ECLI:NL:GHSHE:2023:2313

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 juli 2023
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
200.317.826_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot omgangsregeling tussen vader en minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de vader tot omgang met zijn kind, geboren in 2012. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J.D.D. Burhenne, had in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Limburg, die op 22 juli 2022 was uitgesproken, aangevochten. De rechtbank had het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling afgewezen, wat de vader niet kon accepteren. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.E.A.H. Verstraelen, verzocht de beschikking te bekrachtigen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 8 mei 2023 zijn beide partijen gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. De vader voerde aan dat het in het belang van het kind is om omgang te hebben, terwijl de moeder en de raad stelden dat er belemmeringen zijn voor contactherstel, vooral vanwege het gebrek aan zelfinzicht bij de vader en zijn voortdurende strijd met de moeder. Het hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen en kwam tot de conclusie dat het verzoek van de vader moet worden afgewezen. Het hof oordeelde dat er geen verandering is in de situatie van de vader en dat het in het belang van het kind is om geen omgangsregeling vast te stellen.

De beslissing van het hof was om de bestreden beschikking te bekrachtigen en de proceskosten te compenseren, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt het belang van het welzijn van het kind in zaken van omgangsregelingen en de noodzaak voor ouders om aan hun eigen problemen te werken voordat omgang kan worden overwogen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 13 juli 2023
Zaaknummer: 200.317.826/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/280135/FA RK 20-2558
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats vader] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. A.J.D.D. Burhenne,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats moeder] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.E.A.H. Verstraelen.
Deze zaak gaat over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 22 juli 2022, uitgesproken onder voormeld
zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 21 oktober 2022, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor zover het de afwijzing van de omgang tussen de vader en [minderjarige] betreft en om opnieuw recht te doen en in hoger beroep te bepalen dat tussen de vader en [minderjarige] een nader te bepalen omgangsregeling (al dan niet onder begeleiding in het kader van een BOR-traject) wordt vastgesteld die het hof in het belang van [minderjarige] acht. Kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 2 december 2022, heeft de moeder verzocht de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 mei 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 14 juni 2022;
  • de brief met bijlagen van de raad van 27 oktober 2022;

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Uit het huwelijk van partijen is [minderjarige] geboren. Bij beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 11 maart 2016 is het tot dan toe gezamenlijk door de ouders uitgeoefende gezag over [minderjarige] beëindigd en is de moeder alleen met het gezag over [minderjarige] belast. [minderjarige] woont bij de moeder.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vader tot het bepalen van een omgangsregeling tussen hem en [minderjarige] afgewezen en de proceskosten tussen partijen gecompenseerd in die zin dat elk van hen de eigen kosten draagt.
3.3.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De vader voert, samengevat, het volgende aan. Uitgangspunt van de wet is dat een kind recht heeft op omgang met zijn ouders. Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen wordt omgang ontzegd, maar daarvan is geen sprake. Ruim negen jaar is er geen contact geweest tussen de vader en [minderjarige] . [minderjarige] was nieuwsgierig naar haar vader en er is een start gemaakt met contactherstel via de begeleide omgangsregeling (BOR II). Dit is goed verlopen, maar helaas na twee begeleide omgangsmomenten vroegtijdig afgesloten. De vader heeft [minderjarige] tijdens de omgangsmomenten steeds buiten de ex-partnerproblematiek gehouden. Het is in het belang van [minderjarige] dat zij haar vader leert kennen nu er geen contra-indicaties voor de omgang zijn althans geen concrete ontzeggingsgronden. Opnieuw moet worden geprobeerd om tot contactherstel te komen. De vader is bereid om zich hierbij te laten begeleiden.
3.5.
De moeder voert, samengevat, het volgende aan. Hoewel de vader nu omgang wenst met [minderjarige] heeft hij de afgelopen negen jaren nooit contact met haar gezocht. De vader is niet in staat om het verleden af te sluiten en zich te richten op het leren kennen van [minderjarige] om zo op een gezonde manier een vader/dochter-band op te bouwen. Geconstateerd is dat de vader nog steeds in de ex-partnerstrijd zit, dat het hem aan enige zelfreflectie ontbreekt en de vader niets doet om eventueel met hulp daar iets aan te veranderen. De moeder staat volledig achter het rapport van de raad en de bestreden beschikking en is van mening dat omgang tussen [minderjarige] en de vader niet in het belang van [minderjarige] is. Zolang de vader vindt dat er geen probleem is en hij niets doet om te veranderen, dient de beschikking van de rechtbank te worden bekrachtigd.
3.6.
De raad adviseert als volgt. De raad zag aanvankelijk een mogelijkheid tot contactherstel tussen de vader en [minderjarige] . Inmiddels ziet de raad ook veel belemmeringen tot contactherstel, met name vanwege het ontbreken van zelfinzicht bij de vader. De vader kan onvoldoende aansluiten bij [minderjarige] en haar behoeften. De vader zit met name in de strijd met de moeder en
de familie (mz). De raad adviseert de vader om te werken aan zichzelf, maar ziet ook dat de vader daartoe niet bereid is. De raad ziet op dit moment geen mogelijkheden voor contactherstel tussen de vader en [minderjarige] en is van mening dat de omgang met de vader op dit moment niet in het belang van [minderjarige] is.
3.7.
Het hof overweegt als volgt.
3.7.1.
Ingevolge artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (BW) stelt de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast.
3.7.2.
Het hof is, evenals de rechtbank en op dezelfde gronden, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, van oordeel dat het verzoek van de vader tot de vaststelling van een omgangsregeling met [minderjarige] dient te worden afgewezen. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is uit de houding van de vader gebleken dat er nog niets is veranderd. De vader ziet niet in wat zijn eigen aandeel is in het geheel. De weerstand en verwijten vanuit de vader richting de moeder en haar familie treden nog steeds naar voren en [minderjarige] wordt door de vader hiermee zonder meer belast. Dit maakt dat het niet kan komen tot een onbelast contact van [minderjarige] met de vader. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de vader verklaard dat hij zelf geen hulp nodig heeft en dat hij die ook niet gaat zoeken. Het hof acht het op grond van het voorgaande niet in het belang van [minderjarige] om in te zetten op een nieuw (begeleid) traject tot omgang met de vader. De grieven van de vader falen en het hof zal de bestreden beschikking bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, H. van Winkel en H.M.A.W. Erven en is in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.