ECLI:NL:GHSHE:2023:2319

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
200.322.140_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag van de vader in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van het gezag over een minderjarige. De moeder was in hoger beroep gegaan tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, die op 3 november 2022 had besloten het gezamenlijk gezag van beide ouders over hun 7-jarige kind te beëindigen en het gezag aan de vader alleen toe te kennen. Het hof oordeelde dat er geen sprake meer was van incidentele problemen, maar van een patroon waarin de moeder niet in staat was om de belangen van het kind boven haar eigen belangen te stellen. Het hof achtte het noodzakelijk dat de vader voortaan alleen beslissingen neemt in het belang van de minderjarige, gezien de problematiek van het kind en de onbetrouwbare communicatie tussen de ouders. De moeder had in het verleden herhaaldelijk haar toestemming geweigerd voor belangrijke beslissingen, wat leidde tot onduidelijkheid en onveiligheid voor het kind. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikking en oordeelde dat een raadsonderzoek niet nodig was, omdat het hof voldoende geïnformeerd was om een beslissing te nemen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 13 juli 2023
Zaaknummer: 200.322.140/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/385356 / FA RK 22-3854
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats moeder] ,
appellante in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.J. Bronsveld,
[de vader],
wonende te [woonplaats vader] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. E.R.T. Tromp.
Het hof merkt als informant aan:
-
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de GI (de gecertificeerde instelling).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.
In het kort
De moeder is het er niet mee eens dat de rechtbank het gezamenlijk gezag van beide ouders over de 7-jarige [minderjarige] heeft gewijzigd in éénhoofdig gezag van de vader.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 3 november 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op [geboortedatum] 2013, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat partijen belast blijven met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 28 maart 2023, heeft de vader verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep dan wel het beroep af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 juni 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] ;
  • de raad, vertegenwoordigd door de [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft verder kennisgenomen van:
  • het proces verbaal van de mondelinge behandeling bij de rechtbank van 17 oktober 2022;
  • de brief met bijlagen van de GI van 28 maart 2023.

3.3. De beoordeling

3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie is geboren:
- [minderjarige] (hierna:
[minderjarige]), op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] .
De vader heeft [minderjarige] erkend. Partijen oefenden gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit.
3.2.
Sinds de zomer van 2019 verblijft [minderjarige] bij de vader. Bij beschikking van de rechtbank van 12 oktober 2020 heeft [minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats gekregen bij de vader.
De moeder en [minderjarige] hebben één keer in de week twee uur begeleid contact met elkaar.
3.3.
[minderjarige] staat sinds 20 april 2020 onder toezicht. De ondertoezichtstelling is voor het laatst verlengd tot 20 april 2024.
Bij de rechtbank
3.4.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, op verzoek van de vader, het gezamenlijk gezag van partijen over [minderjarige] beëindigd en bepaald dat het gezag over [minderjarige] voortaan aan de vader alleen toekomt.
Bij het hof
3.5.1.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. In haar beroepschrift voert ze, kort samengevat, het volgende aan.
De motivering van de rechtbank is onvoldoende. De rechtbank verwijst weliswaar naar twee gebeurtenissen, waarbij de moeder getwijfeld heeft over het verlenen van toestemming, maar dat is onvoldoende om daaraan de conclusie te verbinden dat er voldaan is aan de wettelijke criteria. Het had op de weg gelegen van de rechtbank gelegen om een nader raadsonderzoek te gelasten. Het is van belang dat [minderjarige] ook het gevoel heeft dat de moeder is betrokken in zijn leven. Het onttrekken van het gezag aan de moeder, is de zoveelste stap in de vervreemding die plaatsvindt, lopende de ondertoezichtstelling. Daarbij is van belang dat de communicatie tussen partijen ronduit slecht is en dat de moeder altijd een informatieachterstand heeft. De informatie die wordt verstrekt, is vaak niet compleet, laat en op vragen van de moeder wordt vaak niet geantwoord. De moeder is in het kader van het EMDR-traject van [minderjarige] te kennen gegeven dat zij geen contact moest opnemen met [minderjarige] en dat er ook geen omgang zou kunnen zijn. Zij heeft direct na het afsluiten van het EMDR-traject, maar ook daarvoor al, met de GI geprobeerd in contact te komen over de status in het dossier. Het is pertinent onjuist dat de moeder onbereikbaar zou zijn geweest voor de instanties. De moeder is kritisch op de uitoefening van bepaalde gezagdragende beslissingen, maar het is zeker niet zo dat zij alles wat wordt voorgesteld, torpedeert of dat zij haar medewerking daar niet aan wenst te verlenen. De moeder heeft het gevoel dat zij nu afgestraft wordt voor vragen die zij stelt als gezagdragende ouder terwijl uit niets blijkt dat zij haar eigen belang laat prevaleren boven dat van [minderjarige] .
3.5.2.
De vader voert in het verweerschrift, kort samengevat, het volgende aan.
Gezien de problematiek van [minderjarige] moeten er voor hem meer beslissingen worden genomen dan voor een gemiddeld kind. Op diverse vlakken is de hulpverlening betrokken. Toen partijen nog gezamenlijk belast waren met het ouderlijk gezag over [minderjarige] , heeft zich regelmatig een situatie voorgedaan waarbij de moeder weigerde haar toestemming te verlenen daar waar dat wel in het belang van [minderjarige] was. Vanaf mei 2022 heeft de vader op diverse momenten contact met de moeder en haar advocaat gezocht in verband met een vakantie, maar de gevraagde toestemming hiervoor is uitgebleven. Ook de gezinsvoogd heeft getracht contact met de moeder op te nemen hierover en ontving evenmin antwoord van haar. Pas op het moment dat de gezinsvoogd heeft geïnformeerd naar de mogelijkheid om de omgang met [minderjarige] te hervatten, is een reactie van de moeder ontvangen. Eerder heeft de moeder geweigerd haar medewerking te verlenen aan de inschrijving van [minderjarige] op een gespecialiseerde BSO. Daarnaast is een procedure nodig geweest om de omgangsregeling tussen de moeder en [minderjarige] tijdelijk op te schorten in verband met traumatherapie, omdat de moeder weigerde in te stemmen met de opschorting hoewel dit werd geadviseerd door de therapeut. De vader heeft in het verleden alle informatie over [minderjarige] direct doorgeleid aan de moeder. Omdat werd geconstateerd dat vertrouwelijke rapporten over [minderjarige] , beslissingen van de rechtbank en ook vertrouwelijke correspondentie tussen de advocaten door de moeder op sociale media werden gezet, heeft de vader in overleg met de gezinsvoogd besloten de
informatieverstrekking tijdelijk op te schorten. Het standpunt van de moeder dat zij wel bereikbaar was of gereageerd heeft, is niet juist. Uit de correspondentie die gevoegd is bij het verzoekschrift valt op te maken dat de moeder ondanks meerdere verzoeken niet heeft gereageerd.
3.5.3.
Het standpunt van de GI luidt, kort samengevat, als volgt.
Het is in het belang van [minderjarige] dat de vader belast is en blijft met het eenhoofdig gezag. In de afgelopen jaren hebben zich verschillende situaties voorgedaan waarbij de moeder haar toestemming niet of laat heeft verleend. Uiteraard mag de moeder kritische vragen stellen en krijgt zij antwoorden op deze vragen, echter is in de praktijk zichtbaar geworden dat dit niet vaak leidt tot toestemming van de moeder voor besluiten die in het belang worden geacht voor [minderjarige] . [minderjarige] heeft hierdoor al meerdere malen in de wachtstand gestaan. Hij is een kwetsbare jongen met kindeigen problematiek. Hij heeft voorspelbaarheid en duidelijkheid nodig; deze komen ernstig onder druk te staan wanneer het gezag van moeder zou worden hersteld en de ouders weer samen het gezamenlijk gezag uitoefenen. Naar verwachting volgen er dan opnieuw situaties waarin de moeder haar toestemming niet verleent. Het is voor [minderjarige] noodzakelijk dat er adequaat en snel beslissingen genomen kunnen worden zodat hij krijgt wat hij nodig heeft. In de afgelopen maanden zijn weinig tot geen veranderingen opgetreden. Er is tot op heden geen sprake van een verbetering in de samenwerking en communicatie tussen de ouders onderling. Er kan pas verandering optreden wanneer er rust heerst. Op dit moment staat de juridische strijd op de voorgrond, worden afspraken niet nagekomen en ontbreekt iedere vorm van vertrouwen tussen de ouders om elkaar te vinden in de rol als ouders van [minderjarige] . De omgang tussen de moeder en [minderjarige] blijft fragiel. Kort na de uitspraak heeft op vrijdag 4 november 2022 een omgang tussen de moeder en [minderjarige] plaatsgevonden. Dit was op zich een positief verlopend contact, maar doordat de moeder de ten behoeve van [minderjarige] gemaakte omgangsafspraken niet nakwam, is de omgang daarna ook weer tijdelijk stopgezet. Nadat de afspraken opnieuw zijn besproken, is de omgang hervat.
De situatie van de moeder is helaas nog niet stabiel. Het ontbreekt de moeder tot op heden aan een vast woon- en verblijfadres, zij worstelt met haar emoties en heeft veel moeite met de beperkte rol als moeder in het leven [minderjarige] .
3.5.4.
De raad heeft op de mondelinge behandeling geadviseerd om de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het is niet handig van de moeder dat zij de gemaakte afspraken niet nakomt. Het belang van [minderjarige] moet voorop staan en niet het belang van de moeder. Voor nu is het in het belang van [minderjarige] dat de moeder niet langer het gezag over hem heeft. Dit hoeft niet voor altijd te zijn; als de moeder laat zien dat zij ander gedrag kan vertonen, is er mogelijk in de toekomst een basis voor een herstelverzoek.
Het hof overweegt het volgende.
3.6.1.
Op grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Uitgangspunt van de wet is dat het in het belang van kinderen is dat hun ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen en dat slechts in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat het belang van de kinderen vereist dat één van de ouders met het gezag wordt belast. Van die uitzondering is hier sprake.
3.6.2.
De 7-jarige [minderjarige] is een kwetsbaar kind. Hij is gediagnosticeerd met ASS-problematiek en heeft een zeer vertraagd ontwikkelingsniveau met spraak-taalachterstand. Toen [minderjarige] nog bij de moeder woonde, is zijn gezondheid ernstig in gevaar gebracht. Op [datum] 2019 is hij in het ziekenhuis opgenomen vanwege een vermoedelijke GHB-intoxicatie. [instantie] ontving zorgmeldingen over de psychische toestand van moeder en het onverklaarbare neurologische beeld van [minderjarige] . Volgens de [hulpverlening] was er bij de moeder sprake geweest van een drugspsychose en amfetamine-gebruik. Vanaf het moment dat [minderjarige] uit het ziekenhuis is ontslagen, verblijft hij bij zijn vader. [minderjarige] heeft het daar goed. De vader is in staat gebleken om voor [minderjarige] een veilige opvoedomgeving te creëren.
3.6.3.
Voor alle kinderen is het noodzakelijk, maar voor een kind met de problematiek van [minderjarige] nog meer, dat een verzorgende ouder in staat is om tijdig en onverwijld die gezagsbeslissingen te nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van het kind noodzakelijk zijn en dat de andere gezagsdragende ouder deze beslissingen vervolgens niet blokkeert. De vader is hierin teveel gehinderd toen er nog sprake was van gezamenlijk gezag; meerdere malen is hij afhankelijk geweest van rechterlijke beslissingen om in het belang van [minderjarige] beslissingen te mogen nemen. Uit het dossier is gebleken dat de moeder in ieder geval bij volgende incidenten haar ouderlijk gezag niet op een constructieve manier heeft ingezet:
- De rechtbank heeft de vader op 18 oktober 2020 vervangende toestemming verleend om [minderjarige] aan te melden bij de gespecialiseerde [opvang] . Op de mondelinge behandeling bij het hof heeft de moeder hierover verklaard dat zij dit moeilijk vond vanwege haar moedergevoel, juist omdat zij [minderjarige] al zo weinig zag. De moeder wilde niet tekenen voor de BSO, omdat zij het besef had dat zij in de uren dat [minderjarige] op de BSO zou zijn, zelf voor [minderjarige] zou kunnen en willen zorgen;
- in september 2021 liep [minderjarige] een trauma op nadat de moeder hem, zonder toestemming van vader en hulpverlening, had meegenomen en [minderjarige] uiteindelijk door de politie weer aan vader is overgedragen. Bij beschikking van 22 april 2022 heeft de rechtbank de moeder een verbod opgelegd om zes maanden geen contact te hebben met [minderjarige] in de tijd dat [minderjarige] EMDR-behandeling kreeg voor het trauma dat hij hierdoor heeft opgelopen. Het verbod van de rechter was nodig omdat de moeder weigerde in te stemmen met de opschorting van de omgang, zoals werd geadviseerd door de therapeut van [minderjarige] ;
- de rechtbank heeft de vader op 17 oktober 2022 vervangende toestemming verleend om met [minderjarige] in de herfstvakantie van 2022 naar Portugal te gaan. De moeder heeft hierover verklaard dat zij haar toestemming weigerde, omdat zij het moeilijk vond om de vader te vertrouwen, maar dat het niets te maken had met de vakantie op zich;
- tijdens een kort geding op 27 februari 2023 hebben de ouders (onder meer) met elkaar afgesproken dat de moeder alle foto’s van [minderjarige] van social media-platforms zal verwijderen op straffe van een direct opeisbare boete van € 250,- voor iedere overtreding tot een maximumbedrag van € 5.000,-. Op de mondelinge behandeling bij het hof is gebleken dat de moeder nog steeds een foto op TikTok heeft staan van haarzelf met [minderjarige] . De moeder heeft hierover verklaard dat ze het moeilijk vindt om deze foto te verwijderen, omdat het voor haar een manier is om haar liefde voor [minderjarige] te uiten.
3.6.4.
Uit het bovenstaande blijkt dat de moeder met haar gedrag en bewoordingen laat zien dat zij op momenten geen medewerking verleent aan gezagsbeslissingen met name om uitdrukking te geven aan haar eigen frustratie over het weinige contact met [minderjarige] en het gemis van [minderjarige] . Dat is vanuit haar moedergevoel begrijpelijk, maar het schaadt de belangen van [minderjarige] telkens opnieuw. Het hof wil [minderjarige] hiertegen beschermen. Als de moeder het gezag over [minderjarige] blijft houden, zal de vader haar om toestemming moeten blijven vragen voor alle belangrijke beslissingen die moeten worden genomen. Het vorenstaande laat zien dat dit al te vaak is vaak misgegaan. Het hof is van oordeel dat er geen sprake meer is van ‘incidenten’, maar van een patroon waarbij het duidelijk is dat het de moeder niet lukt de belangen van [minderjarige] te laten prevaleren boven haar eigen belangen. Gezien alles wat er is gebeurd en het feit dat de moeder nog steeds onvoldoende laat zien dat zij zich realiseert wat voor impact haar gedrag heeft op [minderjarige] , acht het hof de moeder niet meer in staat om haar ouderlijk gezag op een verantwoorde wijze uit te oefenen. Het is daarom in het belang van [minderjarige] noodzakelijk dat de vader voortaan alleen het gezag over [minderjarige] heeft. Het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.
3.6.5.
Een raadsonderzoek, zoals door de moeder is verzocht, is niet nodig. Het hof acht zich voldoende geïnformeerd om deze beslissing te kunnen nemen.
3.6.6.
Beslist wordt als volgt.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, J.C.E. Ackermans-Wijn en A.M. van Riemsdijk en is in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2023 in tegenwoordigheid van mr. D. van der Horst, griffier.