13.07uur stopt de Volkswagen Passat voor [adres 2] . De bestuurder opent kennelijk [adres 2]
en komt naar ongeveer 1 minuut weer naar buiten met een klein voorwerp in zijn handen
en rijdt vervolgens weg. Op 16 januari 2017 omstreeks 15.00 uur stopt de Volkswagen
Passat voor [adres 2] en gaat [adres 2] in. Hij neemt een klein pakketje en even later een op
een kleine doos gelijkend voorwerp uit [adres 2] mee en zet deze in de Volkswagen Passat
en rijdt weg.
➢ Op 13 januari 2017 omstreeks 13.35 uur, stopt een roodachtig gekleurde Opel Vectra, [kenteken 7]
op naam van verdachte [medeverdachte 1] geboren op [geboortedatum] 1996, voor [adres 2]
. Er stappen 2 personen uit, waarbij het lijkt dat de bestuurder [adres 2] opent. Ongeveer
3 minuten later vertrekken beiden weer, zonder dat ze hierbij iets bij zich hebben.
5. Het proces-verbaal observatie d.d. 30 september 2017 (dossierpagina’s 103-108), zoals kort samengevat op dossierpagina 18:
Op 28 september 2016 heeft men [verdachte] en diens schoonzoon [medeverdachte 1]
veelvuldig gezien bij [bedrijf 1] . Verder werd gezien dat [medeverdachte 1] , met de op zijn naam staande Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 3] , vanaf [bedrijf 1] wegreed gevolgd door een tweetal zojuist gearriveerde vermoedelijke klanten in de richting van de Terheijdenseweg. Zeven minuten later kwam [medeverdachte 1] alleen terug bij [bedrijf 1] .
6. Het proces-verbaal observatie d.d. 26 oktober 2017 (dossierpagina’s 119-130), zoals kort samengevat op dossierpagina 18:
Op 11 oktober 2016 heeft er een observatie plaatsgevonden en werd [verdachte] bij [bedrijf 1] gezien. Verder werd er gezien dat vermoedelijk de later bekend geworden [medeverdachte 2] als bestuurder van een rode ‘Borent’ Mercedes Citan met kenteken [kenteken 4] uitstapte bij [bedrijf 1] . Gedurende deze observatie is er eenmaal geconstateerd dat deze rode Mercedes Citan zich heen en weer bewoog tussen [bedrijf 1] en de loodsen liggende achterop het terrein van [adres 2] . Verder is meerdere malen gezien dat de witte Peugeot Partner met kenteken [kenteken 2] heen en weer reed tussen [bedrijf 1] en de loodsen liggende achterop het terrein van [adres 2] . Dit werd driemaal gedaan in het bijzijn van een klant. Eenmaal de klant als bijrijder en tweemaal de klant meerijdend in zijn eigen voertuig.
7. Het proces-verbaal observatie d.d. 18 oktober 2017 (dossierpagina’s 132-142) zoals kort samengevat op dossierpagina 19:
Op 18 oktober 2016 heeft er een observatie plaatsgevonden en werd geconstateerd dat [verdachte] [bedrijf 1] opende. Verder werden(…), vermoedelijk [medeverdachte 1] en de later in het onderzoek bekend geworden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] gedurende de dag waargenomen bij [bedrijf 1] . Gedurende deze observatie zijn een drietal bewegingen gezien van [medeverdachte 3] , in de op zijn naam staande Peugeot Partner, tussen [bedrijf 1] en de loodsen liggende achterop het terrein van [adres 2] . De eerste keer was nadat een vermoedelijke klant zich meldde bij [bedrijf 1] , waarna [medeverdachte 3] 3 à 4 dozen is gaan ophalen uit een garagebox aan [adres 5] . Via een tussenstop op de [adres 2] heeft [medeverdachte 3] vervolgens 3 dozen afgeleverd aan deze vermoedelijke klant, die wachtende was bij [bedrijf 1] . De tweede en derde keer zijn bewegingen geweest tussen [bedrijf 1] en de [adres 2] , eenmaal zonder en eenmaal in combinatie met een vermoedelijke klant.
Ook werd er een Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken 5] gezien op de parkeerplaats van [bedrijf 1] omstreeks 07:12 uur. Dit voertuig is later ook nog bij de loodsen liggende op het terrein van [adres 2] gezien.
8. Het proces-verbaal van bevindingen observatie 18 november 2016 (dossierpagina’s 239-240), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] :
Op 18 november 2019, te 10:19 uur, zag ik, verbalisant [verbalisant 3] , een witte Peugeot Partner kenteken [kenteken 2] het terrein op rijden, richting de loodsen achter [bedrijf 2] (
het hof begrijpt: [bedrijf 2] aan [adres 2]). Daar achter reed een Seat Ibiza stationwagen. Om 10:22 uur reed de Seat het terrein weer af, in de richting van het centrum. Om 10:32 uur, reed de Peugeot Partner het terrein weer af, in de richting van [bedrijf 1] .
Ik, verbalisant [verbalisant 2] heb om 10:56 post gepakt nabij [bedrijf 2] tot omstreeks 12:03 uur. Hierbij heb ik om 11:30 uur de witte Peugeot Partner met kenteken
[kenteken 2] en een Volkswagen Caddy met "Borent" bestickering en kenteken [kenteken 5] op de Terheijdenseweg zien rijden afkomstig vanuit Terheijden en zien afslaan bij [bedrijf 2] . Beide voertuigen zag ik vervolgens naar de achterkant van het terrein van [bedrijf 2] rijden. Enkele minuten later zag ik beide voertuigen weer het terrein van [bedrijf 2] afrijden en in de richting van Terheijden rijden. Om 12:03 uur ben ik, verbalisant [verbalisant 2] , naar [bedrijf 1] gereden aan de [adres 3] en zag ik de witte Peugeot Partner met kenteken [kenteken 2] op het parkeerterrein staan.
9. Een geschrift inhoudende de lijst met in beslag genomen goederen in [adres 2] aan de
[adres 2] op 17 januari 2017 (dossierpagina 1768):
- 534 gram henneptoppen
- 438 gram henneptoppen
- 141 gram henneptoppen
- 539 gram henneptoppen
- 12 hennepstekken in voedingsbodem
- 1739 hennepstekken.
10. Het proces-verbaal van bevindingen drugstest Locatie C1, [adres 2] te Breda d.d. 18 januari 2017 (dossierpagina’s 1786-1787), voor zover inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] :
Op 17 januari 2017 werd een onderzoek ingesteld in verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet. Het onderzoek vond plaats aan een hoeveelheid verdovende middelen welke aan mij ter beschikking werd gesteld door het Ondermijningsteam.
Deze partij was inbeslaggenomen op 17 januari 2017 tijdens een doorzoeking van locatie Cl zijnde een loods aan [adres 2] .
OMSCHRIJVING
De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit:
-Goednummer: Cl .01.01.001
Hoeveelheid: 534 gram netto gedroogde henneptoppen
Aangetroffen in een transparant gripzakje.
-Goednummer: Cl .01.01.002
Hoeveelheid: 438 gram netto gedroogde henneptoppen
Aangetroffen in een transparant gripzakje.
-Goednummer: Cl .01.01 .003
Hoeveelheid: 141 gram netto gedroogde henneptoppen
Aangetroffen in een transparant gripzakje
-Goednummer: Cl .01.01.004
Hoeveelheid: 539 gram netto gedroogde henneptoppen
Aangetroffen in een transparant gripzakje
De genoemde plantdelen, waarvan de hars niet was onttrokken, werden door mij herkend als materiaal van het geslacht Cannabis, beter bekend als hennep. Uit de elke aangeboden hoeveelheid materiaal werd door mij een representatief monster genomen dat werd gewaarmerkt zoals in de sporenlijst is vermeld. Deze monsters werden ieder getest, waarbij gebruik werd gemaakt van MMC NARCOTEST Cannabis.
De testen gaven een POSITIEVE reactie, indicatief voor THC zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj, vermeld op Lijst II, onderdeel b van de Opiumwet.
11. Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 18 januari 2017 (dossierpagina’s 1595-1597), voor zover inhoudende als bevindingen van [verbalisant 3] :
Op 17 januari 2017 werd door mij verbalisant [verbalisant 3] , voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in [bedrijf 1] , [adres 3] .
Tijdens de doorzoeking werd o.a. het volgende in beslag genomen:
Diverse (groeibevorderende) middelen/goederen ten behoeve van de hennepteelt
Vier zwarte eenvoudige Nokia mobiele telefoons
Contant geld met een totaalbedrag van 15.960,-
Zwarte agenda van 2017 met diverse notities van namen en aantallen.
12. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 januari 2019 (dossierpagina’s 1617-1618), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] :
Naar aanleiding van onderzoek BILBAO op 17 januari 2017 een nader onderzoek ingesteld bij [bedrijf 1] , gelegen aan [adres 3] .
Nadat ik [bedrijf 1] was binnengetreden zag ik in het kantoor de eigenaar van [bedrijf 1] zaten, de mij ambtshalve bekende [verdachte] en een manspersoon die ik herkende als [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] zat achter het bureau en [verdachte] op een bank welke daarnaast stond.
Ik zag in [bedrijf 1] dat er tuinartikelen stonden en dat deze onder een dikke laag stof zaten. Deze tuinartikelen waren stenen potten en zakjes met plantenzaad en een rek met tuingereedschap.
13. Het proces-verbaal digitaal onderzoek d.d. 6 februari 2017 (dossierpagina’s 1699-1700), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] :
Goednummer 17-0018-004
Onderzoek Nokia RM-1134 zwart
De onderzochte GSM is inbeslaggenomen tijdens de doorzoeking aan [adres 3] (pand van bedrijf [bedrijf 1] ). De GSM is aangetroffen in de kantoorruimte bij het bureau.
Tijdens het onderzoek aan deze telefoon zag ik in een viertal inkomende SMS-berichten dat het contact van deze telefoon ‘ [verdachte] ’ werd genoemd (13-01-2017, 18-01-2017, 19-01-2017). Ook zag ik dat het contact van deze telefoon zich in een uitgaand SMS- bericht ‘ [verdachte] ’ noemde (02-08-2013). Mogelijk dat met ‘ [verdachte] ’, [verdachte] werd bedoeld.
Ik heb de contacten en inhoud van de SMS-berichten bekeken en zag hierin dat al het SMS verkeer inhoudelijk gaat over het aan- en verkopen van vermoedelijk hennepstekken.
Ik zag in de SMS-historie van het toestel dat er veelvuldig gebruik is gemaakt van het ontvangen en versturen van SMS-berichten. Bijna dagelijks zijn er inkomende en uitgaande SMS-berichten terug te lezen. Het eerste bericht dat is veiliggesteld dateert van 28 juli 2013 en het laatste bericht van 22 januari 2017. Ik heb de SMS-berichten bekeken en vergeleken met de aangetroffen agenda, die vermoedelijk diende als bestelagenda voor hennepstekken.
Notitie Agenda
Naam uit GSM
SMS bericht GSM
19-01-2017
450 A [naam 8] [telefoonnummer 1]
[telefoonnummer 1] French Black
12-01-2017
1: Hello need l50 babies kush
with 450 babies am for the
l9 january?
13-01-2017
t: When you possible come
kush pleas?
t: You have rrumber phone
[verdachte] ?
t: Try??
t: For when approximately?
t: Yes, 19,20,21 if possible
pleas@
1: It’s certain?
1:0k i come back to you on
wednesday by message for
kush, merci [verdachte] .
14. Het proces-verbaal digitaal onderzoek d.d. 2 februari 2017 (dossierpagina’s 1675-1676), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] :
Beschrijving goed:
Goednummer: 17-0018-001
Nokia RM-1134 met IMEI-nummer [IMEI nummer 1] .
De onderzochte GSM is in beslag genomen tijdens de doorzoeking (
hof: op 17 januari 2017) aan [adres 3] (pand van bedrijf [bedrijf 1] ). De GSM is aangetroffen in de kantoorruimte bij het bureau. Tijdens het uitvoeren van de pseudokoop heeft de betreffende opsporingsambtenaar gehoord van verdachte [medeverdachte 3] dat het telefoonnummer van hem ( [medeverdachte 3] ) [telefoonnummer 2] betreft.
Tijdens het veiligstellen van deze GSM door de afdeling digitale recherche is duidelijk geworden dat het nummer van deze GSM [telefoonnummer 2] is.
Ik heb de contacten en inhoud van de SMS-berichten bekeken en zag hierin dat bijna
al het SMS-verkeer inhoudelijk gaat over het aan- en verkopen van vermoedelijk
hennepstekken. Ik zag in de SMS-historie van het toestel dat er veelvuldig gebruik is
gemaakt van het ontvangen en versturen van SMS-berichten. Bijna dagelijks zijn er
inkomende of uitgaande SMS-berichten terug te lezen. Het eerste bericht dat is
veiliggesteld dateert van 5 januari 2017 en het laatste bericht van 20 januari 2017.
Notitie Agenda
Naam uit GSM
SMS bericht GSM
12-01-2017
165+140 [naam 1]
(mooi)
9A [naam 1]
[naam 1]
11-01-2017
I: Hey maat heb je nog ruimte voor vrijdag.
U: Ja hoeveel heb je er nodig
I: 165 en 140 moete heel mooi zijn die worde gecontroleerd
U: Pak ik ze van mezelf. Is geen probleem
I: Oke maat thnx
12-012017
I: Hey maar morgen 9a erbij
U: Dat mag geen probleem zijn
I: Haha oke grappige bestelling he haha
13-01-2017
I: Goede morge maat hoe laat kan je er zijn moet rond 10.00 uur daar zijn.
U: 9 uur
I: Oke maat zie je zo
15. Het proces-verbaal digitaal onderzoek d.d. 2 februari 2017 (dossierpagina’s 1659-1661), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] :
Goednummer: 17-0018-006
Nokia telefoon type RM-1134 Zwart
IMEI-nummer: [IMEI nummer 2]
De onderzochte GSM is in beslag genomen tijdens de doorzoeking (hof: op 17 januari 2017) aan [adres 3] (pand van bedrijf [bedrijf 1] ). De GSM is aangetroffen in de kantoorruimte bij het bureau.
Ik heb de contacten en inhoud van de SMS-berichten bekeken en zag hierin dat bijna al het SMS-verkeer inhoudelijk gaat over het aan- en verkopen van vermoedelijk hennepstekken.
Ik zag in de SMS-historie van het toestel dat er veelvuldig gebruik is gemaakt van het ontvangen en versturen van SMS-berichten. Bijna dagelijks zijn er inkomende of uitgaande SMS-berichten terug te lezen. Het eerste bericht dat is veiliggesteld dateert van 9 december 2016 en het laatste bericht van 20 januari 2017. Ik heb de SMS-berichten bekeken en vergeleken met de aangetroffen agenda, die vermoedelijk diende als bestelagenda voor de hennepstekken. De data en hoeveelheden die in de agenda zijn aangetroffen én die overeenkomen met de SMS-berichten uit deze GSM heb ik hier beschreven.
Notitie Agenda
Naam uit GSM
SMS bericht GSM
9-12-2016
110A [naam 1]
[naam 1]
9-12-2016
Hey maat ik kom tegen 4u die 100 en 90 ophalen
27-12-2016
900 [naam 2] (ronde plug)
[naam 2]
19-12-2016
Volgende week dinsdag. 900 met ronde plug
27-12-2016
[naam 3] 500
[naam 3] 2
27-12-2016
500
19-12-2016
200A [naam 4]
[naam 3] 2
29-12-2016
250
30-12-2016
200A [naam 4]
[naam 4]
30-12-2016
Goede morgen. Kom rond .twaalf uur die 200
ophalen ok
31-12-2016
175B [naam 5]
[naam 5]
29-12-2016
Morgen 175 b ok
2-01-2017
20A [naam 6]
[naam 6]
22-12-2016
3 jan 20a kan dat maat
07-01-2017
500 B [naam 4] 2.75
+80B
[naam 4]
03-01-2017
I: Hey. Alles goed ? Voor wanneer kan je 400
bubbeltjes hebben voor me. En prijs graag alvast bedankt.
U: Dat kan vrijdag en voor jou 3 euro.
I: Vorige week was het nog twee euro nog wat ?
U: Heb nieuwe leverancier erg mooi. Kan ze minimaal voor 2.75 aanbieden
I: Ok ik laat je zo weten óf het akkoord is
U: Is goed
I: Krijg straks te horen óf het doorgaat. Worden er waarschijnlijk 55et doorgaat.
I: d0 in plaats van 400 is dat ok voor vrijdag ? Ik
hoor zo meteen wel óf h
U: Geen probleem
I: 550 bubbel vrijdag is akkoord voor 2.75,... 11 uur ophalen
U: is goed
I: Had 550gevraagd maar kan je dat veranderen naar 500. Alvast bedankt
U: Is goed
I: Hey kan je er nog 80 bubbel bij doen voor
morgen
U: Ja gaat wel lukken
16-01-2017
500 A [naam 7]
[naam 7]
15-01-2017
I: Hello 500 am
I: Mamdag?
U: Yes no problem
I: See you tomorrow
24-01-2017
82A [naam 6]
[naam 6]
2-01-2017
I: 82a de 24ste oké
16. Het proces-verbaal digitaal onderzoek d.d. 2 februari 2017 (dossierpagina’s 1690-1691), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] :
Goednummer 17-0018-005
Nokia RM-1 134 zwart
IMEI-nummer [IMEI nummer 3]
De onderzochte GSM is in beslag genomen tijdens de doorzoeking (hof: op 17 januari 2017) aan [adres 3] (pand van bedrijf [bedrijf 1] ). De GSM is aangetroffen in de kantoorruimte bij het bureau.
Ik heb de contacten en inhoud van de SMS-berichten bekeken en zag hierin dat bijna
al het SMS-verkeer inhoudelijk gaat over het aan- en verkopen van vermoedelijk
hennepstekken.
Ik zag in de SMS-historie van het toestel dat er veelvuldig gebruik is gemaakt van
het ontvangen en versturen van SMS-berichten. Bijna dagelijks zijn er inkomende of
uitgaande SMS-berichten terug te lezen. Het eerste bericht dat is veiliggesteld
dateert van 28 oktober 2016 en het laatste bericht van 13 januari 2017.
Notitie Agenda
Naam uit GSM
SMS bericht GSM
19-01-2017
450 A [naam 8] [telefoonnummer 1]
[naam 8] ( [telefoonnummer 1] )
12-01-2017
450 A [naam 8] [telefoonnummer 1]
I: Hello, i need 150babies kush with 450babies am for the 19 january?
U: Who are you
I: [naam 8] for frankrijk?
U: Ok my friend will call you tomorrow
10-01-2017
420 A [naam 9]
[naam 9] ( [telefoonnummer 4] )
06-01-2017
I: 420 H graag voor as dinsdag
als het kan.
Even terug koppelen aub
U: Ja
I: Top tot dinsdag
17. Het proces-verbaal onderzoek digitaal onderzoek d.d. 6 februari 2017 (dossierpagina’s 1704-1705), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] :
Beschrijving goed
Goednummer 17-0018-03
Merk en type: Samsung S7 Edge
De telefoon komt uit de inbeslaggenomen zwarte schoudertas die lag op het bureau
in het kantoor van het bedrijf [bedrijf 1] , gelegen aan [adres 3]
. De telefoon is vermoedelijk van [verdachte] aangezien er bij
het uitlezen van de telefoon inkomende sms-berichten zijn aangetroffen met
verjaardag felicitaties aan het adres van [verdachte] op [geboortedag 1] 2016.
[geboortedag 1] 1969 is de geboortedatum van [verdachte] .
Bevindingen
Ik zag in de contactenlijst onderstaand contact met telefoonnummer staan:
[medeverdachte 6] [telefoonnummer 3]
Uit het onderzoek is mij bekend geworden dat dit telefoonnummer in gebruik is bij
[medeverdachte 6] . Deze verklaarde in zijn verhoor als roepnaam [medeverdachte 6] te hebben. Verder verklaart [medeverdachte 6] in zijn verdachtenverhoor gebruikte maken van telefoonnummer [telefoonnummer 3] . Ook blijkt uit de gevorderde huurcontracten van de loods aan de [adres 2] en de garagebox aan [adres 5] dat huurder [medeverdachte 6] te bereiken is op [telefoonnummer 3] .
18. Het (los opgenomen) proces-verbaal van bevindingen verduidelijking inbeslag-genomen sleutels d.d. 11 februari 2018, voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] :
Doorzoeking (hof: d.d. 17 januari 2017) [adres 3]
Tijdens deze inval zijn een vijftal sleutelbossen inbeslaggenomen.
1) Fouilleringszak 1 met de tekst “Uit jaszak [medeverdachte 3] ” komen 2 sleutelbossen:
Verbalisant [verbalisant 5] heeft waargenomen dat beide sleutelbossen afkomstig waren
van verdachte [medeverdachte 3] bij zijn aanhouding in het bedrijf [bedrijf 1] .
2) Fouilleringszak 2 met de tekst “Sleutels Fouillering [medeverdachte 3] ” :
Sleutelbos met magneethouder, oranje label en vier zilveren sleutels, waarvan
1. pinsleutel. Met deze sleutels kon [adres 2] aan [adres 2]
worden geopend. Met de magneethouder kon volgens [medeverdachte 3] de deur
van [bedrijf 1] geopend worden.
19. Het proces-verbaal van bevindingen uittreksel Kamer van Koophandel en Kadaster d.d. 14 februari 2017 (dossierpagina’s 87-88), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] :
Op dinsdag 20 september 2016 werd een aanvraag uittreksel Kamer van Koophandel ingediend. De resultaten van de bevragingen werden op woensdag 21 september 2016 verstrekt en de bevindingen zijn hieronder weergegeven:
KvK-nummer: [KvK-nummer]
Handelsnaam: [bedrijf 1]
Rechtsvorm: Eenmanszaak
Startdatum onderneming: 15-02-2013
Activiteiten: Niet-gespecialiseerde handelsbemiddeling.
Detailhandel via postorder en internet in een algemeen assortiment non-food. Handelsonderneming in food en
non-food. Webwinkel in food en non-food. Dierenbenodigdheden Tuin-moestuin en vijverartikelen.
Werkzame personen: 1
Bezoekadres: [adres 3]
Eigenaar: [verdachte] , [verdachte]
Geboortedatum en plaats: [geboortedag 1] 1969, [geboorteplaats 1]
Adres: [adres 6]
Datum in functie: 15-02-2013
20. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 25 januari 2017 (dossierpagina’s 1545-1548), voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 6] :
V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
V: Wat is jouw naam?
A: [medeverdachte 6] . Mijn roepnaam is [medeverdachte 6] .
V: En welk deel was het dat jij huurde?
A: Het achterste deel. Als je het bedrijventerrein (
hof: [adres 2] )te Breda oprijdt ga je het hoekje om en dan de achterste hal aan de rechterkant
(het hof begrijpt [adres 2] ).
V: Waar is het oorspronkelijk voor gehuurd, voor welk doel?
A: Nee. Ik weet alleen opslag. Voor wat daar heb ik geen idee van.
V: Ze vroegen jou of jij iemand uit de brand wilde helpen om het pand op jouw naam te zetten. Je bent er nooit geweest?
A: Ik ben er weleens geweest.
V: Maar je hebt het niet voor jezelf gehuurd?
A: Nee.
V: Hoe ging de betaling die jij hebt gedaan?
A: Die heb ik aan [bedrijf 2] betaald. Ik heb toen een contract getekend.
21. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 25 januari 2017 (dossierpagina’s 1549-1554), voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 6] :
p. 1551
V: Wat zegt de firma " [bedrijf 1] " jou?
A: Dat is een shop van mijn broer geweest, 5 jaar of 6 jaar, die ken ik goed. Ik denk dat [medeverdachte 6] er acht of negen jaar uit is nu.
V: Vanaf wanneer huurde jij die loods?
A: Ergens in 2016.
(p. 1553)
V: Van welke telefoonnummer maak jij gebruik?
A: [telefoonnummer 3] .
V: Wie gebruikt dat nummer nog meer?
A: Over het algemeen ik.
22. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 januari 2017 (p. 1115-1122), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
V: Waar ken je [bedrijf 1] van?
A: Dat is mijn eigen bedrijf.
V: Hoe vaak kom je bij [bedrijf 1] ?
A: Bijna iedere dag, dit is heel verschillend, soms een paar uur maar nooit een hele dag.
V: Wie neemt er waar voor u als u er niet bent?
A: Mijn schoonzoon [medeverdachte 1] werkt 20 uur per week in mijn bedrijf en daarnaast sinds 3 maanden [medeverdachte 3] , hij werkt 4 dagen per week in mijn bedrijf behalve op woensdag.
23. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 januari 2017 (dossierpagina’s 1315-1322), voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 3] :
Ik ben sinds een paar maanden bij [bedrijf 1] actief. Ik begon daar om 09.00 tot ongeveer 17.00 of 18.00 uur. Ik werk daar maandag, dinsdag en donderdag en vrijdag. De reden dat ik hier werk is omdat de eigenaar een beetje ziek is, om hem te ondersteunen.
Ik doe het beheer van de winkel, schoonmaken, voorraden controleren, klanten, administratie. Bij [bedrijf 1] factureer ik 23,75 euro per uur bruto.
V: Waarom was je gisteren bij [bedrijf 1] in Breda?
V: Wat is [bedrijf 1] voor bedrijf?
A: Tegenwoordig heet het een tuincentrum.
V: Wie is de eigenaar/uitbater van [bedrijf 1] ?
A: [verdachte]
V: Wat is je relatie tot de eigenaar/uitbater van [bedrijf 1] ?
A: Hij is mijn baas.
24. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 maart 2017 (dossierpagina’s 1153-1159), voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
V: Wat voor werk doe je?
A: Ik werk bij mijn schoonvader in [bedrijf 1] voor 20 uur per week.
V: Wie is [medeverdachte 3] ?
A: Die ken ik die werkt voor mijn schoonvader, hij ondersteunde mijn schoonvader met belangrijke dingen, financiën etc. administratie.
25. De ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegde verklaring van verdachte, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat [bedrijf 1] mijn zaak was. Dit was een zogeheten growshop. Na de
overname heb ik geprobeerd er een toegankelijker bedrijf van te maken door andere
producten te gaan verkopen. Ik wilde er een soort tuincentrum van maken. Dat is
maar half gelukt. Het is nooit een geheel tuincentrum geworden. De hennep
gerelateerde producten bleven verkocht worden.
26. De ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van verdachte, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik haalde de omzet van [bedrijf 1] altijd zelf op. Ik heb mijn medewerkers nooit toegang willen geven tot de geldstromen.
De raadsman heeft op de gronden zoals vermeld in de pleitnota integrale vrijspraak bepleit. Daartoe heeft de raadsman onder meer aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van de onder feit 1 tenlastegelegde handel in hennepstekken. Zo de verdachte al een rol hierin had dan was deze van een zodanig ondergeschikte rol dat deze van onvoldoende gewicht was om voldoende te zijn voor een bewezenverklaring van het medeplegen van
feit 1. De verdachte had geen wetenschap van de hennepstekken in de loodsen aan [adres 2] en had daar ook geen beschikkingsmacht over.
Het hof overweegt als volgt.
In september 2016 ontving de politie TCI-informatie dat ene [verdachte] vanuit growshop [bedrijf 1] hennepstekken op bestelling zou verkopen. De klanten zouden de hennepstekken in [bedrijf 1] bestellen en bij het afhalen van de bestelling zou de auto van de klant door één van de medewerkers meegenomen worden om de bestelling op te halen in de opslagplaats waarna de auto met de bestelde goederen weer bij de klant bij [bedrijf 1] zou worden afgeleverd. Ook wordt TCI-informatie ontvangen over het gebruik van loodsen aan de [adres 2] in Breda. Naar aanleiding van deze meldingen is de politie een onderzoek gestart onder de naam Bilbao. Dit onderzoek leidde naar [bedrijf 1] in Breda waarvan verdachte [verdachte] de eigenaar was, een garagebox aan [adres 5] en een aantal loodsen (nr. 3 en 20) aan de [adres 2] in Breda. Ook kwamen tijdens dat onderzoek een aantal andere personen te weten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in beeld. In dit onderzoek hebben uiteindelijk op 17 januari 2017 diverse doorzoekingen plaatsgevonden. Daarbij zijn in [bedrijf 1] onder meer diverse hennepgerelateerde artikelen, telefoons, een agenda, sleutels en geld in beslag genomen. De verdachte en [medeverdachte 3] werden op de dag van de doorzoeking aangetroffen in het kantoor van [bedrijf 1] . In loods 3 zijn 12.043 hennepstekken aangetroffen en in beslag genomen. In [adres 2] stonden 1.751 hennepstekken en werd ook 1.652 gram gedroogde henneptoppen aangetroffen. Deze hennepstekken -en toppen werden vervolgens in beslag genomen.
Feit 1: Handel in hennepstekken vanuit [bedrijf 1]
Uit de observaties, die tussen 28 september 2016 en 17 januari 2017 hebben plaats- gevonden, is gebleken dat er regelmatig, soms meerdere keren per dag, op en neer werd gereden tussen [bedrijf 1] en met name [adres 2] aan de [adres 2] . Deze ritjes werden met name door [medeverdachte 3] gereden maar ook is gezien dat [medeverdachte 1] op en neer heeft gereden. Beiden waren op dat moment werknemers van [bedrijf 1] . Op basis van de camerabeelden kan worden vastgesteld dat de hennepstekken die werden besteld, werden opgehaald in [adres 2] . Daarbij is tijdens de observaties ook gezien dat klanten soms ook mee gingen vanuit [bedrijf 1] naar de loods om de hennepstekken op te halen.
Verder is uit de door de politie verrichte pseudokoop gebleken dat er in [bedrijf 1] hennepstekken konden worden besteld. Deze bestelling van de pseudokoper werd in een zwarte agenda genoteerd. Uit onderzoek van deze agenda is gebleken dat de notities starten op 8 december 2016 en eindigen op 7 februari 2017. De notities in de agenda zien naar het oordeel van het hof allemaal op bestellingen van hennepstekken. Dit blijkt onder meer uit de inhoud van de notities, uit het feit dat de bestelling tijdens de pseudokoop ook in de agenda is vermeld en de wijze van noteren daarvan hetzelfde is als alle andere notities in de agenda.
Tot slot zijn in [bedrijf 1] vier Nokia-telefoons aangetroffen waaronder een Nokia met het door [medeverdachte 3] tijdens de pseudokoop opgegeven telefoonnummer waarop de kopers hem konden bereiken voor nieuwe bestellingen. Gelet op de inhoud van de sms-historie, kan van alle vier deze telefoons worden vastgesteld dat deze zijn gebruikt voor het bestellen van hennepstekken. Een aantal van deze sms-berichten komt bovendien overeen met de notities in de hiervoor aangehaalde zwarte agenda van [bedrijf 1] .
De verdachte heeft steeds ontkend dat hij betrokken was bij de handel in hennepstekken vanuit [bedrijf 1] en heeft wetenschap hiervan ontkend. Ondanks deze ontkenning is het hof van oordeel dat de verdachte op de hoogte was van de hennepstekkenhandel en daarbij ook een belangrijke rol speelde.
Eigenaar van [bedrijf 1]
De verdachte was in de bewezenverklaarde periode (enig) eigenaar van [bedrijf 1] . Hij had [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] in dienst genomen. Zij namen de bestellingen op en zorgden voor de aflevering van de hennepstekken aan de klant die ofwel bij [bedrijf 1] was achtergebleven ofwel met één van de medewerkers meereed naar [adres 2] alwaar de hennepstekken in een loods werden opgeslagen.
Dagelijks aanwezig
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij gelet op zijn matige gezondheid niet meer zo vaak in [bedrijf 1] aanwezig was. Het hof acht deze verklaring niet geloofwaardig, nu de verdachte kort na de doorzoeking verklaard heeft dat hij dagelijks in [bedrijf 1] aanwezig was. Het hof zal dan ook uitgaan van deze door hem bij de politie afgelegde verklaring.
Frequentie van bestellen van hennepstekken
Gelet op de notities in de agenda werden er regelmatig hennepstekken besteld bij [bedrijf 1] en werden er veel ritjes gemaakt naar [adres 2] . Dit gebeurde ook op tijdstippen dat de verdachte in [bedrijf 1] aanwezig was (bijvoorbeeld op 28 september 2016, dossierpagina 103).
Het hof acht het gelet op zijn dagelijkse aanwezigheid onaannemelijk dat de verdachte deze activiteiten niet heeft waargenomen of daarvan geen kennis heeft gehad.
Mededeling over hennepstekken ophalen aan de verdachte
Het hof neemt hierbij in aanmerking hetgeen door de politionele pseudokopers is gerelateerd omtrent de omstandigheden waaronder de pseudokoop van 150 hennepstekken plaatsvond.
Tijdens het afhalen van de hennepstekken door de agenten op 13 januari 2017 was [verdachte] in [bedrijf 1] aanwezig. Hierover is door hen geverbaliseerd dat [verdachte] samen met [medeverdachte 3] in het kantoor van [bedrijf 1] zat en [medeverdachte 3] aan [verdachte] meedeelde dat hij even de hennepstekken ging ophalen. De verdachte heeft daarover verklaard dat hij dit door zijn gehoorproblemen niet heeft gehoord. Deze verklaring komt het hof niet geloofwaardig voor. Uit de bevindingen van de politionele pseudokoper blijkt immers dat de mededeling gericht was aan de verdachte. Maar wat er verder ook zij van de vraag of de verdachte de mededeling van [medeverdachte 3] over het ophalen van de hennepstekken wel of niet heeft gehoord, de mededeling maakt in ieder geval overduidelijk dat er in [bedrijf 1] openlijk over de stekkenhandel werd gesproken en dit dus geen geheim voor [verdachte] was of geheim voor hem werd gehouden.
Camera’s ter tijdige waarneming van politie
Ook de aanwezigheid van een flatscreen boven de balie met daarop camerabeelden van de voorzijde van [bedrijf 1] waarop gevolgd werd of er politie bezig was met het noteren van kentekens van klanten van [bedrijf 1] duidt er op dat [verdachte] wist wat er gaande was nu hij als eigenaar toch geacht mag worden zeggenschap te hebben gehad over het plaatsen van de camera’s en het doel daarvan. De openlijke commotie, in aanwezigheid van de verdachte, die ontstond nadat er kennelijk een politieauto werd gesignaleerd bevestigt dit beeld.
Dat er steeds rekening werd gehouden met eventuele problemen met de politie blijkt ook uit de opmerking van [medeverdachte 1] tegen één van de pseudokopers dat hij maar een zak aarde en nieuwe werkhandschoenen moest meenemen zodat hij, als de politie zou komen, kon zeggen dat hij deze bij [bedrijf 1] had gehaald.
Handel in hennep als integraal onderdeel van de bedrijfsvoering
Het moet voor de verdachte kenbaar zijn geweest dat zijn medewerkers ( [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] ) met grote regelmaat voor het ophalen van een bestelling - al dan niet met een klant - [bedrijf 1] verlieten. Het hof acht het niet aannemelijk dat de verdachte als werkgever hiervan niet op de hoogte was en daaraan niet zijn goedkeuring heeft verleend. Eén van de pseudokopers heeft gerelateerd dat door [medeverdachte 3] gezegd werd dat zij in afwachting van hun bestelling hennepstekken ook even konden blijven wachten en een koffie konden nemen. Ook deze wachtende klanten moeten voor de verdachte kenbaar zijn geweest. De geschetste gang van zaken duidt er op dat de handel in hennepstekken integraal onderdeel uitmaakte van de dagelijkse bedrijfsvoering binnen [bedrijf 1] . De ‘reguliere’ handel (tuinplanten e.d.) vond klaarblijkelijk niet of minder plaats gelet op de laag stof die de politie op 17 januari 2017 op deze artikelen aantrof en gelet op het feit dat [medeverdachte 1] zomaar een zak aarde en nieuwe werkhandschoenen aan de politionele informant meegaf als dekmantel mocht er politie komen.
De naam“ [verdachte] ” in één van de hennep telefoons
Daar komt nog bij dat in één van de aangetroffen Nokia telefoons hennepgerelateerde berichten stonden waarin de contactpersoon “ [verdachte] ” werd genoemd. Gelet op het feit dat de telefoon in [bedrijf 1] is aangetroffen en [verdachte] de enige is met een voornaam die aan “ [verdachte] ” gekoppeld kan worden, wijst ook dit naar het oordeel van het hof op zijn betrokkenheid. Het gaat hier ook om berichten van 13, 18 en 19 januari 2017 waaruit blijkt dat [verdachte] zich bezig hield met de handel in hennepstekken.
Controle over de financiën
Uit verdachtes eigen verklaring is gebleken dat hij de controle over de financiën nooit uit handen heeft gegeven. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte namelijk verklaard dat hij de geldopbrengsten van [bedrijf 1] altijd zelf ophaalde en dat hij zijn medewerkers nooit toegang heeft willen geven tot het beheer van de financiën.
De huurder van [adres 2] die de verdachte zegt niet te kennen
Tot slot is het opvallend te noemen dat [verdachte] heeft verklaard dat hij [medeverdachte 6] niet kent maar hij wel onder “ [medeverdachte 6] ” met het nummer [telefoonnummer 3] in de telefoon van [verdachte] stond. Uit het dossier is verder gebleken dat op naam van [medeverdachte 6] [adres 2] is gehuurd maar dat hij, [medeverdachte 6] , daar zelf geen enkele bemoeienis mee had. Het hof leidt hieruit af dat [verdachte] [medeverdachte 6] wel degelijk kende en gaat er vanuit dat [medeverdachte 6] voor [verdachte] de huurovereenkomst van de loods met [bedrijf 2] heeft afgesloten.
Door de verdediging is naar voren gebracht dat uit het feit dat voormeld telefoonnummer in de telefoon van de verdachte is aangetroffen niet kan worden afgeleid dat de verdachte [medeverdachte 6] kende omdat de vorige eigenaar van [bedrijf 1] de familie [medeverdachte 6] was en mogelijk in verband met een internetabonnement nog in de contactlijst van de verdachte stond vermeld. Het hof gaat hieraan voorbij. Uit de verklaring van [medeverdachte 6] volgt immers dat hij, [medeverdachte 6] , degene was die het betreffende telefoonnummer gebruikte en dat zijn broer [medeverdachte 6] in het verleden eigenaar is geweest van [bedrijf 1] . Indien het voormelde telefoonnummer hoorde bij de vorige eigenaar, zoals door de verdediging wordt gesuggereerd, zou het voor de hand liggen dat daarbij als contactnaam ‘ [medeverdachte 6] ’ zou zijn opgenomen en niet ‘ [medeverdachte 6] ’.
Samenvattend stelt het hof vast dat de verdachte niet alleen de eigenaar was van [bedrijf 1] , maar dat hij als enige de volledige beheersing had over de geldstroom van het bedrijf, dat hij door de werknemers werd beschouwd als de baas, dat hij frequent en vrijwel dagelijks aanwezig was, dat er openlijk en veelvuldig werd heen en weer gereden met klanten voor hennepstekken, dat er een camerasysteem was om vroegtijdig aanwezigheid van politie op te merken, dat reguliere handel onder een laag stof lag en ook werd gebruikt om als cover aan klanten mee te geven om bij politie ontdekking te tonen en dat heel concreet aan verdachte in aanwezigheid van de politionele informant door zijn werknemer verteld werd dat deze even hennepstekken halen was.
Conclusie met betrekking tot feit 1
Het hof acht het gelet op het voorgaande dan ook ondenkbaar dat de verdachte geen materiële bijdrage (in de zin van planvorming, financieel beheer en uitvoering) heeft geleverd aan de hennepstekhandel die binnen [bedrijf 1] plaatsvond en die integraal onderdeel uitmaakte van de dagelijkse bedrijfsvoering. De verdachte had de wetenschap van de handel in hennepstekken en ook het opzet daarop. Het hof is ook van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
Het hof is van oordeel dat op grond van de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte in de periode van 19 september 2016 tot en met 17 januari 2017 te Breda, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk hennepstekken heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd.
Feit 2: Hennepstekken in de loodsen 20 en 3
De vraag is vervolgens aan de orde of de verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van de in de loodsen 20 en 3 aangetroffen hennepstekken c.q. henneptoppen, zoals onder feit 2 tenlastegelegd.
Het hof overweegt als volgt.
Voor het bewezenverklaarde opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen is vereist dat deze zich in de machtssfeer van de verdachte bevinden, dat wil zeggen dat de verdachte feitelijke macht over de verdovende middelen kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. De verdovende middelen hoeven zich daarvoor niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van de verdachte te bevinden, noch hoeft te kunnen worden vastgesteld dat de verdovende middelen aan de verdachte toebehoren of dat sprake is van beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de verdovende middelen. Daarnaast is vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanwezigheid van de verdovende middelen. Daarbij geldt dat ook de bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans dat die middelen aanwezig zijn in een bepaalde ruimte onder deze wetenschap kan worden geschaard.
Hennepstekken in [adres 2]
Op grond van de observatieverslagen, de camerabeelden van de loodsen en de processen-verbaal van bevindingen met betrekking tot de pseudokoop kan worden vastgesteld dat in ieder geval in [adres 2] hennepstekken waren opgeslagen die aan de klanten van [bedrijf 1] werden verkocht en afgeleverd. De sleutel van [adres 2] is bij de doorzoeking op 17 januari 2017 ook in [bedrijf 1] aangetroffen. De verdachte kon daarover beschikken. Uit de bevindingen van de pseudokopers blijkt ook dat [adres 2] als opslag fungeerde voor [bedrijf 1] . [medeverdachte 1] vroeg immers aan een van de pseudokopers of [medeverdachte 2] met hen mocht meerijden naar “hun opslag” om te kijken of het daar druk was met politie, nu hun kenteken nog niet was genoteerd door de politie. [medeverdachte 2] is hierop met de pseudokopers meegereden naar [adres 2] . Toen bleek dat er niets aan de hand was bij de loods zijn zij teruggereden naar [bedrijf 1] . Zoals hiervoor reeds is overwogen werden er frequente ritjes tussen [bedrijf 1] en [adres 2] en vice versa in het kader van de handel in hennepstekken uitgevoerd die vanuit [bedrijf 1] plaatsvonden en had de verdachte, naar het oordeel van het hof, ook wetenschap van deze handel. Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt tenslotte dat er een connectie was tussen de verdachte en [medeverdachte 6] , degene op wiens naam [adres 2] aan de [adres 2] was gehuurd.
Op grond van deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, stelt het hof vast dat [adres 2] de opslaglocatie was van [bedrijf 1] en dat de aldaar aangetroffen hennepstekken en henneptoppen zich binnen de machtssfeer van de verdachte bevonden.
Op de camerabeelden van de loodsen aan [adres 2] zijn op verschillende dagen in januari 2017 bewegingen te zien tussen loods 3 en [adres 2] , van welke loods het hof hiervoor heeft vastgesteld dat deze in verbinding stond met de hennepstekhandel vanuit [bedrijf 1] . Echter, naar het oordeel van het hof biedt het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om een verbinding vast te stellen tussen loods 3 en [bedrijf 1] c.q. de verdachte. Het hof zal de verdachte derhalve vrijspreken van het onder feit 2 tenlastegelegde opzettelijk aanwezig hebben van de in loods 3 aangetroffen hennepstekken.
Conclusie met betrekking feit 2
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 17 januari 2017 samen met anderen de hennepstekken en henneptoppen in [adres 2] aanwezig heeft gehad. [verdachte] was eigenaar van [bedrijf 1] , er werden vanuit [bedrijf 1] , ook in zijn aanwezigheid, hennepstekken verkocht en hij had door middel van de sleutel van [adres 2] die in [bedrijf 1] aanwezig was toegang tot de voorraad.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de handel in hennepstekken, waarbij het bedrijf van de verdachte, [bedrijf 1] , als dekmantel is gebruikt. Om in de vraag te voorzien werden in een loods verderop de hennepstekken opgeslagen. In deze loods heeft de verdachte samen met anderen 1.751 hennepstekken en 1.652 gedroogde henneptoppen aanwezig gehad.
De verdachte heeft door zo te handelen de illegale hennephandel in stand gehouden en gefaciliteerd. De illegale hennephandel brengt allerlei maatschappelijk onwenselijke effecten met zich mee en het is algemeen bekend dat de hennepteelt andere vormen van veelal gewelddadige criminaliteit in de hand werkt. Bovendien kan het frequent gebruik van softdrugs schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers van die middelen.
De verdachte heeft zich hier geen rekenschap van gegeven en zich uitsluitend laten leiden door zijn persoonlijk gewin.
Uit het de verdachte betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 12 april 2023 blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C van de Opiumwet gegeven verbod. Deze veroordeling heeft de verdachte er niet van kunnen weerhouden om weer in de fout te gaan.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat uit voormeld Uittreksel blijkt dat de verdachte na de onderhavige feiten zich niet meer heeft schuldig gemaakt aan soortgelijke strafbare feiten. Voorts heeft het hof kennis genomen van hetgeen door de verdediging ter terechtzitting ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden naar voren is gebracht. Met name de gezondheidsproblemen die de verdachte al geruime tijd ondervindt en de beperkingen die hij daardoor ervaart in zijn vermogen om in zijn eigen onderhoud te voorzien.
Hoewel het hof ter zake van feit 2 minder heeft bewezenverklaard dan de rechtbank acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de hoeveelheid hennepstekken die is aangetroffen in beginsel een passende straf.
Echter het hof heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, in eerste aanleg met 2,5 jaar overschreden is. Het hof ziet hierin aanleiding om - evenals de rechtbank - te kiezen voor een andere strafmodaliteit en de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf maar een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Het hof zal aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf bij wijze van stok achter de deur een proeftijd verbinden van 3 jaren.
Het hof is van oordeel dat het passend zou zijn om naast deze voorwaardelijke gevangenisstraf eveneens een taakstraf op te leggen. Echter, gelet op de gezondheidsproblemen van de verdachte zal het hof hier van afzien. Het hof ziet hierin aanleiding om een langere voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de rechtbank heeft gedaan en wel voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest.
Onttrekking aan het verkeer
De beslaglijst d.d. 27 mei 2021 maakt onder nummer 13 melding van een 1859 voorwerpen die tijdens de doorzoeking in [bedrijf 1] op 17 januari 2017 zijn aangetroffen en onder verdachte zijn inbeslaggenomen. De verdachte heeft geen afstand gedaan van deze voorwerpen. Volgens de verdediging zou het gaan om de winkelvoorraad bestaande uit ‘reguliere’ tuinartikelen en benodigdheden voor visvijvers. Uit de dossierpagina’s 1598 tot en met 1605 blijkt echter dat het hier (grote hoeveelheden) ventilatoren, (turbo)heaters, kachels, dompelpompen, tijdschakelaars, transformatoren en groeimiddelen betreft.
Het hof is van oordeel dat deze inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen dienen te worden onttrokken aan het verkeer, nu zij daarvoor vatbaar zijn.
De hiervoor genoemde voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte begane feiten in het bedrijf van de verdachte aangetroffen en kunnen worden beschouwd als een de handel in softdrugs betreffende gezamenlijkheid van voorwerpen welke kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven als ten laste van de verdachte bewezenverklaard. De gezamenlijkheid van deze voorwerpen acht het hof van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Voorts zal het hof de onttrekking aan het verkeer bevelen van de verdovende middelen zoals vermeld onder de nummers 15 tot en met 26 op de beslaglijst, aangezien dit middelen zijn als bedoeld in lijst II van de Opiumwet en deze op grond van artikel 13a van de Opiumwet dienen te worden onttrokken verklaard.
Teruggave aan de verdachte
Het hof zal de teruggave gelasten van het tijdens de insluitingsfouillering van de verdachte onder hem aangetroffen geldbiljet ter waarde van 10 Surinaamse dollars (nr. 27 op de beslaglijst. Niet is gebleken dat de verdachte hiervan afstand heeft gedaan.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De onder nr. 10 en nr. 12 op de beslaglijst vermelde mobiele telefoons zijn niet vatbaar voor onttrekking aan het verkeer of verbeurdverklaring, nu deze voorwerpen niet aan de verdachte toebehoren (dossierpagina 51) en geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt. Het hof zal derhalve de bewaring ten behoeve van de rechthebbende hiervan gelasten
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3, 11 en 13a van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c , 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.