Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/365209 / HA ZA 19-701)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties en eiswijziging;
- de memorie van antwoord (op verzoek van het hof nogmaals, maar nu in het juiste format, toegezonden)
- de mondelinge behandeling, waarbij partij [appellant] spreekaantekeningen heeft overgelegd;
- de bij H-12 formulier van 11 oktober 2022 door [appellant] toegezonden productie, die hij bij de mondelinge behandeling bij akte in het geding heeft gebracht.
3.Waar gaat deze zaak om?
4.De beoordeling
draagt zorg voor een zodanige aanleg en onderhoud van paden dat die paden geschikt zijn voor het beoogde doel, te weten openbare wandelroute(s).
dul[d]
t dat de in het plan aan te leggen paden zijn opengesteld voor het publiek.”
1a. Het landgoed (..) omvat minimaal 5,55 ha grond, waarvan minimaal 5 ha uit bos bestaat (..)
verbindt zich de op hem als wederpartij rustende verplichtingen jegens de gemeente (..) bij elke gehele of gedeeltelijke overdracht van het gebied (..) bij wijze van kettingbeding aan zijn rechtsopvolger(s) te zullen opleggen en te zullen bedingen ten behoeve van de gemeente, zulks in geval van achterwege laten van dit kettingbeding op straffe van verbeurte door[ [persoon A] ],
respectievelijk iedere rechtsopvolger (..) van € 500.000,-- (..).”
VESTIGING KWALITATIEVE VERPLICHTINGstaat vermeld:
[appellant] heeft de stelling van de gemeente dat het beding geen verplichting jegens haar inhoudt niet weersproken (zie het proces-verbaal van de comparitie), zodat de rechtbank dit als vaststaand dient aan te nemen. Dit brengt mee dat de gemeente geen partij is bij het beding waar het hier om gaat. Zij kan daarom ook niet worden aangemerkt als schuldeiser of oorspronkelijk stipulator als bedoeld in artikel 6:259 lid 1 sub b BW.”
het beding” in deze rechtsoverweging verwijst de rechtbank terug naar rov 2.3. van haar vonnis, waarin zij aangaf met deze omschrijving te duiden op “
de bepalingen sub 1 tot en met 4 uit de notariële leveringsakte waarbij het perceel aan [persoon B] is geleverd”. Deze bepalingen zijn hierboven weergegeven in rov 4.1.4.3.
(..) aan te nemen.”) en hij heeft het daarin overwogene aldus in hoger beroep ook niet weersproken. Zijn grief B is gericht tegen de conclusie die de rechtbank vervolgens trekt, te weten dat de gemeente geen partij is bij het beding (hof: Beding 1) en zij dus niet kan worden aangemerkt als schuldeiser of oorspronkelijk stipulator als bedoeld in artikel 6:259 lid I sub b BW.
Met betrekking tot erfdienstbaarheden, kwalitatieve verplichtingen en/of bijzondere verbintenissen verklaart verkoper: in voorgaande eigendomsbewijzen zijn deze niet vermeld.”).In de akte [persoon A] - [persoon B] heeft [persoon B] (koper) zich jegens [persoon A] (verkoper) verbonden om de opgesomde verplichtingen 1 tot en met 4 op straffe van een boete door te geven aan een eventuele opvolgende koper. [persoon A] heeft in deze akte Beding 1 echter niet met werking jegens de gemeente aan [persoon B] doorgegeven, Beding 1 geldt alleen tussen de partijen bij de betreffende akte. Letterlijk staat er in die akte “
Koper verbindt zich jegens verkoper” - dus [persoon B] tegenover [persoon A] - om verplichtingen aan een nieuwe eigenaar op te leggen “
ten behoeve van verkoper”, zijnde [persoon A] (en niet de gemeente). De gemeente is bij deze overeenkomst geen partij en zij kan hieraan geen rechten of plichten jegens [persoon A] en/of [persoon B] ontlenen.