ECLI:NL:GHSHE:2023:2211

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 juli 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
200.321.548_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging gezamenlijk gezag in een familiezakenprocedure met betrekking tot minderjarige

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De moeder verzocht om alleen het gezag over haar minderjarige kind, geboren in 2018, te verkrijgen, terwijl de vader zich hiertegen verzet. De rechtbank had eerder het verzoek van de moeder afgewezen, met de overweging dat het gezamenlijk gezag in stand moest blijven. De moeder was van mening dat de communicatie met de vader problematisch was en dat dit in het belang van het kind niet langer volgehouden kon worden. De vader betwistte de argumenten van de moeder en stelde dat er geen onaanvaardbaar risico was voor het kind.

Tijdens de mondelinge behandeling op 26 mei 2023 zijn beide ouders gehoord, evenals vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling en de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat het gezamenlijk gezag in het belang van het kind gewijzigd zou moeten worden. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het gezamenlijk gezag van partijen in stand blijft. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, gezien de relatie tussen de partijen.

De beslissing van het hof benadrukt het belang van samenwerking tussen ouders in de opvoeding van hun kind en de noodzaak om het kind buiten eventuele conflicten te houden. Het hof heeft vastgesteld dat er geen dringende redenen zijn om het gezamenlijk gezag te beëindigen, en dat de huidige ondertoezichtstelling en hulpverlening bijdragen aan de verbetering van de communicatie tussen de ouders.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 6 juli 2023
Zaaknummer: 200.321.548/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/400170 FA RK 22-3455
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.M.A. Leijser,
tegen
[de vader],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.M.C. van Gorkum.
Deze zaak gaat over:
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
Als informant wordt aangemerkt:
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 20 oktober 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 16 januari 2023, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat het inleidend verzoek van de moeder om haar alleen met het gezag over [minderjarige] te belasten, alsnog wordt toegewezen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 16 maart 2023, heeft de vader primair verzocht de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep en subsidiair verzocht de grief tegen de bestreden beschikking ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 mei 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
-de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] .

3.3. De beoordeling

De feiten
3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
Uit de relatie van partijen is [minderjarige] geboren.
De vader heeft [minderjarige] erkend.
Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit.
[minderjarige] woont bij de moeder.
3.2.
[minderjarige] is op 31 januari 2020 onder toezicht gesteld van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 31 oktober 2023.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag van de ouders te beëindigen en de moeder alleen met het gezag over [minderjarige] te belasten, afgewezen.
3.4. De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De standpunten
3.5.
De moeder voert - samengevat - het volgende aan.
De grief van de moeder richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat het te vroeg is het gezag te wijzigen, nu er nog niet is ingezet op verbetering van de communicatie en het vertrouwen tussen partijen. De moeder heeft er geen vertrouwen in dat de ondertoezichtstelling kan bijdragen aan het verbeteren van de samenwerking en de communicatie tussen de ouders. Er loopt al geruime tijd een ondertoezichtstelling, maar dit is feitelijk een leeg hulsel. Er is sinds kort een nieuwe jeugdbeschermer betrokken. Deze jeugdbeschermer heeft een nieuw plan van aanpak opgesteld en partijen doorverwezen naar Impegno voor het opstellen van een ouderschapsplan. Dit traject is eerder vastgelopen nadat een vorige jeugdbeschermer partijen had aangemeld bij het team complexe scheidingen van [instantie] , maar de vader hieraan niet wilde meewerken omdat [instantie] geen omgangsbegeleiding in het weekend biedt. Het is in het belang van [minderjarige] dat de moeder alleen het gezag over haar uitoefent. In de praktijk neemt de moeder de meeste beslissingen al alleen. Wanneer zij de vader om toestemming vraagt, dan doet de vader er vaak lang over om deze te geven. In sommige gevallen dient de moeder zelfs de jeugdbeschermer of de advocaat om hulp te vragen hierbij. Dit levert veel spanning op. Er bestaat geen enkele reden om aan te nemen dat de moeder de omgang tussen de vader en [minderjarige] bij eenhoofdig gezag niet meer zal nakomen. Ook zal de moeder de vader maandelijks over de ontwikkeling van [minderjarige] en eventuele bijzonderheden blijven informeren.
3.6.
De vader voert - samengevat - het volgende aan.
De moeder heeft niet voldoende duidelijk gemaakt wat precies haar grief is en wat haar motivering bij deze grief is. Daarom zou de moeder primair niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in haar beroep.
De vader betwist dat er sprake is van een onaanvaardbaar risico dat [minderjarige] klem of verloren dreigt te raken en dat niet is te verwachten dat er binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen, of dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van [minderjarige] zou zijn. De GI heeft aangegeven dat er te weinig voortvarend is opgetreden binnen de ondertoezichtstelling. De GI heeft beterschap beloofd en de vader heeft er vertrouwen in dat de GI de casus op gaat pakken en de nodige hulpverlening in gaat zetten.
De reden voor de aanmelding bij [instantie] was gelegen in het begeleiden van een omgangsmoment met overnachting. Toen bij het intakegesprek bleek dat [instantie] een omgangsmoment met overnachting niet kon begeleiden omdat zij alleen werken tijdens kantooruren heeft de vader aangegeven geen meerwaarde te zien in een traject bij [instantie] . De vader vreest voor zijn positie als de moeder alleen het gezag heeft; zij doet er alles aan om hem buiten spel te zetten. De moeder geeft aan dat zij het van belang acht dat [minderjarige] contact met de vader zal blijven houden, maar feitelijk handelt zij hier niet naar. Er zijn in het verleden meerdere periodes geweest waarin er geen omgang plaatsvond tussen de vader en [minderjarige] en procedures nodig waren om het contact te herstellen. Ook recent is er een kort geding procedure geweest, omdat de moeder zich niet houdt aan de door de rechtbank opgelegde haal- en brengregeling. De vader ontvangt van de moeder minimale informatie rondom [minderjarige] en er zijn diverse momenten geweest dat hij geen informatie van de moeder heeft ontvangen. [minderjarige] heeft vanwege haar gezondheidsproblemen veel behandelingen moeten ondergaan die nooit vertraging hebben opgelopen als gevolg van het niet (tijdig) geven van toestemming. Ook bij andere gezagsbeslissingen zijn er nooit problemen geweest, laat staan dat er ooit een procedure is geweest over een verzoek vervangende toestemming.
3.7.
De GI vreest dat eenhoofdig gezag ertoe zal leiden dat [minderjarige] minder of geen contact (meer) zal hebben met de vader. De moeder is assertief en de vader heeft soms wat langer de tijd nodig, maar het is nooit voorgekomen dat er hierdoor niet op tijd beslissingen over [minderjarige] konden worden genomen. Het is belangrijk dat er een duidelijk ouderschapsplan opgesteld wordt waarin staat wie wat doet. Dit is eerder niet gelukt, vooral omdat de samenwerking tussen de toen betrokken organisatie - De GezinsManager- en de moeder niet goed verliep. De jeugdbeschermer heeft Impegno benaderd zodat er nogmaals geprobeerd kan worden een ouderschapsplan op te stellen. Dit traject zal zo ingericht worden dat de ouders zo min mogelijk hoeven te overleggen.
3.8.
De raad heeft geadviseerd het gezamenlijk gezag van partijen in stand te houden. De moeder raakt geïrriteerd wanneer bepaalde dingen niet zo snel gaan als zij wil, maar dit is geen reden voor het beëindigen van het gezamenlijk gezag. Er zijn geen aanwijzingen dat de [minderjarige] klem zit tussen de ouders of dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van [minderjarige] is.
De motivering van de beslissing
3.9.
Het hof overweegt het volgende.
Ontvankelijkheid
3.9.1.
Het hof is van oordeel dat de moeder met haar grief voldoende duidelijk heeft gemaakt dat en waarom zij opkomt tegen de afwijzing van haar verzoek om eenhoofdig gezag. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de man in het verweerschrift ook inhoudelijk verweer hierop heeft gevoerd. Dit maakt dat de moeder ontvankelijk is in haar beroep.
Gezag
3.9.2.
De moeder en de vader oefenen sinds 2 februari 2019 gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit.
3.9.3.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.9.4.
Gezamenlijke uitoefening van het gezag vereist dat de ouders het mogelijk maken dat beslissingen over de verzorging en opvoeding van het kind tot stand komen op een wijze die niet belastend is voor het kind en zijn veiligheid niet in gevaar brengt. In het geval ouders niet (meer) samenleven en moeizaam of niet communiceren is het van belang dat, waar nodig, de verzorgende ouder die beslissingen kan nemen die voor het dagelijkse leven en de veiligheid van (spoedeisend) belang zijn voor het kind en dat de niet-verzorgende ouder deze beslissingen niet blokkeert. Ook is het van belang dat ouders die niet in staat zijn de strijd met elkaar te staken, tenminste in staat zijn het kind buiten die strijd te houden. Indien bovengenoemde omstandigheden aanwezig zijn, ligt gezamenlijk gezag in de rede, tenzij andere redenen eenhoofdig gezag noodzakelijk maken.
3.7.5.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof na eigen onderzoek en weging overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat het gezamenlijk gezag van partijen in stand dient te blijven. Ook in hoger beroep is niet met concrete feiten en omstandigheden onderbouwd en ook overigens niet gebleken dat een wijziging in het gezag in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is. Weliswaar stelt de moeder dat de vader gezagsbeslissingen frustreert, maar concrete voorbeelden daarvan zijn niet gebleken. Voor zover de moeder al vindt dat de vader te lang wacht met een reactie, niet gebleken is dát dit zo is noch is gebleken dat het belang van [minderjarige] hierdoor concreet in de knel is gekomen. Daarbij wordt in overweging genomen dat binnen de ondertoezichtstelling hulpverlening wordt ingezet ten behoeve van de oudercommunicatie, de afspraken tussen de ouders en de zorgregeling. De grief van de moeder faalt.
Conclusie
3.8.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
Proceskosten
3.9.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen een relatie hebben gehad.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 20 oktober 2022;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, C.N.M. Antens en M.I. Peereboom-van Drunick en is op 6 juli 2023 in het openbaar uitgesproken door mr. C.N.M. Antens in tegenwoordigheid van de griffier.