nu loopt tussen de kinderen en de vader, in stand kan blijven. Dat betekent dat de kinderen ieder weekend van vrijdagmiddag tot maandagmorgen bij de vader zijn. Ook houdt de vader hiermee de door hem gewenste aansluiting met de basisschool. Hoewel het hof enerzijds oog heeft voor de vermindering van de mogelijkheid tot spontane contacten tussendoor, zoals de vader betoogt, wordt het bestaan daarvan in de huidige situatie door de moeder anderzijds uitdrukkelijk betwist. Dat geldt ook voor de inhoud van de verklaringen die de opa en oma (vz) over deze contacten hebben afgelegd.
Het hof heeft voorts bij de beoordeling betrokken dat de in het tussen partijen gesloten ouderschapsplan genoemde periode van drie jaar waarbinnen niet verhuisd zou mogen worden op een grotere afstand dan 15 kilometer van elkaar inmiddels verstreken is en dat voor het hof niet is komen vast te staan dat het de bedoeling is geweest van partijen die periode langer te laten voortduren dan wel dat partijen hiermee hebben bedoeld de zorgregeling die de vader met de kinderen heeft verder uit te breiden.
De jurisprudentie waar de vader naar verwijst maakt een en ander niet anders en is bovendien niet één op één vergelijkbaar met de kwestie die thans aan het hof voor ligt.
Aan de moeder zal daarom al met al de vervangende toestemming tot verhuizing met de drie kinderen in de zomervakantie van 2024 worden verleend, en wel per 6 juli 2024.