Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/305534 / HA ZA 22-242)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met grieven met producties 1 t/m 5;
- de memorie van antwoord met producties 25 t/m 28;
- het journaalbericht van de advocaat van de man met producties 7 t/m 13 (de man heeft geen productie 6 ingediend);
- de mondelinge behandeling van 14 juni 2023, waarbij partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd.
3.De beoordeling
vrouwheeft in eerste aanleg, samengevat en voor zover in hoger beroep van belang, gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, bij wijze van voorlopige voorziening op grond van art. 223 Rv:
manheeft verweer gevoerd.
manheeft tijdig hoger beroep ingesteld. Hij heeft als volgt geconcludeerd:
manheeft hiertoe zes grieven aangevoerd. De grieven 1 t/m 5 keren zich tegen de toewijzing door de rechtbank van de vordering van de vrouw tot schorsing van de executie van een aantal (executoriale) beslagen. Grief 6 gaat over de proceskostenveroordeling.
vrouwheeft de grieven weersproken. Zij concludeert tot afwijzing van de grieven van de man en tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met veroordeling van de man in de kosten van deze procedure, nog te vermeerderen met de nakosten.
hofzal de grieven per onderwerp behandelen.
manvoert, zoals aangevuld ter mondelinge behandeling, kort samengevat, aan dat de door de rechtbank gemaakte belangenafweging onjuist is. Zijn belang bij het voortzetten van de executie dient zwaarder te wegen dan het belang van de vrouw bij het achterwege blijven van de tenuitvoerlegging van de notariële akte. Hij heeft aanzienlijke geldsommen geleend aan de vrouw en die gelden moeten worden terugbetaald. Een schorsing van de executie leidt, gelet op de inflatie, tot een waardevermindering en daarmee tot schade. Hij heeft forse financieringslasten en heeft liquiditeiten nodig om aan zijn financiële verplichtingen te kunnen voldoen. Het door de vrouw gestelde belang dat zij door het loonbeslag sterk wordt beperkt in haar financiële mogelijkheden, is geen rechtens relevant belang voor het achterwege laten van de executie. Zij ontvangt iedere maand een inkomen conform de voor haar geldende beslagvrije voet. Dit moet haar voldoende waarborg geven voor een fatsoenlijk bestaan. Dat de vrouw hoge uitgaven heeft, voor zover al juist, dient voor haar eigen rekening en risico te komen. Het is haar eigen keus geweest om met de wetenschap van haar betalingsverplichtingen jegens de man een baan in loondienst te aanvaarden met een substantieel lager inkomen, dan het inkomen dat zij voorheen genoot met haar eigen onderneming. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat zij een woning heeft betrokken met hoge huurlasten.
vrouwheeft verweer gevoerd. Zij is het eens met de beslissing van de rechtbank. De vraag in deze procedure ziet op de rechtmatigheid om tot executie over te gaan. In
hofoverweegt als volgt.
mandat de rechtbank in het bestreden vonnis ten onrechte kostencompensatie heeft toegepast en vordert hij veroordeling van de vrouw in proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep. Hij stelt, kort gezegd, dat het enkele feit dat partijen samenlevers zijn geweest een “te smalle basis” is om de proceskosten te compenseren, te meer daar de schorsing van de executie door de vrouw ten onrechte is verzocht.
vrouwvoert hiertegen het volgende aan. Beide partijen hebben (proces)kosten gemaakt in de onderhavige procedure. Aangezien er nog geen definitief oordeel is gegeven over de rechtsgeldigheid van de notariële akte en daarmee de executiebevoegdheid, dienen de kosten van deze procedure naar redelijkheid door beide partijen te worden gedragen. Daarenboven is niet gesteld dat de vrouw misbruik van procesrecht heeft gemaakt of een onrechtmatige procedure aanhangig heeft gemaakt, hetgeen een volledige proceskostenveroordeling mogelijk zou rechtvaardigen.
hofoverweegt als volgt.