Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
Daarbij had de man in eerste aanleg gegronde redenen om ervan uit te gaan dat hij niet de biologische vader was van [minderjarige] en daarom heeft er een DNA test plaatsgevonden.
Primair stelt de man dan ook dat de ingangsdatum van de kinderalimentatie de datum van de beschikking van het hof dient te zijn. Subsidiair stelt de man zich op het standpunt dat als ingangsdatum dient te gelden de datum waarom de man ermee bekend is geworden dat hij de biologische vader van [minderjarige] is, te weten 26 januari 2022, de datum waarop de laboratoriumuitslagen bekend zijn geworden.
Nu partijen overeenstemming hebben dat voor 2023 uitgegaan kan worden van de door de man overgelegde berekening, zal het hof deze tot uitgangspunt nemen. Hieruit volgt een bijdrage die de man aan de vrouw ten behoeve van [minderjarige] dient te voldoen van € 343,- per maand. Deze berekening van de man zal het hof eveneens aan deze beschikking hechten.
6.De slotsom
7.De beslissing
- € 329,- per maand voor wat betreft de periode van 26 januari 2022 tot 1 januari 2023;
- € 343,- per maand met ingang van 1 januari 2023, voor wat betreft de nog niet verschenen termijnen bij vooruitbetaling te voldoen;