ECLI:NL:GHSHE:2023:218
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Oost-Brabant inzake poging tot diefstal met geweld
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte op 17 december 2020 werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, wegens poging tot diefstal met geweld. De rechtbank had naast de gevangenisstraf ook bijzondere voorwaarden opgelegd. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, maar met een zwaardere straf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en met een proeftijd van 3 jaren. De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit en zich tegen de vordering van de benadeelde partij verzet. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd en de argumenten van de verdediging niet overtuigend geacht. Het hof constateert wel dat de redelijke termijn in hoger beroep is overschreden, maar ziet geen aanleiding voor strafvermindering. De bijzondere voorwaarden van de reclassering zijn dadelijk uitvoerbaar verklaard, en de vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 1.847,81, met wettelijke rente. De tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen is gelast.