ECLI:NL:GHSHE:2023:227

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
200.303.750_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de afwijzing van de wijziging van bewindvoerder en mentor in een familiezorgzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van verzoeken van de moeder om haar te benoemen tot bewindvoerder en mentor over de rechthebbende. De moeder was eerder benoemd tot bewindvoerder en mentor, maar werd in 2019 ontslagen door de kantonrechter van de rechtbank Limburg. De moeder heeft in hoger beroep de beschikkingen van de rechtbank Oost-Brabant van 6 september 2021 aangevochten, waarin haar verzoeken tot ontslag van de huidige bewindvoerder en mentor werden afgewezen. Het hof heeft vastgesteld dat er geen gewichtige redenen zijn om de huidige bewindvoerder en mentor te ontslaan. De rechthebbende ontvangt een uitkering en er zijn betalingsregelingen getroffen voor zijn schulden. Het hof heeft ook de zorgen van de WMO-consulent van de gemeente over de rol van de moeder als mentor in overweging genomen, waarbij werd gewezen op eerdere problemen in de zorg voor de rechthebbende. Het hof heeft uiteindelijk de verzoeken van de moeder afgewezen en de eerdere beschikkingen bekrachtigd, waarbij de proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 26 januari 2023
Zaaknummer: 200.303.750/01
Zaaknummers eerste aanleg: 9289704 TD VERZ 21-881 (meerderjarigenbewind) en 9289742 TD VERZ 21-882 (mentorschap)
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.M. Diesfeldt.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
[de rechthebbende],
thans verblijvende in de PI te [plaats] ,
hierna te noemen: de rechthebbende,
[B.V.] B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
hierna ook te noemen: de bewindvoerder en de mentor,
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
[de broer],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de broer.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Oost-Brabant van 6 september 2021, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 12 december 2021, heeft de moeder het hof verzocht voormelde beschikkingen te vernietigen en alsnog rechtdoende haar te benoemen tot bewindvoerder en mentor over de rechthebbende, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht. Kosten rechtens.
2.2.
Bij brief van 22 februari 2022, ingekomen ter griffie op 24 februari 2022 heeft [B.V.] B.V. geconcludeerd tot afwijzing van het hoger beroep van de moeder. Bij emailbericht van 17 oktober 2022 heeft [B.V.] B.V. het hof laten weten niets toe te voegen te hebben aan de brief van 22 februari 2022 en niet ter zitting van 20 december 2022 te zullen verschijnen.
2.3.
De eerste mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 juni 2022.
Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Diesfeldt;
  • namens [B.V.] BV: mevrouw [betrokkene] .
2.3.1.
De mondelinge behandeling is aangehouden in verband met het feit dat de rechthebbende niet gehoord kon worden.
2.4.
De voortgezette mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 december 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Diesfeldt;
- de rechthebbende (door middel van een videobelverbinding met de Penitentiaire Inrichting te [plaats] ).
2.4.1.
Namens [B.V.] B.V. is, met bericht van verhindering van 17 oktober 2022, geen vertegenwoordiger verschenen. De vader is, met (telefonisch) bericht van verhindering van 20 december 2022, niet verschenen. De broer is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter mondelinge behandeling verschenen.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 7 januari 2022;
  • het emailbericht van [B.V.] B.V. d.d. 1 november 2022 met als bijlage een brief van 26 oktober 2022 van de WMO-consulent van de gemeente [gemeente] (de heer [WMO-consulent] ).
2.6.
Zoals reeds ter voortgezette mondelinge behandeling is besproken slaat het hof geen acht op de door de moeder rechtstreeks aan het hof toegezonden stukken. Het hof wijst er op dat er bij het hof via advocaten wordt geprocedeerd en dat stukken door of via de advocaat van de moeder aan het hof hadden moeten worden toegezonden. Dit is niet gebeurd.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 22 december 2017 heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg met ingang van 1 januari 2018 over de goederen die [de rechthebbende] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren bewind ingesteld en ten behoeve van [de rechthebbende] een mentorschap ingesteld, met benoeming van de moeder tot bewindvoerder en mentor.
3.2.
Bij beschikking van 19 februari 2019 heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg met ingang van diezelfde datum de moeder als bewindvoerder en mentor ontslagen wegens gewichtige redenen onder gelijktijdige benoeming van [vennoot] , vennoot van [kantoor] (de voorganger van [B.V.] B.V.), tot bewindvoerder en tot mentor.
3.3.
Bij beschikking van 8 mei 2019 heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg het bewind over de goederen van rechthebbende opgeheven met ingang van 16 mei 2019.
3.4.
Bij beschikking van 11 maart 2021 heeft de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant opnieuw een bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van de rechthebbende. Daarbij is [B.V.] B.V. benoemd tot bewindvoerder.
3.5.
Bij de bestreden beschikkingen heeft de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant de verzoeken van de moeder tot ontslag van de bewindvoerder en de mentor en tot benoeming van haar als opvolgend bewindvoerder en mentor, afgewezen.
3.6.
De moeder kan zich met deze beslissingen niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.7.
De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de (voortgezette) mondelinge behandeling, - samengevat - het navolgende aan.
In de eerste plaats heeft de kantonrechter volgens haar ten onrechte geoordeeld dat er geen gewichtige redenen zijn om het ontslag van de bewindvoerder te verzoeken. Die redenen zijn er naar de mening van de moeder wel. Ondanks dat het bewind al een tijdje loopt is er geen geld beschikbaar voor de rechthebbende. Het is de moeder die voor hem heeft gezorgd en desondanks lopen de schulden van de rechthebbende op of blijven deze onbetaald. Verder krijgt hij geen inzage in de inkomsten en uitgaven, hoewel hij daar wel om heeft verzocht. De moeder maakt zich bovendien grote zorgen over hoe het nu verder moet wanneer de rechthebbende op 28 december 2022 uit detentie komt.
Daarnaast heeft de kantonrechter de rechthebbende ten onrechte niet als rechthebbende gehoord over het bewind en mentorschap door [B.V.] BV. Het is volgens de moeder de wens van de rechthebbende dat zij als bewindvoerder en als mentor wordt aangesteld.
3.8.
Namens [B.V.] B.V. zijn de grieven van de moeder gemotiveerd betwist. Volgens [B.V.] B.V. ontvangt de rechthebbende een uitkering naar de norm voor een alleenstaande in een inrichting. De ruimte in zijn budgetplan is echter beperkt; er is per week een bedrag van € 15,-- beschikbaar voor de rechthebbende in de vorm van leefgeld.
Verder zijn de schulden in kaart gebracht en zijn er betalingsregelingen getroffen. De mentor heeft de rechthebbende meerdere keren bezocht en zij had de indruk dat hij geen vragen heeft over de financiën anders dan verzoeken / aanvragen voor extra geld. De rechthebbende is op 11 maart 2021 door de kantonrechter telefonisch gehoord. Hij gaf toen aan dat hij [B.V.] BV als bewindvoerder wilde hebben. De bewindvoerder en de mentor menen dat de rechthebbende sterk door de moeder wordt beïnvloed.
3.9.
De rechthebbende heeft tijdens de voortgezette mondelinge behandeling desgevraagd verklaard dat hij er de voorkeur aan geeft dat een bekend iemand voor hem als bewindvoerder en mentor optreedt. Hij heeft dan minder het idee dat hij vast zit aan een systeem. Het liefst wil hij afstand nemen van het bewind en het mentorschap. De gedachte dat hij aan iemand geld moet vragen vindt hij vervelend. Zijn vader heeft werk geregeld voor hem zodra hij uit detentie komt. Zo kan hij zijn schulden betalen. Hij begrijpt niet waarom de moeder niet als bewindvoerder kan worden benoemd, temeer nu volgens hem de bewindvoerder zijn schulden laat oplopen.
3.10.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.10.1.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 respectievelijk artikel 1:461 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de bewindvoerder respectievelijk de mentor door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder respectievelijk mentor te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder respectievelijk medementor of degene die gerechtigd is onderbewindstelling respectievelijk mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid respectievelijk artikel 1:451, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.10.2.
Het hof is op grond van de stukken en het besprokene op de mondelinge behandeling in hoger beroep van oordeel dat de rechtbank in de bestreden beschikkingen terecht heeft geoordeeld dat geen sprake is van gewichtige redenen om de huidige bewindvoerder en mentor als bewindvoerder en mentor te ontslaan.
Het hof overweegt daartoe dat ook uit de stukken die in hoger beroep zijn overgelegd en hetgeen ter mondelinge behandeling is besproken, niet blijkt dat er sprake is van gewichtige redenen zoals de moeder stelt. Daarbij komt dat [B.V.] BV de grieven van de moeder gemotiveerd heeft betwist. Het hof is van oordeel dat in de huidige situatie, anders dan de moeder stelt, de belangen van de rechthebbende voldoende zijn gewaarborgd: hij ontvangt weekgeld, de schulden worden afgelost en er is een budgetplan opgesteld. Ook blijkt dat de bewindvoerder de emailberichten van de rechthebbende heeft beantwoord, hetgeen door de rechthebbende ter mondelinge behandeling van het hof overigens is erkend. Daarbij komt dat de stelling van de moeder en de rechthebbende ter voortgezette mondelinge behandeling dat de schulden van de rechthebbende zijn opgelopen niet nader onderbouwd is met stukken.
3.10.3.
Tot slot hecht het hof - ten aanzien van het mentorschap - waarde aan de inhoud van de brief van de WMO-consulent van de gemeente [gemeente] d.d. 26 oktober 2022 gericht aan de huidige mentor. De WMO-consulent geeft daarin aan dat de moeder in het verleden heeft laten zien niet goed in staat te zijn de belangen van de rechthebbende adequaat te behartigen. De WMO-consulent voorziet dan ook, zodra de rechthebbende terugkeert in de gemeente [gemeente] zonder een goed mentorschap, gezondheidsrisico’s voor de rechthebbende, maatschappelijke achteruitgang en een risico op maatschappelijke onrust binnen de gemeente [gemeente] . In de jaren 2017-2019 heeft de moeder meerdere keren het herstelproces van de rechthebbende verstoord en/of belemmerd door het onthouden van de benodigde ggz-behandeling, het niet aanleveren van benodigde documenten voor de aanvraag van een bijstandsuitkering met financiële problemen tot gevolg, het ontkennen van geestesziekte en het bereikte behandelresultaat en het weghouden van betrokkene bij zijn steunende netwerk, aldus de WMO-consulent.
Het hof begrijpt dat de gemeente [gemeente] in het kader van de nazorg de rechthebbende zo goed als mogelijk zal proberen op te vangen na zijn periode van detentie en dat zij vreest dat het aanstellen van de moeder als mentor dit proces zal bemoeilijken, met alle gevolgen van dien. [B.V.] B.V. is onderdeel van de zorgketen en streeft hetzelfde doel na, namelijk passende ondersteuning voor de rechthebbende na detentie. Namens de gemeente wordt derhalve verzocht om de huidige mentor niet te ontslaan. Het hof is van oordeel dat de opvatting van de gemeente hierin moet worden gevolgd.
3.10.4.
Al het voorgaande leidt er toe dat het hof de verzoeken van de moeder zal afwijzen.
3.11.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikkingen waarvan beroep (met zaaknummer 9289704 TD VERZ 21-881 en zaaknummer 9289742 TD VERZ 21-882) bekrachtigen.
Proceskosten
3.12.
Gezien de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikkingen van de rechtbank Oost-Brabant van 6 september 2021, bekend onder zaaknummer 9289704 TD VERZ 21-881 (meerderjarigenbewind) en zaaknummer 9289742 TD VERZ 21-882 (mentorschap);
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt
;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, A.J.F. Manders, P.M.M. Mostermans en is in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.