ECLI:NL:GHSHE:2023:2321

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
200.322.669_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling en bekrachtiging van de uitspraak van de rechtbank in een familierechtelijke zaak

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een verzoek van de vader om een omgangsregeling met zijn minderjarige kind, geboren in 2012. De vader, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Limburg, verzoekt om een omgangsregeling of een raadsonderzoek. De moeder verzet zich hiertegen en stelt dat omgang met de vader schadelijk zou zijn voor de ontwikkeling van het kind. De rechtbank had eerder het verzoek van de vader afgewezen, met de overweging dat het niet in het belang van het kind is om het contact met de vader te herstellen. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 6 juni 2023 zijn beide ouders en de Raad voor de Kinderbescherming gehoord. De raad adviseert om geen omgangsregeling vast te stellen, omdat er geen hechtingsrelatie tussen het kind en de vader is opgebouwd en een onderzoek door de raad te belastend zou zijn voor het kind. Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank bevestigd, waarbij het hof oordeelt dat de vader onvoldoende bewijs heeft geleverd van positieve gedragsverandering en dat het herstel van contact met de vader niet in het belang van het kind is. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 13 juli 2023
Zaaknummer : 200.322.669/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/03/306754 /F A RK 22-2419
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats vader] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.H.M. Verstraten,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats moeder] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S.C. van Heerd.
Deze zaak gaat over de minderjarige:
-
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.
De zaak in het kort:
De vader verzoekt een omgangsregeling tussen hem en de minderjarige vast te stellen, dan wel een raadsonderzoek te gelasten. De moeder is het hier niet mee eens.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 21 november 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen bij de griffie van het hof op 8 februari 2023, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen primair dat tussen de vader en [minderjarige] een omgangsregeling via een BOR-traject wordt opgestart (welk contact bij goed gevolg kan worden uitgebreid naar een onbegeleid contact), subsidiair een onderzoek door de raad wordt gelast teneinde te beoordelen of een omgangs- en informatieregeling tot de mogelijkheden behoort. Kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen bij de griffie van het hof op 24 maart 2023, heeft de moeder verzocht het hoger beroep van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 juni 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Verstraten;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Van Heerd;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
- de brief van de advocaat van de vader van 23 maart 2023, met als bijlage het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 21 november 2022.
2.5.
De advocaat van de vader heeft bij brief van 5 juni 2023 verzocht de psychiater van de vader telefonisch te laten deelnemen aan de mondelinge behandeling. Het hof heeft dit verzoek afgewezen.
2.6.
Op 9 juni 2023 heeft het hof een brief ontvangen van de advocaat van de vader, waarin is verwezen naar een bijgevoegde brief van de psychiater. Omdat het hof partijen geen toestemming heeft gegeven om na de mondelinge mondeling nog stukken in te dienen, heeft het hof de brief met bijlage van 9 juni 2023 niet in behandeling genomen.

3.De beoordeling

De feiten
3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit de relatie van partijen is [minderjarige] geboren. De relatie van partijen is in 2014 geëindigd.
3.2.
De vader heeft [minderjarige] erkend. De moeder is belast met het ouderlijk gezag. [minderjarige] woont bij de moeder en er is sinds het uiteengaan van partijen geen omgang tussen [minderjarige] en de vader.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vader om een omgangsregeling tussen hem en [minderjarige] te bepalen afgewezen, evenals het verzoek van de vader om een informatie- en consultatieregeling te treffen.
3.4.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.5.
De vader voert – samengevat – het volgende aan. De rechtbank oordeelt ten onrechte dat het niet in het belang van [minderjarige] is dat het contact met de vader wordt hersteld, ook niet via een eventuele BOR-regeling. De vader voelt zich niet gehoord en hij wordt steeds in een negatief daglicht gesteld. Hij heeft het gevoel dat hij niet de kans krijgt om aan te tonen dat hij is veranderd. De vader heeft in 2014 een behandeling ondergaan en tot op heden is hij vrijwillig onder behandeling bij de forensische behandelkliniek [kliniek 1] . Hij krijgt van hen hulp bij het contact met instanties en zij helpen hem omgaan met het gemis van zijn zoon. Ook vangt hij al enige tijd [dochter] (de dochter van partijen) op en haar dochter, zijn kleindochter. De vader neemt hierin zijn verantwoordelijkheid. Er is voldoende gebleken dat er sprake is van een gedragsverandering en de vader is bereid om mee te werken aan een begeleide omgang, zodat het contact met [minderjarige] kan worden opgestart. Het onthouden van omgang kan niet zonder nader onderzoek van de raad plaatsvinden. Dit geldt ook voor de informatie- en consultatieregeling. Een onderzoek door de raad hoeft niet (te) belastend te zijn voor [minderjarige] .
3.6.
De moeder voert – samengevat – het volgende aan. De omgang met de vader zal een ernstig nadeel opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van [minderjarige] . De situatie van [minderjarige] is anders dan die van [dochter] , mede gelet op het verschil in leeftijd. [dochter] is lange tijd een speelbal geweest tussen partijen en dit wil de moeder bij [minderjarige] voorkomen. De vader toont geenszins aan dat zijn gedrag daadwerkelijk is veranderd, dat hij daar hulpverlening voor heeft gehad en dat deze hulpverlening effectief is geweest. Er is niets veranderd ten opzichte van de eerdere beschikkingen. De vader stelt weliswaar in behandeling te zijn (geweest), maar hij legt geen informatie over. Zo lang de vader niet inziet dat hij – in overwegende mate – de oorzaak is van de problemen en hij daar niet effectief hulp voor zoekt, kan er geen contact tussen hem en [minderjarige] plaatsvinden. Het gaat immers niet om wat de vader wil, maar wat in het belang is van [minderjarige] . Dit geldt ook voor de informatie- en consultatieregeling. In het verleden is informatie over [minderjarige] door de vader gebruikt op social media. [minderjarige] is gebaat bij rust, regelmaat en veiligheid. Het gaat goed met [minderjarige] . Hij weet wie zijn vader is en hij praat hierover met de moeder op een open en normale manier. Een onderzoek door de raad heeft geen meerwaarde. Er zijn geen instanties of informanten die benaderd kunnen worden en die een ander licht op de situatie kunnen werpen. Daarbij vormt een onderzoek door de raad een belasting voor [minderjarige] en de moeder. De nadelen van een onderzoek voor [minderjarige] wegen zwaarder dan de eventuele voordelen.
Advies raad
3.7.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd geen omgangsregeling voor [minderjarige] met de vader vast te stellen. Een omgangsregeling is niet in het belang van [minderjarige] . Ook een BOR-traject of een raadsonderzoek acht de raad niet aan de orde. Door allerlei omstandigheden heeft [minderjarige] geen hechtingsrelatie met de vader kunnen opbouwen. Dat is een wezenlijk verschil met de situatie van [dochter] . De raad wijst verder op de leeftijd van [minderjarige] en de geschiedenis van partijen. Gelet op alles wat er al is gebeurd en de informatie die voorhanden is, heeft een raadsonderzoek geen meerwaarde. Daarnaast is een raadsonderzoek een te zware belasting voor [minderjarige] . Een informatieregeling vastleggen in een beschikking is te veel. Wellicht zouden de ouders via de advocaten op gezette tijden dingen kunnen bespreken. Dan zit er nog geen druk achter.
Oordeel hof
3.8.
Het hof overweegt als volgt.
3.8.1.
In artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat een kind recht heeft op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De rechter stelt op verzoek van de ouders of één van hen een omgangsregeling vast. De rechter bepaalt een regeling die haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.8.2.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen afweging en beoordeling overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat het niet in het belang is van [minderjarige] om het contact tussen hem en de vader te herstellen, ook niet via een eventuele BOR. Het hof voegt hier het volgende aan toe.
3.8.3.
De vader is in het verleden meerdere keren een procedure gestart met als doel een omgangsregeling tussen hem en [minderjarige] tot stand te brengen. Bij beschikking van 6 juli 2017 heeft het hof overwogen:
“Gelet op de problematiek van de vader ziet het hof geen heil in het starten van een nieuw omgangstraject en acht het hof onbegeleide omgang in strijd met de belangen van [minderjarige] en om die reden niet aan de orde. De rechtbank heeft het verzoek van de vader derhalve terecht afgewezen. Indien mocht blijken dat in alle redelijkheid de verwachting is gewettigd dat in de huidige situatie verandering zal komen, onder meer omdat de vader stappen heeft gezet met betrekking tot zijn eigen problematiek. kan alsdan overwogen worden of (begeleide) omgang tussen hem en [minderjarige] alsnog mogelijk is.”
Ten tijde van de beschikking van het hof van 2 juli 2020 bevond de vader zich in voorlopige hechtenis vanwege bedreigingen aan het adres van de moeder en de gecertificeerde instelling (GI). Het hof overwoog daarover:
(…) er bestaat nog geen duidelijkheid over de termijn waarop hij weer vrij
komt. De huidige omstandigheden van de vader maken dat het nu in gang zetten van een
(contactherstel met het oog op) een mogelijke omgangsregeling met de vader, in strijd is met
de zwaarwegende belangen van [minderjarige] .”
3.8.4.
Het hof is niet gebleken dat de vader stappen heeft gezet zoals hiervoor bedoeld en waaruit kan worden afgeleid dat zijn situatie mogelijk is gewijzigd. De vader heeft in deze procedure in hoger beroep alleen een brief van de Forensisch Psychiatrische Polikliniek [kliniek 2] van 22 januari 2019 overgelegd. Deze brief bevat geen recente informatie en dateert van vóór de beschikking van het hof van 2 juli 2020. De vader is daarna veroordeeld vanwege bedreigingen aan het adres van de moeder en de GI, hetgeen niet getuigt van een positieve gedragsverandering. Er zijn in hoger beroep door de vader geen andere stukken overgelegd. De vader voert weliswaar aan dat hij onder behandeling is (geweest) en dat het beter met hem gaat, maar dit heeft hij niet met verifieerbare stukken onderbouwd. Het had op de weg van de vader gelegen om informatie te verschaffen over zijn behandeling(en) en inzicht te geven in de bereikte resultaten. De advocaat van de vader heeft aan het einde van de dag voor de mondelinge behandeling bij het hof een verzoek ingediend om de psychiater van de vader telefonisch aan te mondelinge behandeling te laten deelnemen. Nog los van de omstandigheid dat het verzoek (te) laat is ingediend, kan de telefonische informatieverschaffing van een psychiater tijdens de mondelinge behandeling niet gelijk worden gesteld met een schriftelijke onderbouwing van de problematiek van de vader en zijn behandeling en waarop de wederpartij zich goed op kan voorbereiden. Alles overziende is het hof van oordeel dat er door de vader in hoger beroep onvoldoende informatie beschikbaar is gesteld om te beoordelen of het in gang zetten van een contactherstel met het oog op een mogelijke omgangsregeling met de vader in het belang is van [minderjarige] . Dit geldt ook voor de gevraagde informatie- en consultatieregeling en het verzochte raadsonderzoek.
3.9.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
3.10.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, gelet op de aard van de zaak.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 21 november 2022;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, C.D.M. Lamers en H.J. Witkamp is op 13 juli 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.