In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een verzoek van de vader om een omgangsregeling met zijn minderjarige kind, geboren in 2012. De vader, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Limburg, verzoekt om een omgangsregeling of een raadsonderzoek. De moeder verzet zich hiertegen en stelt dat omgang met de vader schadelijk zou zijn voor de ontwikkeling van het kind. De rechtbank had eerder het verzoek van de vader afgewezen, met de overweging dat het niet in het belang van het kind is om het contact met de vader te herstellen. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep op 6 juni 2023 zijn beide ouders en de Raad voor de Kinderbescherming gehoord. De raad adviseert om geen omgangsregeling vast te stellen, omdat er geen hechtingsrelatie tussen het kind en de vader is opgebouwd en een onderzoek door de raad te belastend zou zijn voor het kind. Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank bevestigd, waarbij het hof oordeelt dat de vader onvoldoende bewijs heeft geleverd van positieve gedragsverandering en dat het herstel van contact met de vader niet in het belang van het kind is. De proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.