[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1986,
wonende te [adres 1] .
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van:
1. medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
2. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 aanhef en onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
3. primair: van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
4. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de rechtbank de onder de verdachte inbeslaggenomen geldbedragen verbeurd verklaard.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal bevestigen met uitzondering van de straf en aan de verdachte een gevangenisstraf zal opleggen voor de duur van 28 maanden, met aftrek van voorarrest.
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 en 4 tenlastegelegde, dan wel dat ten aanzien van feit 4 toepassing wordt gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde is geen verweer gevoerd. Subsidiair is een strafmaatverweer gevoerd.
Het vonnis van de rechtbank zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 24 augustus 2017 tot en met 25 augustus 2017 te [plaats 1] , gemeente Apeldoorn, en/of [plaats 2] , gemeente Meerssen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van amfetamine, in elk geval (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer ander(en) gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen en/of gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden, dat die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en), hebbende hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- 50 zakken (totaal circa 1200 kilo) bevattende APAA opgehaald en/of laten ophalen bij een vestiging van [bedrijf 1] en/of
- ( vervolgens) die zakken vervoerd en/of laten vervoeren en/of
- ( vervolgens) die zakken opgeslagen en/of
- die zakken voorhanden gehad;
2.
hij op of omstreeks 25 augustus 2017 te [plaats 1] , gemeente Apeldoorn, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 305 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 25 augustus 2017, te [plaats 1] , gemeente Apeldoorn, en/of [plaats 3] en/of Apeldoorn althans in Nederland, (een) voorwerp(en), te weten
- een bedrag van EUR 7.150,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 19 januari 2016,
- een bedrag van EUR 200,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 15 februari 2016,
- een bedrag van EUR 6.500,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 21 maart 2016,
- een bedrag van EUR 100,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 29 maart 2016,
- een bedrag van EUR 152,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 25 april 2016,
- een bedrag van EUR 20,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 3 mei 2016,
- een bedrag van EUR 6.500,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 20 mei 2016,
- een bedrag van EUR 180,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 30 mei 2016,
- een bedrag van EUR 50,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 2 juni 2016,
- een bedrag van EUR 150,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 4 juli 2016,
- een bedrag van EUR 150,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 26 juli 2016,
- een bedrag van EUR 500,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 15 september 2016,
- een bedrag van EUR 6.000,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 15 september 2016,
- een bedrag van EUR 6.500,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 22 september 2016,
- een bedrag van EUR 6.500,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 28 oktober 2016,
- een bedrag van EUR 50,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 3 januari 2017,
- een bedrag van EUR 6.600,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 25 augustus 2017
in elk geval een of meer contante - op bankrekening [rekeningnummer 1] gestorte - geldbedragen, een totaal van EUR 47.302,00 of daaromtrent omvattende, en/of
- een (totaal) bedrag van EUR 2.312,00 contant in zijn, verdachtes, woning en in zijn, verdachtes, fouillering,
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet
terwijl hij wist dat dat/die bovenomschreven voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 25 augustus 2017 te [plaats 1] , gemeente Apeldoorn, en/of [plaats 3] en/of Apeldoorn, althans in Nederland, (een) voorwerp(en), te weten
- een bedrag van EUR 7.150,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 19 januari 2016,
- een bedrag van EUR 200,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 15 februari 2016,
- een bedrag van EUR 6.500,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 21 maart 2016,
- een bedrag van EUR 100,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 29 maart 2016,
- een bedrag van EUR 152,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 25 april 2016,
- een bedrag van EUR 20,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 3 mei 2016,
- een bedrag van EUR 6.500,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 20 mei 2016,
- een bedrag van EUR 180,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 30 mei 2016,
- een bedrag van EUR 50,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 2 juni 2016,
- een bedrag van EUR 150,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 4 juli 2016,
- een bedrag van EUR 150,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 26 juli 2016,
- een bedrag van EUR 500,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 15 september 2016,
- een bedrag van EUR 6.000,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 15 september 2016,
- een bedrag van EUR 6.500,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 22 september 2016,
- een bedrag van EUR 6.500,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 28 oktober 2016,
- een bedrag van EUR 50,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 3 januari 2017,
- een bedrag van EUR 6.600,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 25 augustus 2017,
in elk geval een of meer contante - op bankrekening [rekeningnummer 1] gestorte - geldbedragen, een totaal van EUR 47.302,00 of daaromtrent omvattende, en/of
- een (totaal) bedrag van EUR 2.312,00 contant in zijn, verdachtes, woning en in zijn, verdachtes, fouillering,
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die bovenomschreven voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
4.
hij op of omstreeks 25 augustus 2017 te [plaats 1] , gemeente Apeldoorn, munitie van categorie III, te weten 30 (volmantel) patronen kaliber 9mm, voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 primair en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 24 augustus 2017 tot en met 25 augustus 2017 te [plaats 1] , gemeente Apeldoorn, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van amfetamine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit, hebbende hij, verdachte, zakken bevattende APAA opgeslagen en die zakken voorhanden gehad;
2.
hij op 25 augustus 2017 te [plaats 1] , gemeente Apeldoorn, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 305 pillen, bevattende MDMA, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2016 tot en met 25 augustus 2017 in Nederland, voorwerpen, te weten
- een bedrag van EUR 7.150,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 19 januari 2016,
- een bedrag van EUR 200,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 15 februari 2016,
- een bedrag van EUR 6.500,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 21 maart 2016,
- een bedrag van EUR 100,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 29 maart 2016,
- een bedrag van EUR 152,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 25 april 2016,
- een bedrag van EUR 20,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 3 mei 2016,
- een bedrag van EUR 6.500,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 20 mei 2016,
- een bedrag van EUR 180,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 30 mei 2016,
- een bedrag van EUR 50,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 2 juni 2016,
- een bedrag van EUR 150,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 4 juli 2016,
- een bedrag van EUR 150,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 26 juli 2016,
- een bedrag van EUR 500,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 15 september 2016,
- een bedrag van EUR 6.000,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 15 september 2016,
- een bedrag van EUR 6.500,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 22 september 2016,
- een bedrag van EUR 6.500,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 28 oktober 2016,
- een bedrag van EUR 50,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 3 januari 2017,
- een bedrag van EUR 6.600,00 contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op 25 augustus 2017
een totaal van EUR 47.302,00 omvattende, en
- een (totaal) bedrag van EUR 2.312,00 contant in zijn, verdachtes, woning en in zijn, verdachtes, fouillering,
heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft omgezet
terwijl hij wist dat die bovenomschreven voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
4.
hij op 25 augustus 2017 te [plaats 1] , gemeente Apeldoorn, munitie van categorie III, te weten 30 (volmantel) patronen kaliber 9mm, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Feit 2
Onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaat het hof ter zake van feit 2 met een opgave van de volgende bewijsmiddelen:
⁃ de bekennende verklaring van verdachte zoals ter terechtzitting van de rechtbank d.d. 9 maart 2020 en ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 10 januari 2023 afgelegd;
⁃ het proces-verbaal Zaaksdossier-01 “Spetter” (ZK-01), opgemaakt d.d. 26 februari 2018:
⁃ het proces-verbaal bevindingen doorzoeking ter inbeslagneming (AMB-007), met bijlagen, opgemaakt d.d. 28 augustus 2017:
⁃ het proces-verbaal bevindingen forensisch onderzoek verdovende middelen (DES-003), opgemaakt d.d. 3 oktober 2017;
⁃ het NFI-rapport gehaltebepaling drugs (DES-009), opgemaakt d.d. 6 oktober 2017.
Feit 3
Onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaat het hof ter zake van feit 3 met een opgave van de volgende bewijsmiddelen:
⁃ de bekennende verklaring van verdachte zoals ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 10 januari 2023 afgelegd;
⁃ het proces-verbaal bevindingen inzake bankrekening [rekeningnummer 1] t.n.v. [verdachte] (AMB-013), opgemaakt d.d. 25 september 2017;
⁃ het proces-verbaal bevindingen (AMB-015), opgemaakt d.d. 13 september 2017;
⁃ het proces-verbaal bevindingen betreffende de kasopstelling [verdachte] (AMB-020), opgemaakt d.d. 25 september 2017;
⁃ het Excel-overzicht betreffende de contante stortingen op bankrekening [rekeningnummer 1] (DOC-067);
⁃ het Excel-overzicht betreffende bankopnamen van bankrekening [rekeningnummer 1] (DOC-068).
1.
Een proces-verbaal van bevindingen (AMB-001), opgemaakt d.d. 21 augustus 2017, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]:
Op 18 augustus 2017 werd door de afdeling security van [bedrijf 1] contact opgenomen met de FIOD. Er werd meegedeeld dat op de locatie [adres 2] 3 pallets met een stof waren gearriveerd, afkomstig uit Hongkong. Door de verzender was vermeld dat de partij zou worden opgehaald en daarvoor klaarstond. Omdat het om dezelfde indicatoren ging als bij een eerder strafrechtelijk onderzoek is besloten een strafrechtelijk onderzoek te starten tegen de onbekende afnemer(s) van de zending die klaar stond bij [bedrijf 1] te [plaats 2] .
Op 18 augustus 2017 zijn wij, verbalisanten, gegaan naar de vestiging van [bedrijf 1] gelegen aan [adres 2] .
Het betroffen drie pallets met op iedere pallet 10 papieren zakken met een totaal netto gewicht van 750 kg. Deze pallets, met boven op de zakken een houten plaat, waren tevens omwikkeld met doorzichtige plastic folie. In iedere papieren zak bevonden zich drie doorzichtige (in elkaar geschoven) plastic zakken die gezamenlijk dichtgebonden waren met behulp van een doorzichtig kunststof touwtje. In de ten behoeve van een indicatieve test geopende zakken zagen wij een gelig fijn poeder.
Uit papieren die op de houten plaat op de bovenkant van de pallets waren geplakt, zoals pakbon en factuur, is onder meer op te maken dat de lichtbruine papieren zakken gevuld zouden zijn met ieder circa 25 kilogram "sucralose" met CAS-nummer 56038-13-2. Tevens was hieruit op te maken dat de goederen afkomstig zijn van “ [bedrijf 2] , [adres 3] ” en dat de factuur-invoerwaarde USD 3750 bedroeg.
Als ontvanger van de zending stond vermeld:
[bedrijf 3]
[adres 4]
Mr [medeverdachte 1]
[telefoonnummer 1]
Verder stond er vermeld:
(Hold For Collection [bedrijf 1] Mst)
Door mij, verbalisant [verbalisant 1] , werd contact opgenomen met [bedrijf 3] . Mij werd medegedeeld dat [bedrijf 3] de stof sucralose niet gebruikt, dat een partij van 750 kg niet voorkomt in [plaats 4] omdat ze daar enkel bulkladingen verwerken en vermengen, dat er op de locatie [plaats 4] geen heer [medeverdachte 1] werkt, dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] niet bekend is bij [bedrijf 3] en dat [bedrijf 3] nooit zelf koerierszendingen ophaalt.
Tijdens het openen van de zakken werd door mij, verbalisant [verbalisant 1] , een sterke zoete/weeïge geur waargenomen. Tevens raakten mijn slijmvliezen snel geïrriteerd in de directe omgeving van de stof. De geur en irritatie waren voor mij herkenbaar en diverse keren eerder waargenomen bij de ontmanteling van een laboratorium voor vervaardiging van synthetische drugs.
Opmerking verbalisanten: Bij een eerste test door het Douanelaboratorium is vastgesteld dat het de stof APAA (2-fenyl-3-oxobutaanamide) betreft. APAA is eenvoudig om te zetten in BMK, de essentiële stof voor vervaardiging van amfetamine (lijst 1 Opiumwet).
In /aan/op de zending zijn drie door Belastingdienst FIOD, sectie technische ondersteuning (STO), ter beschikking gestelde technische hulpmiddelen aangebracht.
2.
Een kennisgeving van inbeslagneming, opgemaakt d.d. 18 augustus 2017, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudendei:
De Belastingdienst/FIOD heeft voorwerpen in beslag genomen en in ontvangst genomen van [bedrijf 1] , [adres 2] .
In beslag genomen voorwerpen:
Volgnummer: A1-1
Gedetailleerde omschrijving: 3 pallets met ieder 10 zakken, netto 750 kg inzake AWB
(het hof begrijpt: airwaybill)4708509912
Vindplaats: Loods [bedrijf 1]
Datum: 18 augustus 2017.
3.
Een proces-verbaal van bevindingen (AMB-003), opgemaakt d.d. 23 augustus 2017, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]:
Op 21 augustus 2017 werd ik, verbalisant [verbalisant 1] , gebeld door een medewerker van [bedrijf 1] te
[plaats 2] . Deze deelde mij mee dat die morgen een nieuwe partij bestaande uit 2 pallets met soortgelijke zakken was gearriveerd in de loods van [bedrijf 1] te [plaats 2] .
Verder deelde hij mee dat deze partij volgens de bijgevoegde bescheiden afkomstig is van dezelfde verzender.
Op 22 augustus 2017 zijn wij, verbalisanten, gegaan naar de vestiging van [bedrijf 1] gelegen aan
[adres 2] .
Het betroffen twee pallets met op iedere pallet 10 papieren zakken met een totaal netto gewicht van 450 kg. Deze pallets, met boven op de zakken een houten plaat, waren tevens omwikkeld met doorzichtige plastic folie.
Pallet 1:
Deze pallet bestaat uit 10 papieren zakken zonder opschrift. In iedere papieren zak bevonden zich drie doorzichtige (in elkaar geschoven) plastic zakken die gezamenlijk dichtgebonden waren met behulp van een doorzichtig kunststof touwtje. In de ten behoeve van monstername geopende zakken zagen wij een gelig fijn poeder. De gelige stof rook sterk weeïg zoet en de geur irriteerde de slijmvliezen. Uit 2 willekeurige zakken zijn monsters genomen welke zijn genummerd 1-1 en 1-2.
Pallet 2:
Deze pallet bestaat eveneens uit 10 papieren zakken. Op de papieren zakken is met een zwarte viltstift “20 kg" geschreven. In iedere papieren zak bevonden zich drie doorzichtige (in elkaar geschoven) plastic zakken die gezamenlijk dichtgebonden waren met behulp van een doorzichtig kunststof touwtje. Alle verpakking was gelijk aan die van pallet 1. In de ten behoeve van monstername geopende zakken zagen wij een nagenoeg wit fijn poeder. Uit 2 willekeurige zakken zijn monsters genomen welke zijn genummerd 2-1 en 2-2.
De monsters van pallet 1 en 2 zijn op 23 augustus 2017 overgebracht naar het Douanelaboratorium te Amsterdam. Bij een eerste test door het Douanelaboratorium is vastgesteld dat het bij alle vier de monsters de stof APAA (2-fenyl-3-oxobutaanamide) betreft. APAA is eenvoudig om te zetten in BMK, de essentiële stof voor vervaardiging van amfetamine (lijst 1 Opiumwet).
Uit papieren die op de houten plaat op de bovenkant van de pallets waren geplakt, zoals pakbon en factuur, is onder meer op te maken dat de lichtbruine papieren zakken van pallet 1 gevuld zouden zijn met ieder circa 25 kilogram “sucralose” en pallet 2 met dezelfde
stof maar dat de inhoud van deze zakken 20 kilogram per zak is. Tevens was uit de stukken op te maken dat de zending afkomstig zou zijn van “ [bedrijf 2] , [adres 3] " en dat de factuur-/invoerwaarde USD 2250 bedroeg.
Als ontvanger van de zending stond vermeld:
[bedrijf 3]
[adres 4]
Mr [medeverdachte 1]
[telefoonnummer 1]
Verder stond er vermeld:
(Hold For Collection [bedrijf 1] Mst)
De 2 pallets met in totaal 20 zakken met inhoud zijn door ons in beslag genomen.
De inbeslaggenomen zakken zijn overgebracht naar een depot voor chemicaliën.
In /aan/op deze zending is een door Belastingdienst FIOD, sectie technische ondersteuning (STO), ter beschikking gesteld technisch hulpmiddel aangebracht.
4.
Een kennisgeving van inbeslagneming, opgemaakt d.d. 22 augustus 2017, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
De Belastingdienst/FIOD heeft voorwerpen in beslag genomen en in ontvangst genomen van [bedrijf 1] , [adres 2] .
In beslag genomen voorwerpen:
Volgnummer: A1-2
Gedetailleerde omschrijving: 2 pallets inzake AWB
(het hof begrijpt: airwaybill)4708533513
Vindplaats: Loods [bedrijf 1]
Datum: 22 augustus 2017.
5.
Een proces-verbaal Zaaksdossier-01 “Spetter” (ZK-01), opgemaakt d.d. 26 februari 2018, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 2]:
Op 18 augustus 2017 werd door de afdeling security van [bedrijf 1] contact opgenomen met een medewerker van de Belastingdienst / FIOD. Er werd meegedeeld dat op de locatie [adres 2] drie pallets met papieren zakken waren gearriveerd, volgens de omschrijving bevattende in totaal "circa 750 kilo sucralose”. De zending was volgens de bijgevoegde papieren afkomstig uit Hongkong (leverancier / verzender: [bedrijf 2] ) en bestemd voor [bedrijf 3] , [adres 4] , mr. [medeverdachte 1] (telefoon [telefoonnummer 1] ). Door de verzender was ook vermeld dat de partij zou worden opgehaald bij [bedrijf 1] . Uit navraag bij [bedrijf 3] bleek dat deze zending niet voor hen was bestemd.
Uit een eerste test door het Douanelaboratorium kwam naar voren dat monsters uit drie willekeurige zakken op de pallets géén sucralose bevatten maar dat het hier “APAA (2-fenyl-3-oxobutaanamide)” betreft. Gezien de feiten en omstandigheden valt APAA onder de voorbereidingshandelingen als bedoeld in 10a Opiumwet.
Besloten is de inhoud van de dertig zakken á 25 kilo te vervangen door een onschuldige stof, in casu gips en de oorspronkelijke inhoud in beslag te nemen waarbij een gedeelte reststof APAA in de zakken is achtergebleven.
Op 21 augustus 2017 is een nieuwe zending bestaande uit twee pallets met soortgelijke zakken gearriveerd in de loods van [bedrijf 1] te [plaats 2] . Deze zending van circa 450 kilo was volgens de bijgevoegde bescheiden afkomstig van dezelfde leverancier / verzender en ook bestemd voor [bedrijf 3] . Tevens waren de documenten soortgelijk. Opvallend daarbij was onder meer dat het factuurnummer van deze zending hetzelfde was als bij de eerste zending. Ook van deze partij zijn twee monsters genomen waarna door het Douanelaboratorium is vastgesteld dat het hier eveneens “APAA (2-fenyl-3-oxobutaanamide)” betrof.
Ook van deze zending is de inhoud in beslag genomen, vervolgens vervangen door gips waarbij een gedeelte reststof APAA in de zakken is achtergebleven.
Verdenking NN01 (V01)
Op 2 november 2017 is een doorzoeking ter inbeslagneming verricht in de woning van [medeverdachte 2] , [adres 5] . Hierbij is onder meer een factuur aangetroffen d.d. 28 augustus 2017 gericht aan “ [bedrijf 3] , [adres 4] ”. De factuur heeft volgens de omschrijving betrekking op een “transport [plaats 2] ” op 24 augustus 2017. Uit een handmatige aantekening op de factuur is op te maken dat deze kennelijk per kas contant is betaald.
Aan deze factuur was een aantal e-mails d.d. 24 augustus 2017 gehecht die gezien de inhoud te relateren zijn aan het voornoemde transport. Zo is hieruit onder meer op te maken dat op deze dag door [medeverdachte 1] namens [bedrijf 3] , [adres 4] opdracht is gegeven aan [bedrijf 4] om een vracht op te halen bij [bedrijf 1] te [plaats 2] onder vermelding van 2 track and trace codes: 4708509912 / 4708533513.
Opmerking verbalisant: als e-mailadres gebruikt NN01 “ [e-mailadres 1] ”. De beursgenoteerde onderneming [bedrijf 3] heeft een eigen e-mailadres, in casu “ [e-mailadres 2] ”.
Wat in de e-mails ook opvalt, is het feit dat NN01 de bedrijfsnaam van “zijn werkgever” continu verkeerd vermeld: [bedrijf 3] i.p.v. [bedrijf 3] .
Volgens een aantekening op de factuur zou deze contant zijn voldaan. Navraag bij [bedrijf 3] leerde dat facturen m.b.t. koerierszendingen nooit contant worden voldaan.
6.3.12 Onderzoek inbeslaggenomen voorwerpen
Het adres [adres 6] betreft het woonadres van verdachte [verdachte] . Op dit adres staat alleen hij als bewoner ingeschreven. Uit het onderzoek is niet gebleken dat hier meer personen woonachtig zijn.
6.5.4. Onderzoek inbeslaggenomen voorwerpen
Wat in dit verband niet te rijmen valt, is onder meer het volgende:
- [medeverdachte 1] weet kennelijk niet dat de juiste schrijfwijze van de naam van zijn werkgever [bedrijf 3] is. Hij gebruikt " [bedrijf 3] ” in zijn e-mailverkeer met [medeverdachte 2] ;
- Voornoemde [medeverdachte 1] gebruikt in zijn e-mailwisseling met [medeverdachte 2] “een
gratis e-mail-service van Google (@gmail.com)” wat niet normaal is als men werkzaam is bij een beursgenoteerde onderneming zoals [bedrijf 3] ;
- De partij zou moeten worden afgeleverd bij de onderneming “ [bedrijf 5] , [adres 7] ” waar uiteindelijk niets wordt afgeleverd door [medeverdachte 2] . Volgens een email van [bedrijf 3] is de onderneming [bedrijf 5] geen klant van hen;
- [medeverdachte 2] levert de partij vervolgens af bij de woning van [verdachte] , die "op papier” niets van doen heeft met deze levering;
- [medeverdachte 2] heeft, nadat hij de zakken had afgeleverd bij [verdachte] , de pallets inclusief facturen / pakbonnen (op naam van [bedrijf 3] ) en overige verpakkingsmaterialen zoals plasticfolie en afdekplaten, weer meegenomen in zijn bestelbus;
- Factuur 2017235 van [bedrijf 4] aan [bedrijf 3] , [plaats 4] d.d. 28 augustus 2017 zou contant zijn voldaan. Een medewerker van [bedrijf 3] heeft verklaard dat het niet voorkomt dat zij koerierszendingen contant betalen.
Opmerking verbalisant: bij de doorzoeking van de woning van [verdachte] op 25 augustus 2017 zijn alleen de vijftig zakken APAA in zijn berging / schuur aangetroffen. Verpakkingsmateriaal, pallets, etc. in relatie tot de afgeleverde vijftig zakken, zijn tijdens de doorzoeking niet meer aangetroffen.
6.5.6.5 WhatsApp-conversatie [verdachte] - [medeverdachte 2] inzake [medeverdachte 3] € 13.100,00
In de data van de onder [medeverdachte 2] in beslag genomen iPhone staat tevens een WhatsApp-conversatie tussen het telefoonnummer [telefoonnummer 2] “ [bedrijf 4] ” en het telefoonnummer [telefoonnummer 3] zonder tenaamstelling.
Vanuit ontvangen CIOT-data komt onder meer naar voren dat het nummer [telefoonnummer 3] op naam staat van [verdachte] .
Uit de inhoud hiervan is onder meer op te maken dat deze WhatsApp-conversatie in de periode 28 maart 2017 tot en met 15 april 2017 te relateren is aan de contante storting en de overschrijving naar China via de bankrekening van [medeverdachte 3] . Zo stuurt [medeverdachte 2] op 3 april 2017 om 12:01 uur het volgende bericht aan [telefoonnummer 3] :
“Pikkie.. kun jij nog ff kijken of alles ok is?”Vervolgens krijgt hij het volgende antwoord van [telefoonnummer 3] om 12:07 uur:
“Niet binnen .denk dat er iets fout is gegaan .moet je ff foto maken van wat je gedaan heb”en
“Bij die chic”.
Op 10 april 2017 om 17:33 uur stuurt [telefoonnummer 3] het volgende bericht aan [medeverdachte 2] :
“nog steeds niet binnen .gewoon terughalen .voor dat er weer problemen bijkomen pik”.Vervolgens antwoordt [medeverdachte 2] het volgende om 17:43 uur:
“Jaa komt goed! Kon wel een week duren zeiden ze tegen haar. Dus deze week!!”
Opmerking verbalisant: uit de inhoud van deze whatsapp-conversatie is onder meer op te maken dat de gebruiker van het nummer [telefoonnummer 3] ( [verdachte] is abonnementhouder) op de hoogte is van het gebruik van de bankrekening van [medeverdachte 3] t.b.v. de overboeking naar [bedrijf 8] . Dit verklaart mede waarom bij de doorzoeking van de woning van [verdachte] een handgeschreven notitie is aangetroffen waarop financiële gegevens m.b.t. [medeverdachte 3] staan vermeld zoals bankrekeningnummer, bedrag, datum, etc. en de aangetroffen foto 416/983 in zijn Samsung Galaxy S7 Edge waarop diverse gegevens zijn te lezen m.b.t. [naam 1] .
6.
Een proces-verbaal van ambtshandeling (AMB-046), opgemaakt d.d. 2 maart 2020, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van de verbalisant door [verbalisant 3]:
De zending van 18 augustus 2017 met airwaybill 4706509912 bestaande uit drie pallets á tien zakken (netto 750 kg) had als aangegeven inhoud "sucralose". De zending van 21 augustus 2017 met airwaybill 4708533513 bestaande uit twee pallets á tien zakken (netto 450 kg) had eveneens als aangegeven inhoud "sucralose". Van beide zendingen werden uit willekeurige zakken monsters genomen en werden voor onderzoek overgebracht naar het Douanelaboratorium. Deze monsters werden respectievelijk ingeboekt onder laboratoriumnummers "9691 X 17" en "9829 X 17". Uit onderzoek door het Douanelaboratorium naar de monsters van de zendingen van 18 en 21 augustus 2017 kwam naar voren dat de inhoud niet de aangegeven stof "sucralose" betrof maar de stof APAA (2-fenyl-3-oxobutaanamide).
De stof APAA is een tussenproduct van de omzetting van de geregistreerde stof APAAN (alfa-fenylacetoacetonitril) naar de geregistreerde stof 1-feny1-2-propanon, ook wel Benzylmethylketon (BMK) genoemd. BMK is de essentiële precursor (grondstof) voor de productie van de synthetische drug amfetamine. Voor zover bekend is er geen legaal gebruik van APAA en kent verder geen gebruiksdoeleinden.
7.
Een proces-verbaal aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming (AMB-005), opgemaakt d.d. 28 augustus 2017, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 4]:
Op 18 augustus 2017 en 21 augustus 2017 werd door de afdeling security van [bedrijf 1] gemeld dat op de locatie [adres 2] pallets met een stof waren gearriveerd, afkomstig van [bedrijf 2] in Hong Kong.
Op 24 augustus 2017 omstreeks 17:25 uur werd door [bedrijf 1] meegedeeld dat de zendingen werden opgehaald door één persoon met een wit busje met laadklep. Het busje was voorzien het Nederlands kenteken [kenteken 1] . Het kenteken staat ten name van de onderneming koeriersbedrijf [bedrijf 4] , [adres 5] . Door een observatieteam werd gezien dat het voertuig naar [plaats 1] reed en stopte op [adres 6] . Gezien werd dat twee personen waaronder de chauffeur vanuit de bus zakken via de voordeur de woning [adres 6] binnen droegen.
Op de [locatie] staat 1 persoon ingeschreven. Dit betreft: [verdachte] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1986.
8.
Een proces-verbaal van observatie (OBS-005), opgemaakt d.d. 29 augustus 2017, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op 24 augustus 2017 tussen 19:18 uur en 22:00 uur hebben wij geobserveerd en daarbij hebben wij de volgende waarnemingen, bevindingen gedaan en/of handelingen verricht:
Wij zagen de Volkswagen [kenteken 1] stoppen aan de linkerkant van de [locatie] te [plaats 1] , gelegen binnen de gemeente Apeldoorn.
Ik zag een man lopen bij de Volkswagen [kenteken 1] . Ik zag dat de Volkswagen [kenteken 1] verplaatst werd naar de rechterkant van de [locatie] .
Wij zagen twee mannen bij de achterzijde van de geopende laadklep van de Volkswagen [kenteken 1] staan en dat NN1 in de laadklep van de Volkswagen klom. De andere man (hierna te noemen: NN2) droeg zakken uit de Volkswagen [kenteken 1] en liep in de richting van de woning in de [locatie] te [plaats 1] .
Ik zag NN2 een aantal zakken de woning aan de [locatie] binnen dragen en zag dat er op deze woning het [adres 6] stond.
Ik zag de Volkswagen [kenteken 1] vertrekken.
Wij zagen dat NN2 gelijkenis had met de later aan ons verstrekte foto van [verdachte] , geboren [geboortedag 1] 2017
(het hof begrijpt: [geboortedag 1] 1986).
9.
Een proces-verbaal van bevindingen (AMB-009), opgemaakt d.d. 1 september 2017, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 2]:
Op 25 augustus 2017 is door [betrokkene 1] , supervisor [bedrijf 1] en tevens verantwoordelijk voor
veiligheid, vestiging Maastricht per mail onder meer een “update omtrent de 5 pallets van [bedrijf 3] " aan diverse medewerkers bij [bedrijf 1] verstrekt, onder meer vanuit het [bedrijf 1] -systeem GEMA:
- AWB
(het hof begrijpt: airwaybill)14708509912 bestaat uit 3 pallets welke op 18 augustus zijn binnengekomen en uiteindelijk gisteren (24 augustus) zijn opgehaald;
- AWB 4708533513 bestaat uit 2 pallets welke op 21 augustus zijn binnengekomen en op 24
- GEMA: op 24 augustus om 12:41:46 uur meldt zich telefonisch de heer [medeverdachte 1]
( [telefoonnummer 4] ) die vervolgens vertelt dat de zending de volgende dag zal worden opgehaald.
Tevens vertelt hij dat hij een andere koerier aan het regelen is die de pallets zal ophalen. Hij
zal vandaag nog terugbellen om de naam van de koerier en de bedrijfsnaam door te geven
zodat dit kan worden verwerkt / goedgekeurd in het [bedrijf 1] -systeem dat de zending door een
andere persoon dan de heer [medeverdachte 1] zal worden opgehaald;
- GEMA: op 24 augustus om 15:55:57 uur krijgt [bedrijf 1] bericht dat de zending zal worden
opgehaald door de firma [bedrijf 4] ;
- GEMA: 24 augustus om 17:42:44 uur [medeverdachte 2] (kenteken: [kenteken 1] , voertuig: witte bakwagen 8 pallet posities);
Op 29 augustus 2017 is door [betrokkene 2] , supervisor bij [bedrijf 1] [plaats 2] , een uitdraai uit het [bedrijf 1] systeem GEMA verstrekt waarin onder meer voornoemde data en tijdstippen zijn terug te vinden.
Op dezelfde datum is een inschrijfregister verstrekt over de periode 23 augustus tot en met 28 augustus 2017. In dit register is te lezen dat zich op 24 augustus om 17:35 uur [medeverdachte 2]
(het hof begrijpt: [medeverdachte 2] )heeft ingeschreven. Bij het kenteken is [kenteken 1] genoteerd.
Opmerking verbalisant: uit telefonische navraag door mij bij [bedrijf 1] op 1 september kwam naar voren dat voornoemde [medeverdachte 2] alleen de AWB-nummers heeft genoemd waarna de zendingen zijn vrijgegeven voor transport.
10.
Een schrijven van het Douane Laboratorium met laboratoriumnummer 9691 X 17 (DES-001), opgemaakt d.d. 25 augustus 2017, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Onderzocht product: Geel poeder
Monster in goede staat en met ongeschonden verzegeling ontvangen.
Aanvraag ingeboekt d.d. 21-08-2017.
Bij onderzoek bevonden:
Het monster bestaat uit 3 doorzichtige kleine plastic potjes met in elk een gelig poeder.
Alle deelmonsters zijn afzonderlijk onderzocht.
In geen van de deelmonsters zijn verdovende middelen aangetoond.
Het poeder in alle deelmonsters bestaat voornamelijk uit APAA (2-fenyl-3-xobutaanamide).
APAA wordt niet genoemd in de lijst van geregistreerde stoffen behorende bij de Wet Voorkoming Misbruik Chemicaliën. APAA kan echter Vrij eenvoudig en economisch rendabel omgezet worden in BMK (fenylaceton).
11.
Een schrijven van het Douane Laboratorium met laboratoriumnummer 9829 X 17 (DES-007), opgemaakt d.d. 7 september 2017, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende:
Onderzocht product: poeder
Monster in goede staat en met ongeschonden verzegeling ontvangen.
Aanvraag ingeboekt d.d. 23-08-2017.
Bij onderzoek bevonden:
Het monster bestaat uit vier kunststof potjes gevuld met beige poeder.
Alle deelmonsters zijn afzonderlijk onderzocht.
In geen van de deelmonsters zijn verdovende middelen aangetoond.
Het poeder in de deelmonsters bestaat voornamelijk uit APAA (2-fenyl-3-oxobutaanamide).
Beschouwing ten aanzien van de Opiumwet:
In het product zijn geen stoffen aangetoond die genoemd staan op lijst 1 of lijst II behorende bij de Opiumwet.
Beschouwing ten aanzien van de Wet Voorkoming Misbruik Chemicaliën (WVMC):
In het product zijn geen stoffen aangetoond die genoemd staan in de lijst van geregistreerde stoffen behorende bij de Wet Voorkoming Misbruik Chemicaliën. APAA kan echter wel worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen, het wordt namelijk genoemd in de “EC Voluntary Monitoring List of Non Controlled Chemicals, onderdeel B”.
12.
Een proces-verbaal van bevindingen betreffende onderzoek fysiek beslag woning (AMB-028), opgemaakt d.d. 6 december 2017, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 2]:
Op 2 november 2017 werd een doorzoeking ter inbeslagneming verricht in een woning “ [adres 5] ”. Deze woning betreft het woonadres van onder andere verdachte [medeverdachte 2] . Tijdens deze doorzoeking werden onder meer diverse bescheiden aangetroffen en in beslag genomen. De inbeslaggenomen bescheiden zijn vervolgens integraal vermeld op een lijst van inbeslaggenomen voorwerpen met daarbij een beslagcode (IBN-code).
In de inbeslaggenomen bescheiden zag ik onder meer het volgende:
Factuur 2017235 d.d. 28/08/2017 + e-mailverkeer (beslagcode C.08.02.004):
Dit betreft een factuur ad € 363,00 inzake een “transport [plaats 2] ” op 24 augustus 2017 waarbij 400 km tegen een tarief van € 0,75 in rekening is gebracht. De factuur is gericht aan
“ [bedrijf 3] , [adres 4] ”.
Uit een handmatige aantekening op de factuur is op te maken dat deze kennelijk per kas
contant is betaald.
Aan de factuur is tevens een aantal e-mails d.d. 24 augustus 2017 gehecht die te relateren zijn aan het voornoemde transport. Uit de inhoud komt onder meer naar voren dat op deze
dag door [medeverdachte 1] namens [bedrijf 3] , [adres 4]
opdracht wordt gegeven aan [bedrijf 4] om de vracht op te halen bij [bedrijf 1] te [plaats 2]
onder vermelding van 2 track and tracé codes: 4708509912 / 4708533513.
13.
Een proces-verbaal onderzoek iPhone (AMB-029), opgemaakt d.d. 6 november 2017, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van de verbalisant [verbalisant 5]:
Op 2 november 2017 heeft in het onderzoek Spetter een doorzoeking ter inbeslagneming plaatsgevonden in een woning op het adres [adres 5] (locatie C, verblijfplaats verdachte [medeverdachte 2] ).
Tijdens deze doorzoeking zijn door opsporingsmedewerkers van de FIOD onder andere digitale gegevensdragers, mobiele telefoons, smartdevices en simkaarten, in beslag genomen in verband met nader te verrichten onderzoek.
Op 3 november 2017, heeft er een eerste onderzoek plaatsgevonden aan een iPhone (inbeslagname nummer C.06.02.001) die in gebruik was bij verdachte [medeverdachte 2] en is door mij in de contactenlijst een “contact” gezien met de naam:
“Nieuwe Klant [bedrijf 3] [medeverdachte 1] ” en telefoon “ [telefoonnummer 4] ”.
In de maillijst in deze iPhone is mailverkeer tussen [bedrijf 4] en [medeverdachte 1] door mij gezien. Het gaat om vier mailberichten.
In een mail tussen [e-mailadres 1] en [e-mailadres 3] d.d. 24 augustus 2017 om 13:37 is te lezen:
“Hebben jullie tijd om vandaag nog 4/5 pallets op te halen bij [bedrijf 1] Maastricht. Ophaal adres [bedrijf 1] Maastricht [adres 2] .
Tot 20:00 geopend.
en afleveren bij:
[bedrijf 5]
[adres 7]
Alvast bedankt,
Mvg, [medeverdachte 1]
[bedrijf 3]
[adres 4]
[telefoonnummer 4] .”
In een mail tussen [e-mailadres 3] en [e-mailadres 1] d.d. 24 augustus 2017 om 13:53 is te lezen:
“Goedenmiddag, De totaal aantal kilometerts zijn 400 x 0,75 = 300,- ex de btw.
Ik wacht de ractie af.
We kunnen per direct vertrekken..
Gr, [medeverdachte 2] .”
In een mail tussen [e-mailadres 1] en [e-mailadres 3] d.d. 24 augustus 2017 om 14:31 is te lezen:
“Beste [bedrijf 4] ,
Is akkoord.
Hierbij machtigen wij jullie om de vracht op te halen bij [bedrijf 1] te [plaats 2] .
Onder vermelding van 2 track and tracé codes: 4708509912 / 4708533513
Mvg, [medeverdachte 1]
Mob: [telefoonnummer 4]
[bedrijf 3]
[adres 4]
.”
In een mail tussen [e-mailadres 3] en [e-mailadres 1] d.d. 24 augustus 2017 om 14:56 in deze mail is te lezen:
“Prima, bedankt! We gaan rijden..
Gr, [medeverdachte 2] .”
14.
Een proces-verbaal van ambtshandeling (AMB-044), opgemaakt d.d. 14 oktober 2019, voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als relaas van de verbalisant door [verbalisant 3]:
Historische verkeersgegevens [telefoonnummer 4] i.g.b. [medeverdachte 1]
Op 24 augustus 2017 werden de zendingen APAA omstreeks 17.35 uur opgehaald door één persoon met een wit busje met laadklep (kenteken [kenteken 1] ) dat te naam is gesteld op de onderneming koeriersbedrijf [bedrijf 4] waarvan [medeverdachte 2] één van de firmanten is. Voorafgaand aan het afhalen van de zendingen heeft zich volgens [bedrijf 1] op dezelfde dag omstreeks 12.41 uur een persoon, die zich voorstelde als de heer [medeverdachte 1] , telefonisch gemeld met de mededeling dat beide zendingen zullen worden opgehaald. Voornoemde [medeverdachte 1] belde met het telefoonnummer [telefoonnummer 4] .
Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer [telefoonnummer 4] over de periode 1 maart 2017 tot en met 4 september 2017 komt onder meer naar voren dat het gebruik van dit nummer hoofdzakelijk heeft plaatsgevonden op 24 en 25 augustus 2017, alsmede dat de volgende gespreksmomenten plaatsvonden met [bedrijf 1] of het nummer [telefoonnummer 2] (i.g.b. [medeverdachte 2] ):
- Op 24 augustus 2017 om 12.00 uur vond een uitgaand gesprek plaats met nummer 1244 (= een nummer voor het mobiel opwaarderen van beltegoed);
- Op 24 augustus 2017 om 12.35 uur vond het eerste contact (uitgaand gesprek) plaats met [bedrijf 1] ;
- Op 24 augustus 2017 omstreeks 13:28 uur vond een uitgaand gesprek van 75 seconden plaats met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Dit nummer staat op naam van [bedrijf 4] te Apeldoorn;
- Op 24 augustus 2017 omstreeks 15.52 uur vond wederom een uitgaande gesprek plaats met [bedrijf 1] ;
- Op 28 en 29 augustus 2017 inkomende gesprekspogingen van [bedrijf 1] .
In de historische verkeersgegevens van het nummer [telefoonnummer 4] (i.g.b. [medeverdachte 1] ) heb ik in de bevraagde periode 1 maart 2017 tot en met 4 september 2017 één keer een contactmoment gezien met het nummer [telefoonnummer 2] (i.g.b. [medeverdachte 2] ). Dit contactmoment was op 24 augustus 2017 om 13:28 uur.
iPhone en telefoonnummer [telefoonnummer 2] i.g.b. [medeverdachte 2]
Op 2 november 2017 werd een doorzoeking ter inbeslagneming verricht in de woning van verdachte [medeverdachte 2] . Tijdens de doorzoeking werd onder meer een iPhone in beslag genomen die werd gebruikt in combinatie met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Uit het onderzoek Spetter is naar voren gekomen dat deze iPhone in combinatie met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] in gebruik was bij de verdachte [medeverdachte 2] .
In de contactenlijst van deze iPhone werd een contact gezien met de naam “Nieuwe klant [bedrijf 3] [medeverdachte 1] ” en een telefoonnummer [telefoonnummer 4] .
In de data van deze iPhone werd de volgende verwijderde notitie gezien:
[adres 2] !
Deze notitie is op 24 augustus 2017 om 12:39:18 Nederlandse tijd gemaakt.
Met deze notitie wordt vermoedelijk het adres [adres 2] bedoeld. Dit adres betreft het vestigingsadres van [bedrijf 1] .