ECLI:NL:GHSHE:2023:2165

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
20-000607-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan diefstal met geweld en bedreiging, gepleegd door meerdere personen op de openbare weg

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren op [geboortedag 1] 2000, werd beschuldigd van medeplichtigheid aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld, gepleegd op 19 september 2020 te Breda. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken van het medeplegen van diefstal met geweld, maar de officier van justitie ging in hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op de parkeerplaats bij voetbalvereniging [voetbalvereniging] aanwezig was met een Volkswagen Polo, waarin meerdere medeverdachten zaten. Tijdens de overval op de lachgasverkoper [benadeelde 2] werd hij met geweld bedreigd en zijn goederen werden ontvreemd. Het hof oordeelde dat de verdachte, door de auto te besturen en te fungeren als vluchtauto, op zijn minst voorwaardelijk opzet had op de gewelddadige overval. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 227 dagen, waarvan de tijd in voorarrest in mindering werd gebracht, en een taakstraf van 50 uren. Tevens werd een schadevergoedingsmaatregel opgelegd ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2].

Uitspraak

Parketnummer : 20-000607-22
Uitspraak : 28 juni 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 4 maart 2022, in de strafzaak met parketnummer 02-236629-20 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteplaats] ) op [geboortedag 1] 2000,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde medeplegen van diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld.
De rechtbank heeft gelet op deze vrijspraak de benadeelde partijen [benadeelde 2] en
[benadeelde 1] niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen. Verder heeft de rechtbank het geschorste bevel voorlopige hechtenis opgeheven.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De rechtbank heeft zoals hiervoor weergegeven de benadeelde partijen [benadeelde 2] en
[benadeelde 1] niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding.
Zij hebben zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van deze vorderingen. De beide vorderingen liggen derhalve in hoger beroep niet langer ter beoordeling van het hof voor.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte, na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep, primair ten laste is gelegd en de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 50 uren subsidiair 25 dagen hechtenis.
Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof toepassing zal geven aan artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en aan de verdachte de schadevergoedings-maatregel zal opleggen inhoudende dat de verdachte zal worden verplicht de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2] , een geldbedrag van € 2.800,00 (€ 300,00 ter zake van materiële schade en € 2.500,00 ter zake van immateriële schade) te betalen en te bepalen dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast.
De raadsvrouw heeft primair integrale vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep - voor zover onderworpen aan het oordeel van het hof - zal worden vernietigd reeds omdat in hoger beroep de tenlastelegging - en aldus de grondslag van het onderzoek - is gewijzigd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
dat hij op of omstreeks 19 september 2020 te Breda tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, vijftien, althans een of meer flessen lachgas en/of een nektasje (inhoudende circa 800 euro) en/of een pet en/of een paar sandalen en/of twee jassen en/of een identiteitsbewijs en/of een sleutel, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich (deze) wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hebben bestaan uit
  • het bij zijn nek vastpakken van die [benadeelde 2] en/of het (vervolgens) naar de grond werken/brengen van die [benadeelde 2] en/of
  • het richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [benadeelde 2] ,
terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg(en), te weten op de [locatie] en/of op een aan/bij die weg liggende parkeerplaats, in elk geval op de openbare weg;
subsidiair
dat [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 19 september 2020 te Breda, tezamen en in vereniging met elkander en/of met een of meer anderen, althans alleen, vijftien, althans een of meer flessen lachgas en/of een nektasje (inhoudende circa 800 euro) en/of een pet en/of een paar sandalen en/of twee jassen en/of een identiteitsbewijs en/of een sleutel, in elk geval enig goed, die/dat geheel of ten dele aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of hun mededaders en/of aan verdachte toebehoorde(n) hebben weggenomen met het oogmerk om het zich (deze) wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hebben bestaan uit
  • het bij zijn nek vastpakken van die [benadeelde 2] en/of het (vervolgens) naar de grond werken/brengen van die [benadeelde 2] en/of
  • het richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [benadeelde 2] ,
terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg(en), te weten op de [locatie] en/of op een aan/bij die weg liggende parkeerplaats, in elk geval op de openbare weg,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 19 september 2020 te Breda opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een ander met een door hem, verdachte, bestuurde auto en zich bewust van de aanwezigheid van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in die auto te vervoeren naar en nadien van de plaats delict (om aldaar lachgas te halen) en/of,
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of een ander de gelegenheid te geven om die auto vol te laden, althans te beladen met een of meer flessen lachgas en/of andere weggenomen goederen,
- vervolgens met die personen en die goederen weg te rijden van de plek van de diefstal.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair
dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op 19 september 2020 te Breda, tezamen en in vereniging met elkander en met een of meer anderen, flessen lachgas en een nektasje (inhoudende circa 800 euro) en een pet en een paar sandalen en twee jassen en een sleutel, die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] toebehoorden, hebben weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken welk geweld of bedreiging heeft bestaan uit
  • het bij de nek vastpakken van die [benadeelde 2] en het vervolgens naar de grond werken/brengen van die [benadeelde 2] en
  • het richten van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [benadeelde 2] ,
terwijl het feit werd gepleegd op de openbare weg, te weten op een aan de [locatie] liggende parkeerplaats,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 19 september 2020 te Breda opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door
- die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en een ander met een door hem, verdachte, bestuurde auto en zich bewust van de aanwezigheid van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in die auto te vervoeren naar en nadien van de plaats delict (om aldaar lachgas te halen) en/of,
- die [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] en een ander de gelegenheid te geven om die auto te beladen met een of meer flessen lachgas en andere weggenomen goederen,
- vervolgens met die personen en die goederen weg te rijden van de plek van de diefstal.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]

1. Het proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde 2] door de rechter-commissaris d.d. 21 december 2021, voor zover inhoudende als verklaring van [benadeelde 2] :

Ik werd (
het hof begrijpt: op 19 september 2020) gebeld voor een bestelling. Ongeveer om 10 voor 3/3 uur in de nacht. Ik werd gebeld door een jongen die een tank wilde bestellen van 4 kg. Bij voetbalvereniging [voetbalvereniging] (
het hof begrijpt: aan de [locatie] te Breda) bevond hij zich. Ik ben daar toen naartoe gereden. Ik zag daar twee auto’s staan. Ik zag een rode Fiat en een zwarte Polo. Ik ben richting de zwarte Polo gereden en toen ben ik uit mijn bus gestapt en naar achteren gelopen om de bus te openen. Toen kwam de jongen zonder gezichtsbedekking en krullen naar me toe lopen. Die kwam de bestelling afnemen. Ik wilde de bus openen en de fles uit de bus pakken. Toen werd ik bij mijn nek vastgepakt en naar achteren getrokken, naar de grond.
Toen zijn er jongens uit de zwarte Polo gestapt en naar de bus gelopen/gerend en
hebben vervolgens mijn bus leeg gehaald. De jongen zonder gezichtsbedekking stond nog bij mij. Die hield mij onder schot. Verder weet ik dat een van de jongens geen gezichtsbedekking had en de anderen wel. De andere jongens haalden mijn bus leeg en de lachgasflessen gingen in de zwarte Polo. Toen ze de auto hadden volgeladen zijn ze weg gereden. De jongen met het wapen die bij mij stond met het wapen op mij gericht is uiteindelijk ook in de zwarte Polo gestapt toen ze klaar waren.
De personen in de rode Fiat waren de getuigen. Het meisje van die auto heeft het kenteken
genoteerd.
Nadat de jongens waren weg gereden heb ik mijn broer (
het hof begrijpt: [benadeelde 1]) gebeld. Mijn broer heeft toen de politie gebeld. Daarnaast zijn er ook spullen van mij weggenomen, een pet, slippers, nektas, geld in de nektas. Dat was rond de € 800,-, waarvan
€ 300,- van mij was. Er zijn ook nog een gele Peuterey jas en nog een jasje weggenomen. Alles was van mij, behalve het geld van mijn broer.
De zwarte Polo stond met de koplampen aan richting mij toen ik aan kwam rijden. De rode Fiat stond in het parkeervak achterin. Ik stopte een stukje voor de zwarte Polo. De lichten van de Polo stonden gericht naar de ingang van de parkeerplaats. De koplampen van de bus waren gericht richting het bos. De zwarte Polo is op enig moment nog verplaatst. Dichterbij aan de achterkant van mijn bus zodat ze het konden inladen. De situatie ging heel snel. Ik was echt flabbergasted. Ik kwam aanrijden, stapte uit en ik werd naar de grond geduwd en er werd een vuurwapen op me gericht. Er waren vier of vijf man om mij heen.

2. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 september 2020 (dossierpagina’s 668-669), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] :

Op zaterdag 19 september 2020, omstreeks 03.15 uur, hoorden wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , van de meldkamer, dat er 5 minuten eerder een lachgasverkoper was overvallen door vijf personen op de [locatie] te Breda. Aldaar zou een parkeerplaats liggen van voetbalvereniging [voetbalvereniging]
Omstreeks 03.40 uur kwamen wij, verbalisanten, ter plaatse aan. Het slachtoffer was gekomen in een witte Fiat Doblo.

3. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 september 2020 (dossierpagina’s 705-707), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] :

Op zaterdag 19 september 2020, omstreeks 03:18 uur, was ik verbalisant [verbalisant 3]
belast met de noodhulpsurveillance voor de politie-eenheid Zeeland West-Brabant,
district Baronie, team Markdal. Ik werd vergezeld door mijn collega [verbalisant 4] .
Wij kregen de melding om te gaan naar de Ruijterboslaan (
hof: [locatie]) te Breda, aldaar zou zojuist een lachgasbezorger zijn beroofd onder bedreiging van een vuurwapen. De buit die zou zijn weggenomen waren onder andere lachgasflessen, zijn autosleutel van een Fiat en verschillende soorten kleding. De daders zouden met 4 of 5 man zijn en zijn weggevlucht in een zwarte Volkswagen Polo voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken] . Hierop ben ik, [verbalisant 3] , direct gaan rijden in de richting van de plaats delict.
Toen ik, [verbalisant 3] , reed over de Graaf Hendrik III laan in de richting van de Graaf Engelbertlaan, zag ik in tegenovergestelde richting over de Graaf Hendrik III laan in de richting van de Boeimeersingel een zwartkleurige Volkswagen rijden. Daar ik, [verbalisant 3] , niet kon zien wat voor soort auto dit betrof en geen kenteken had kunnen lezen besloot ik mijn dienstvoertuig te keren. Ik zag dat, toen ik mijn dienstvoertuig keerde, de door mij geziene Volkswagen, ineens zijn snelheid verhoogde en ogenschijnlijk weg wilde komen vanaf ons dienstvoertuig. Toen ik, [verbalisant 3] , achter de genoemde Volkswagen kwam te rijden, zag ik dat deze vanaf de Graaf Hendrik III laan, rechtsaf de Boeimeersingel op reed. Ik, [verbalisant 3] , zag dat het kenteken van deze zwarte Volkswagen, een type Polo, [kenteken] was en dus overeenkwam met het genoemde voertuig van de beroving. Toen ik, [verbalisant 3] , over de Boeimeersingel reed, zag ik dat de bestuurder het voertuig tot stilstand bracht net voor de afslag naar de Jan Nieuwenhuyzenstraat. Ik, [verbalisant 3] , zag op dat moment dat er 4 verdachten uit het verdachte voertuig, wegrenden in verschillende richtingen. Ik zag dat er 2 verdachten wegrenden over de Boeimeersingel in de richting van de Graaf Hendrik III laan en dat er 2 verdachten wegrenden in de richting van de Jan Nieuwenhuyzenstraat. Ik, [verbalisant 3] , zag dat op dat moment de bestuurdersportier van het verdachte voertuig nog gesloten was en zag door de achterruit van de auto heen een persoon zitten op de bestuurdersstoel. Later bleek deze verdachte te zijn: [verdachte] , geboren op [geboortedag 1] 2000. Vervolgens heb ik, [verbalisant 3] , vanaf de rechterachterbank in het voertuig de aldaar aangetroffen Fiat autosleutel uit het voertuig gehaald.

4. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 september 2020 (dossierpagina’s 683-685), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] :

Op zaterdag 19 september 2020 was ik, verbalisant [verbalisant 4] , belast met een
handhavingsdienst vanuit basisteam Markdal. Ik deed dienst samen met politieambtenaar
[verbalisant 3] . Ik zag (
hof: in de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken]) dat voor de passagiersstoel slippers
(het hof begrijpt: sandalen)lagen van het merk Off-White. Ik zag dat er een spijkerjas lag. Ik zag dat in de kofferbak meerdere lachgasflessen lagen. Ik zag dat dit er ruim tien waren.

5. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 september 2020 (dossierpagina’s 710-712), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] :

Op zaterdag 19 september 2020, was ik verbalisant [verbalisant 5] , samen met collega [verbalisant 6] ,
beiden brigadier van de politie, werkzaam binnen de eenheid Zeeland-West-Brabant,
district de Baronie, basisteam Weerijs. Ik hoorde dat een krantenbezorger zei dat hij in de Marktflat aan de Jan Nieuwenhuyzenstraat, op de eerste verdieping een wit petje en een gele jas zag liggen. Collega [verbalisant 6] en ik liepen vervolgens naar de Marktflat, op de eerste verdieping. Ik, verbalisant [verbalisant 5] zag hier een petje van het merk Offwhite en een gele jas liggen. Via mijn portofoon hoorde ik dat het petje van het merk Offwhite en de gele jas waren weggenomen bij de beroving met vuurwapens op de [locatie] te Breda.
Door deze bevindingen maakten collega [verbalisant 6] en ik een zoekslag in de Marktflat.
Vervolgens liepen wij op de bovenste verdieping van de marktflat. Op de bovenste
verdieping van de Marktflat bevindt zich een ijzeren trap die toegang verleend tot
het dak van de marktflat. Ik, verbalisant [verbalisant 5] , riep vervolgens richting de persoon op het dak dat hij zichzelf kenbaar moest maken. Ik zag vervolgens dat er een man, geheel in het donker gekleed, met een licht getinte huidskleur tevoorschijn kwam. Ik riep naar deze man dat hij van het dak af moest komen en zijn handen moest laten zien. Door collega [verbalisant 6] en mijzelf werd deze persoon op zaterdag 19 september 2020, om 05.24 uur aangehouden. De man op het dak bleek later, [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedag 2] 2001 te zijn.

6. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 september 2020 (dossierpagina’s 774-792), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 7] :

(p. 774)
Naar aanleiding van de diefstal met geweld op een lachgaskoerier, [slachtoffer] , op zaterdag 19 september 2020 aan de [locatie] te Breda, werden de camerabeelden opgevraagd en verkregen van de flat aan de Jan Nieuwenhuyzenstraat te Breda.
Op 23 september 2020 werden door mij de aangeleverde beveiligingsbeelden bekeken van de flat aan de Jan Nieuwenhuyzenstraat te Breda. Het betrof hierbij de beelden van 19 september 2020 over de periode 02:09:58 uur en 07:59:41 uur, systeemtijd over drie beveiligingscamera’s.
Te weten bestanden:
CH01_20200919... tijdstip...mp4, Verder genoemd als Ch01. Hierop is de trapopgang alsmede de deur naar de lift en de souterrain/berging te zien.
(p. 775)
CH02_20200919... tijdstip...mp4, verder genoemd als Ch02. Hierop is de centrale hal en de
hoofdentree te zien.
Om 03:20:05 uur, zag ik dat een persoon, man 1, de centrale hal binnen kwam gelopen vanuit de richting van de zijdeur van de galerij. Ik zag dat hij de trapopgang in de centrale hal op liep. Ik herkende deze man als [medeverdachte 1] . Tevens is deze persoon herkend aan de hand van de beveiligingsbeelden, door politiefunctionaris, [naam] , als zijnde [medeverdachte 1] (
hof: dossierpagina 862).
(p. 777)
Om 03:20:09 uur, werkelijke tijd, zag ik verder op Ch02, een persoon, man 2, de centrale hal binnen lopen vanuit de richting van de zijdeur van de galerij en de trapopgang in de centrale hal opliep. Ik zag dat deze man licht getint was en dik krullend zwart haar had. Ik zag dat hij een donkerkleurig trainingspak met een wit embleem op de linker borst had en een klein donker kleurig tasje met een lichtkleurig lange hengsel in zijn rechter hand had. Op het grasveld aan de achterzijde van het flatgebouw gelegen aan de Jan Nieuwenhuyzenstraat te Breda werd een soortgelijke donkerkleurige tas met lichtkleurige hengsel aangetroffen.
(p. 779)
Om 03:20:22 uur zag ik vervolgens op Ch02, dat er een derde persoon, man 3, de centrale hal van de flat vanuit de richting van de zijdeur van de galerij binnen kwam gelopen en de trapopgang op liep. Deze man 3 werd later aangehouden en werd geïdentificeerd als [medeverdachte 3] . Ik zag vervolgens dat [medeverdachte 3] , net voordat hij de trapopgang opliep samen met [medeverdachte 2] , naar [medeverdachte 2] keek en naar de trap wees. Het leek erop alsof beiden elkaar kenden. Ik zag dat [medeverdachte 2] een geelkleurig voorwerp onder zijn rechter arm had.
(p. 780)
Om 03:20:23 uur zag ik op camera Ch02 dat er een vierde persoon, man 4, de centrale hal van de flat binnen kwam gelopen, ook vanuit de richting van de zijdeur van de galerij en in de richting van de trapopgang liep. Deze man 4 is herkend als zijnde [medeverdachte 2] .
(p. 783)
De bovenstaande personen kwamen achter elkaar in een tijdsbestek van 18 seconden de centrale hal van de flat aan de Jan Nieuwenhuyzenstraat te Breda binnen vanuit de richting van de zijdeur van de galerij.

7. Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 september 2020 (dossierpagina’s 708-709), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 8] :

Op 19 september 2020 was ik, verbalisant, belast met Incident Afhandeling in district de Baronie. Ik hoorde van collega [verbalisant 3] dat er 2 verdachten de Jan Nieuwenhuyzenstraat in waren gerend. Recht onder de plek waar de verdachte (
hof: verdachte [medeverdachte 3]) op het dak lag trof ik een zwart schoudertasje aan met een gele band. Ik hoorde middels de portofoon dat dit zeer waarschijnlijk de tas van de aangever is welke was ontvreemd bij de beroving. Ik zag dat er een geldbedrag in de tas lag.

8. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 september 2020 (dossierpagina’s 723-724), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] :

Op zaterdag 19 september 2020 omstreeks 08:00 uur werd ik, verbalisant [verbalisant 9] , door het Operationeel Centrum te Bergen op Zoom (OC) gestuurd naar de Graaf Hendrik III laan te Breda. Aldaar had een oplettende burger een vuurwapen en munitie aangetroffen.
Gezien de locatie die door het OC was doorgegeven relateerde ik dit aan een op 19-09-2020 omstreeks 03:15 uur gepleegde rip-deal aan de openbare weg [locatie] te Breda. Hierbij was kennelijk een vuurwapen gezien. De daders van dit feit waren gevlucht met een personenauto en hun vluchtroute ging onder andere over genoemde Graaf Hendrik III laan te Breda. Ter plaatse genoemde locatie Graaf Hendrik III laan zag ik, verbalisant, ter hoogte van perceelnummer 9 een auto stilstaan op rijstrook drie van de doorgaande weg Graaf Hendrik III laan, rijrichting Irenestraat, ongeveer 50 meter vóór de kruisende wegen Boeimeersingel en Graaf Hendrik III laan.
De bestuurder van dit voertuig sprak mij, verbalisant, aan en ik hoorde hem vertellen dat hij zijn voertuig op 19-09-2020 omstreeks 08:00 uur had gestopt op de voornoemde en beschreven locatie omdat hij voor zijn voertuig een pistool op de weg zag liggen. Ook hoorde ik de bestuurder zeggen dat hij nadat hij uit zijn voertuig was gestapt patronen en een magazijn op het wegdek van genoemde locatie zag liggen.
Ter plaatse genoemde locatie zag ik, verbalisant, op het wegdek van genoemde weg, aan de rechterzijkant van rijstrook drie, nabij de betonnen stoeprand, een zwart pistool met bruine kolf liggen. Ik zag dat de hamer van dit pistool naar achter stond. Ik, verbalisant, zag dat het woord MAUSER in de slede van de linker zijkant van het pistool gegraveerd stond. Tevens zag ik twee losse patronen op diezelfde locatie liggen. Ik zag dat de patronen een messing huls hadden met daarop een koperkleurige kop. Op dezelfde locatie, ongeveer een meter van het voornoemde pistool vandaan in de richting van genoemde kruisende wegen, zag ik een patroonhouder met daarin patronen op het wegdek liggen. De goederen zijn door een gespecialiseerd medewerker van de unit forensische opsporing volgens de daarvoor geldende protocollen en procedures veiliggesteld.

9. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 september 2020 (dossierpagina’s 1053-1055), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 10] :

Ik, verbalisant, [verbalisant 10] , brigadier van politie, als materiedeskundige werkzaam bij de afdeling Wapens Munitie en Explosieven, van de politie Eenheid Zeeland-West- Brabant, verklaar het volgende. Op zaterdag 19 september (
hof: 2020), werden mij goederen voor nader onderzoek aangeboden.
Deze goederen zijn op 19 september (
hof: 2020) aangetroffen en in beslag genomen. Uit nader onderzoek bleek mij het volgende:
Goednummers: PL2000-2020247636-2245092(pistool) en PL PL2000-2020247636-2245094 (patroonhouder)
Soort : Pistool
Merk : Mauser
Kaliber : 9 mm
Capaciteit patroonmagazijn : 14 stuks
Werking : Semi-automatisch
Aantreffen goederen op de openbare weg:
Het pistool, de patroonhouder en de munitie werden op de openbare weg aangetroffen.
Ik zie dat het pistool en de munitie intact zijn.
Omschrijving pistool:
Het in beslag genomen voorwerp is een centraalvuur pistool van het merk Mauser, model 90 Compact DA van het kaliber 9 mm Parabellum.
Het pistool is voorzien van een zogenaamd vertraagd massa/veervergrendeling systeem van de afsluiter, waardoor met het wapen semiautomatisch zware munitie kan worden geschoten. Het pistool, met uitzondering van het patroonmagazijn, verkeert in goede staat van onderhoud en is gebruiksklaar.
Het in beslag genomen pistool is een voorwerp dat bestemd is om projectielen door een loop af te schieten. De werking van het voorwerp berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Derhalve is dit pistool een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van de Wet Wapens en Munitie, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie.
Goednummer: PL2000-2020247636-2245095
Soort: kogelpatronen
De 8 kogelpatronen zijn zogenaamde “scherpe” eenheids centraalvuurpatronen. Dit wil zeggen dat elk van deze patronen bestaat uit een huls met een cilindrisch lichaam, voorzien van een groef. Afgevuld met rookzwak (nitro) kruit, voorzien van een scherp slaghoedje, centraal in de hulsbodem en voorzien van een projectiel met ronde kop. Het projectiel betreft een "scherpe" volmantelkogel. Deze “scherpe” patronen zijn voor direct gebruik geschikt en geschikt om te worden verschoten in het hier boven omschreven pistool.
Juridische beschrijving munitie:
Deze kogelpatronen zijn munitie in de zin van artikel 1, onder 4 van de Wet Wapens en Munitie, gelet op artikel 2, lid 2, categorie III van de Wet Wapens en Munitie.

10. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 19 september 2020 (dossierpagina’s 666-667), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 11] :

Op 19 september 2020 verklaarde getuige [getuige 1] telefonisch dat hij omstreeks 02.50 uur met zijn vriendin (
hof: [getuige 2]) in zijn auto op de parkeerplaats stond van [voetbalvereniging] , gelegen aan de [locatie] (
hof: [locatie]) te Breda. Naast hen was op een gegeven moment een donkerkleurige Volkswagen Polo komen staan. Hij zag hierin ten minste vijf personen. Hij kon er hiervan slechts één omschrijven. Dit betrof een man met krullen, een zwart Adidas trainingspak met witte accenten (hiermee bedoelde hij de strepen op de zijkant van de broek en mouwen en het merkteken). Hij zag dat na enige tijd deze Polo verplaatste en in de buurt van de uitgang van de parkeerplaats ging staan. Kort hierop zag hij de witte bestelbus van, naar later bleek de lachgasverkoper, aan komen rijden en stoppen bij de Polo. Plots hoorde hij iets van een soort klap en keek wederom in de richting van de twee voornoemde voertuigen. Hij zag iemand op de grond liggen en meerdere personen goederen uit de bestelwagen in de Polo laden. Hij zag dat de man met de krullen en het Adidas trainingspak een geweer vast had en dit richtte op de man op de grond. Vervolgens zag hij dat iedereen in de Polo stapte en dat deze vervolgens hard weg reed. De man op de grond bleef liggen.

11. Het proces-verbaal van verhoor van getuige door de rechter-commissaris d.d. 29 oktober 2021, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 1] :

Ik zat (
hof: op 19 september 2020) in de auto op de parkeerplaats bij het sportveld. Ik zat in een Fiat 500. Ik was toen samen met mijn vriendin, [getuige 2] .
Er waren drie voertuigen op het terrein. Ik was er als eerste. Ik stond toen alleen. Toen
kwamen de overvallers, die stonden eerst een hele lange tijd stil. Toen kwam het busje. De
auto van de jongens was een zwarte Polo en die stond een tijdje stil. Ik denk dat ze daar tien minuten tot een kwartier stonden voordat de andere auto kwam. Het busje kwam aan en toen gingen ze gelijk aan de slag. Ik zag de jongen op de grond zitten en ik zag het wapen. De
jongen zat met opgetrokken knieën. Eentje stond erbij met wapen op hem gericht. althans iets wat op zijn hoofd gericht was. (..) Mijn vriendin en ik zijn toen samen naar de jongen gereden en hebben naast hem geparkeerd. Ik herkende zijn gezicht. Ik ken zijn naam niet, maar ze noemden hem vroeger ‘ [bijnaam] ’. Ik herkende hem van vroeger van de buurt.

12. Het proces-verbaal van verhoor van getuige door de rechter-commissaris d.d. 4 november 2021, voor zover inhoudende als verklaring van [getuige 2] :

Ik weet dat ik op een parkeerplaats stond (
het hof begrijpt: bij voetbalvereniging [voetbalvereniging] aan de [locatie] te Breda). Ik was samen met mijn vriend, [getuige 1] . De auto (
het hof begrijpt: een rode Fiat) stond geparkeerd. Er kwam een andere auto. Die parkeerde een eindje van ons vandaag. Er kwam een wit busje aan. Toen reed de auto een stukje naar achteren. Op een gegeven hoorde ik het geluid, dat ik herken als het geluid van lachgasflessen. Dat geting. Ik heb het kenteken onthouden en ik heb dat tegen de jongen gezegd. Volgens mij waren zijn jas en schoenen afgepakt. U vraagt mij waar wij geparkeerd stonden. Ergens achterin de parkplaats bij [voetbalvereniging] Ik zat achter het stuur en mijn vriend zat naast mij. Op een gegeven moment reed de auto met de jongens achteruit en toen stapten de jongens uit. Op een gegeven moment hoorde ik veel kabaal en toen zag ik de jongen op de grond liggen. Er was verlichting van de parkeerplaats, maar niet van de voetbalvereniging.
Ikzelf heb twee jongens zien lopen. Volgens mij zaten ze met 4 à 5 jongens in de auto.
Dat weet ik omdat ze naast ons stonden en er mensen achterin zaten. Ik zag er in ieder geval
twee voorin zitten toen ze naast ons stopten. Ik zag er later twee achterin stappen.
Binnen 5 minuten, nadat het busje aan kwam rijden waren zij al weer weg.
We hadden wel tegen hem (hof: het slachtoffer [slachtoffer] ) gezegd dat de jongens al een kwartier naast ons stonden voordat hij aankwam.
Toen ik het geting hoorde heb ik het slachtoffer niet gezien. Ik zag hem pas op de grond liggen toen de jongens wegreden. Hij lag achter het busje. Ik hoorde lachgasflessen tegen elkaar klappen. U vraagt mij wat de afstand was tussen de bus en de auto van de jongens.
Ik denk 2 à 3 meter. Ze reden achteruit. Ik denk om iets makkelijk uit het busje te kunnen uitladen en weg te rijden.
12a.De door getuige [getuige 2] getekende situatieschets, als bijlage gevoegd bij het hiervoor (onder bewijsmiddel 12) genoemde proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] door de rechter-commissaris d.d. 4 november 2021.
De getuige heeft op deze situatieschets de Volkswagen Polo waarin de verdachte zich bevond aangeduid met nummer 2. De getuige heeft het voertuig op de situatieschets ter hoogte van de achterkant van de bus van [benadeelde 2] en met de neus richting de zijde van het parkeerterrein waar de in-en uitgang zich bevond, gepositioneerd.

13. Het (los) proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 maart 2021, voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2] :

V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
V: We hebben begrepen dat je graag een verklaring af wil leggen over het feit waarvan je verdacht wordt, namelijk de diefstal met geweld in vereniging op 19 september 2020 omstreeks 03.00 uur te Breda.
A: Ik was bij de overval. Ik heb de tanks van auto naar auto geladen. Ik was met een vriend van mij, [verdachte] . Ik had die auto geleend die verduisterd was. Uiteindelijk is [verdachte] in de auto blijven zitten en ben ik weggerend.
V: Wat voor auto reed [verdachte]
A: In een Polo (
het hof begrijpt: de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken]). Die had ik aan hem uitgeleend in Rotterdam.
V: In welke auto heb je de tanks geladen?
A: In de Polo
V: Waar ben jij naar toe gegaan?
A: Naar die flat waar die kleren zijn gevonden.

14. Het proces-verbaal digitaal onderzoek d.d. 10 oktober 2020 (dossierpagina’s 905-906), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 12] :

Op 19 september 2020 werd bij de Digitale Recherche De Baronie onderstaand goed voor
onderzoek aangeboden:
Beschrijving goed:
Beslagnummer: 2244941
Goednummer: 20-2067-005
Soort: GSM
Merk en type: IPhone 6S
IMEI-nummer: [IMEI nummer]
Door mij zijn met daarvoor bestemde apparatuur en programmatuur de zich op genoemd goed bevindende gegevens overgenomen op een daarvoor bestemd opslagmedium. De gegevens zijn hierbij opgeslagen onder de volgende naam:
• 1fdb5e78a0bba2532cf4885a7f972223a39d3b32_files_partial-afu
Op 21 september 2020, 10:32 uur werden door mij de op het aangeboden goed ingestelde datum en tijd gecontroleerd, deze kwamen overeen met de werkelijke datum en tijd.

15. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 oktober 2020 (dossierpagina’s 909- 922), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 13] :

(p. 909)
Bij de aanhouding van verdachte [verdachte] werden 3 mobiele telefoons onder hem in beslag genomen. Door mij, verbalisant [verbalisant 13] , werd onderzoek verricht in de veiliggestelde inhoud van één van deze telefoons met de volgende gegevens:
Beslagnummer : 2244941
Goednummer : 20-2067-005
Merk en type : iPhone 6S
IMEI-nummer : [IMEI nummer]
(p. 916)
In video IMG_1709.MP4 is op de bebording zichtbaar dat de filmer over afrit 16 rijdt van de A20 bij Capelle aan de IJssel. Er wordt alleen naar buiten gefilmd. Opgemerkt wordt dat deze video gemaakt is in de avond/nacht in de aanloop naar de onderzochte overval (
hof: op 19 september 2020).
Name: IMG_1709.MP4
Path: 1fdb5e78a0bba2532cf4885a7f972223a39d3b32_files_partial-afu.zip./prvate/var/mobile/Media/DCIM/Apple?IMG_1709.MP4
Created: 18-9-2020 23:41:12
(p. 917)
In video IMG_1711.MP4 wordt in een tas gefilmd. Hierin is een pistool zichtbaar (screenprints 22 en 23). Hierna wordt naar buiten gefilmd waarbij het dashboard en een snelweg met bebording zichtbaar is.
Gezien de eerder gefilmde locatie bij Capelle a/d IJssel, de verstreken tijd, de overeenkomende omgevingskenmerken zoals het portaal/de geluidswal en de lay-out van de borden, is deze video vermoedelijk opgenomen op de afrit van de A20 richting de A16 richting Dordrecht/Breda.
(p. 918)
Name: IMG_1711.MP4
Path: 1fdb5e78a0bba2532cf4885a7f972223a39d3b32_files_partial-afu.zip./prvate/var/mobile/Media/DCIM/Apple?IMG_1711.MP4
Created: 19-9-2020 00:32:12.

16. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 19 september 2020 (dossierpagina’s 74-78), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :

V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
V: Je bent vannacht aangehouden om 03.22 uur als bestuurder van een zwarte Polo?
Wat gingen jullie doen?
A: Het was weekend en we zouden gaan chillen. Twee vrienden van mij en die andere twee had ik net leren kennen. Vanaf Rotterdam zijn we naar Breda gegaan in 2 auto’s.
A: Iemand van de jongens heeft lachgas besteld. Er was een afspraak gemaakt ergens en daar gingen we het ophalen.
V: Wie reed in de brandstof auto?
A: Ik
V: Hoe wist jij waar je naar toe moest rijden?
A: Iemand had het op zijn telefoon op navigatie. Deze persoon zat naast mij in de auto.
V: Heeft hij gezegd waar je heen moest?
A: Ja
V: Dan kom je ergens aan. Waar was dat?
A: gewoon een parkeerplaats
V: En dan?
A: Gngen ze lachgas ophalen daar op die parkeerplaats.
V: Wie ging het ophalen?
A: Die jongens
V; Hoeveel jongens?
A: Vier
V: Je zegt daarstraks dat er vier jongens uit de auto kwamen die jij bestuurde ?
A: Dat klopt we hebben in Breda nog twee personen opgehaald. Ergens onderweg ik weet niet waar ergens buiten, in Breda
V: Hoe wist je waar je moest zijn?
A: De jongen die naast mij zat wees mij de weg
V: Als jullie bij de parkeerplaats aankomen met hoeveel zijn jullie dan?
A: Met vijven met mijzelf erbij gerekend

17. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 7 januari 2021 (dossierpagina’s 81-90), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :

V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
V: We hebben bij jouw aanhouding drie telefoons inbeslaggenomen.
V: Van wie zijn die telefoons?
A: Eentje is van mij de 6S IPhone, De andere is een oude telefoon van mij ook een IPhone ,
(p. 85)
V: Waar parkeerde jij je auto?
A: Iets verderop van waar het witte busje stond
V: Hoeveel meter daarvandaan ?
A: twee a drie meter vanaf dat busje

18. De door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep op 14 juni 2023 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:

Ik ben in de nacht van 18 september 2020 op 19 september 2020 vanuit Rotterdam naar Breda gereden. Op enig moment reed ik in de Volkswagen Polo. Bij mij zaten, oude vrienden, [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] in de auto. Het kan zijn dat ik de Volkswagen Polo op de parkeerplaats bij de [locatie] te Breda heb gedraaid. Er was maar 1 in-en uitgang.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. Daartoe heeft zij - op de gronden zoals verwoord in de pleitnota - primair aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van hetgeen zich buiten de auto, waarin hij als bestuurder gezeten was, afspeelde en ook niet wist dat er een overval zou worden gepleegd en dat hij derhalve ook geen opzet kan hebben gehad op het overvallen van lachgasverkoper [benadeelde 2] . Subsidiair heeft de raadsvrouw gesteld dat, indien de verdachte wel op de hoogte was van de (te plegen) overval, zijn bijdrage – het besturen van de auto, niet voldoende wezenlijk was om tot een bewezen-verklaring van medeplegen te komen. Nu geen sprake is van opzet op de tenlastegelegde diefstal met geweld c.q. bedreiging met geweld kan de subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid evenmin bewezen worden verklaard.
Het hof overweegt als volgt.
de feiten
Het hof stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
In de nacht van 19 september 2020 werd [benadeelde 2] omstreeks 02:50 uur gebeld door een jongen die 4 kilogram lachgas bestelde. [benadeelde 2] is daarop met zijn bestelbus (Fiat Doblo) naar de parkeerplaats van voetbalvereniging [voetbalvereniging] aan de [locatie] te Breda gereden om de bestelling af te leveren. Op het moment dat [benadeelde 2] de parkeerplaats opreed bevond zich aan het eind van de parkeerplaats een Rode Fiat 500 met daarin gezeten, [getuige 2] en [getuige 1] . Dichter bij de uitgang van de parkeerplaats stond een zwarte Volkswagen Polo met daarin achter het stuur verdachte [verdachte] . De Volkswagen Polo stond met de neus gericht naar de uitgang van de parkeerplaats. In de Volkswagen Polo zaten naast [verdachte] op zijn minst nog vier andere personen.
[benadeelde 2] is in de richting van de Volkswagen Polo gereden en uitgestapt. Een jongen stapte uit de Volkswagen Polo en benaderde hem om het bestelde lachgas over te nemen. Toen [benadeelde 2] de bus aan de achterzijde wilde openen werd hij van achteren bij zijn nek vastgepakt en naar de grond getrokken. Terwijl de jongen een wapen op [benadeelde 2] gericht hield, stapten andere jongens uit de Volkswagen Polo. Zij haalden de lachgasflessen uit de bestelbus en laadden die over naar de Volkswagen Polo, die aan de achterkant van de bestelbus stond. Tevens werden een pet, slippers/sandalen, een nektas met daarin € 800,- (waarvan een geldbedrag van € 500,- toebehoorde aan zijn broer [benadeelde 1] ), een zwarte en een gele jas (merk: Peuterey) alsmede de autosleutel van de bestelbus weggenomen. Vervolgens zijn de overvallers in de Volkswagen Polo weggereden.
Op 19 september 2020 omstreeks 3.15 uur vernamen de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de meldkamer dat 5 minuten eerder een lachgasverkoper was overvallen door 5 personen op de [locatie] te Breda.
De verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] zijn naar aanleiding van de melding uit gaan zien naar de auto waarin de plegers van de overval zouden zijn gevlucht, te weten een Volkswagen Polo, gekentekend [kenteken] . Rijdend over de Graaf Hendrik III laan in de richting van de Graaf Engelbertlaan, zagen zij een zwarte auto hen tegemoetkomen. Hierop keerden de verbalisanten en volgden het voertuig. De bestuurder verhoogde daarop direct de snelheid. De verbalisanten zagen dat het kenteken overeenkwam met het kenteken van de vluchtauto dat aan hen was doorgegeven en dat het een Volkswagen betrof. Toen de bestuurder de Volkswagen Polo net voor de Jan Nieuwenhuyzenstraat tot stilstand bracht, zagen de verbalisanten vier personen uit de auto wegrennen en hielden zij de bestuurder, verdachte [verdachte] , aan. In de Volkswagen Polo troffen zij een jas, een autosleutel, sandalen (slippers) en dertien lachgasflessen aan.
Twee van de wegvluchtende personen, te weten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] zijn in of op de nabijgelegen Marktflat aangetroffen. Op camerabeelden is te zien dat ook [medeverdachte 2] zich in de Marktflat bevond. Hij heeft echter weten te ontsnappen en is later buiten heterdaad aangehouden. Uit de camerabeelden volgt dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] tussen 3.20.05 uur en 3.20.23 uur de Marktflat zijn ingegaan.
In en nabij deze flat werden de overige ontvreemde goederen teruggevonden.
Rond 08.00 uur die ochtend trof de politie op aanwijzing van een getuige op het wegdek van de Graaf Hendrik III laan een vuurwapen en munitie aan. Het vuurwapen was zwart en had een bruine kolf. Dit wapen werd gevonden op dezelfde locatie als waar de politie een aantal uren daarvoor de Volkswagen Polo naar aanleiding van de melding van de overval op [benadeelde 2] in het oog kreeg en de achtervolging inzette. Het aangetroffen vuurwapen, dat gelet op de bruine kolf een vrij specifiek wapen betreft, vertoont grote overeenkomsten met het vuurwapen afgebeeld op een screenprint (p. 917) van een op de telefoon van de verdachte aangetroffen filmpje. Dit filmpje is gelet op de in de metagegevens vermelde datum en tijdstip, te weten 19 september 2020, 00:32.12 gemaakt tijdens de autorit van Rotterdam naar Breda.
de betrokkenen
Uit de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden leidt het hof af dat op het moment dat de Volkswagen Polo in de nabijheid van de Jan Nieuwenhuyzenstraat tot stilstand kwam (omstreeks 3.18 uur) naast verdachte, als bestuurder, ook [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] in het voertuig aanwezig waren. Het hof gaat er gelet op de korte tijdspanne tussen het moment van de overval (omstreeks 3.10/3.15 uur) op de parkeerplaats bij de [locatie] en het moment van aantreffen van de Volkswagen Polo op de Jan Nieuwenhuyzenstraat van uit dat deze personen ook betrokken waren bij de overval op [benadeelde 2] , waarbij sprake was van geweld c.q. bedreiging met een wapen en goederen zijn ontvreemd.
III.
bedreiging met geweld?
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op de gronden zoals vermeld in de pleitnota op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden verklaard dat bij de overval op [benadeelde 2] gebruik is gemaakt van een wapen.
Het hof deelt dit standpunt niet. Weliswaar is de wijze waarop politie en justitie kennis hebben gekregen van het incident op 19 september 2020, op zijn minst genomen opmerkelijk, nu niet het slachtoffer [benadeelde 2] maar zijn broer [benadeelde 1] daarvan (valse) aangifte heeft gedaan, desalniettemin acht het hof de later door [benadeelde 2] op 21 december 2021 onder ede afgelegde verklaring bij de rechter-commissaris met betrekking tot het dreigen met een wapen voldoende betrouwbaar. Immers, deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van [getuige 1] , zoals afgelegd bij de politie (p. 666) inhoudende dat hij iemand op de grond zag liggen en dat een man een geweer vast had en op de man op de grond richtte. Bij de rechter-commissaris heeft [getuige 1] op 29 oktober 2021 onder ede verklaard dat hij kon zien dat het een wapen was, althans iets wat op het hoofd van de man gericht was. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat er ook een vuurwapen voorhanden is geweest nu met de mobiele telefoon van de verdachte tijdens de autorit van Rotterdam naar Breda een videobestand is gemaakt van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in een tas. Ook is er in de ochtend van 19 september 2020, enige uren na de overval op de vluchtroute van de Volkswagen Polo een vuurwapen met kogels op het wegdek aangetroffen. Dit vuurwapen, dat gelet op de bruine kolf een vrij specifiek wapen betreft, vertoont grote overeenkomsten met het vuurwapen afgebeeld op het op de telefoon van de verdachte aangetroffen filmpje.
medeplegen?
De vraag doet zich voor of de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde medeplegen van - kort gezegd - de overval op [benadeelde 2] .
Het hof stelt voorop dat voor medeplegen noodzakelijk is dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen, gericht op het voltooien van het delict. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, kan daarvan sprake zijn. Vereist is dan wel dat de materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit van voldoende gewicht is. Voor de beantwoording van de vraag of verdachtes bijdrage in zoverre voldoende zwaarwegend is geweest, kan worden gekeken naar onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De verdachte heeft verklaard dat hij nadat hij in de Volkswagen Polo de parkeerplaats aan de [locatie] te Breda was opgereden in de auto naar muziek heeft geluisterd, dat er jongens uit de auto zijn gestapt en weer zijn ingestapt, en dat hij daarna is weggereden. Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte op de parkeerplaats uit de auto is gestapt. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat het slachtoffer [benadeelde 2] niet eenduidig heeft verklaard over het aantal personen dat uit de Volkswagen Polo is gekomen. Zo heeft hij tegenover de politie verklaard dat de
“de hele mikmak uit een zwarte Polo kwam, vier jongens, waarvan er eentje in de auto zat.” [2] Bij de rechter-commissaris heeft [benadeelde 2] verklaard: “Toen zijn er vier jongens uit de zwarte Polo gestapt en zijn naar de bus gelopen/gerend en hebben vervolgens mijn bus leeg gehaald. De jongen zonder gezichtsbedekking stond nog bij mij. Die hield mij onder schot. De 4 andere jongens die haalden mijn bus leeg en de lachgasflessen gingen in de zwarte Polo.” [3]
Getuige [getuige 1] , die zich samen met zijn vriendin [getuige 2] in de rode Fiat 500 eveneens op de betreffende parkeerplaats bevond, heeft bij de politie verklaard dat er zich ten minste 5 personen in de Volkswagen Polo bevonden en dat hij heeft gezien dat meerdere personen doende waren met het uitladen van goederen uit de bestelauto. [4] Bij de rechter-commissaris heeft hij verklaard dat hij denkt dat er 3 of 4 personen betrokken waren en dat er tijdens de overval nog iemand achter het stuur was blijven zitten omdat de motor van de auto de hele tijd aanstond. [5]
Ook de verklaring van getuige [getuige 2] biedt geen uitsluitsel, nu zij bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat zij 4 à 5 jongens in de andere auto (het hof begrijpt: de Volkswagen Polo) heeft zien zitten, dat zij 2 jongens (het slachtoffer niet meegerekend) heeft zien lopen en na de overval 2 jongens achterin de auto zag instappen.
Nu niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte zich tijdens de overval buiten de Volkswagen Polo heeft bevonden kan evenmin met zekerheid worden vastgesteld welke wegnemingshandelingen c.q. geweldshandelingen aan de verdachte als medepleger kunnen worden toegeschreven. Het dossier bevat ook overigens geen concrete aanknopingspunten op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat sprake is geweest van een zodanig intensieve samenwerking tussen de verdachte en de overvallers, dat de verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van hetgeen hem is tenlastegelegd. Van een materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit van voldoende gewicht is niet gebleken. Het hof spreekt de verdachte dan ook vrij van het primair tenlastegelegde medeplegen van diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld.
medeplichtigheid?
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of de verdachte als medeplichtige aan de diefstal met geweld c.q. bedreiging met geweld kan worden aangemerkt, zoals subsidiair tenlastegelegd.
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige als bedoeld in art. 48, aanhef en onder 1° of 2º Sr, maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict). Bij de bewezenverklaring en kwalificatie van de medeplichtigheid moet worden uitgegaan van de door de dader verrichte handelingen, ook indien het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan. Het opzet van de medeplichtige behoeft niet te zijn gericht op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan. Onder die precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan, is ook begrepen of het gronddelict al dan niet in deelneming wordt begaan; op die deelnemingsvorm behoeft het opzet van de medeplichtige dus niet te zijn gericht.
Ingeval het (voorwaardelijk) opzet van de medeplichtige niet (volledig) was gericht op het gronddelict, moet het misdrijf waarop het opzet van de medeplichtige wel was gericht, voldoende verband houden met het gronddelict. Of van een dergelijk verband sprake is, is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval. Doorgaans kan worden aangenomen dat dit verband bestaat indien het misdrijf waarop het (voorwaardelijk) opzet van de medeplichtige was gericht, een onderdeel vormt van het gronddelict, zoals het geval is bij een misdrijf dat is begaan onder strafverzwarende omstandigheden. Maar ook in andere gevallen, waarbij zowel de aard van het gronddelict als de aard van de gedraging van de medeplichtige en de overige omstandigheden van het geval van belang zijn, kan sprake zijn van een dergelijk verband.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast ten aanzien van de rol van de verdachte.
De verdachte is op 19 september 2020 omstreeks 2.03 uur samen met 2 andere personen als bestuurder van de Volkswagen Polo vertrokken vanaf het Shell-benzinestation te Hazeldonk (p. 798). Hij en zijn medepassagiers zijn op weg gegaan naar de parkeerplaats bij voetbalvereniging [voetbalvereniging] aan de [locatie] te Breda om een tank lachgas te gaan halen die telefonisch was besteld bij [benadeelde 2] . De verdachte was gezegd dat hij onderweg nog een paar jongens op moest halen, hetgeen hij heeft gedaan. Hij reed naar eigen zeggen in de auto omdat hij de enige was die een rijbewijs had. Volgens de verdachte waren zij met vijf personen toen zij op de parkeerplaats arriveerden. Uit de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] leidt het hof af dat zij daar ongeveer 15 minuten vóór [benadeelde 2] parkeerden. Toen [benadeelde 2] met de bestelbus was gearriveerd, heeft de verdachte de Volkswagen Polo met de neus richting de uitgang van de parkeerplaats, achter de bestelbus gezet. Vervolgens zijn er uitgaande van de lezing van de verdachte, die ook past bij de verklaring van [benadeelde 2] , 4 jongens uit de Volkswagen Polo gestapt. Nadat [benadeelde 2] met geweld tegen de grond was gewerkt en terwijl hij werd bedreigd met een wapen, werden de lachgastanks uit zijn bestelbus overgeladen in de Volkswagen Polo, waarna de overvallers in de Volkswagen Polo zijn gestapt en de verdachte met verhoogde snelheid van de parkeerplaats is afgereden.
Door het besturen van de auto naar de parkeerplaats midden in de nacht, het ophalen van een aantal voor hem kennelijk onbekende jongens, het beschikbaar houden van de auto om de lading over te dragen en vervolgens te fungeren als vluchtauto is de verdachte voorafgaand aan en gelijktijdig aan het plegen van het misdrijf behulpzaam geweest bij het plegen van het misdrijf dat ook is voltooid.
Het hof is van oordeel dat de verdachte op zijn minst genomen het voorwaardelijk opzet heeft gehad op het gronddelict nu hij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij door zijn handelingen behulpzaam zou zijn aan het plegen van de gewelddadige overval op [benadeelde 2] , gepleegd door [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Uit het eerder genoemde videobestand dat op de IPhone 6S van de verdachte is aangetroffen en gemaakt is tijdens de rit van Rotterdam naar Breda, nog voor de stop bij Hazeldonk, volgt zoals hiervoor overwogen dat er zichtbaar een wapen in de auto aanwezig was. Naar het oordeel van het hof kan het niet anders dan dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van het wapen in de auto, te meer nu het filmpje op verdachtes telefoon stond. Het hof acht het, zo hij al niet eerder bekend was met het plan, ook niet geloofwaardig dat de verdachte gedurende de tijd die hij samen met de anderen op de parkeerplaats heeft doorgebracht in afwachting van de komst van de lachgasverkoper niet bekend is geraakt met de plannen van zijn medepassagiers, temeer nu hij kennelijk omdat hij als enige een rijbewijs had als bestuurder van een auto om de buit te vervoeren en tevens als vluchtauto diende te fungeren. De omstandigheid dat de verdachte de auto heeft verplaatst en ter hoogte van de achterkant van de bus van [benadeelde 2] en met de neus gericht naar de zijde van het parkeerterrein waar de uitgang van de parkeerplaats zich bevond heeft gezet, zoals blijkt uit de door getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris gemaakte situatieschets, duidt er ook op dat hij zich bewust was van hetgeen zich zou gaan voordoen en leidt bovendien tot de conclusie dat hij vol zicht moet hebben gehad op hetgeen zich voor hem afspeelde. Tenslotte leidt het hof ook uit het gedrag van de verdachte nadat het feit al was gepleegd, af dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij met zijn handelingen bijdroeg aan de overval, nu door getuige [getuige 1] is waargenomen dat de auto die de verdachte bestuurde met verhoogde snelheid de parkeerplaats verliet en door de politie is gerelateerd dat de bestuurder van de Volkswagen Polo bij het zien van de politieauto onderweg zijn snelheid verhoogde.
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte zowel opzet heeft gehad op het behulpzaam zijn als voorwaardelijk opzet op het tenlastegelegde gronddelict te weten diefstal met (bedreiging met) geweld.
Het hof komt daarmee tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplichtigheid aan/tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg, door twee of meer verenigde personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het behulpzaam zijn bij een overval op een lachgasverkoper, gepleegd door meerdere personen, waarbij het slachtoffer met geweld naar de grond is gebracht, een vuurwapen op hem is gericht en niet alleen lachgasflessen maar ook onder meer schoeisel, kleding en geld weg zijn genomen. Het moet voor het slachtoffer een schokkende ervaring zijn geweest. Door zijn handelen heeft de verdachte dit ernstige feit gefaciliteerd, hetgeen het hof de verdachte aanrekent.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof kennis genomen van de inhoud van het de verdachte betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 12 april 2023 en de eerder op 4 december 2020, 3 februari 2021 en 15 februari 2022 uitgebrachte reclasseringsadviezen. Voorts heeft het hof acht geslagen op hetgeen door de verdediging in hoger beroep naar voren is gebracht.
Gelet op ernst van het feit acht het hof oplegging van een gevangenisstraf in beginsel een passende straf. Nu het hof de verdachte zal vrijspreken van het primair tenlastegelegde medeplegen en tot een bewezenverklaring van medeplichtigheid is gekomen is het hof van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke straf gelijk aan het voorarrest voldoende recht doet aan de ernst van het feit. Het hof acht daarnaast oplegging van een taakstraf voor de duur van 50 uren subsidiair 25 dagen hechtenis passend en geboden.
Schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding ingediend ter zake van immateriële schade ad € 2.500,00. De rechtbank heeft de verdachte integraal vrijgesproken en derhalve de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard. in zijn vordering. Zoals reeds hiervoor overwogen heeft de benadeelde partij zijn vordering in hoger beroep niet gehandhaafd en is derhalve niet langer aan de orde. Het hof is echter van oordeel dat er voldoende reden is om gelet op hetgeen het slachtoffer door toedoen van de verdachte en zijn mededaders is aangedaan ambtshalve toepassing te geven aan artikel 36f Sr.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof gebleken dat door verdachtes bewezen- verklaarde handelen rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 2] is toegebracht tot een bedrag van € 2.500,00, ter zake van immateriële schade voor welke schade verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 19 september 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 48, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt - voor zover onderworpen aan het oordeel van het hof - het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
227 (tweehonderdzevenentwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Schadevergoedingsmaatregel [benadeelde 2]
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 2] , ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 35 (vijfendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan de betalingsverplichting hebben voldaan, deze in zoverre vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 19 september 2020.
Aldus gewezen door:
mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,
mr. G.C. Bos en mr. E.F. Stamhuis, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.R.G.H. van Outheusden, griffier,
en op 28 juni 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Stamhuis is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar paginanummers van het dossier van de politie Eenheid Zeeland-Wets-Brabant, Districtsrecherche De Baronie, BVH-nummer 2020247636, onderzoek Kruth, gesloten op 19 februari 2019, bestaande uit wettig opgemaakte processen-verbaal en andere geschriften (doorgenummerde pagina’s 1-1056).
2.(Los) Proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juli 2021, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 14] .
3.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde 2] door de rechter-commissaris d.d. 21 december 2021.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 19 september 2020, pagina 666 van het politiedossier.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] door de rechter-commissaris d.d. 29 oktober 2021.