ECLI:NL:GHSHE:2023:2231

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 juli 2023
Publicatiedatum
7 juli 2023
Zaaknummer
20-002754-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot moord met gebruik van explosieven en brandbommen

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is beschuldigd van medeplegen van poging tot moord, waarbij hij samen met mededaders brandbommen en een handgranaat heeft gebruikt. De feiten vonden plaats in 2018, waarbij de verdachte en zijn mededaders meerdere pogingen hebben ondernomen om slachtoffers te doden door brandstichting en explosies. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg vrijgesproken van één van de feiten, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar. Het hof oordeelde dat de verdachte en zijn mededaders met voorbedachten rade hebben gehandeld en dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op de dood van de slachtoffers. De verdachte heeft tijdens de rechtszittingen weinig verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden, wat het hof zwaar heeft meegewogen in de strafoplegging. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die als gevolg van de daden van de verdachte aanzienlijke schade hebben geleden. Het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen integraal toegewezen, met inbegrip van immateriële schadevergoeding.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002754-20
Uitspraak : 10 juli 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 26 november 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-880406-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990 ,
thans verblijvende in [detentieplaats] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte van het onder feit 1 tenlastegelegde vrijgesproken en het overige tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als:
  • ‘medeplegen van poging tot moord’ (
  • ‘medeplegen van poging tot moord, meermalen gepleegd’ (
de verdachte deswege strafbaar verklaard en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van voorarrest.
De vordering van de [benadeelde partij/slachtoffer 1] is tot een bedrag van € 35.053,30, vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijk toegewezen. In het overige deel van de vordering is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
De vordering van de [benadeelde partij/slachtoffer 2] is integraal tot een bedrag van
€ 3.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijk toegewezen.
De vordering van de [benadeelde partij/slachtoffer 3] is integraal tot een bedrag van € 3.199,38, vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijk toegewezen.
Naast de toegewezen schadevergoeding, is steeds een schadevergoedingsmaatregel opgelegd tot hetzelfde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente.
Voorts zijn een diverse wapens aan het verkeer onttrokken.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 5 en 12 juni 2023 – welk onderzoek is gesloten ter terechtzitting van 26 juni 2023 – en het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder de feiten 1 t/m 3 tenlastegelegde zal bewezen verklaren en de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal betoogd dat de vorderingen van de [benadeelde partij/slachtoffer 2] en [benadeelde partij/slachtoffer 3] integraal hoofdelijk kunnen worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Tot slot is gevorderd dat het beslag conform het vonnis van de rechtbank zal worden afgedaan
Namens de verdachte is integrale vrijspraak bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het vonnis waarvan beroep verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is– na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg – tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 september 2018 te Oss, althans in het arrondissement Oost- Brabant tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen ter uitvoering van het door hem en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in/aan een pand gelegen aan de [straat 1] terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of dat pand en/of nabijgelegen perce(e)l(en) en/of levensgevaar voor de bewoner ( [benadeelde partij/slachtoffer 1] ) van de woning gelegen aan de [straat 1] en/of de nabijgelegen perce(e)l(en) bevindend(e) perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was een hoeveelheid benzine, althans een ontbrandbare (vloei)stof en/of (open) vuur en/of een andere ontstekingsbron in aanraking heeft/hebben gebracht met voornoemde woning terwijl voornoemd delict niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 16 september 2018 te Oss, althans in het arrondissement Oost-Brabant tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [benadeelde partij/slachtoffer 1] van het leven te beroven met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, brand heeft gesticht en/of een ontploffing teweeg heeft gebracht in de woning van die [benadeelde partij/slachtoffer 1] , immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders in de nachtelijke uren, op de begane grond van voornoemde woning (met brandversnellende middelen) een (hevig uitslaande) brand doen ontstaan, terwijl die [benadeelde partij/slachtoffer 1] zich op de bovenverdieping bevond;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 september 2018 te Oss, althans in het arrondissement Oost-Brabant tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen brand heeft gesticht in een woning/pand gelegen aan de [straat 1] immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk benzine, althans een ontbrandbare (vloei)stof(fen), in elk geval opzettelijk (open) vuur en/of een andere ontstekingsbron in aanraking gebracht met voornoemde woning, ten gevolge waarvan voornoemde woning gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of nabijgelegen perce(e)l(en) en/of levensgevaar voor de bewoner ( [benadeelde partij/slachtoffer 1] ) van de woning gelegen aan de [straat 1] en/of voor zich op/in de nabijgelegen perce(e)l(en) bevindend(e) perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
3.hij op of omstreeks 29 september 2018 te Eindhoven, althans in het arrondissement Oost-Brabant tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachte rade [benadeelde partij/slachtoffer 2] en/of [naam 1] van het leven te beroven met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, de ruit van de voordeur van de woning aan de [straat 2] heeft/hebben ingeslagen, althans vernield en/of (vervolgens) een handgranaat van de pin heeft/hebben ontdaan en (vervolgens) die handgranaat in de (hal van) voornoemde woning heeft/hebben gegooid en/of tot ontploffing heeft/hebben gebracht terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 september 2018 te Eindhoven, althans in het arrondissement Oost-Brabant tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in een woning/pand gelegen aan de [straat 2] immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk de ruit van de voordeur van voornoemde woning ingeslagen, althans vernield en/of (vervolgens) een handgranaat van de pin ontdaan en/of (vervolgens) die handgranaat in de (hal van) voornoemde woning gegooid en/of tot ontploffing heeft/hebben gebracht terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of nabijgelegen perce(e)l(en) en/of levensgevaar voor de bewoners (familie [benadeelde partij/slachtoffer 2] - [naam 1] ) van de woning gelegen aan de [straat 2] en/of voor zich op/in de nabijheid van die woning bevindend(e) perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak feit 1
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Uit het dossier leidt het hof af dat op 13 september 2018 bij de woning van de [straat 1] te Oss brandschade is aangetroffen. Het vermoeden is dat er geprobeerd is om de woning in brand te steken. Op het moment van de poging tot brandstichting was de bewoner in het huis aanwezig.
Uit het OVC-gesprek van 12 september 2018 te 22:43:45 uur volgt dat door [medeverdachte 1] instructies aan [medeverdachte 2] worden gegeven die zien op de brandstichting. Om 23:04:09 uur is te horen dat ook de verdachte aanwezig is bij de gesprekken. In dit gesprek geeft [medeverdachte 1] instructies aan [medeverdachte 2] die onder andere zien op de jerrycans die [medeverdachte 2] mee moet nemen en op de te belopen route. Uit de camerabeelden is op te maken dat op 13 september 2018 om 02:39 uur de Mercedes Vito wegrijdt bij het huisje in Belfeld. Deze auto komt om 07:55:51 uur weer terug en daar is te zien dat [medeverdachte 2] en de verdachte uit de auto stappen. De telecomgegevens van de verdachte laten zien dat hij in deze tijdsspanne van Belfeld naar Malden, Herpen en Niftrik is gegaan waarna hij weer terugkeert in Belfeld.
Gelet op het vorenstaande heeft het er alle schijn van dat de verdachte met [medeverdachte 2] is meegegaan om de brand bij de [straat 1] op 13 september 2018 te stichten. Nu [medeverdachte 2] in de OVC-gesprekken het met betrekking tot dit feit steeds heeft over ‘ik’, is er bij het hof gerede twijfel of de verdachte die dag enige uitvoeringshandelingen heeft gepleegd. Nu dit niet vastgesteld kan worden, is er naar het oordeel van het hof geen sprake van medeplegen en/of medeplichtigheid.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat hij:
2. primairop 16 september 2018 te Oss tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [benadeelde partij/slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, brand heeft gesticht en een ontploffing teweeg heeft gebracht in de woning van die [benadeelde partij/slachtoffer 1] , immers hebben verdachte en zijn mededader in de nachtelijke uren, op de begane grond van voornoemde woning met brandversnellende middelen een (hevig uitslaande) brand doen ontstaan, terwijl die [benadeelde partij/slachtoffer 1] zich aldaar bevond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. primairop 29 september 2018 te Eindhoven tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte e zijn mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachte rade [benadeelde partij/slachtoffer 2] en [naam 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, de ruit van de voordeur van de woning aan de [straat 2] hebben ingeslagen en een handgranaat van de pin hebben ontdaan en die handgranaat in de hal van voornoemde woning hebben gegooid en tot ontploffing hebben gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Omwille van de leesbaarheid worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaringen van de feiten 2 en 3 opgenomen in een aan dit arrest gehechte bewijsmiddelenbijlage. De daarin vervatte bewijsmiddelen maken integraal deel uit van dit arrest.
Het hof heeft, zoals ter terechtzitting aangekondigd, de OVC gesprekken in raadkamer beluisterd en heeft daarbij een aantal waarnemingen gedaan zoals deze in de bewijsmiddelen zijn opgenomen. De schuingedrukte delen betreffen de waarnemingen van het hof en daar waar het hof iets anders heeft gehoord dan in het proces-verbaal was opgenomen, is dit doorgestreept.
Bewijsoverwegingen
I.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
II.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep – op gronden zoals nader in de pleitnota verwoord – ten aanzien van alle feiten vrijspraak bepleit.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt. Het hof zal, ten behoeve van de overzichtelijkheid en de leesbaarheid, de gebeurtenissen in chronologische volgorde bespreken.
Tenlastegelegde onder feit 2
Op 16 september 2018 omstreeks 05:26 uur komt er bij de meldkamer van de politie de melding door dat er een woningbrand gaande was op de [straat 1] te Oss. Uit de verklaring van wijlen [benadeelde partij/slachtoffer 1] is op te maken dat [benadeelde partij/slachtoffer 1] op enig moment plotseling wakker werd van een luide knal en glasgerinkel. [benadeelde partij/slachtoffer 1] schoot overeind en keek naar buiten. Hij zag dat er een jonge man voor zijn woonkamerraam stond en iets in zijn woonkamer gooide waarna er een felle brand ontstond in zijn woonkamer. Gelet op de ligging van de slaapkamer ten opzichte van de woonkamer was het voor [benadeelde partij/slachtoffer 1] niet mogelijk om zijn woning op de gebruikelijke wijze te verlaten. [benadeelde partij/slachtoffer 1] is door het raam van zijn slaapkamer geklommen waardoor hij ternauwernood aan de dood kon ontsnappen. Als gevolg van de woningbrand zijn twee van de honden van [benadeelde partij/slachtoffer 1] komen te overlijden. [benadeelde partij/slachtoffer 1] heeft de politie een signalement gegeven van de man die voor zijn woning stond. De man was 1.80 à 1.85 meter lang, had brede schouders en zwart gekleurd haar met een slag. De verbalisanten hebben gerelateerd dat het signalement van de verdachte qua lengte, postuur en haardracht overeenkomt met de door [benadeelde partij/slachtoffer 1] gegeven signalement.
Na de brand is er een onderzoek ingesteld. Daar bleek dat er in de woonkamer brandbaar materiaal was gegooid waardoor de gehele woning is uitgebrand.
Uit de telecommunicatieanalyse volgt dat de telefoon van de verdachte, met [telefoonnummer 3], op 16 september 2018 samen met de telefoons van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] tot omstreeks 02.00 uur aanstralen nabij Roermond en daarna Belfeld. Omstreeks 03:40 uur verlaten [medeverdachte 2] en de verdachte Belfeld en gaan ze richting Nijmegen waarna ze vervolgens richting Oss rijden alwaar ze twee zendmasten aanstralen om 04.27 uur en 04.29 uur. Omstreeks 05.10 uur vindt de brandstichting plaats en te 05.33 uur straalde het nummer van de verdachte een zendmast in Oss aan in de richting van onder andere de plaats delict. Hierna gaat het telefoonnummer van de verdachte weer terug naar Belfeld (aanstraling 06.40 uur). De telefoon van [medeverdachte 2] wordt kort na het delict aangetroffen bij de woning aan de [straat 1] .
Uit een ander lopend onderzoek genaamd [onderzoeksnaam] is gebleken dat [medeverdachte 2] , de verdachte, [medeverdachte 1] en [naam 2] verbleven in huisje 57 op [vakantiepark] te Belfeld. Gedurende dit onderzoek zijn er diverse OVC-gesprekken opgenomen, is er geobserveerd en zijn er diverse tapgesprekken opgenomen.
Op de camerabeelden van het huisje 57 van [vakantiepark] is waargenomen dat op 16 september 2018 om 02:42:18 uur de verdachte naar buiten komt en naar de Mercedes Vito (
hierna: Vito)toeloopt. Om 02:44:18 uur gaat de verdachte weer naar binnen. Om 03:23:00 uur komt [medeverdachte 2] naar buiten en loopt naar de Vito. Hij zet twee, mogelijk drie, flesjes op het dak van de Vito aan de passagierszijde, waarna hij terug naar het huisje loopt. Om 03:27:59 uur opent [medeverdachte 2] de portier aan de bestuurderszijde en zet een tas in de auto. Om 03:28:15 uur staat [medeverdachte 1] in de deuropening van het chalet. [medeverdachte 2] staat bij de schuifdeur van de Vito aan de passagierszijde. De verdachte loopt naar de schuifdeur en draagt een voorwerp in zijn rechterhand. Om 03:29:10 pakt [medeverdachte 2] een flesje van het dak en loopt hij recht uit beeld. Om 03:33:56 uur stapt de verdachte in bij de bijrijderszijde en om 03:36:59 stapt [medeverdachte 2] in bij de bestuurderskant waarna de auto wegrijdt. Om 06:38:05 uur komt de Vito terug bij het huisje. De verdachte en [medeverdachte 2] stappen uit. Op de beelden is te zien dat [medeverdachte 2] op dit moment geen jas meer bij zich heeft.
Uit het OVC-gesprek van 13 september 2018 om 07:58:09 uur kan worden afgeleid dat de eerdere brandstichting in de nacht van 13 september 2018 niet volgens plan is verlopen. Hierna volgt er om 13:14:43 uur een gesprek tussen [medeverdachte 1] en de verdachte waaruit is af te leiden dat er gedacht wordt aan een nieuwe brandstichting met een ontploffing. [medeverdachte 1] zegt namelijk tegen de verdachte ‘
But tonight is explosion ha. First this one with the paper, this stone, and this BOEM, you know!’.Om 16:03:03 uur volgt er een gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] zegt daarbij ‘
er was helemaal niets te zien hé, bij dat huis’en
‘we bonken vanavond dat raam eruit, gewoon daar binnen’. [medeverdachte 2] onderbreekt op dat moment [medeverdachte 1] met de woorden ‘
er zaten mensen binnen hé’,waarop [medeverdachte 1] reageert ‘
en dan een bommetje erbij’. Gelet op de opmerking van [medeverdachte 2] , dat er mensen binnen zaten, is het hof van oordeel dat voorafgaande aan de tweede brandstichting voor [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] duidelijk was dat het niet ging om een verlaten woning maar om een woning waarin mensen aanwezig waren. Uiteindelijk heeft er op 13 september 2018 niet nog een poging plaatsgevonden.
Op 15 september 2018, een dag voor de tweede aanslag op de [straat 1] te Oss. Om 16:36:12 uur vindt er een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , hierbij gaat het onder andere over de mislukte brandstichting, maar gaat het ook over het gebruik van een Molotov cocktail en hoe deze gemaakt moeten worden. Er worden gerichte opdrachten en inlichtingen door [medeverdachte 1] gegeven over het maken van de Molotov en hoe er brand moet worden gesticht. Zo zegt [medeverdachte 1] ‘
gewoon 2 moletofs er tegen aan (…) gewoon echt alles uit de kast halen, gewoon van die glazen flessen (…), flappen erin, en dan, als hij erin kan, jij aan de andere kant en dan gewoon een steen door de raam, steen door de raam en naar binnen’.
Kort voor de aanslag op de woning aan de [straat 1] zijn er nog een aantal gesprekken die gaan over de brandstichting. Op 16 september 2018 om 03:05:04 uur is er een gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , op de achtergrond wordt Roemeens gesproken. In dit gesprek zegt [medeverdachte 1] dat het
‘het beste gewoon effe met zijn tweeën’moeten doen en legt hij aan [medeverdachte 2] uit hoe het werkt:
‘dat is toch heel simpel? Gewoon uuh dinge erin doen. Gewoon papier erin doen’. Tevens heeft [medeverdachte 1] gezegd dat het ‘
allemaal schoon moet zijn, anders zit DNA erop, snap je? En hij brand niet goed af. Je moet gewoon een rol nieuwe wc-papier meenemen. Als je daar bent, dop er af halen, doppen in je zak doen van die flessen. Papier erin stoppen en dan aansteken, kijk je moet gewoon zo doen’.
Later om 03:10:05 uur vraagt [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1] of hij een filmpje moet maken waarop [medeverdachte 1] reageert dat dit kan. Om 03:12:36 uur vraagt [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 2] of hij ook een bommetje wil meenemen dan, waarop [medeverdachte 2] reageert ja doen we. [medeverdachte 1] vraagt ditzelfde daarna ook in het Engels aan de verdachte. Vervolgens legt [medeverdachte 1] in het Engels uit hoe met de bom moet worden omgegaan. Zo zegt [medeverdachte 1] dat de bom met
‘two hands’moet worden vastgehouden en ‘
stone and inside’.Vervolgens legt [medeverdachte 1] in het Nederlands en in het Engels uit waar geparkeerd moet worden en waar er camera’s zijn. Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat [medeverdachte 1] inlichtingen heeft gegeven aan verdachte en [medeverdachte 2] over waar ze moesten zijn, hoe ze de brand moesten stichten en hoe de Molotov gehanteerd moest worden.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 2] en de verdachte vervolgens om 03:36:59 uur met de Vito vanaf Belfeld zijn vertrokken.
[medeverdachte 2] heeft in het verhoor van 10 oktober 2018 bij de politie verklaard dat hij met de verdachte naar de [straat 1] te Oss is gegaan. Volgens [medeverdachte 2] zou het de verdachte zijn geweest die dingen tegen de woning heeft gegooid. Anders dan de verdediging acht het hof de verklaring van [medeverdachte 2] betrouwbaar. Niet alleen past enkel de verdachte en niet [medeverdachte 2] in het signalement zoals deze door [benadeelde partij/slachtoffer 1] van de brandveroorzaker is gegeven. Bovendien zijn beiden nadat zij van [medeverdachte 1] instructies hebben gekregen hoe deze aanslag te plegen, blijkens de camerabeelden en de zendmastgegevens naar de plaats delict gereden en komen zij beiden ca anderhalf uur na de brandstichting weer in Belfeld terug.
Het verweer van de verdediging dat uit het dossier hoogstens kan worden afgeleid dat de verdachte aanwezig was en mogelijk ook op de hoogte was van de brandstichting en dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte feitelijk uitvoerder was, schuift het hof derhalve terzijde.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte 2] en de verdachte vervolgens om 03:36:59 uur met de Vito vanaf Belfeld zijn vertrokken en circa anderhalf uur later een brandbom in de woonkamer van de door [benadeelde partij/slachtoffer 1] bewoonde woning in Oss hebben gegooid. De aard en de hoeveelheid van de brandversnellende middelen die bij deze brandstichting zijn gebruikt, waren zodanig dat de brand zeer snel om zich heen kon grijpen. Het opzet van [medeverdachte 2] en de verdachte was dus overduidelijk gericht op het tot stand brengen van een brand in de woning waarbij het de bedoeling was om in de woning een explosie teweeg te brengen. Uit niets is aannemelijk geworden dat gecontroleerd is of [benadeelde partij/slachtoffer 1] op het moment van de brandstichting in de woning aanwezig was, terwijl het een feit van algemene bekendheid is dat bewoners de nacht doorgaans in hun eigen woning doorbrengen. [medeverdachte 2] had na de eerste poging op 13 september 2018 zelfs tegen [medeverdachte 1] gezegd dat er mensen binnen waren. Het hof leidt hieruit af dat zo de verdachte en zijn medeverdachte de aanwezigheid van een of meer bewoners op de 16de al niet verwachtten, zij in ieder geval de aanmerkelijke kans daarop op de koop hebben toegenomen. Verder hebben de verdachte en zijn medeverdachte zich niet bekommerd om de vraag of [benadeelde partij/slachtoffer 1] voldoende tijd zou hebben om zijn woning ongeschonden te verlaten. Het hof is gelet op het voorgaande met de rechtbank van oordeel dat er tenminste een aanmerkelijke kans bestond dat [benadeelde partij/slachtoffer 1] de brandstichting niet zou overleven en dat de verdachte en zijn medeverdachte die aanmerkelijke kans op de dood van [benadeelde partij/slachtoffer 1] bewust hebben aanvaard.
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen is het hof voorts van oordeel dat de verdachte en zijn medeverdachte het plan hadden een brandbom in de woonkamer van [benadeelde partij/slachtoffer 1] te gooien. De verdachte en zijn medeverdachte hebben deze brandstichting samen gepland en voorbereid. Vanaf dat moment zijn er door de verdachte en zijn medeverdachte beslissingen genomen die gericht zijn geweest op de uitvoering van dat plan. Gedurende al die tijd hebben de verdachte en zijn medeverdachte zich kunnen beraden op het genomen besluit en hebben zij de gelegenheid gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van hun plan en zich daarvan rekenschap kunnen geven.
Het hof is van oordeel dat uit het handelen van de verdachte en de medeverdachte van kalm beraad en rustig overleg blijkt. Dat sprake zou zijn van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin zij zouden hebben gehandeld is gesteld noch gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die het aannemen van voorbedachten raad in de weg staan.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte schuldig is aan het medeplegen van poging tot moord zoals dit onder feit 2 is bewezenverklaard.
Tenlastegelegde onder feit 3
In de nacht van 29 september 2018 is er omstreeks 03.00 uur bij de woning aan de [straat 2] in Eindhoven een raam vernield. Door deze klap zijn de bewoners van de woning wakker geworden. Nadat zij hadden geconstateerd dat het raam kapot was, zijn ze weer gaan slapen. Omstreeks 05.00 uur is de ruit van de voordeur ingegooid en is er een anti personeelsgranaat naar binnen gegooid, welke in de hal tot ontploffing is gekomen. [getuige] heeft verklaard dat hij omstreeks 05:45 uur en 05:50 uur tijdens het uitlaten van zijn hond twee onbekende mannen zag lopen. Eén van deze mannen had een grote sloophamer bij zich. Hij de zag de mannen verdwijnen en hoorde een schuifdeur dichtslaan. [getuige] heeft een signalement gegeven van de auto (witte Mercedes Vito, Nederlands kenteken, met achterklep zonder deur en zonder een ruit) en van de onbekende mannen (NN1 1.80-1.85 meter, donkere kleding met een sloophamer en NN2 1.80-1.85 meter, mager, grote neus, Noord-Afrikaans getinte huid).
Op de beugel van de in de woning gegooide granaat is DNA aangetroffen die een match oplevert met het DNA van [medeverdachte 2] .
Op 6 oktober 2018 is [medeverdachte 2] als verdachte aangehouden. Op het moment van zijn aanhouding trad hij op als bestuurder van een witte Mercedes Vito voorzien van kenteken [kenteken] . De Vito voldeed aan de omschrijving zoals die door [getuige] was gegeven. In de laadruimte van deze Vito werd een mokerhamer aangetroffen die voor nader onderzoek in beslag is genomen. Op de mokerhamer is biologisch sporenonderzoek gedaan en hierbij een match gevonden met het DNA-(hoofd)profiel van de verdachte. Voorts zijn de in de moker aangetroffen glassporen vergeleken met het glas op de plaats delict (glasmonster uit sponning voordeur). Uit het onderzoek is gebleken dat het veel waarschijnlijker is dat de onderzochte glassporen op de hamer afkomstig zijn van het referentieglas, dan wanneer alle glasdeeltjes afkomstig zijn van een willekeurige andere ruit. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de moker is gebruikt voor het inslaan van de ruit op de plaats delict.
Op de camerabeelden van het huisje 57 van [vakantiepark] te Belfeld is te zien dat op 29 september 2018 om 00:32:32 uur een persoon met het postuur van [medeverdachte 1] naar buiten komt en uit beeld verdwijnt. Hierna verschijnt de Vito in beeld. De verdachte komt naar buiten en stapt aan de passagierszijde van de Vito in. Ook [medeverdachte 2] verlaat de bungalow en stapt in aan de passagierszijde. Hierna rijdt de Vito weg. Om 03:49:07 uur komen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en de verdachte in beeld en lopen naar het huisje. Om 04:24:00 uur komt de verdachte naar buiten en loopt rechts uit beeld. Drie minuten later komen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ook naar buiten en lopen rechts uit beeld. Allen zijn in het donker gekleed. Om 06:49:27 uur komen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] terug bij de woning. Kort daarop volgt ook de verdachte.
Uit de triploggegevens van de TomTom van de Vito is de volgende afgelegde route te herleiden van die Vito op 29 september 2018; A73 noordelijke richting (00:33:31 uur), parkeerplaats van [tankstation] ter hoogte van Horst (00:51:10 uur), N324 te Grave (01:13:32 uur), Herpen (01:23:32 uur), [straat 3] te Oss (01:31:37 tot 01:49:52 uur), A50 nabij Uden (01:59:52), [straat 4] te Eindhoven (02:19:48 uur) en kruising [straat 5] en [straat 6] te Eindhoven (02:46:20 uur). De laatste stopplaats is ongeveer 450 meter lopen van de plaats delict op de [straat 2] te Eindhoven. Hierna vertrekt de auto om 02:58:54 weer richting Belfeld waar de auto om 03:49:17 weer op [vakantiepark] aanwezig is.
Om 04:38:18 uur komt er weer beweging in het baken over de A73 waarna de route zich vervolgt naar Stevensbeek (04:58:18 uur), N272 nabij Oploo in de richting van Gemert (05:08:18 uur), Gemert (05:18:18 uur), Nuenen (05:28:18 uur), [straat 7] Eindhoven (05:38:18 uur), [straat 8] Eindhoven (05:48:18 uur) en [straat 9] te Eindhoven (05:54:06 uur). Vanaf deze plaats is het 750 meter lopen naar de plaats delict. Om 05:58:18 uur komt het baken weer in beweging waar het om 06:48:14 uur weer op [vakantiepark] bevindt.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de Mercedes Vito met kenteken
[kenteken] ten tijde van de twee incidenten op de [straat 2] in de dichte nabijheid van de plaats delict bevond. Voorts is het hof van oordeel dat uit de beelden volgt dat [medeverdachte 1] beide keren samen met [medeverdachte 2] en de verdachte met de Mercedes Vito is vertrokken en weer gezamenlijk teruggekeerd bij [vakantiepark] .
Uit de mastgegevens blijkt dat de telefoon van de verdachte met [telefoonnummer 1] tussen 02:34 uur en 02:47 uur uit staat. De telefoon van [medeverdachte 1] met [telefoonnummer 2] straalt tussen 00:06 uur en 00:41 uur een zendmast in Belfeld aan. Hierna straat het nummer van [medeverdachte 1] een mast aan in Boxmeer (01:01 uur), A73 tussen Boxmeer en Cuijk (01:03 uur), N324 te Grave (01:13 uur), Ravenstein (01:19 uur), Paalgraven (01:26 uur), Nistelrode (01:57 uur), Uden (01:59 uur) en Son (02:07 uur). Eenmaal terug in Belfeld (03:49 uur) wordt het nummer van de verdachte weer actief in gebruik genomen
Om 02.11 uur is er een ANPR-hit op het kenteken [kenteken] bij de [straat 10] te Eindhoven en om 02:56 uur wordt een raam van de woning aan de [straat 2] te Eindhoven vernield.
Gelet op de verplaatsingen van de telefoon van [medeverdachte 1] is het hof van oordeel dat [medeverdachte 1] aanwezig is geweest dan wel in de buurt heeft gestaan toen het raam van de woning werd ingeslagen.
Uit de OVC-gesprekken is af te leiden dat [medeverdachte 1] op 29 september 2018 om 04:17:51 zegt dat ze snel moeten rijden omdat [voornaam] ze tegemoet komt rijden en naar de benzinepomp in Boxmeer komt. In het Engels zegt [medeverdachte 1]
‘my cousin come this way to bring a big hammer. Moker’.Om 04:20:13 uur zegt [medeverdachte 1] dat met ‘
een moker moet je hem honderdduizend procent eruit slaan’.Verder legt [medeverdachte 1] uit hoe [medeverdachte 2] moet lopen en waar hij ergens zal staan zodat [medeverdachte 2] weet waar hij moet zijn om weer weg te kunnen komen, en dat ‘
we gewoon ergens hier naar toe rijden dan gooi ik jullie eruit. Snap je wat ik bedoel?’Deze uitleg geeft [medeverdachte 1] vervolgens ook in het Engels aan de verdachte. Om 04:23:00 uur zegt [medeverdachte 1] dat gezegd is dat het glas van de deur normaal glas is en dat het met de moker eruit moet komen. [medeverdachte 1] zegt vervolgens dat ‘
hij zegt dat’als ze nu teruggaan ze dubbel betaald zullen krijgen. Wederom wordt hierna gezegd dat ze moeten gaan omdat [voornaam] onderweg is.
Op 29 september 2018 straalt het telefoonnummer van [voornaam] om 03:32 uur een mast te Oss aan, waarna hij om 04:30 uur een mast in Schaijk aanstraalt in een gebied waar knooppunt Paalgraven zich bevindt. Hierna zie je een verplaatsing richting Nijmegen en dan zuidwaarts richting Boxmeer. De Vito is om 04:58 uur op de A73 net voor de afrit Boxmeer en verdachte straalde kort hiervoor om 04:56 uur een mast aan te Vierlingsbeek richting de A73. [voornaam] straalt tussen 04:58 uur en 05:02 uur een zendmast te Boxmeer aan binnen het bereik van de A73 met de afrit Boxmeer, waarna hij weer richting Oss gaat. De Vito gaat, zoals hierboven weergegeven, verder naar Eindhoven. Om 05:32 uur straalt het nummer van [medeverdachte 1] een mast aan bij binnenkomst te Eindhoven uit de richting van Nuenen. Om 06:38 uur straalt het nummer [medeverdachte 1] weer een mast in Venlo aan.
Gelet op de reisbewegingen van de telefoonnummers van [medeverdachte 1] en van [voornaam] is het hof van oordeel dat [medeverdachte 1] met ‘ [voornaam] ’ en ‘my cousin’ [naam 3] heeft bedoeld en dat deze [naam 3] op het benzinestation te Boxmeer de moker heeft overhandigd aan [medeverdachte 1] en zijn medeverdachten.
De verdediging heeft bepleit dat het aangetroffen DNA van de verdachte op de moker nog niet betekent dat hij als uitvoerder bij het feit betrokken is geweest en dat de verdachte op basis van de getuigenverklaring van [getuige] niet zonder meer op de plaats delict kan worden geplaatst. Los daarvan kan volgens de verdediging niet worden vastgesteld dat de verdachte enige uitvoeringshandelingen heeft verricht.
Het hof is van oordeel, gelet op de camerabeelden, de OVC-gesprekken en de verklaring van [medeverdachte 2] in onderling verband en samenhang, dat de verdachte met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] tot twee keer toe met de Mercedes Vito vanaf Belfeld naar de omgeving van de plaats delict is gereden om in de [straat 2] na het stukslaan van een ruit een granaat naar binnen te gooien Aan de hand van de OVC-gesprekken volgt naar het oordeel van het hof genoegzaam dat [medeverdachte 2] en de verdachte samen tevoren van [medeverdachte 1] instructies hebben gekregen over de te plegen aanslag. Door [getuige] zijn twee personen waargenomen waarvan één (1) een moker in zijn hand had en die daarna zijn weggereden in een witte Mercedes Vito. Het hof is van oordeel dat de verdachte past in één van de door [getuige] gegeven signalementen. Voorts is het DNA van de verdachte aangetroffen op de moker die is gebruikt voor het inslaan van het raam. De verdachte wist van tevoren wat het plan was en is bewust ook voor een tweede keer tegen een dubbele beloning meegegaan naar Eindhoven en heeft aldaar met [medeverdachte 2] de aanslag uitgevoerd. Gelet hierop is volgens het hof sprake van een nauwe en een bewuste samenwerking tussen de verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , waardoor de verdachte als medepleger van de aanslag kan worden gezien.
Door de verdediging is bepleit dat niet kan worden vastgesteld dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van aangevers. Volgens de verdediging bestond er geen aanmerkelijk kans op het overlijden van de bewoners.
Uit onderzoek is komen vast te staan dat door de verdachte en de medeverdachten tezamen en in vereniging midden in de nacht een anti-personeelsgranaat in de hal van de woning is gegooid. Deze granaat is ontworpen om bij ontploffing door uitgeworpen stalen kogeltjes personen te doden c.q. te verwonden. De stalen kogeltjes worden geacht binnen een gebied met een straal van twaalf tot achttien meter rond het punt van ontploffing op personen een dodelijke uitwerking te hebben en binnen een straal van 30 tot 54 meter personen zwaar te kunnen verwonden. Als zich personen in het trapgat of de hal hadden bevonden ten tijde van de ontploffing, dan was de kans op dodelijke slachtoffers naar het oordeel van het hof zonder meer aanmerkelijk. Handgranaten van het type M75 hebben volgens opgave een vertraging (delay) van 3 tot 4,5 seconden. Om de granaat tot ontploffing te brengen, wordt eerst de veiligheidspin verwijderd waarbij de slagpinbeugel tegen de granaatmantel wordt gedrukt. Nadat de granaat vervolgens wordt weggeworpen, springt de beugel onder werking van de slagpinveer los en begint de vertragingstijd (af) te tellen waarna de granaat tot ontploffing komt. Uit de verklaringen van aangevers [benadeelde partij/slachtoffer 2] en [naam 1] blijkt dat zij, nadat [medeverdachte 2] en de verdachte de eerste keer hadden geprobeerd een ruit in te slaan, heel licht sliepen en dat zij de rest van de nacht alert waren. Dit maakt dat het risico zeer realistisch was dat in de tijdspanne van het inslaan van het raam, het trekken van de veiligheidspin uit de granaat, het naar binnen werpen van de granaat door het kapotgeslagen raam en de vertragingstijd, een persoon vanaf de 1e etage op het lawaai zou reageren en zich op het moment van de ontploffing om polshoogte te nemen op de trap of in de hal zou bevinden.
Dit maakt dat op het moment dat de verdachte en zijn medeverdachten diezelfde nacht na een relatief kort tijdsbestek terugkeerden naar de woning om alsnog in de hal van de woning de handgranaat tot ontploffing te brengen, de aanmerkelijke kans bestond dat (een van) de bewoners van de woning op het glasgerinkel bij het tweede bezoek zouden reageren en door de verwoestende uitwerking van de ontploffende granaat dodelijk zou kunnen worden getroffen. Naar de uiterlijke verschijningsvorm was het gedrag van de verdachte en zijn medeverdachten zozeer gericht op de levensberoving van de bewoners van het pand gelegen aan de [straat 2] te Eindhoven, dat het bij gebrek aan contra-indicaties niet anders kan zijn dan dat de verdachte en zijn medeverdachten de aanmerkelijk kans op dit gevolg willens en wetens hebben aanvaard. Op grond hiervan komt het hof met de rechtbank tot de conclusie dat sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van die bewoners.
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen blijkt naar het oordeel van het hof dat het plan om een explosief in de woning aan de [straat 2] te Eindhoven tot ontploffing te brengen, van tevoren door de verdachte en zijn medeverdachten is gemaakt. Zij zijn vervolgens samen naar deze woning gegaan en de verdachte heeft met een medeverdachte het plan uitgevoerd. Vanaf het moment dat de verdachte en zijn medeverdachten het plan hadden gemaakt, tot de geslaagde uitvoering daarvan bij de tweede poging, zijn diverse uren verstreken. Zij zijn in die uren teruggereden vanuit Eindhoven naar hun verblijfplaats in Belfeld en zijn vervolgens voor een tweede keer naar de woning gereden waarbij ze onderweg een krachtiger slagvoorwerp, een moker, hebben opgehaald om de ruit van de deur mee in te slaan. Uit de gesprekken tussen de verdachten volgt dat de ruit bij de tweede poging hoe dan ook kapot moest. In die tussenliggende periode is er sprake geweest van een reeks momenten waarop door de verdachte en zijn medeverdachten beslissingen zijn genomen die gericht zijn geweest op de uitvoering van het plan. Gedurende die tijd hebben de verdachte en zijn medeverdachten zich kunnen beraden op het genomen besluit en hebben zij de gelegenheid gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van hun plan en zich daarvan rekenschap kunnen geven. Zelfs nadat de eerste poging was mislukt, hebben de verdachte en zijn medeverdachten volhard in de uitvoering van het door hen gemaakt plan.
Het hof is van oordeel dat uit het handelen van de verdachte en de medeverdachten van kalm beraad en rustig overleg blijkt. Dat sprake zou zijn van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin zij zouden hebben gehandeld, is gesteld noch gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan.
Resumerend acht het hof, op grond van het voren overwogene en de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde onder 3 heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Het verweer wordt in alle onderdelen verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot moord.
Het onder 3 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot moord, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De rechtbank heeft de verdachte ten aanzien van de feiten 2 en 3 de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft in hoger beroep ten aanzien van de feiten 1 tot en met 3 gevorderd dat het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 jaren.
Het hof komt tot een andere strafoplegging dan de rechtbank en overweegt daartoe als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader(s) schuldig gemaakt aan medeplegen van poging tot moord en medeplegen van poging tot moord, meermalen gepleegd. Hiertoe hebben de verdachte en zijn mededader(s) gebruik gemaakt van een brandbom en een handgranaat die in de woningen van de slachtoffers zijn gegooid. Dit zijn hele ernstige feiten die de samenleving hebben geschokt. Tot de ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte weinig tot geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen.
Het hof neemt het de verdachte kwalijk dat uit de OVC-gesprekken volgt dat er vrij gemakkelijk wordt gesproken over de nog te plegen of de reeds gepleegde feiten waarbij geen enkel besef bestaat voor de gevolgen voor de slachtoffers. Dat de slachtoffers en de nabestaanden van [benadeelde partij/slachtoffer 1] dit de verdachte kwalijk nemen bleek wel op de terechtzitting in hoger beroep. Uit de vorderingen van de benadeelde partijen, de slachtofferverklaringen en de aangiftes volgt dat het handelen van de verdachte en zijn mededader(s) een zeer grote impact heeft gehad op de slachtoffers. Voor [benadeelde partij/slachtoffer 1] komt hier nog bij dat hij twee van zijn vier honden niet meer kon redden. Uit de reacties in de media kan worden afgeleid dat de samenleving is geschokt door de wijze waarop met kennelijk gemak en grove middelen in een ogenschijnlijk parallelle wereld dergelijke aanslagen worden gepleegd. Dit besef lijkt op geen enkel moment bij de verdachte binnen te zijn gekomen.
De verdachte en zijn mededader(s) hebben zonder enig respect voor andermans leven of goederen gehandeld waarbij zij steeds weer bereid waren om op verzoek of in opdracht de veiligheid van de beoogde slachtoffers en hun naasten in gevaar te brengen.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof gelet op de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 30 maart 2023 waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet reeds eerder is veroordeeld. Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die zouden moeten leiden tot een strafvermindering.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde misdrijven in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gesteld wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur met zich brengt.
Het hof zal tot een iets lichtere op te leggen straf komen dan door de advocaat-generaal is gevorderd, omdat het hof de verdachte ten aanzien van feit 1 heeft vrijgesproken. Ondanks een mindere bewezenverklaring is het hof van oordeel dat uit het oogpunt van vergelding en ter beveiliging van de maatschappij een gevangenisstraf voor de duur van 11 jaren met aftrek van voorarrest passend en geboden is.
Redelijke termijn
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak nog het volgende. Het hof stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM is overschreden. Op 5 oktober 2018 is de redelijke termijn aangevangen, aangezien de verdachte toen voor het eerst is verhoord en in verzekering is gesteld. De verdachte heeft gedurende het proces in eerste aanleg in voorlopige hechtenis gezeten. De rechtbank heeft op 26 november 2020 – en dus na een termijn van 16 maanden – vonnis gewezen. Daarmee is de redelijke termijn in eerste aanleg geschonden met 10 maanden. Op 10 december 2020 is namens de verdachte hoger beroep is ingesteld. Het hof wijst heden – en daarmee buiten de termijn van 16 maanden na het instellen van het hoger beroep – arrest, waardoor de redelijke termijn is overschreden met 15 maanden.
Zonder overschrijding van de redelijke termijn acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 11 jaren met aftrek van het voorarrest passend en geboden. Na verdiscontering van de overschrijding in eerste aanleg en in hoger beroep in de op te leggen straf ten faveure van de verdachte, komt het hof evenwel tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
De aan de verdachte toebehorende Pistool AALC8970NL, pistool Walther, magazijnhouder, luchtdrukhouder, luchtdukwapen Glock en een pistool Beretta, welke bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit is aangetroffen, zullen worden onttrokken aan het verkeer, nu deze aan de verdachte toebehoren en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Vordering van de benadeelde partij wijlen [benadeelde partij/slachtoffer 1]
De benadeelde partij wijlen [benadeelde partij/slachtoffer 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 59.156,00 te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering valt uiteen in de volgende posten:
a. € 39.156,00 verloren inboedel
b. € 20.000,00 immateriële schade
Voorts is als proceskosten een bedrag van € 53,30 gevorderd ten aanzien van de reiskosten naar het gerechtsgebouw en het gesprek met de officier van justitie.
De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering tot een bedrag van
€ 35.053,30 hoofdelijk toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 september 2018. In het overige deel van de vordering is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij is hangende de zitting in eerste aanleg op 27 juli 2020 komen te overlijden.
De erven van de benadeelde partij wijlen [benadeelde partij/slachtoffer 1] hebben te kennen gegeven de vordering in hoger beroep te handhaven.
Oordeel hof
Het hof stelt allereerst vast dat de omstandigheid dat een benadeelde partij ten tijde van de op haar vordering te nemen beslissing is overleden aan toewijzing van de vordering niet in de weg staat, ook niet indien zij strekt tot vergoeding van immateriële schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij wijlen [benadeelde partij/slachtoffer 1] als gevolg van het onder feit 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte en zijn mededaders rechtstreeks materiële en immateriële schade heeft geleden. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Ad a.
De benadeelde partij heeft de schade aan de verloren inboedel onderbouwd door te verwijzen naar de inboedelwaardemeter. De inboedelwaardemeter gaat uit van de nieuwwaarde van de inboedel. Vaststaat dat de inboedel van de benadeelde partij niet nieuw was en dat de door [benadeelde partij/slachtoffer 1] bewoonde ruimtes waren beperkt tot een bijkeuken, woonkamer en een slaapkamer. Dit alles dient tot matiging van de gevorderde vergoeding voor de verloren gegane inboedel te leiden. Het hof schat de schade aan de inboedel naar billijkheid op € 7.500,-. In het overige deel van de vordering zal het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren.
Ad b.
Met betrekking tot de gestelde immateriële schade overweegt het hof als volgt. Immateriële schade komt in dit geval slechts dan voor vergoeding in aanmerking indien deze schade valt onder het bereik van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Het ligt op de weg van de benadeelde partij om voldoende concrete gegevens aan te voeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval geestelijk letsel is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel is of had kunnen zijn vastgesteld. Immateriële schadevergoeding kan in uitzonderlijke gevallen ook worden toegewezen in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen hiervan voor het slachtoffer, waardoor kan worden gesproken van aantasting van de persoon op andere wijze.
In casu is er gepoogd om de benadeelde partij wijlen [benadeelde partij/slachtoffer 1] van het leven te beroven door een brandbom in de huurwoning van [benadeelde partij/slachtoffer 1] te gooien. Door de hevig uitslaande brand heeft [benadeelde partij/slachtoffer 1] via een raam in zijn slaapkamer de woning ternauwernood kunnen verlaten. Als gevolg van de uitslaande brand zijn twee van de honden van [benadeelde partij/slachtoffer 1] komen te overlijden. Uit de vordering blijkt dat gevolgen van deze aanslag voor [benadeelde partij/slachtoffer 1] enorm zijn geweest. Gelet op de aard en de ernst van de normschending neemt het hof hier aantasting in de persoon op andere wijze aan en schat het hof de immateriële schade naar billijkheid op € 15.000,00. Het overige deel van de vordering zal het hof afwijzen.
resumé
Het hof zal toewijzen:
a. € 7.500,00
b. € 15.000,00
Het hof zal afwijzen een bedrag van € 5.000,00 aan overige immateriële schade.
De bewezenverklaarde handelingen, in vereniging gepleegd, zijn naar het oordeel van het hof te kwalificeren als een onrechtmatige daad jegens de benadeelde partij waardoor schade is geleden. De causaliteit tussen het bewezenverklaarde handelen en de gestelde schade is daarmee gegeven. Aldus zijn de verdachte en zijn mededaders daarvoor naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag van € 22.500,00 schadevergoeding zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente. De aanvangsdatum van de wettelijke rente wordt bepaald op 16 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
proceskosten
De benadeelde partij wijlen [benadeelde partij/slachtoffer 1] heeft in het schade opgaveformulier d.d. 12 maart 2020 proceskosten in de vorm van reiskosten gevorderd. In de toelichting is opgenomen dat [benadeelde partij/slachtoffer 1] een pro forma-zitting heeft bijgewoond en dat er voor het onderzoek ter terechtzitting 4 zittingsdagen zijn ingepland. Het hof heeft uit de processen-verbaal van de zitting in eerste aanleg niet kunnen afleiden dat [benadeelde partij/slachtoffer 1] bij een van de zittingen aanwezig is geweest. Ten tijde van de inhoudelijke behandeling van de zaak was [benadeelde partij/slachtoffer 1] overleden en is namens de erven van de benadeelde partij wijlen [benadeelde partij/slachtoffer 1] mr. Laatsman ter terechtzitting verschenen. Gelet op het vorenstaande zal het hof de gevorderde proceskosten op nihil stellen.
Vordering van de [benadeelde partij/slachtoffer 3]
De [benadeelde partij/slachtoffer 3] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.199,38 te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering valt uiteen in de volgende posten:
a. € 199,38 verlies arbeidsvermogen
b. € 3.000,00 immateriële schade
De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering integraal toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2018.
De raadsman van de verdachte heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vordering van de benadeelde partij.
De schadeposten die zien op materiële schade zijn voldoende onderbouwd en komen het hof niet onrechtmatig of ongegrond voor. Het hof is aldus van oordeel dat de gevorderde bedragen voor hoofdelijke toewijzing gereed liggen
Met betrekking tot de gestelde immateriële schade overweegt het hof als volgt. Immateriële schade komt in dit geval slechts dan voor vergoeding in aanmerking indien deze schade valt onder het bereik van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Het ligt op de weg van de benadeelde partij om voldoende concrete gegevens aan te voeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval geestelijk letsel is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel is of had kunnen zijn vastgesteld. Immateriële schadevergoeding kan in uitzonderlijke gevallen ook worden toegewezen in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen hiervan voor het slachtoffer, waardoor kan worden gesproken van aantasting van de persoon op andere wijze.
Het hof is van oordeel dat het in de woning gooien van een anti-personeelsgranaat een zodanig grove inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij heeft gemaakt dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze aan, zodat de gevorderde immateriële schade wordt toegewezen
De bewezenverklaarde handelingen, in vereniging gepleegd, zijn naar het oordeel van het hof te kwalificeren als een onrechtmatige daad jegens de benadeelde partij waardoor schade is geleden. De causaliteit tussen het bewezenverklaarde handelen en de gestelde schade is daarmee gegeven. Aldus zijn de verdachte en zijn mededaders daarvoor naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag van € 3.199,38 schadevergoeding zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente. De aanvangsdatum van de wettelijke rente wordt bepaald op 29 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
proceskosten
Het hof zal de verdachte, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten.
Vordering van de [benadeelde partij/slachtoffer 2]
De [benadeelde partij/slachtoffer 2] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 3.000,00 aan immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering integraal toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2018.
De raadsman van de verdachte heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vordering van de benadeelde partij.
Met betrekking tot de gestelde immateriële schade overweegt het hof als volgt. Immateriële schade komt in dit geval slechts dan voor vergoeding in aanmerking indien deze schade valt onder het bereik van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Het ligt op de weg van de benadeelde partij om voldoende concrete gegevens aan te voeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval geestelijk letsel is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel is of had kunnen zijn vastgesteld. Immateriële schadevergoeding kan in uitzonderlijke gevallen ook worden toegewezen in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen hiervan voor het slachtoffer, waardoor kan worden gesproken van aantasting van de persoon op andere wijze.
Het hof is van oordeel dat het in de woning gooien van een anti-personeelsgranaat een zodanig grove inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de benadeelde partij heeft gemaakt dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze aan, zodat de gevorderde immateriële schade wordt toegewezen.
De bewezenverklaarde handelingen, in vereniging gepleegd, zijn naar het oordeel van het hof te kwalificeren als een onrechtmatige daad jegens de benadeelde partij waardoor schade is geleden. De causaliteit tussen het bewezenverklaarde handelen en de gestelde schade is daarmee gegeven. Aldus zijn de verdachte en zijn mededaders daarvoor naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag van € 3.000,00 schadevergoeding zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente. De aanvangsdatum van de wettelijke wordt bepaald op 29 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
proceskosten
Het hof zal de verdachte, die als de in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten.
Schadevergoedingsmaatregelen
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en zijn mededaders rechtstreeks schade aan de slachtoffers wijlen [benadeelde partij/slachtoffer 1] , [benadeelde partij/slachtoffer 3] en [benadeelde partij/slachtoffer 2] is toegebracht tot de respectievelijke bedragen van € 22.500,00, € 3.199,38 en € 3.000,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte telkens de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormelde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36d, 36f, 45, 47, 57 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • een pistool AALC8970NL (goednummer 1411002):
  • een pistool Walther AALC8965NL (goednummer 1411046);
  • een magazijnhouder AALC8964 NL (goednummer 1411222);
  • een luchtdrukwapen Glock AALC89966NL (goednummer 1411234);
  • een pistool Beretta 71 AALC8967NL (goednummer 1410360);
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de
erven van de benadeelde partij wijlen [benadeelde partij/slachtoffer 1]ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 22.500,00 (tweeëntwintigduizend vijfhonderd euro) bestaande uit € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) materiële schade en € 15.000,00 (vijftienduizend euro) immateriële schade,waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2018 tot aan de dag der voldoening;
wijst de vordering van erven van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro) aan immateriële schadeaf;
verklaart de erven van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de erven van de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte in de door (de erven van) de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de erven van het slachtoffer, genaamd wijlen [benadeelde partij/slachtoffer 1] , ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 22.500,00 (tweeëntwintigduizend vijfhonderd euro) bestaande uit € 7.500,00 (zevenduizend vijfhonderd euro) materiële schade en € 15.000,00 (vijftienduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 september 2018 tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 147 (honderdzevenenveertig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van de erven van het slachtoffer niet opheft;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij/slachtoffer 3] ter zake van het onder 3 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.199,38 (drieduizend honderdnegenennegentig euro en achtendertig cent) bestaande uit € 199,38 (honderdnegenennegentig euro en achtendertig cent) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2018 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij/slachtoffer 3] , ter zake van het onder 3 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.199,38 (drieduizend honderdnegenennegentig euro en achtendertig cent) bestaande uit € 199,38 (honderdnegenennegentig euro en achtendertig cent) materiële schade en € 3.000,00 (drieduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2018 tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 41 (eenenveertig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij/slachtoffer 2] ter zake van het onder 3 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.000,00 (drieduizend euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededaders hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2018 tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij/slachtoffer 2] , ter zake van het onder 3 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 3.000,00 (drieduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 september 2018 tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 40 (veertig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededaders telkens aan een van beide betalingsverplichtingen ten gunste van één der benadeelde partijen c.q. slachtoffers heeft/hebben voldaan, de andere in zoverre vervalt;
Aldus gewezen door:
mr. S.V. Pelsser, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.M. Gloudemans, griffier,
en op 10 juli 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.