ECLI:NL:GHSHE:2023:2274

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
20-002960-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van hoger beroep inzake betrokkenheid bij drugslaboratorium met wijziging van strafmaat

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar het hof heeft de betrokkenheid van de verdachte bij een drugslaboratorium bevestigd. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, met aftrek van het voorarrest. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd wat betreft de straf en de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden.

De zaak betreft de betrokkenheid van de verdachte bij de productie van cocaïne in een professioneel drugslaboratorium dat was aangetroffen in een schuur op de locatie Oud-Vossemeer. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte als medeplichtige betrokken was bij de productie van cocaïne en dat er aanzienlijke hoeveelheden cocaïne aanwezig waren. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de maatschappij in overweging genomen bij het bepalen van de strafmaat. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de strafbare voorbereiding van de productie van cocaïne en had 1.684 gram cocaïne in zijn bezit.

Het hof heeft ook geconstateerd dat de redelijke termijn van de strafvervolging is overschreden, maar heeft besloten om dit niet te laten leiden tot een lagere straf, gezien de ernst van de feiten. De uitspraak van het hof bevestigt de noodzaak van strenge straffen voor dergelijke ernstige misdrijven, die een grote impact hebben op de samenleving.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002960-21
Uitspraak : 7 juli 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 8 december 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-152562-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit en ter zake van de eendaadse samenloop van:
- feit 1 subsidiair: m
edeplichtigheid aan medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod:
- feit 2:
medeplegen van: een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
- feit 3 primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal bevestigen met uitzondering van de op te leggen straf en in zoverre rechtdoende de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest.
Door de verdediging is vrijspraak bepleit. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis met aanvulling en verbetering van de gronden en met uitzondering van de straf.
Aanvulling op de bewijsmiddelen
De door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen worden aangevuld met het NFI-rapport “Onderzoek naar vermoedelijke cocaïneproductie in een faciliteit op de locatie [adres 2] ” van 31 maart 2020, doorgenummerde dossierpagina’s 481-522, voor zover inhoudende:

Interpretatie en classificatie van het onderzoeksmateriaal
De resultaten van het laboratoriumonderzoek passen bij materialen die worden gebruikt binnen een cocaïnewasserij. De samenstelling van bijvoorbeeld KI t/m K4 past bij het eindproduct, vrijwel zuivere cocaïne HCl, het zoutzure zout van cocaïne. De samenstelling van P21 past bij het ingangsproduct, namelijk onzuivere cocaïnebase. Daarnaast zijn er onder meer grote hoeveelheden oplosmiddelen en chemicaliën aangetroffen. De opzet van het laboratorium op de locatie Oud-Vossemeer past bij cocaïne kristallisatiefaciliteiten aangetroffen in de buitengebieden van Colombia waarbij wel de nodige aanpassingen zijn gedaan i.v.m. de Nederlandse (klimaat)omstandigheden.
De relatief hoge mate van professionaliteit van de faciliteit op de locatie Oud-Vossemeer blijkt uit bijvoorbeeld het ventilatiesysteem; niet alleen de reiniging en afvoer werd met ventilatoren geregeld maar ook de toevoer van verse lucht werd met ventilatoren gedaan.
De mogelijke dagproductie van de faciliteit op de locatie Oud-Vossemeer is te bepalen met het eerder genoemde vertrouwelijke Colombiaanse document. In dit document wordt voor de schaalgrootte een onderverdeling gemaakt in vier categorieën: (1) klein, (2) gemiddeld, (…). Gezien het vloeroppervlak van de faciliteit en de vele verschillende werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd lijken vier personen te weinig om een dergelijke faciliteit in bedrijf te houden. Daarom wordt voor de faciliteit op de locatie Oud-Vossemeer uitgegaan van één categorie hoger dan klein, namelijk gemiddeld. Daarmee zou de productiecapaciteit komen te liggen op 150-200 kilogram cocaïne per dag. Uitgaande van een cocaïneprijs van 20.000 tot 25.000 euro per kilogram ligt de maximale dagomzet dan tussen de 3 en 5 miljoen euro.
Conclusie
In een grote schuur op de locatie [adres 2] werd een professioneel opgezette faciliteit aangetroffen die was ingericht voor het verwerken en bewerken van cocaïne bevattende materialen. De faciliteit was ingericht als een cocaïne kristallisatiefaciliteit zoals vaker wordt aangetroffen in het buitengebied van Colombia, een zogenaamde 'cristalizadero'. De productiecapaciteit van de faciliteit wordt geschat op 150 tot 200 kilogram cocaïne per dag. De maximale dagomzet wordt geschat op tussen de 3 en 5 miljoen euro. In de faciliteit op de locatie [adres 2] was zichtbaar en aantoonbaar geproduceerd.
P21. 7 dubbele plastic zakken met restanten wit poeder met de geur van cocaïne en benzine, kleurreactietest positief op cocaïne FD-cocaïne base
P21-A. 1 monster poeder bij elkaar geschraapt. Het poeder bevat vnl. cocaïnebase.
P21-B. 1 zak in zijn geheel veiliggesteld voor NFI analyse (dampmonster). Het poeder bevat vnl. cocaïnebase en sporen van verbindingen die zijn te relateren aan benzine.
K1-K1A. Plastic bak met witte poederresten op een tafel naast de persmall. FD-cocaïne
HCl deze bemonsterd. Wil poeder. Bevat vnl. cocaïne hydrochloride, het zoutzure zout van cocaïne.
K2-K2A. Plastic bak met witte poederresten op een tafel naast de persmall. FD-cocaïne
HCl deze bemonsterd. Wit poeder en brokjes. Bevat vnl. cocaïne hydrochloride, het zoutzure zout van cocaïne.
[K3-K3A is door de rechtbank al opgenomen in de bewijsmiddelen]
K4-K4A. 5 magnetrons van het merk "Koenic" waarvan 3 met poederresten op het
plateau de meest linker op de tafel bemonsterd. FD- cocaïne HCl en 2 magnetrons waren wel gebruikt maar ingewikkeld in folie en niet in gebruik 2 magnetrons stonden onder de tafel 1 in piepschuim en 1 in de doos. Wit poeder en brokjes. Bevat vnl. cocaïne hydrochloride, het zoutzure zout van cocaïne.
Het in hoger beroep van de zijde van de verdachte aangevoerde verweer dat door het NFI onvoldoende is onderbouwd dat er ‘zichtbaar en aantoonbaar is geproduceerd’, vindt zijn weerlegging in de hiervoor aangehaalde passages uit het NFI-rapport.
Het verweer wordt derhalve verworpen.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
In de schuur behorend bij de door de verdachte gehuurde boerderij te Oud-Vossemeer werd een professioneel drugslaboratorium aangetroffen, met een geschatte productiecapaciteit van 150 à 200 kilogram cocaïne per dag. De verdachte was als medeplichtige betrokken bij de productie van cocaïne, heeft zich als medepleger schuldig gemaakt aan betrokkenheid bij de strafbare voorbereiding van de productie van cocaïne en heeft als medepleger 1.684 gram
van een materiaal bevattende cocaïne aanwezig gehad. Een harddrug als cocaïne brengt de gezondheid van gebruikers over het algemeen grote schade toe, terwijl verslaafde gebruikers niet zelden hun toevlucht nemen tot criminaliteit om hun verslaving te kunnen bekostigen. Feiten als deze worden gepleegd vanwege de enorme financiële winsten die ermee behaald kunnen worden. Deze leiden echter ook tot andere, vaak ernstige vormen van gewelddadige criminaliteit die een ontwrichtende werking hebben. Daarmee hebben feiten zoals die door de verdachte zijn begaan een grote negatieve impact op de maatschappij. Over het algemeen passen daar hoge straffen bij.
Het vorenstaande volgt ook uit de straffen die zijn opgenomen in de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden, en bij straffen die door dit hof in gevallen vergelijkbaar met het onderhavige worden opgelegd. Daarbij is voor het enkele aanwezig hebben van 1.500-2.000 gram harddrugs het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden. Het aan de verdachte te maken verwijt is evenwel gelet op de zeer grote capaciteit van het drugslab veel groter dan het enkele aanwezig hebben van die hoeveelheid.
Naar het oordeel van het hof kan dan ook, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Gelet op de ernst van de feiten en de rol van de verdachte daarbij, is het hof van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden in beginsel passend is. In de door de verdediging aangevoerde persoonlijke omstandigheden ziet het hof gelet op de ernst van het feit en de proceshouding van de verdachte geen reden om daarvan af te wijken.
Vastgesteld kan worden dat bij de strafvervolging van verdachte in eerste aanleg de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, is geschonden. Vanaf het moment van inverzekeringstelling op 26 juni 2019 tot aan het vonnis van de rechtbank op 8 december 2021 zijn ruim 2 jaren en 5 maanden verstreken, hetgeen een overschrijding van de redelijke termijn met ruim 5 maanden oplevert.
Doordat het hof evenwel in hoger beroep de behandeling van de zaak voortvarend ter hand heeft genomen, is de totale termijn tussen de inverzekeringstelling op 26 juni 2019 en het arrest van dit hof net iets meer dan vier jaren, waarmee de eerder genoemde overschrijding in hoger beroep vrijwel is gecompenseerd. Om die reden, alsmede gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, zal het hof volstaan met de enkele constatering dat van een schending van de redelijke termijn sprake is geweest.
Alles overziend zal het hof de verdachte veroordelen tot de door de advocaat-generaal gevorderde, als passend voorkomende straf.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigthet vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveeltdat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.

Aldus gewezen door:
mr. A.J. Henzen, voorzitter,
mr. W.E.C.A. Valkenburg en mr. G.C. Bos, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.J. Gras, griffier,
en op 7 juli 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.