ECLI:NL:GHSHE:2023:2262

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 juni 2023
Publicatiedatum
11 juli 2023
Zaaknummer
20-002242-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling en vernieling van politievoertuig

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling en vernieling, met een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een zwaardere straf vroeg. De verdachte ontkende de mishandeling, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor dit feit, wat leidde tot vrijspraak voor de mishandeling. Echter, het hof achtte de vernieling van een ruit van een politievoertuig wel bewezen. De verdachte had deze vernieling gepleegd op 21 mei 2022 in Tilburg. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,00 en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken. Daarnaast is een taakstraf van 60 uren opgelegd in plaats van de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gewijzigde levensstijl en het feit dat hij gestopt is met alcoholgebruik. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die ten tijde van de feiten van toepassing waren.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002242-22
Uitspraak : 26 juni 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 20 september 2022, parketnummer 02-126069-22 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 02-257583-21, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep, is de verdachte terzake – kort gezegd – mishandeling (feit 1) en vernieling (feit 2) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Tevens is, in plaats van de tenuitvoerlegging van een gedeelte van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf onder parketnummer 02-257583-21, te weten voor de duur van 2 weken, een taakstraf gelast voor de duur van 60 uren subsidiair 14 dagen hechtenis.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, bewezen zal verklaren hetgeen onder 1 (mishandeling door te slaan én schoppen) en onder 2 ten laste is gelegd en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, en met omzetting van een gedeelte van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, te weten 2 weken, in een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 14 dagen hechtenis.
Namens verdachte is vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit, is geen verweer gevoerd ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde en is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 mei 2022 te Tilburg, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] een of meerdere malen
- met kracht te stompen en/of te slaan tegen het oor en/of het gezicht en/of het lichaam en/of - met kracht te schoppen en/of te trappen tegen het been en/of de knie en/of het lichaam;
2.
hij op of omstreeks 21 mei 2022 te Tilburg, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een politievoertuig, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de Nationale Politie, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak feit 1
Met de advocaat-generaal is het hof, anders dan de raadsman, van oordeel dat ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde is voldaan aan het door de wet gestelde minimum aan bewijs, gelet op de aangifte van [slachtoffer] (pag. 13 en 15), het proces-verbaal bevindingen (pag. 17) en het aanvullend proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 juni 2022, met bijlage (foto).
Met betrekking tot de vraag of ook gesproken kan worden van voldoende overtuigend bewijs overweegt het hof het volgende.
De verdachte heeft ontkend de ten laste gelegde mishandeling van zijn ex te hebben gepleegd. Hij heeft verklaard dat hij en aangeefster seks hadden, dat hij gebeld werd door een ander meisje en dat aangeefster toen is doorgedraaid en hem begon te slaan en schoppen. De verdachte stelt dat hij aangeefster niet bewust heeft geslagen en geschopt, maar in de worsteling die was ontstaan, enkel heeft afgeweerd.
Gelet op de stellige en consistente ontkenning van de verdachte, hetgeen hij heeft aangevoerd en de indruk die het hof ter terechtzitting van de verdachte heeft bekomen, is bij het hof twijfel blijven bestaan of de verdachte de tenlastegelegde mishandeling heeft begaan. Dit twijfel dient in het voordeel van de verdachte te leiden tot een vrijspraak van het tenlastegelegde onder 1.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 mei 2022 te Tilburg, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een politievoertuig, die aan de Nationale Politie toebehoorde, heeft vernield.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
Het hof volstaat op de voet van het bepaalde in artikel 359 lid 3 Wetboek van Strafvordering met de opgave van de bewijsmiddelen, aangezien de verdachte het bewezen verklaarde onder 2 heeft bekend en er geen vrijspraak is bepleit.
  • Het proces-verbaal van aangifte d.d. 21 mei 2022 (pg. 4-5), inhoudende de
  • De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 12 juni 2023, inhoudende de
Alle genoemde bewijsmiddelen worden gebruikt voor zover deze het bewezenverklaarde ondersteunen.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Door de verdediging is een straftoemetingsverweer gevoerd en is gesteld dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in positieve zin zijn gewijzigd. De verdachte heeft een eigen woning, heeft als ZZP-er een eigen onderneming en heeft een relatie. Er is reclasseringstoezicht opgelegd in een andere strafzaak en er is begeleiding vanuit Rimazorg. Bovendien is de verdachte gestopt met het drinken van alcohol. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou deze ontwikkeling doorkruisen. Bepleit wordt de verdachte een geheel voorwaardelijke straf op te leggen en een geldboete als het hof alleen feit 2 bewezen verklaart.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijke strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich bij zijn aanhouding, nadat hij in een politiebus was geplaatst, schuldig gemaakt aan vernieling van een van de ruiten van de politiebus, door daartegen aan te trappen. Dit gedrag van de verdachte getuigt niet alleen van een gebrek aan respect voor overheidseigendommen maar door deze vernieling was de bus niet meer inzetbaar voor (bijvoorbeeld) het vervoer van arrestanten. De actie van verdachte levert daardoor ook een inzetbelemmering voor de politie op. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 april 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder meermalen onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld. Daaronder bevinden zich veroordelingen ter zake van soortgelijke feiten. Het hof heeft gelet op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Voorts heeft het hof gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 17 mei 2023, dat is opgemaakt in de strafzaak tegen de verdachte onder parketnummer 02-138285-22, maar ook in de onderhavige zaak is ingebracht. Hieruit volgt dat de verdachte vaak grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond en geweld heeft gepleegd. De verstandelijke beperking van de verdachte en zijn overmatig alcoholgebruik leverden een explosieve mix op met als gevolg gewelddadige confrontaties met andere personen en de politie in het bijzonder. Maar de verdachte lijkt een andere levensstijl te hebben aangenomen waarin er geen sprake meer is van alcoholgebruik.
Het hof heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten (LOVS-oriëntatiepunten), dienende als handreiking voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid ten aanzien van een vernieling. De LOVS-oriëntatiepunten hanteren als uitgangspunt bij een vernieling een geldboete ter hoogte van € 500,00. Gelet hierop alsmede gelet op de recidive, is het hof van oordeel dat een geldboete van € 1.000,00 passend en geboden is.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Daarin ziet het hof aanleiding om de betaling van de geldboete in termijnen toe te staan als na te melden.
Ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd dat de verdachte thans een andere levensstijl lijkt te hebben aangenomen en zijn leven meer op de rit heeft waarbij hij op intensieve wijze ondersteund wordt door een begeleider van Rimazorg. Deze voorzichtig positieve ontwikkeling is echter nog pril. Om de verdachte te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen en gelet op de ernst en aard van het feit, ziet het hof aanleiding om naast voornoemde geldboete een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken op te leggen.
Vordering tot tenuitvoerlegging
Het hof is ten aanzien van de vordering van het openbaar ministerie te Zeeland-West-Brabant van 21 mei 2022, tot tenuitvoerlegging van het bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Zeeland-West-Brabant van 24 december 2021 onder parketnummer 02-257583-21 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, van oordeel, dat – nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan strafbaar handelen heeft schuldig gemaakt – een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke straf op zijn plaats is.
Echter, op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf te geven, een taakstraf gelasten voor het hierna te vermelden aantal uren.
Het hof ziet aldus geen aanleiding om de proeftijd te verlengen als door de raadsman is verzocht. Verdachte wist dat hij in een proeftijd liep en is desondanks doorgegaan met het plegen van een strafbaar feit.
Door de raadsman is ter terechtzitting in hoger beroep nog aangevoerd dat in een andere strafzaak tegen de verdachte, die recentelijk door de rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld (op 1 juni 2023), dezelfde vordering tot tenuitvoerlegging onder voornoemd parketnummer aan de orde is geweest. Het hof is echter van oordeel dat, nu in de door de raadsman genoemde zaak nog geen onherroepelijke uitspraak is gedaan, dit aan een beslissing van het hof op de vordering in de onderhavige zaak, niet in de weg staat. Bij de executie van de taakstraf zal, in geval van twee beslissingen op dezelfde vordering, daarmee rekening worden gehouden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a, 24c, 63 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat het totaal van de
geldboetesmag worden voldaan in
10 (tien) termijnenvan
1 maand, elke termijn groot
€ 100,00 (honderd euro).
Gelast in plaats van de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 24 december 2021 met parketnummer 02-257583-21, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
14 (veertien) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door:
mr. J.F. Dekking, voorzitter,
mr. K.J. van Dijk en mr. Y. van Setten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van der Velden, griffier,
en op 26 juni 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. Y. van Setten is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De paginanummers die in de bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, District Hart van Brabant, Basisteam Tilburg-Centrum, dossiernummer PL2000-2022130100, afgesloten d.d. 22 mei 2022, aantal doorgenummerde pagina’s: 40.