In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van een minderjarige, geboren in 2011. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beschikking van de rechtbank Limburg, waarin was bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader zou zijn. De moeder voerde aan dat het in het belang van de minderjarige niet wenselijk was om bij de vader te wonen, en dat er onvoldoende onderzoek was gedaan naar het perspectief van het kind. De vader, verweerder in hoger beroep, stelde dat de minderjarige bij hem wilde wonen en dat de opvoedsituatie bij hem stabieler was. Het hof heeft de argumenten van beide partijen overwogen, evenals het advies van de Raad voor de Kinderbescherming en de GI. Het hof oordeelde dat de minderjarige, die al drieënhalf jaar bij de vader woont, het meest gebaat is bij duidelijkheid over haar hoofdverblijf. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank, waarbij de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader werd vastgesteld. De beslissing is genomen in het belang van het kind, waarbij de rechter de ouderlijke verantwoordelijkheden in acht nam.