[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het onder 1, 2 en 3 primair tenlastegelegde en ter zake van het onder 3 subsidiair tenlastegelegde, gekwalificeerd als verduistering, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, met aftrek van voorarrest. De benadeelde partij [benadeelde 1] is door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding. Voorts is beslist ten aanzien van inbeslaggenomen voorwerpen en is de tenuitvoerlegging gelast van de eerder onder parketnummers 02-217460-18 en 03-080061-19 voorwaardelijk opgelegde straffen.
Namens de verdachte is beperkt hoger beroep ingesteld tegen de veroordeling voor feit 3. De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis eveneens hoger beroep ingesteld. Blijkens de appelschriftuur is dat hoger beroep gericht tegen de vrijspraken van feiten 1 en 2.
Omvang van het hoger beroep
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van haar vordering tot schadevergoeding. Zoals hiervoor vermeld, is zij door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. Dit heeft tot gevolg dat de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] in hoger beroep niet meer aan de orde is.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van het onder 3 primair tenlastegelegde en ter zake van het onder 1, 2 en 3 subsidiair tenlastegelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 33 maanden, met aftrek van voorarrest en met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] tot een bedrag van € 750,00. Voorts heeft de advocaat-generaal de tenuitvoerlegging geëist van de eerder onder parketnummers 02-217460-18 en 03-080061-19 voorwaardelijk opgelegde straffen. Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het inbeslaggenomen mes verbeurd zal worden verklaard en de overige inbeslaggenomen voorwerpen zullen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende(n).
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof met betrekking tot de feiten 1 en 3 (subsidiair). Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman vrijspraak bepleit. Ook wat betreft de tenuitvoerlegging van de eerder onder parketnummers 02-217460-18 en
03-080061-19 voorwaardelijk opgelegde straffen en de vordering van de advocaat-generaal tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Tot slot is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 februari 2021 te Geleen, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, ongeveer € 150,-, in elk geval een hoeveelheid geld, die/dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijf 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een mes tegen die [benadeelde 1] te drukken althans door een mes te tonen aan die [benadeelde 1] en (daarbij) tegen die [benadeelde 1] te zeggen: "Maak de kassa open" en/of "Ik geef je drie tellen anders steek ik jou", althans woorden van gelijke aard of strekking
en/of
door die [benadeelde 2] vast te pakken en/of een mes tegen die [benadeelde 2] te drukken althans door een mes te tonen aan die [benadeelde 2] en (daarbij) tegen die [benadeelde 2] te zeggen: "Maak de kassa open of ik steek je", althans woorden van gelijke aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 2 februari 2021 te Elsloo, in elk geval in de gemeente Stein, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 3] heeft gedwongen tot de afgifte van € 168,72, in elk geval een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [bedrijf 2] toebehoorde, door met een mes te wijzen in de richting van die [benadeelde 3] althans door een mes te tonen aan die [benadeelde 3] en (daarbij) te zeggen: "Kassa open, nu" en/of "Ik wil het geld uit de lade hebben" en/of "Geef me al het geld nu", althans woorden van gelijke aard of strekking;
3.
hij in of omstreeks de periode van 2 februari 2021 tot en met 5 februari 2021 te Geleen, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, een wasmachine (merk Zanussi), een televisie (merk Salora) en een magnetron (merk Inventum), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijf 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 2 februari 2021 tot en met 5 februari 2021 te Geleen, in elk geval in de gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk een wasmachine (merk Zanussi), een televisie (merk Salora) en een magnetron (merk Inventum), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als degene die voornoemd(e) goed(eren) in bruikleen had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het onder 2 en het onder 3 primair tenlastegelegde
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan. Het overweegt daartoe als volgt.
[benadeelde 3] heeft aangifte gedaan van diefstal met geweld. Zij was aan het werk bij het [bedrijf 2] aan [adres 1] . Nadat zij richting de kassa liep om een klant te helpen, zag ze dat deze klant, een man, een mes trok. Zij hoorde dat de man op een gehaaste toon zei: “'Kassa open nu!''. Toen de kassa eenmaal geopend was heeft zij het briefgeld en wat kleingeld in zijn tas gegooid. Zij omschrijft de man als volgt:
- Ongeveer 175 centimeter
Het mes omschrijft zij als een keukenmes van ongeveer 30 centimeter met een wit handvat.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat een jongeman, geheel gekleed in het zwart, capuchon op zijn hoofd en een zwart mondmasker voor, de winkel binnenliep. Vervolgens
bedreigde hij de kassière met een mes en dwong haar tot afgifte van de inhoud van de
kassa. De kassière moest het geld in een plastic zak stoppen die de overvaller had
meegenomen. Daarna is de overvaller de winkel uitgerend.
Van deze overval zijn camerabeelden beschikbaar die onderdeel uitmaken van het dossier.
De persoon die te zien is op de camerabeelden die op 2 februari 2021 bij het filiaal van [bedrijf 2] was volledig in het zwart gekleed en droeg een zwarte jas, zwarte broek, zwarte pet, zwarte capuchon en een zwart niet-medisch mondkapje. Te zien is dat de overvaller een plastic tas met opdruk in zijn hand droeg.
Op de camerabeelden, gemaakt in het flatgebouw waar de verdachte woonde, welke camerabeelden eveneens onderdeel uitmaken van het dossier, is onder meer te zien dat de verdachte vanaf de galerij naar de lifthal loopt met een gevulde plastic draagzak van supermarkt [winkelketen] in zijn handen. Ook is daarop te zien dat de verdachte een zwarte jas draagt.
Voorts is in het dossier gerelateerd dat de mobiele telefoon, in gebruik bij de verdachte, op 2 februari 2021 tussen 13:48:52 uur en 13:52:23 uur, dat is kort na de overval, zich bevond in het bereik van de KPN zendcell 35118, welke zendcell een van de cellen met de beste condities is om vanaf [adres 1] , dat is de locatie van het filiaal van het [bedrijf 2] , een verbinding op te bouwen.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat op grond van bovenstaande het bewijs desondanks tekortschiet en dat niet buiten gerede twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte degene is geweest die op 2 februari 2021 het [bedrijf 2] heeft overvallen. De omstandigheid dat bij deze overval door een getuige wordt benoemd dat het door de overvaller gehanteerde mes een wit handvat heeft en de dag erna (zie hierna: feit 1) eveneens gebruik is gemaakt van een mes, waarvan (een deel) van het handvat wit was, is eveneens onvoldoende. Immers is geen sprake van een zodanige gelijkenis dat gesproken kan worden van een zogeheten zelfde ‘modus operandi’. Ook het feit dat de mobiele telefoon van de verdachte kort na de overval aanstraalde op de zendmast bij het [bedrijf 2] is onvoldoende (aanvullend) bewijs. Een en ander dient te leiden tot vrijspraak van de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde.
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 primair tenlastegelegde.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 3 februari 2021 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen, ongeveer € 150,-, die toebehoorde aan [bedrijf 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door een mes tegen die [benadeelde 1] te drukken en (daarbij) tegen die [benadeelde 1] te zeggen: "Maak de kassa open" en "Ik geef je drie tellen anders steek ik jou", althans woorden van gelijke aard of strekking
en door die [benadeelde 2] vast te pakken en een door een mes te tonen aan die [benadeelde 2] en (daarbij) tegen die [benadeelde 2] te zeggen: "Maak de kassa open of ik steek je", althans woorden van gelijke aard of strekking;
3.
hij in de periode van 2 februari 2021 tot en met 5 februari 2021 te Geleen, gemeente Sittard-Geleen, opzettelijk een wasmachine (merk Zanussi), een televisie (merk Salora) en een magnetron (merk Inventum), toebehorende aan [bedrijf 3] en welke goederen verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als degene die voornoemde goederen in bruikleen had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
1.
Een proces-verbaal van aangifte, opgemaakt d.d. 3 februari 2021, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [benadeelde 1]:
Plaats delict: [adres 2] , binnen de gemeente Sittard-Geleen
Ik ben namens het slachtoffer [bedrijf 1] Geleen gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik doe aangifte van diefstal door middel van geweld dan wel dreigen met geweld.
Op 3 februari 2021, omstreeks 15.30 uur, was ik samen met mijn collega [benadeelde 2] werkzaam bij de [bedrijf 1] gelegen aan [adres 2] . Ik ben winkelmanager bij deze [bedrijf 1] . Ik was in de winkel schappen aan het vullen. Ik zag dat een persoon met het volgende signalement naar mij toe kwam lopen: man, licht getinte huidskleur, donkere ogen, droeg een mondmasker, droeg een zwarte capuchon, donkerkleurige jas, donkerkleurige broek, maximaal 1,70 meter groot, smal postuur. Ik hoorde dat hij aan mij vroeg waar de scheermesjes lagen. Ik hoorde dat hij Nederlands sprak met een noord Afrikaans accent.
Ik hoorde op een gegeven moment iemand schreeuwen. Ik realiseerde dat het mijn collega [benadeelde 2] was. Ik rende snel richting de kassa en ik ben achter de kassa gerend. Ik zag dat de persoon welke mij net vroeg naar de scheermesjes ook achter de kassa bij [benadeelde 2] stond. Ik ben meteen tussen [benadeelde 2] en de man gaan staan. Ik hoorde de man zeggen dat ik de kassa open moest maken. Ik zag dat de man achter mij langs liep en aan mijn linkerzijde ging staan.
Ik keek nogmaals eens goed naar de man en ik zag toen dat hij een mes in zijn rechterhand vast hield. Ik zag en voelde dat hij dit mes met de punt tegen mijn linker onderarm drukte. Ik voelde een prikje. Ik hoorde dat hij vervolgens zei dat ik de kassa open moest maken. Ik zei tegen hem dat hij even rustig moest doen en dat ik niet zomaar die lade kon open maken. Ik zag en voelde dat hij vervolgens het mes tegen mijn linker ribbenkast drukte. Ik voelde wederom een prikje en ik was heel erg bang dat hij mij zou neersteken. Ik hoorde hem zeggen dat hij mij drie tellen zou geven anders zou hij mij steken. Ik maakte de kassalade open. Ik zag dat hij met zijn linkerhand al het papieren geld pakte en vervolgens naar buiten rende in de richting van het [bedrijf 2] (links). Ik kan het mes als volgt omschrijven. Dit mes had een lemmet van ongeveer 25 centimeter. Het lemmet had een spitse punt.
2.
Een proces-verbaal van aangifte, opgemaakt d.d. 3 februari 2021, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [benadeelde 2]:
Pleegdatum/tijd: 3 februari 2021 tussen 15:15 uur en 15:45 uur.
Ik ben namens het slachtoffer [bedrijf 1] Geleen ( [adres 2] , binnen de gemeente Sittard-Geleen) gerechtigd tot het doen van aangifte.
Ik zag dat een man richting de kassa liep waar ik stond, met een pak scheermesjes. Ik hoorde hem zeggen dat hij eigenlijk alleen de houders van de betreffende mesjes zocht. Ik
wist dat de houders van de betreffende scheermesjes achter mij had staan en draaide mij om. Toen ik mij even later omdraaide zag ik dat hij naast mij stond. Ik voelde dat hij mij bij mijn rechter pols vast pakte en ik hoorde hem zeggen, maak de kassa open of ik steek je. Hierop zag ik dat de man een mes vasthield. Ik zag dat het mes een hele grote punt had. Ik zag dat de lengte van het mes ongeveer 25-30 cm lang was inclusief de greep. Ik voelde dat de man mijn pols vasthield en ik hoorde hem zeggen dat de kassa open moest en dat hij mij anders zou steken. Hierop heb ik mij proberen los te maken door mijn pols weg te trekken. Ik schreeuwde en voelde tijdens het losmaken van mijn pols de punt van het mes in mijn rug drukken. Ik hoorde en zag dat mijn collega [benadeelde 1] kwam aanrennen. Uiteindelijk kwam ik los. Hierop rende ik achter de winkel in naar een vrouwelijke klant die ik aldaar zag staan. Even later ben ik samen met de vrouw naar voren gelopen richting de kassa, naar mijn collega [benadeelde 1] . Ter hoogte van het middelste gangpad zag ik dat de man met mes de winkel verliet.
3.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt d.d. 12 februari 2021, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [getuige 2]:
Op 3 februari
(het hof begrijpt: 2021), omstreeks 15.15 uur, stond ik in de [bedrijf 1] aan [adres 2] .
Ik stond achter in de winkel en hoorde hard geschreeuw van voren uit de winkel komen. Ik liep naar de voorzijde en zag dat er een meisje in mijn richting rende. Ik hoorde dat het meisje zei: "hij hield mij vast, hij heeft een mes en heeft mij gestoken."
Ter hoogte van de toonbank zag ik een persoon staan. Ik kan de persoon als volgt omschrijven:
- Ongeveer 1.70 meter lang
- Droeg donkerkleurige kleding
- De persoon had een op een mes lijkend voorwerp vast
- De persoon schreeuwde met een mannelijke stem
Het ging allemaal heel snel. Ik zag dat de persoon de winkel uit liep.
4.
Een proces-verbaal van verhoor getuige, opgemaakt d.d. 3 februari 2021, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [getuige 3]:
Ik stond naar de winkel genaamd [bedrijf 1] te kijken. Er kwam opeens een mevrouw vanuit de [bedrijf 1] naar mij toe rennen en ik hoorde deze roepen: "Wie heeft er een telefoon, de [bedrijf 1] wordt overvallen". Ik zag een persoon weg rennen, voorover gebogen, fijne smalle bouw, 160-165cm, zwarte kleding, alles zwart. De dader had iets voor zijn gezicht. Ik zag dat hij wegrende richting de Rijksweg. Ik keek hem na, hierna rende ik richting het paadje genaamd "De Passage" tussen de Salmstraat en de Rijksweg.
5.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 3 februari 2021, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]:
Op 3 februari 2021 waren wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , belast met de incidentenafhandeling voor basisteam de Westelijke Mijnstreek. Op voornoemde datum omstreeks 15:23 uur kregen wij de melding te rijden naar [adres 2] . Hier zou zojuist een overval hebben plaatsgevonden op de [bedrijf 1] drogisterij aldaar gevestigd.
Wij hoorden van de dienstdoende centralist dat er ter plaatse nog verschillende getuigen waren en de verdachte te voet gevlucht was in de richting van de Rijksweg Centrum te Geleen.
Op 3 februari 2021 om 15:30 uur kwamen wij ter plaatse op voornoemd adres. Wij zagen dat de twee personeelsleden ons binnen lieten. Dit betroffen [benadeelde 2] en [benadeelde 1] . Wij hoorden dat [benadeelde 1] verklaarde dat de totale buit 150 euro betrof aan briefgeld.
- ongeveer 1.65 meter lang
- zwarte capuchon, welke hij over zijn hoofd had
Camerabeelden:
Ik, [verbalisant 2] , ben naar de [bedrijf 2] gelopen gelegen aan [adres 3] . Zij waren in het bezit van beelden.
Ik zag dat zij beelden hadden van de ingang van de winkel alsmede de winkelstraat. Ik zag dat op 3 februari 2021 om 15:20 uur de verdachte langs de ingang van de [bedrijf 2] liep in de richting van de [bedrijf 1] . Ik zag dat hij voldeed aan voornoemd signalement en een zwart mondkapje droeg. Ik zag op de beelden dat op 3 februari 2021 om 15:22 uur de verdachte in versnelde pas langs rende, komende vanuit de richting van de [bedrijf 1] .
Wij, verbalisanten, hebben de route gelopen zoals volgens de getuigen de verdachte gelopen zou hebben. Dit betreft vanuit de [bedrijf 1] gezien links af de Salmstraat op en hierna links af de Passage op.
6.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 3 februari 2021, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4]:
Op 3 februari 2021 zijn wij, [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , naar de [bedrijf 1] gelegen aan [adres 2] gegaan voor het opnemen van de aangiftes van de overval, welke deze middag had plaats gevonden. Wij namen hier de aangiften op van de benadeelden [benadeelde 1] en [benadeelde 2] . Wij spraken met een melder, die zei dat zij per toeval een mes zag liggen; dit mes lag om te hoek in een steegje. Wij hoorden melder zeggen dat in het steegje gezien vanuit de [bedrijf 1] links de hoek om en vervolgens naar rechts het mes bij een groene poort lag. Ik, [verbalisant 3] , liep vervolgens naar dit steegje. Ik zag bij de groene poort een broodmes, mondkapje, plastic handschoentjes, een paar schoenen en een petje liggen. Hiervan werd een foto gemaakt. Deze foto werd door ons, verbalisanten, nadat de aangiften werd opgenomen getoond aan de benadeelden. Wij hoorden [benadeelde 1] en [benadeelde 2] zeggen dat de grootte van het mes overeenkwam.
7.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 3 februari 2021, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6]:
Op 2 februari 2021
(het hof begrijpt: 3 februari 2021), hoorde ik, verbalisant [verbalisant 7] , telefonisch van collega [verbalisant 3] , dat wij sporen van een overval dienden veilig te stellen middels een DNA-kit. Deze overval was gepleegd bij de [bedrijf 1] , gelegen op [adres 2] . Deze sporen lagen op een weg, tegenover [adres 4] , zijnde een inrit naar garageboxen. Wij kwamen ter plaatse en zagen dat deze sporen lagen op vernoemde locatie. Wij zagen dat deze sporen een broodmes, een pet, een paar latex handschoenen, een paar schoenen en een mondkapje betroffen. Wij namen deze sporendragers in beslag en stelden deze veilig middels de zogenaamde DNA-kit.
PL2300-2021017673-1390855, huish. gebruiksvoorwerpen,
mes (Broodmes), Nederland, SIN AAIO9506NL
PL2300-2021017673-1390857, kleding en schoeisel,
handschoen, Nederland, SIN AAMA0241NL
PL2300-2021017673-1390858, kleding en schoeisel,
Hoofddeksel
(het hof begrijpt: mondkapje), Nederland, SIN AAMG0861NL
8.
Een proces-verbaal vooronderzoek lab, opgemaakt d.d. 15 februari 2021, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9]:
In verband met een onderzoek naar een overval te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, werd door ons een forensisch onderzoek verricht naar sporen aan onderstaande sporendragers.
Goednummer: PL2300-2021017673-1390858
SIN: AAMG0861NL
Object: Hoofddeksel
Merk/type: Mondkapje
Bijzonderheden: betreft een mondkapje
Goednummer: PL2300-2021017673-1390855
SIN: AAIO9506NL
Object: Mes (Broodmes)
Goednummer: PL2300-2021017673-1390857
SIN: AAMA0241NL
Object: Handschoenen
Onderzoek hoofddeksel met SIN AAMG0861NL
Tijdens het ingestelde onderzoek werd door mij, verbalisant [verbalisant 8] , het navolgende bevonden en waargenomen: Nadat ik de sporendrager uit de DNA-kit had gehaald, zag ik dat het een mondkapje betrof. Ik heb van het mondkapje de gehele binnenzijde bemonsterd op mogelijke aanwezigheid van humane biologische sporen. Ik heb de sporen veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AAOJ8086NL en verzegeld.
Onderzoek mes (broodmes) met SIN AAIO9506NL
Nadat ik, verbalisant [verbalisant 8] , de sporendrager uit de koker had gehaald, zagen wij dat het een zilverkleurig mes betrof. Wij zagen dat het mes een totale lengte had van ongeveer 36 centimeter en een lemmet lengte van ongeveer 23 centimeter.
Ik, verbalisant [verbalisant 8] , heb het gehele heft van het mes bemonsterd op mogelijke aanwezigheid van humane biologische sporen. Ik heb het spoor veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AAOJ8088NL en verzegeld.
Onderzoek handschoen met SIN AAMA0241NL
Tijdens het ingestelde onderzoek werd door mij, verbalisant [verbalisant 8] , het navolgende bevonden en waargenomen. Nadat ik de sporendrager uit de DNA-kit had gehaald, zag ik dat het twee wegwerphandschoenen betrof. Ik heb van de handschoenen de gehele buitenzijde bij aantreffen bemonsterd op mogelijke aanwezigheid van humane biologische sporen. Ik heb de sporen veiliggesteld, gewaarmerkt met SIN AAOJ8092NL en verzegeld.
De veiliggestelde sporen werden overgedragen aan The Maastricht Forensic Institute (TMFI).
9.
Een deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek van The Maastricht Forensic Institute, opgemaakt d.d. 15 februari 2021, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als onderzoeksbevindingen van DNA-deskundigen:
De resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek zijn weergegeven in tabel 1.
Tabel 1 - Resultaat van het DNA-onderzoek
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van cel materiaal
Gehele binnenzijde mondkapje, AAOJ8086NL
Onvolledig DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [verdachte] .
Gehele heft mes, AAOJ8088NL
DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [verdachte] .
Gehele buitenzijde bij aantreffen handschoenen, AAOJ8092NL
Onvolledig DNA-profiel van een man. De frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
Het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [verdachte] .
In tabel 2 staat vermeld welke DNA-profielen zijn opgenomen in de DNA-databank voor strafzaken.
Tabel 2 - DNA-profielen opgenomen in de DNA-databank voor strafzaken
SIN
Datum opname
Mogelijke donor van celmateriaal
DNA-profielcluster
Gehele heft mes, AAOJ8088NL
12 februari 2021
[verdachte] (RAAK8641NL)
geboren op [geboortedag] 1986
50496
10.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 18 maart 2021, met bijlage, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 10] en [verbalisant 11]:
Wij, verbalisanten, stelden een onderzoek in naar het mes dat in een steegje om de hoek bij de [bedrijf 1] op 3 februari 2021 werd aangetroffen. Forensisch onderzoek aan dit mes liet zien dat het DNA van verdachte [verdachte] hierop werd aangetroffen.
Ik stuurde de heer [betrokkene] , werkzaam als Casemanager bij [bedrijf 3] , een foto van het mes, welke was aangetroffen in de steeg nabij de [bedrijf 1] en als bijlage 1 is toegevoegd aan dit proces-verbaal van bevindingen, en de link: [website] toe. De heer [betrokkene] deelde mij mede dat dit de messenset was welke [bedrijf 3] aangekocht heeft voor de 17 appartementen en het mes op de foto door [bedrijf 3] verstrekt is aan [verdachte] , bij het intrekken van zijn woning.
11.
Een proces-verbaal van aangifte, opgemaakt d.d. 5 februari 2021, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [betrokkene]:
Plaats delict : [adres 6] , binnen de gemeente Sittard-Geleen
Pleegdatum/tijd: Tussen dinsdag 2 februari 2021 om 21:00 uur en vrijdag 5 februari 2021 om 11:30 uur
Ik ben namens het slachtoffer [bedrijf 3]
(het hof begrijpt telkens: [bedrijf 3] ), gevestigd aan [adres 5] , gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik ben casemanager bij [bedrijf 3] en doe in die hoedanigheid aangifte.
Naar aanleiding van de vermissing van cliënt, [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1986 en
wonende [adres 6] , zijn we vanmorgen naar zijn woning gegaan. We zagen dat [verdachte] niet in zijn woning aanwezig was.
Het viel ons op dat de magnetron, die normaal op het keukenblok staat, weg was. Ook de wasmachine en een tv waren niet meer aanwezig in de woning. Deze goederen zijn eigendom van [bedrijf 3] .
Afgelopen dinsdagavond
(het hof begrijpt: 2 februari 2021)omstreeks 21:00 uur, zijn we voor het laatst in zijn woning geweest. Toen was [verdachte] gewoon in zijn woning.
Ik overhandig u een factuur met waar de goederen opstaan. Het gaat om een wasmachine van het merk Zanussi (ZWFN7145), een tv van het merk Salora (32HSB6502) en een magnetron van het merk Inventum (MN306C). Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
12.
Een ander geschrift, te weten een factuur van BCC, opgemaakt d.d. 8 juli 2020, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
[bedrijf 3]
Aankoopdatum: 8 juli 2020
Filiaal: BCC zakelijk
Zanussi ZWFN7145
Plaatsen en aansluiten wasmachine
Inventum MN306C
Plaatsen en aansluiten magnetron/oven
Salora 32HSB6502
Plaatsen en aansluiten televisie
Afleveradres: [adres 5]
13.
Een proces-verbaal van verhoor aangever, opgemaakt d.d. 1 maart 2021, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [betrokkene]:
O = Opmerking of mededeling verbalisant
V = Vraag verbalisant
A = Antwoord aangever
V: Wat kunt u ons vertellen over de firma [bedrijf 3] , uw werkgever?
A: Wij zijn een zorginstelling. [verdachte] is bij ons cliënt geweest. Wij verzorgen ambulante zorg, dus bij de cliënten aan huis. [verdachte] huurde bij ons een woning en kreeg daar vanuit ons tevens begeleiding bij.
V: Hoe is hij bij [bedrijf 3] uitgekomen?
A: Via een verwijzing van de reclassering.
V: We begrepen dat [verdachte] woonde op de [adres 6] . Wat kunt
u ons over deze woning vertellen?
A: Dat is een appartement, gelegen op de 10e verdieping. Het is een één-slaapkamer
appartement. Bij de start wordt een woning volledig gestoffeerd en gemeubileerd aangeleverd. In de woning van [verdachte] was pas nieuw geverfd, een nieuwe laminaat vloer gelegd, een nieuwe TV geplaatst, een nieuwe wasmachine geplaatst, een nieuwe ijskast geplaatst en zelfs een nieuwe kledingkast.
V: Wanneer is [verdachte] hier gaan wonen?
A: Op 1 september 2020, toen was de start van de zorg.
V: Wat kunt u ons vertellen over een eventueel huurcontract van [verdachte] ?
A: [verdachte] tekende een zorgovereenkomst, waarin beschreven staat dat hij begeleiding van ons ontvangt en tevens een woning gaat huren. Voor de inventaris teken je een bruikleenovereenkomst.
V: In welke staat werd de woning aan [verdachte] verstrekt?
A: Volledig gemeubileerd en gestoffeerd.
V: Welke goederen werden aan [verdachte] in bruikleen verstrekt?
A: Alles stond erin. Je kunt met je zak met kleren binnenkomen en daar gaan leven.
V: Wat was er afgesproken over deze goederen, welke in bruikleen aan [verdachte] werden verstrekt?
A: De spullen zijn van ons en hij kreeg ze in bruikleen.
V: Wie was eigenaar van deze goederen?
A: [bedrijf 3] .
V: Wist [verdachte] dit?
A: Ja, zeker weten. Hier heeft hij voor getekend. Ik heb hem dit persoonlijk ook uitgelegd.
V: Wanneer had u de wasmachine, televisie en magnetron het laatst gezien?
A: Op 5 februari heb ik aangifte gedaan. Ik heb ze op dinsdag 2 februari in de avond nog gezien.
V: Wanneer zag u dat de wasmachine, televisie en magnetron weg waren?
A: Op 5 februari zag ik dat ze weg waren.
V: Wat zag u toen?
A: Op de tafel in de woonkamer lagen gebruikersvoorwerpen van drugs, zoals folietjes en lege seals. Toen viel snel op dat er geen wasmachine, magnetron en televisie meer stonden.
V: Had u toen het gevoel alsof [verdachte] zijn woning verlaten had?
A: Ja, het zag eruit alsof [verdachte] er vandoor was gegaan. De woning zag er echt uit als hij hem verlaten had. We hoorden later die avond dat hij zich gemeld had bij zijn zusje en dat hij daar had aangegeven dat hij niet meer terugkwam.
V: Hoe weet u dat deze diefstal c.q. verduistering door [verdachte] gepleegd is?
A: Hij was buiten ons de enige met een sleutel. Door hoe de woning was achtergelaten, leiden wij af dat hij dit heeft gepleegd. Er lagen zoveel lege seals van drugs, dat kun je niet betalen van 35 euro leefgeld per week.
V: Hoe zag de woning eruit toen u hier de keer ervoor was?
A: Toen zag die prima uit, lagen deze seals er niet.
V: Hoe lang van tevoren was dit?
A: Dat was ongeveer 48 uur ervoor.
14.
Een ander geschrift, te weten een ID staat, opgemaakt d.d. 24 februari 2021, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Personalia
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedag] 1986
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
BRP-adres: [adres 6]
15.
Een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt d.d. 6 maart 2021, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 12]:
De verdachte [verdachte] staat ingeschreven op het adres [adres 6] .
Deze flat is voorzien van camera's (meerdere posities) waarmee beelden worden opgenomen die zicht hebben op onder andere de gemeenschappelijk in/uitgang, kelder, liften en de hal op de 10e verdieping. [adres 6] is gelegen op de 10e verdieping.
Camerabeelden [adres 6] dinsdag 2 februari 2021:
Op de camerabeelden is onder andere te zien dat de verdachte [verdachte] omstreeks 12:28 uur, vanaf de 10e verdieping, waar zijn woning gelegen is, de galerij afloopt richting de liften.
16.
Een proces-verbaal van verhoor verdachte, opgemaakt d.d. 24 februari 2021, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van de verdachte:
O: Opmerking verbalisanten
V: Vraag gesteld aan de verdachte
A: Antwoord gegeven door de verdachte
O: U staat ingeschreven op het adres [adres 6] .
V: Klopt dit?
A: Dat klopt.
V: Met wie woont u daar?
A: Alleen.
V: Wat is het voor een woning?
A: Het is een torenflat.
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
II.
Feit 1
Op grond van de hierboven vermelde bewijsmiddelen concludeert het hof dat de verdachte degene is die op 3 februari 2021 de [bedrijf 1] te Geleen heeft overvallen, waarbij hij geld uit de kassalade heeft weggenomen en (daarbij) een mes heeft gebruikt en de medewerksters [benadeelde 1] en [benadeelde 2] daarmee heeft bedreigd met geweld door het mes tegen hun lichaam te drukken. Het hof licht dit als volgt toe.
Nadat de overval op de [bedrijf 1] te Geleen plaatsvond, hebben getuigen waargenomen langs welke route de overvaller is weggevlucht.
Op deze vluchtroute zijn spullen aangetroffen die soortgelijk zijn aan goederen die de overvaller bij zich had, waaronder een mondkapje en een mes. Deze voorwerpen zijn bemonsterd op sporen. Hierbij zijn DNA-sporen veiliggesteld die matchen met het DNA-profiel van de verdachte, met een matchkans kleiner dan één op één miljard.
Het aantreffen van DNA-sporen die matchen met het DNA-profiel van de verdachte, op de dag van de overval en op de vluchtroute van de dader, schreeuwt om een verklaring van de verdachte, die is uitgebleven. Het hof merkt de DNA-sporen - gelet op de feiten en omstandigheden waaronder deze zijn aangetroffen - aan als dadersporen en komt, zoals reeds overwogen, tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde.
Feit 3 subsidiair
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de verdachte een wasmachine, een televisie en een magnetron, toebehorende aan [bedrijf 3] en welke
goederen de verdachte in bruikleen had, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend. De verdachte was sinds 1 september 2020 de huurder van dit betreffende appartement. Voor de goederen in de woning is door de verdachte een bruikleenovereenkomst ondertekend. Bij een bezoek aan de woning van de verdachte op 2 februari 2021 werden de desbetreffende goederen nog in de woning waargenomen. Op 5 februari 2021 waren deze goederen verdwenen en zag de flat eruit alsof de verdachte deze had verlaten. De verdachte was ten tijde van het huren van de woning de enige met een toegangssleutel in zijn bezit en woonde daar alleen. Voor de betrokkenheid van een ander of anderen ziet het hof, evenals de rechtbank, geen aanwijzingen in het dossier. Dit, in combinatie met het ontbreken van een verklaring aan de zijde van de verdachte, waartoe de geconstateerde bewijsmiddelen wel aanleiding geven, maken dat ook het hof het onder 3 subsidiair tenlastegelegde bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
Het onder 3 subsidiair bewezenverklaarde levert op:
verduistering.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Het hof heeft daarbij gelet op de volgende omstandigheden.
Bij het onder 1 bewezenverklaarde heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een overval op een winkel, waarbij hij twee winkelmedewerksters met een mes heeft bedreigd en dat mes ook in tegen hun lichaam gehouden. Met zijn handelen heeft de verdachte zowel inbreuk gemaakt op de geestelijke integriteit van de winkelmedewerksters als op het eigendomsrecht van de betreffende winkel. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een gebeurtenis als de onderhavige nog langdurig angstgevoelens en psychische klachten kunnen ondervinden.
Met het onder 3 bewezenverklaarde heeft de verdachte financiële schade en overlast teweeggebracht aan de rechthebbende, waarbij de verdachte in het bijzonder het vertrouwen dat de instantie [bedrijf 3] , die hem opving en hielp, op grove wijze heeft beschaamd.
Het verwerpelijke handelen van de verdachte bij beide feiten, dat kennelijk was ingegeven door eigen geldelijk gewin om te kunnen voorzien in zijn drugsverslaving, wordt de verdachte door het hof zwaar aangerekend.
Bij de beslissing omtrent de aard en omvang van de op te leggen straf heeft het hof kennis genomen van de binnen de rechtspraak ontwikkelde LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting. Deze oriëntatiepunten geven thans als indicatie voor de op te leggen straf bij een overval op een winkel met bedreiging/licht geweld: een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof gelet op de inhoud van het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 november 2022, waaruit blijkt dat de verdachte in meermalen onherroepelijk tot straf is veroordeeld ter zake van vermogensdelicten. Voorts heeft het hof ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden bij zijn oordeel de inhoud betrokken van de verdachte betreffende adviezen van Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, in het bijzonder het advies van 22 december 2022. Daarin wordt door de reclassering geadviseerd aan de verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van de verdachte te veranderen.
Eerdere pogingen daartoe zijn mislukt. De reclassering meldt dat zowel in een ambulant- als in een klinisch kader er veel is geprobeerd, maar dat de verdachte zich niet gemotiveerd toont. De kans op recidive wordt ingeschat als hoog.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. De verdachte is op dit moment voortvluchtig, waarbij hij zich onttrekt aan het bevel voorlopige hechtenis in de onderhavige strafzaak.
Een en ander afwegende acht het hof het passend en geboden aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 26 maanden, met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Oplegging schadevergoedingsmaatregel
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] aan de verdachte een schadevergoedingsmaatregel zal opleggen tot een bedrag van € 750,00. In het voegingsformulier dat de benadeelde in eerste aanleg heeft ingediend wordt echter geen schadebedrag voor haarzelf gevorderd, maar een vergoeding ter zake van materiële schade van [bedrijf 1] (weggenomen geld en omzetderving). Gelet daarop ziet het hof geen aanleiding om ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De hierna te noemen in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, die blijkens het onderzoek aan de verdachte toebehoren, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, omdat het voorwerpen zijn met behulp waarvan het onder 1 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Vorderingen tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Limburg heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf, opgelegd bij vonnis van de rechtbank Limburg van 24 juli 2019 onder parketnummer 03-080061-19 en van een voorwaardelijke gevangenisstraf, opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 16 mei 2019 onder parketnummer 02-217460-18. Deze vorderingen zijn in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 57, 63, 312 en 321 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.