Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
;
.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de rechthebbende, bijgestaan door mr. Van Heerd;
- [vertegenwoordiger namens het bewindvoerderskantoor] namens de bewindvoerder.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de afwijzing van een verzoek tot opheffing van een bewind. De rechthebbende, die in hoger beroep ging, had eerder bij de rechtbank Limburg verzocht om het beschermingsbewind op te heffen. Dit verzoek was afgewezen door de kantonrechter, die oordeelde dat de noodzaak voor het bewind nog steeds bestond. De rechthebbende voerde aan dat hij niet langer onder bewind gesteld moest worden, omdat hij in staat was zijn financiën zelf te beheren en dat de omstandigheden die tot de onderbewindstelling hadden geleid, niet meer aanwezig waren. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 juni 2023 werd echter duidelijk dat de rechthebbende nog steeds kampt met verslavingsproblematiek en dat hij niet in staat is om zijn financiën zelfstandig te regelen. De bewindvoerder benadrukte de noodzaak van het bewind, omdat deze ervoor zorgt dat de rechthebbende financieel overeind blijft en nieuwe schulden worden voorkomen. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank bekrachtigd, omdat de noodzaak voor het bewind nog steeds aanwezig is en het in het belang van de rechthebbende is om het bewind te handhaven.