3.8.Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
3.8.2.Op grond van artikel 1:260 BW kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
3.8.3.Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de rechter de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
3.8.4.Op grond van artikel 1:265c lid 2 BW kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:265b lid 1 BW is voldaan, de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
3.8.5.Het hof is, evenals de rechtbank en op dezelfde gronden als de rechtbank, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, van oordeel dat er is voldaan aan de wettelijke vereisten van zowel artikel 1:255 lid 1 BW als artikel 1:265b lid 1 BW.
3.8.6.Het hof ziet dat de ouders de basale zorg over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op orde hebben en ziet ook duidelijk de krachten van de moeder. Op de momenten dat de kinderen bij haar zijn, zorgt zij goed voor hen en ook op medisch vlak krijgen de kinderen wat ze nodig hebben. De kinderen geven veel om hun moeder en zijn blij met de hulp die zij hen op alle fronten biedt. Tegelijkertijd geven de kinderen daarbij aan dat, hoewel zij op dit moment meer contact hebben met de moeder, zij niet terug willen naar een situatie van co-ouderschap.
Er is [traject] ( [traject] ) bij [instantie 3] ingezet, gericht op het verbeteren van de relaties binnen het gezin. Deze [traject] is echter door toedoen van de moeder voortijdig gestopt. Uit het verslag van [instantie 3] komt naar voren dat de moeder theoretisch goed onderlegd is en cognitief goed weet hoe gespreksvaardigheden op een positieve manier met de kinderen kunnen worden ingezet. In de praktijk echter nemen de emoties van de moeder het over en lukt het haar niet deze gespreksvaardigheden in te zetten. [instantie 3] concludeert dat het belangrijk is dat er hulpverlening binnen dit gezin wordt ingeschakeld en geaccepteerd. Het hof acht het zorgelijk dat moeder de noodzaak van hulpverlening niet inziet. Daarnaast maakt het hof zich zorgen over de uitlatingen die de moeder doet. Hierbij gaat het er niet zozeer om dat de moeder mogelijk een andere mening heeft over verschillende maatschappelijke zaken maar haar mening aan de kinderen oplegt, afdwingt en de kinderen geen enkele ruimte geeft anders te denken. De kinderen hebben hier last van. Zij hebben aangegeven te weten hoe hier mee om te gaan en hun moeder op dergelijke momenten uit de weg gaan. Aldus wordt aan de kinderen onvoldoende ruimte gegeven om zich op hun eigen manier te ontwikkelen.
Ook tijdens de mondelinge behandeling is naar voren gekomen dat de moeder een zeer stellige mening heeft en weinig ruimte laat voor de mening van anderen. Het hof acht zorgwekkend dat de moeder de vader diskwalificeert en zijn opvoedkwaliteiten en zelfs zijn biologische vaderschap ten aanzien van [minderjarige 1] in twijfel trekt. Op de mondelinge behandeling heeft moeder verder herhaald dat de uithuisplaatsing van de kinderen bij hun vader door de GI als kinderontvoering moet worden geduid. Voorts staat in het plan van aanpak van de GI van 2 januari 2023 dat moeder haar standpunt met de kinderen heeft gedeeld dat mannen aanranders, verkrachters of pedofielen zijn. Het hof benadrukt dat wanneer aan de moeder wordt verzocht om haar mening iets meer voor zich te houden dit niet per definitie betekent dat haar recht op vrijheid van meningsuiting wordt geschonden maar dat op deze wijze de kinderen de ruimte wordt gegund hun eigen mening te vormen en zich vrij te ontwikkelen.
Het hof concludeert dan ook dat uit de stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling blijkt dat sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging die een verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk maakt en niet binnen het vrijwillige kader kan worden weggenomen.
3.8.7.Het hof is van oordeel dat ook een machtiging uithuisplaatsing bij de andere ouder met gezag, te weten de vader, nog steeds noodzakelijk is. Het is voor de kinderen van groot belang dat de huidige situatie voorlopig in stand blijft. De kinderen verblijven thans bij de vader en gaan regelmatig naar de moeder. [minderjarige 2] heeft enerzijds aangegeven wel wat vaker bij de moeder te willen zijn. Anderzijds hebben [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tijdens de kindgesprekken ook aangegeven dat ze niet terug zouden willen naar het coouderschap.. Het is in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat zij bij de vader verblijven. Een verlenging van de machtiging uithuisplaatsing bij de vader is dan ook noodzakelijk in het belang van hun verzorging en opvoeding.
3.8.8.Momenteel wordt er door de GI hulpverlening in de vorm van contextuele therapie gezocht. Het hof hoopt dat de moeder hier, dan wel aan andere door de GI voorgestelde hulpverlening, in het belang van de kinderen alsnog haar medewerking aan wil verlenen.