ECLI:NL:GHSHE:2023:2163

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
20-001908-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot hennepstekken

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1969, was eerder veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen hennepstekken heeft verkocht en afgeleverd vanuit zijn bedrijf, [bedrijf 1], en dat hij op de hoogte was van de illegale activiteiten die daar plaatsvonden. De verdachte ontkende betrokkenheid, maar het hof oordeelde dat hij als eigenaar van [bedrijf 1] verantwoordelijk was voor de handel in hennepstekken. Tijdens de pseudokoop op 13 januari 2017 werd de verdachte aangetroffen in zijn bedrijf, waar hij openlijk betrokken was bij de verkoop van hennepstekken. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van drie jaar, en heeft de onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen goederen bevolen. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001908-21
Uitspraak : 28 juni 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 21 juli 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-821154-16 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1969,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank de verdachte ter zake van:
- het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod (feit 1), en
- het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod (feit 2),
veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van 2 jaren alsmede een taakstraf voor de duur van 200 uren subsidiair 100 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht naar rato van twee uur per dag.
Voorts heeft de rechtbank de inbeslaggenomen voorwerpen vermeld onder de nummers 13 en 15 tot en met 26 onttrokken aan het verkeer verklaard en de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelast van de overige op de beslaglijst vermelde voorwerpen (nr. 10,12 en 27).
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de strafoplegging en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte ter zake van de bewezenverklaarde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van voorarrest, waarbij het hof ten aanzien van het beslag overeenkomstig het vonnis van de rechtbank zal beslissen.
De raadsman heeft primair integrale vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg door de rechtbank partieel vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde feit, te weten van het op of omstreeks 17 januari 2017 te Breda, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk aanwezig hebben van 1.122, althans een grote hoeveelheid, hennepstekken in loods 9 aan [adres 2] .
Het hof is van oordeel dat deze partiële vrijspraak als een beschermde vrijspraak moet worden beschouwd.
Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beschermde partiële vrijspraak van feit 2.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat nog aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal - voor zover onderworpen aan het oordeel van het hof - worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg overeenkomstig artikel 313 Sv en voor zover nog aan de orde – tenlastegelegd dat:
1.
hij, op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode van 19 september 2016 tot en met 17 januari 2017, te Breda, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, een grote hoeveelheid hennepstekken en/of hennepplanten, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 17 januari 2017 te Breda, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- in loods 3 aan [adres 2] , 12.043, althans een grote hoeveelheid hennepstekken en/of
- in [adres 2] aan [adres 2] , 1.751, althans een grote hoeveelheid, hennepstekken en/of 1.652 gram gedroogde henneptoppen,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in de periode van 19 september 2016 tot en met 17 januari 2017, te Breda, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een grote hoeveelheid hennepstekken, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op 17 januari 2017 te Breda, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad in [adres 2] aan [adres 2] , 1.751 hennepstekken en 1.652 gram gedroogde henneptoppen, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]

1. Het proces-verbaal van bevindingen m.b.t. pseudokoop d.d. 16 januari 2017 (dossierpagina’s 528-530), voor zover inhoudende als bevindingen van politiële [pseudokoper 1] :

Op 06 januari 2017 kreeg ik van mijn begeleidingsteam van de Regiopolitie Zeeland Midden West Brabant instructies ten behoeve van een lopend rechercheonderzoek genaamd Bilbao. Ik, [pseudokoper 1] , kreeg van mijn begeleidingsteam de opdracht om hennepstekken te bestellen bij het bedrijf genaamd:
" [bedrijf 1] "
[adres 3] ,
teneinde te komen tot de koop van 150 hennepstekken.
Op vrijdag 06 januari 2017 omstreeks 13.12 uur, liep ik samen met collega [pseudokoper 2] , genoemd bedrijf " [bedrijf 1] " binnen. Net voor wij " [bedrijf 1] " binnengingen kwamen er 2 mannen aangelopen, welke telkens over de schouder keken, deze mannen liepen voor ons “ [bedrijf 1] ” binnen. Bij binnenkomst zag ik, een grote ruimte, waarin halverwege een balie was opgesteld. Aan de linkerzijde van deze ruimte, gezien vanaf de ingang, waren diverse gevulde voorraadrekken en achter de balie zag ik tevens diverse gevulde voorraadrekken. Deze rekken waren hoofdzakelijk gevuld met attributen ten behoeve van plantenkweek. Ik zag dat rechts boven de balie een flatscreen hing. Ik zag op dat screen dat 4 beelden van een camera, gericht op de parkeerplaats voor het bedrijf en een gedeelte van [adres 3] , in de richting van [adres 2] , zichtbaar waren. Ik zag dat aan de rechterzijde van de ruimte, gezien vanaf de ingang een klein kantoortje was, Ik zag dat in dat kantoortje 1 persoon was gezeten.
Ik herkende de tweede man achter de balie, aan de hand van een door het tactisch team beschikbaar gestelde foto, als zijnde [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats 2] , wonende [adres 4] (hierna verder: [medeverdachte 1] ). Ik zag dat hij in gesprek was met een klant. Ik zag dat [medeverdachte 1] aan deze klant 3 gripzakjes, geschatte afmeting 10 x 5 centimeter, gevuld met, sterk op henneptoppen gelijkende, plantjes overhandigde, waarop deze klant de zaak verliet.
Ik herkende in de zaak verder nog een man, aan de hand van een door het tactisch team verstrekte foto, als zijnde [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag 3] 1986 te [geboorteplaats 3] , (hierna verder: [medeverdachte 2] ). Ik zag dat [medeverdachte 2] in gesprek was met de 2 mannen welke voor ons de zaak binnengelopen waren. Ik zag dat beide mannen steeds wijzende bewegingen maakten naar het flatscreen en beweging maakten dat gekeken moest worden in de richting van de blauwe Volvo.
Ik hoorde tegelijkertijd beide mannen zeggen: "Police in Volvo, blue Volvo". Ik zag dat
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , hierop meteen reageerden, door zenuwachtig druk doende heen en weer te lopen. Ik zag ook dat [medeverdachte 1] naar de voordeur van de zaak liep, deze opende en [adres 3] inkeek in de richting van de Terheijdenseweg, wat de richting was, welke de 2 mannen aangewezen hadden op het flatscreen. Ik zag voorts dat [medeverdachte 1] het kantoortje inliep en ik hoorde hem praten met iemand in het kantoortje.
Op dat moment heb ik NN01 aangesproken en aan hem gevraagd: “Ik moet een kamertje opruimen en heb plantjes nodig, kun jij mij die leveren.” Hierop hoorde ik NN01 antwoorden: “Even wachten, meekomen.” Vervolgens nam NN01 mij mee naar het kantoortje en wees naar een man welke in het kantoortje aanwezig was.
Op het moment dat ik het kantoortje inliep, herkende ik de man aan de hand van een door het tactisch team ter beschikking gestelde foto, als zijnde [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedag 4] 1978 te [geboorteplaats 4] (hierna verder als [medeverdachte 3] ). Ik ben in het kantoortje bij [medeverdachte 3] gaan zitten aan het bureau.
Ik heb hem gevraagd: "Ik moet een kamertje opruimen en heb volgende week plantjes nodig." Hierop hoorde ik [medeverdachte 3] zeggen: "Bedoel je stekken?". Ik antwoordde hierop: "Ja stekken". Hierop hoorde ik [medeverdachte 3] antwoorden: "Nee, of wil je stekken kopen?" Hierop antwoordde ik: "ja, ik wil stekken kopen". Ik hoorde vervolgens [medeverdachte 3] zeggen: "Ja dat kan, ik dacht dat je kwam brengen, stekken heb ik genoeg. Hoeveel stekken heb je nodig." Ik heb hierop geantwoord: "Ik heb 150 stekken nodig"
Hierop hoorde ik [medeverdachte 3] antwoorden: "Ik kan die dinsdag leveren." Ik heb hierop tegen [medeverdachte 3] gezegd: "Ik kan dan niet, moet eerst nog wat repareren en opruimen, kan het eind van de week donderdag of vrijdag?" Hierop hoorde ik [medeverdachte 3] meteen zeggen: "Vrijdag kan ik dan wel leveren." Ik heb meteen gevraagd: "Wat ben ik dan kwijt voor de stekken?" Waarop ik [medeverdachte 3] hoorde antwoorden: "Normaal kosten ze tussen de € 4,50 en € 5, maar het is nu rustig en je kunt ze voor € 4,00 hebben." Hierop heb ik tegen [medeverdachte 3] gezegd: "Dat is prima dan kom ik ze vrijdag (13-01-2017) in de morgen halen."
Ik zag dat [medeverdachte 3] een klein notitieboekje oppakte van het bureau en dit opende, ik hoorde hem toen vragen: "Op welke naam?" Waarop ik antwoordde: " [naam 10] ." Meteen hierop hoorde ik [medeverdachte 3] zeggen: "Nee zo heten die vorigen ook allemaal, noem maar een naam." Hierop heb ik gezegd: " [alias] ". Ik zag dat [medeverdachte 3] de naam " [alias] " opschreef en achter de naam "150" en het bedrag "€ 4,00". Ik hoorde hem toen zeggen: "Goed vrijdag".
Ik ben toen opgestaan en heb het kantoortje verlaten. Ik werd toen samen met [pseudokoper 2] aangesproken door [medeverdachte 1] . Ik hoorde hem vragen: "Kan hij met jullie meerijden naar onze opslag om te kijken of het daar druk is met politie, jullie kenteken is niet genoteerd door de politie?" Tegelijkertijd dat hij dit vroeg zag ik hem wijzen naar [medeverdachte 2] . Hierop zei ik tegen hem: "Geen probleem."
Ik heb toen meteen tegen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] gezegd: "Ik wacht hier wel, want er kunnen maar 2 man in onze auto." En heb toen tegen [pseudokoper 2] gezegd dat hij [medeverdachte 2] maar mee moest nemen. Ik zag dat [medeverdachte 2] met [pseudokoper 2] mee liep. Ik heb toen aan NN01 gevraagd: "Kenteken genoteerd, weet je zeker dat ons kenteken niet genoteerd is. Hierop hoorde ik NN01 antwoorden: "Nee jullie kenteken zeker niet, er was straks een politieauto voorbij gereden en die heeft kentekens genoteerd die voor de deur stonden. Jullie waren er toen nog niet."
Tijdens mijn oponthoud in de zaak werd voor mij door [medeverdachte 1] een zak met tuinaarde en nieuwe werkhandschoenen klaargezet. Ik hoorde [medeverdachte 1] zeggen: "Neem dat maar mee als er politie komt, dan heb je dat hier gehaald."
Ik zag omstreeks 13.24 uur dat [medeverdachte 2] samen met [pseudokoper 2] weer de zaak binnengelopen kwam. Ik hoorde hem zeggen: "Alles is goed".
Hierop hebben [pseudokoper 2] en ik samen omstreeks 13.25 uur " [bedrijf 1] " verlaten.

2. Het proces-verbaal van bevindingen m.b.t. pseudokoop d.d. 16 januari 2017 (dossierpagina’s 525-526), voor zover inhoudende als bevindingen van politiële [pseudokoper 2] :

Op 06 januari 2017 kreeg ik, [pseudokoper 2] , van mijn begeleidingsteam van de Regiopolitie Zeeland-Midden West-Brabant instructies ten behoeve van een lopend rechercheonderzoek genaamd Bilbao. Ik, [pseudokoper 2] , kreeg van mijn begeleidingsteam de opdracht om samen met [pseudokoper 1] 150 stuks hennepstekken te bestellen bij het bedrijf genaamd:
[bedrijf 1]
[adres 3]
Door [pseudokoper 1] werd hiervan afzonderlijk proces verbaal van bevindingen opgemaakt.
Op vrijdag 06 januari 2017, omstreeks 13.12 uur liep ik, samen met mijn collega [pseudokoper 1] , genoemd bedrijf binnen. Ik zag dat er in het pand onder andere een toonbank, stellingkasten en een kantoorruimte gevestigd waren. Ik zag dat er in de stellingkasten meerdere producten lagen. Ik zag dat [pseudokoper 1] in gesprek was met NN1. Ik hoorde NN1 zeggen: "Even wachten, meekomen." Ik zag dat [pseudokoper 1] en NN1 het kantoor binnenliepen. Ik zag dat in het kantoor nog 1 persoon aanwezig was, welke ik herkende aan de hand van een door het tactisch team aan mij gestelde foto als zijnde [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedag 4] 1978 te [geboorteplaats 4] , verder te noemen [medeverdachte 3] . Ik zag dat [pseudokoper 1] in gesprek was met [medeverdachte 3] . Ik hoorde [medeverdachte 3] , aan [pseudokoper 1] vragen: 'Hoeveel stekken heb je nodig?" Vervolgens werd ik aangesproken door [medeverdachte 1] . Ik hoorde hem aan mij vragen of wij met de auto waren, wat ik vervolgens bevestigde. Ik zag dat [medeverdachte 1] vervolgens een andere persoon aansprak. Deze man herkende ik aan de hand van een door het tactisch team aan mij getoonde foto als zijnde: [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag 3] 1986 te [geboorteplaats 3] . Ik hoorde [medeverdachte 1] tegen [medeverdachte 2] , zeggen dat hij met mij mee moest rijden naar de opslag. Ik hoorde [medeverdachte 2] , vervolgens tegen mij (
hof: [pseudokoper 2]) zeggen dat zij een stukje verderop een opslag hebben zitten en dat ons kenteken nog niet genoteerd is en wij dus met onze auto daar kunnen gaan kijken. Vervolgens ben ik samen met [medeverdachte 2] , in de auto gestapt en weggereden. Op de Terheijdenseweg ter hoogte van [adres 2] , hoorde ik [medeverdachte 2] zeggen: "Even langzaam rijden hier, want achter dit pand bij de gele vlaggen hebben wij onze opslag. We moeten er niet inrijden, want de laatste deur helemaal achterin is van ons. Als hier politie is zijn we de lul, maar als de politie er zou zijn waren we al wel gebeld door de buurman!" Hierop zijn we teruggereden naar [bedrijf 1] aan [adres 3] .
Omstreeks 13.25 uur heb ik samen met [pseudokoper 1] het bedrijf [bedrijf 1] , gelegen aan [adres 3] , verlaten.

3. Het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot pseudokoop d.d. 16 januari 2017 (dossierpagina’s 536-538), voor zover inhoudende als bevindingen van politiële [pseudokoper 1] :

Op vrijdag, 13 januari 2017 kreeg ik, samen met [pseudokoper 2] van mijn begeleidingsteam van de Regiopolitie Zeeland Midden West Brabant instructies ten behoeve van een lopend rechercheonderzoek genaamd BILBAO. Ik, [pseudokoper 1] , kreeg van mijn begeleidingsteam de opdracht om, samen met [pseudokoper 2] , de, op vrijdag 06 januari 2017, bestelde 150 hennepstekken bij het bedrijf genaamd:
[bedrijf 1]
[adres 3] , daadwerkelijk te kopen.
Door [pseudokoper 2] wordt een afzonderlijk proces-verbaal van bevindingen opgemaakt.
Op vrijdag 13 januari 2017 omstreeks 11.21 uur zag ik op [adres 3] , ter hoogte van pand [huisnummer] , de navolgende voertuigen geparkeerd staan:
personenauto, merk Volkswagen, type Passat, voorzien van het kenteken [kenteken 1] .
Op vrijdag 13 januari 2017 omstreeks 11.22 uur, liep ik samen met [pseudokoper 2] , genoemd bedrijf: " [bedrijf 1] " binnen. Ik zag voor de balie de mij bekende [medeverdachte 2] staan. Ik zag dat [medeverdachte 2] in gesprek was met 2 mannen. Ik heb vervolgens tegen [medeverdachte 2] gezegd: Ik kom mijn bestelde plantjes halen", hierbij wees ik in de richting van het aan de rechterzijde van de loods gevestigd kantoortje. [medeverdachte 2] knikte instemmend en wees ook naar het kantoortje. Ik ben toen meteen het kantoortje ingelopen en zag de mij bekende [medeverdachte 3] . Ik zag tevens dat er nog een man in het kantoortje was gezeten. Ik herkende deze man aan de hand van een door het tactisch team ter beschikking gestelde foto als zijnde: [verdachte] , geboren [geboortedag 1] 1969 te [geboorteplaats 1] , hierna [verdachte] te noemen).
Ik heb toen mij gericht naar [medeverdachte 3] en hem gezegd: "Ik kom mijn doosje halen.
Ik hoorde [medeverdachte 3] zeggen: "Bestelde plantjes, voor wie?" Ik noemde hem de naam: [alias] zoals we die vrijdag 06 januari 2017 ook afgesproken handden. Ik hoorde hem toen zeggen, waarbij hij zich ook richtte naar [verdachte] : "Oh ja, [alias] die heb ik 2, maar dat waren 150 stekken?" Hierop bevestigde ik het aantal en zei tegen [medeverdachte 3] : die waren voor € 4,00.” Ik hoorde [medeverdachte 3] zeggen: "Ja 150 stekken voor € 4,00 is
€ 600,00. Als je nu betaalt en hier even wacht. Pak maar even koffie, dan ga ik het halen."
Ik heb toen € 600,00 in 12 briefjes van € 50,00 overhandigd, en gezegd dat hij het moest natellen. Ik heb toen meteen aan [medeverdachte 3] gevraagd:" Als ik meer moet hebben kan ik die dan bestellen. Hierop hoorde ik [medeverdachte 3] zeggen: "Dat is geen enkel probleem, Ik heb nog 450 stekken staan en ik heb genoeg op voorraad, maar je kunt beter vooraf bellen of sms-en. Sms maar dan kan ik het vasthouden".
Ik vroeg hem om zijn nummer zodat ik kon sms-en en wanneer hij dan kon leveren. Ik hoorde [medeverdachte 3] toen antwoorden: "Ik lever altijd op dinsdag en vrijdag, het kan ook op een andere dag als je wilt, behalve op woensdag dan ben ik vrij, mijn gsm-nummer is [telefoonnummer 2] .
Op de vraag van [pseudokoper 2] of wij niet mee konden rijden, waarbij ik ook aangaf dat dat beter uitkwam zodat we dan meteen door kunnen rijden, hoorde ik [medeverdachte 3] zeggen: "Dat is goed, rijdt maar achter mij aan." Ik hoorde hem ook zeggen, zichzelf richtende tot
[verdachte] : "Ik haal even die stekken op en ben zo terug". Hierop zijn wij achter [medeverdachte 3] aangelopen en op onze vraag in welke auto [medeverdachte 3] zou rijden, wees hij naar een witte Peugeot bestelauto. Ik zag dat deze Peugeot bestel voorzien was van het kenteken [kenteken 2] . Ik zag dat [medeverdachte 3] als bestuurder van de Peugeot [kenteken 2] op [adres 2] , ter hoogte van het bedrijf " [bedrijf 2] ", gevestigd [adres 2] , rechtsaf sloeg en het terrein gelegen aan de achterzijde van " [bedrijf 2] " oprijden. Ik zag dat hij achter op het terrein van " [bedrijf 2] " rechtsaf sloeg en tussen links en rechts gelegen gesloten loodsdeuren doorreed. Ik zag dat hij stopte bij de, gezien de rijrichting, loodsdeur helemaal rechts achteraan. ik zag dat hij uitstapte en wees dat wij links naast de Peugeot moesten parkeren. Hierop zag ik dat [medeverdachte 3] de loopdeur links naast de grote roldeur van de loods, rechtsachter met de sleutel opende.
Hierop zijn wij de loods binnengelopen. Hierop pakte [medeverdachte 3] een met tape afgesloten doos. Ik hoorde hem zeggen: "Dit zijn er 126, en dan doe ik er nog 27 in een andere doos." Ik zag vervolgens dat [medeverdachte 3] uit de kweekkast een blad met 126 henneptoppen pakte. Ik hoorde hem nog zeggen: "Ze zien er goed uit toch?"
Vervolgens kregen wij een "Hornbach" verhuisdoos, waarin [medeverdachte 3] de 2 dozen stopte. Vervolgens liepen [pseudokoper 2] en ik weer naar de uitgang samen met [medeverdachte 3] .
Ik zag dat [medeverdachte 3] met de Peugeot [kenteken 2] op [adres 2] linksaf sloeg en [adres 3] inreed in de richting van de " [bedrijf 1] ".

4. Het proces-verbaal uitkijken camerabeelden [adres 2] d.d. 20 april 2017 (dossierpagina’s 722-755), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] :

((p. 722)
Op 13 februari 2017 zijn mij, verbalisant, beelden ter beschikking gesteld door de afdeling Digitale Opsporing, welke zijn veiliggesteld op het adres [adres 2] ten behoeve van onderzoek Bilbao. Op dit adres zijn de beelden veiliggesteld van drie verschillende camera's. Op CAM 5 is de toegangsdeur van loods 3 alsmede de toeloop naar de toegangsdeur van [adres 2] . Deze toegangsdeur komt wel in beeld zodra deze wordt geopend. De reden dat deze deur niet te zien is wanneer gesloten, ligt in het feit dat CAM 5 evenwijdig aan de deur op de muur is gemonteerd.

zoals samengevat op pagina 36 en 27 van het politiedossier:

[adres 2] :
waargenomen wordt dat
➢ een Peugeot Partner voorzien van het kenteken [kenteken 2] op naam van [medeverdachte 3] , soms meerdere malen per dag, wordt geparkeerd bij [adres 2] , waarna dezelfde bestuurder [adres 2] in gaat. Deze bestuurder, omschreven als NNman27 is door verbalisant [verbalisant 2] herkent als zijnde verdachte [medeverdachte 3] . Hij opent [adres 2] en gaat vervolgens naar binnen. Dit gebeurt op 9 januari, 10 januari, 13 januari en 16 januari 2017. Op 9 januari 2017 omstreeks 12.23 uur, draagt hij 2 jerrycans naar buiten en loopt hij uit beeld. Op 10 januari 2017 draagt hij omstreeks 08.35 uur en 09.52 uur en 11.20 uur, voorwerpen gelijkend op een tas en dozen, [adres 2] in. Op 13 januari 2017 omstreeks 09.10 uur, assisteert hij een andere bestuurder, door dozen afkomstig van [adres 2] , in de kofferbak van een ander voertuig te zetten. Op 13 januari 2017 omstreeks 10.03 uur worden dozen uit een witkleurige Mercedes geladen en [adres 2] in gebracht. Als de Mercedes is vertrokken komt hij naar buiten met een voorwerp gelijkend op een doos. Deze zet hij achter in zijn Peugeot Partner en rijdt vervolgens weg. Op 13 januari 2017 omstreeks 14.58 uur, helpt hij een man om voorwerpen gelijkende op grote dozen in een voertuig van een andere bestuurder te plaatsen. Op 16 januari 2017 omstreeks 13.12 uur helpt hij met het inladen van jerrycans in het voertuig van een andere bestuurder. Omstreeks 13.18 uur brengt hij verschillende voorwerpen gelijkend op grote dozen [adres 2] in.
➢ er iedere dag, meerdere malen per dag, verschillende voertuigen bij [adres 2] worden
geparkeerd, waarbij er mannen voorwerpen de loods in en uit dragen, waarna deze in de
voertuigen worden geplaatst. Deze voorwerpen zijn gelijkend op dozen en jerrycans. Op 11
januari 2017 omstreeks 14.48 uur en 13 januari omstreeks 13.54 uur stopt een blauwe
Peugeot 207 [kenteken 6] met aanhangwagen bij [adres 2] . Het voertuig staat op naam
van [medeverdachte 5] , geboren op [geboortedatum] . Bij navraag in de verificatiemodule
GBA, is gebleken dat [medeverdachte 5] de neef is van verdachte [verdachte] . Er
worden houten platen en balken [adres 2] in gedragen. De blauwe Peugeot is op meerdere
dagen te zien bij [adres 2] .
➢ Op verschillende dagen stopt er een blauwe Volkswagen Passat [kenteken 1] op naam van
[verdachte] bij [adres 2] . Op 9 januari 2017 omstreeks 13.21 uur komt de Volkswagen
Passat aan rijden en stopt voor loods 2 (tegenover [adres 2] ). De bestuurder stapt uit. Uit
loods 2 komt een man. Beiden kijken onder de motorkap van de Volkswagen Passat. Nadat
de motorkap weer dicht is, vertrekt de Volkswagen Passat. Op 9 januari 2017 omstreeks
14.42
uur stopt deze Volkswagen Passat voor [adres 2] . De bestuurder (andere bestuurder
dan op 13.21 uur) gaat [adres 2] in en komt binnen een minuut weer naar buiten met een
voorwerp in zijn linkerhand. Hij stapt in de Volkswagen en rijdt weg. Op 10 januari 2017
omstreeks 16.17 uur stopt deze Volkswagen Passat voor [adres 2] . De bestuurder gaat
[adres 2] in en komt omstreeks 16.31 uur naar buiten met een op een doos gelijkend
voorwerp in zijn handen. Nadat hij deze doos in de kofferbak heeft geplaatst, rijdt hij weg.
Op 13 januari 2017 omstreeks 13.52 uur stopt de Volkswagen Passat voor [adres 2] , waarna
de bestuurder kennelijk [adres 2] opent en naar binnen gaat. Op 14 januari 2017 omstreeks
13.07
uur stopt de Volkswagen Passat voor [adres 2] . De bestuurder opent kennelijk [adres 2]
en komt naar ongeveer 1 minuut weer naar buiten met een klein voorwerp in zijn handen
en rijdt vervolgens weg. Op 16 januari 2017 omstreeks 15.00 uur stopt de Volkswagen
Passat voor [adres 2] en gaat [adres 2] in. Hij neemt een klein pakketje en even later een op
een kleine doos gelijkend voorwerp uit [adres 2] mee en zet deze in de Volkswagen Passat
en rijdt weg.
➢ Op 13 januari 2017 omstreeks 13.35 uur, stopt een roodachtig gekleurde Opel Vectra, [kenteken 7]
op naam van verdachte [medeverdachte 1] geboren op [geboortedatum] 1996, voor [adres 2]
. Er stappen 2 personen uit, waarbij het lijkt dat de bestuurder [adres 2] opent. Ongeveer
3 minuten later vertrekken beiden weer, zonder dat ze hierbij iets bij zich hebben.
5. Het proces-verbaal observatie d.d. 30 september 2017 (dossierpagina’s 103-108), zoals kort samengevat op dossierpagina 18:
Op 28 september 2016 heeft men [verdachte] en diens schoonzoon [medeverdachte 1]
veelvuldig gezien bij [bedrijf 1] . Verder werd gezien dat [medeverdachte 1] , met de op zijn naam staande Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 3] , vanaf [bedrijf 1] wegreed gevolgd door een tweetal zojuist gearriveerde vermoedelijke klanten in de richting van de Terheijdenseweg. Zeven minuten later kwam [medeverdachte 1] alleen terug bij [bedrijf 1] .
6. Het proces-verbaal observatie d.d. 26 oktober 2017 (dossierpagina’s 119-130), zoals kort samengevat op dossierpagina 18:
Op 11 oktober 2016 heeft er een observatie plaatsgevonden en werd [verdachte] bij [bedrijf 1] gezien. Verder werd er gezien dat vermoedelijk de later bekend geworden [medeverdachte 2] als bestuurder van een rode ‘Borent’ Mercedes Citan met kenteken [kenteken 4] uitstapte bij [bedrijf 1] . Gedurende deze observatie is er eenmaal geconstateerd dat deze rode Mercedes Citan zich heen en weer bewoog tussen [bedrijf 1] en de loodsen liggende achterop het terrein van [adres 2] . Verder is meerdere malen gezien dat de witte Peugeot Partner met kenteken [kenteken 2] heen en weer reed tussen [bedrijf 1] en de loodsen liggende achterop het terrein van [adres 2] . Dit werd driemaal gedaan in het bijzijn van een klant. Eenmaal de klant als bijrijder en tweemaal de klant meerijdend in zijn eigen voertuig.
7. Het proces-verbaal observatie d.d. 18 oktober 2017 (dossierpagina’s 132-142) zoals kort samengevat op dossierpagina 19:
Op 18 oktober 2016 heeft er een observatie plaatsgevonden en werd geconstateerd dat [verdachte] [bedrijf 1] opende. Verder werden(…), vermoedelijk [medeverdachte 1] en de later in het onderzoek bekend geworden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] gedurende de dag waargenomen bij [bedrijf 1] . Gedurende deze observatie zijn een drietal bewegingen gezien van [medeverdachte 3] , in de op zijn naam staande Peugeot Partner, tussen [bedrijf 1] en de loodsen liggende achterop het terrein van [adres 2] . De eerste keer was nadat een vermoedelijke klant zich meldde bij [bedrijf 1] , waarna [medeverdachte 3] 3 à 4 dozen is gaan ophalen uit een garagebox aan [adres 5] . Via een tussenstop op de [adres 2] heeft [medeverdachte 3] vervolgens 3 dozen afgeleverd aan deze vermoedelijke klant, die wachtende was bij [bedrijf 1] . De tweede en derde keer zijn bewegingen geweest tussen [bedrijf 1] en de [adres 2] , eenmaal zonder en eenmaal in combinatie met een vermoedelijke klant.
Ook werd er een Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken 5] gezien op de parkeerplaats van [bedrijf 1] omstreeks 07:12 uur. Dit voertuig is later ook nog bij de loodsen liggende op het terrein van [adres 2] gezien.
8. Het proces-verbaal van bevindingen observatie 18 november 2016 (dossierpagina’s 239-240), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 2] :
Op 18 november 2019, te 10:19 uur, zag ik, verbalisant [verbalisant 3] , een witte Peugeot Partner kenteken [kenteken 2] het terrein op rijden, richting de loodsen achter [bedrijf 2] (
het hof begrijpt: [bedrijf 2] aan [adres 2]). Daar achter reed een Seat Ibiza stationwagen. Om 10:22 uur reed de Seat het terrein weer af, in de richting van het centrum. Om 10:32 uur, reed de Peugeot Partner het terrein weer af, in de richting van [bedrijf 1] .
Ik, verbalisant [verbalisant 2] heb om 10:56 post gepakt nabij [bedrijf 2] tot omstreeks 12:03 uur. Hierbij heb ik om 11:30 uur de witte Peugeot Partner met kenteken
[kenteken 2] en een Volkswagen Caddy met "Borent" bestickering en kenteken [kenteken 5] op de Terheijdenseweg zien rijden afkomstig vanuit Terheijden en zien afslaan bij [bedrijf 2] . Beide voertuigen zag ik vervolgens naar de achterkant van het terrein van [bedrijf 2] rijden. Enkele minuten later zag ik beide voertuigen weer het terrein van [bedrijf 2] afrijden en in de richting van Terheijden rijden. Om 12:03 uur ben ik, verbalisant [verbalisant 2] , naar [bedrijf 1] gereden aan de [adres 3] en zag ik de witte Peugeot Partner met kenteken [kenteken 2] op het parkeerterrein staan.
9. Een geschrift inhoudende de lijst met in beslag genomen goederen in [adres 2] aan de
[adres 2] op 17 januari 2017 (dossierpagina 1768):
  • 534 gram henneptoppen
  • 438 gram henneptoppen
  • 141 gram henneptoppen
  • 539 gram henneptoppen
  • 12 hennepstekken in voedingsbodem
  • 1739 hennepstekken.
10. Het proces-verbaal van bevindingen drugstest Locatie C1, [adres 2] te Breda d.d. 18 januari 2017 (dossierpagina’s 1786-1787), voor zover inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] :
Op 17 januari 2017 werd een onderzoek ingesteld in verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet. Het onderzoek vond plaats aan een hoeveelheid verdovende middelen welke aan mij ter beschikking werd gesteld door het Ondermijningsteam.
Deze partij was inbeslaggenomen op 17 januari 2017 tijdens een doorzoeking van locatie Cl zijnde een loods aan [adres 2] .
OMSCHRIJVING
De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit:
-Goednummer: Cl .01.01.001
Hoeveelheid: 534 gram netto gedroogde henneptoppen
Aangetroffen in een transparant gripzakje.
-Goednummer: Cl .01.01.002
Hoeveelheid: 438 gram netto gedroogde henneptoppen
Aangetroffen in een transparant gripzakje.
-Goednummer: Cl .01.01 .003
Hoeveelheid: 141 gram netto gedroogde henneptoppen
Aangetroffen in een transparant gripzakje
-Goednummer: Cl .01.01.004
Hoeveelheid: 539 gram netto gedroogde henneptoppen
Aangetroffen in een transparant gripzakje
De genoemde plantdelen, waarvan de hars niet was onttrokken, werden door mij herkend als materiaal van het geslacht Cannabis, beter bekend als hennep. Uit de elke aangeboden hoeveelheid materiaal werd door mij een representatief monster genomen dat werd gewaarmerkt zoals in de sporenlijst is vermeld. Deze monsters werden ieder getest, waarbij gebruik werd gemaakt van MMC NARCOTEST Cannabis.
De testen gaven een POSITIEVE reactie, indicatief voor THC zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj, vermeld op Lijst II, onderdeel b van de Opiumwet.
11. Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 18 januari 2017 (dossierpagina’s 1595-1597), voor zover inhoudende als bevindingen van [verbalisant 3] :
Op 17 januari 2017 werd door mij verbalisant [verbalisant 3] , voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in [bedrijf 1] , [adres 3] .
Tijdens de doorzoeking werd o.a. het volgende in beslag genomen:
Diverse (groeibevorderende) middelen/goederen ten behoeve van de hennepteelt
Vier zwarte eenvoudige Nokia mobiele telefoons
Contant geld met een totaalbedrag van 15.960,-
Zwarte agenda van 2017 met diverse notities van namen en aantallen.
12. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 januari 2019 (dossierpagina’s 1617-1618), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] :
Naar aanleiding van onderzoek BILBAO op 17 januari 2017 een nader onderzoek ingesteld bij [bedrijf 1] , gelegen aan [adres 3] .
Nadat ik [bedrijf 1] was binnengetreden zag ik in het kantoor de eigenaar van [bedrijf 1] zaten, de mij ambtshalve bekende [verdachte] en een manspersoon die ik herkende als [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] zat achter het bureau en [verdachte] op een bank welke daarnaast stond.
Ik zag in [bedrijf 1] dat er tuinartikelen stonden en dat deze onder een dikke laag stof zaten. Deze tuinartikelen waren stenen potten en zakjes met plantenzaad en een rek met tuingereedschap.
13. Het proces-verbaal digitaal onderzoek d.d. 6 februari 2017 (dossierpagina’s 1699-1700), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] :
Goednummer 17-0018-004
Onderzoek Nokia RM-1134 zwart
De onderzochte GSM is inbeslaggenomen tijdens de doorzoeking aan [adres 3] (pand van bedrijf [bedrijf 1] ). De GSM is aangetroffen in de kantoorruimte bij het bureau.
Tijdens het onderzoek aan deze telefoon zag ik in een viertal inkomende SMS-berichten dat het contact van deze telefoon ‘ [verdachte] ’ werd genoemd (13-01-2017, 18-01-2017, 19-01-2017). Ook zag ik dat het contact van deze telefoon zich in een uitgaand SMS- bericht ‘ [verdachte] ’ noemde (02-08-2013). Mogelijk dat met ‘ [verdachte] ’, [verdachte] werd bedoeld.
Ik heb de contacten en inhoud van de SMS-berichten bekeken en zag hierin dat al het SMS verkeer inhoudelijk gaat over het aan- en verkopen van vermoedelijk hennepstekken.
Ik zag in de SMS-historie van het toestel dat er veelvuldig gebruik is gemaakt van het ontvangen en versturen van SMS-berichten. Bijna dagelijks zijn er inkomende en uitgaande SMS-berichten terug te lezen. Het eerste bericht dat is veiliggesteld dateert van 28 juli 2013 en het laatste bericht van 22 januari 2017. Ik heb de SMS-berichten bekeken en vergeleken met de aangetroffen agenda, die vermoedelijk diende als bestelagenda voor hennepstekken.
Notitie Agenda
Naam uit GSM
SMS bericht GSM
19-01-2017
450 A [naam 8] [telefoonnummer 1]
[telefoonnummer 1] French Black
12-01-2017
1: Hello need l50 babies kush
with 450 babies am for the
l9 january?
13-01-2017
t: When you possible come
kush pleas?
t: You have rrumber phone
[verdachte] ?
t: Try??
t: For when approximately?
t: Yes, 19,20,21 if possible
pleas@
1: It’s certain?
1:0k i come back to you on
wednesday by message for
kush, merci [verdachte] .
14. Het proces-verbaal digitaal onderzoek d.d. 2 februari 2017 (dossierpagina’s 1675-1676), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] :
Beschrijving goed:
Goednummer: 17-0018-001
Nokia RM-1134 met IMEI-nummer [IMEI nummer 1] .
De onderzochte GSM is in beslag genomen tijdens de doorzoeking (
hof: op 17 januari 2017) aan [adres 3] (pand van bedrijf [bedrijf 1] ). De GSM is aangetroffen in de kantoorruimte bij het bureau. Tijdens het uitvoeren van de pseudokoop heeft de betreffende opsporingsambtenaar gehoord van verdachte [medeverdachte 3] dat het telefoonnummer van hem ( [medeverdachte 3] ) [telefoonnummer 2] betreft.
Tijdens het veiligstellen van deze GSM door de afdeling digitale recherche is duidelijk geworden dat het nummer van deze GSM [telefoonnummer 2] is.
Ik heb de contacten en inhoud van de SMS-berichten bekeken en zag hierin dat bijna
al het SMS-verkeer inhoudelijk gaat over het aan- en verkopen van vermoedelijk
hennepstekken. Ik zag in de SMS-historie van het toestel dat er veelvuldig gebruik is
gemaakt van het ontvangen en versturen van SMS-berichten. Bijna dagelijks zijn er
inkomende of uitgaande SMS-berichten terug te lezen. Het eerste bericht dat is
veiliggesteld dateert van 5 januari 2017 en het laatste bericht van 20 januari 2017.
Notitie Agenda
Naam uit GSM
SMS bericht GSM
12-01-2017
165+140 [naam 1]
(mooi)
9A [naam 1]
[naam 1]
11-01-2017
I: Hey maat heb je nog ruimte voor vrijdag.
U: Ja hoeveel heb je er nodig
I: 165 en 140 moete heel mooi zijn die worde gecontroleerd
U: Pak ik ze van mezelf. Is geen probleem
I: Oke maat thnx
12-012017
I: Hey maar morgen 9a erbij
U: Dat mag geen probleem zijn
I: Haha oke grappige bestelling he haha
13-01-2017
I: Goede morge maat hoe laat kan je er zijn moet rond 10.00 uur daar zijn.
U: 9 uur
I: Oke maat zie je zo
15. Het proces-verbaal digitaal onderzoek d.d. 2 februari 2017 (dossierpagina’s 1659-1661), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] :
Goednummer: 17-0018-006
Nokia telefoon type RM-1134 Zwart
IMEI-nummer: [IMEI nummer 2]
De onderzochte GSM is in beslag genomen tijdens de doorzoeking (hof: op 17 januari 2017) aan [adres 3] (pand van bedrijf [bedrijf 1] ). De GSM is aangetroffen in de kantoorruimte bij het bureau.
Ik heb de contacten en inhoud van de SMS-berichten bekeken en zag hierin dat bijna al het SMS-verkeer inhoudelijk gaat over het aan- en verkopen van vermoedelijk hennepstekken.
Ik zag in de SMS-historie van het toestel dat er veelvuldig gebruik is gemaakt van het ontvangen en versturen van SMS-berichten. Bijna dagelijks zijn er inkomende of uitgaande SMS-berichten terug te lezen. Het eerste bericht dat is veiliggesteld dateert van 9 december 2016 en het laatste bericht van 20 januari 2017. Ik heb de SMS-berichten bekeken en vergeleken met de aangetroffen agenda, die vermoedelijk diende als bestelagenda voor de hennepstekken. De data en hoeveelheden die in de agenda zijn aangetroffen én die overeenkomen met de SMS-berichten uit deze GSM heb ik hier beschreven.
Notitie Agenda
Naam uit GSM
SMS bericht GSM
9-12-2016
110A [naam 1]
[naam 1]
9-12-2016
Hey maat ik kom tegen 4u die 100 en 90 ophalen
27-12-2016
900 [naam 2] (ronde plug)
[naam 2]
19-12-2016
Volgende week dinsdag. 900 met ronde plug
27-12-2016
[naam 3] 500
[naam 3] 2
27-12-2016
500
19-12-2016
200A [naam 4]
[naam 3] 2
29-12-2016
250
30-12-2016
200A [naam 4]
[naam 4]
30-12-2016
Goede morgen. Kom rond .twaalf uur die 200
ophalen ok
31-12-2016
175B [naam 5]
[naam 5]
29-12-2016
Morgen 175 b ok
2-01-2017
20A [naam 6]
[naam 6]
22-12-2016
3 jan 20a kan dat maat
07-01-2017
500 B [naam 4] 2.75
+80B
[naam 4]
03-01-2017
I: Hey. Alles goed ? Voor wanneer kan je 400
bubbeltjes hebben voor me. En prijs graag alvast bedankt.
U: Dat kan vrijdag en voor jou 3 euro.
I: Vorige week was het nog twee euro nog wat ?
U: Heb nieuwe leverancier erg mooi. Kan ze minimaal voor 2.75 aanbieden
I: Ok ik laat je zo weten óf het akkoord is
U: Is goed
I: Krijg straks te horen óf het doorgaat. Worden er waarschijnlijk 55et doorgaat.
I: d0 in plaats van 400 is dat ok voor vrijdag ? Ik
hoor zo meteen wel óf h
U: Geen probleem
I: 550 bubbel vrijdag is akkoord voor 2.75,... 11 uur ophalen
U: is goed
I: Had 550gevraagd maar kan je dat veranderen naar 500. Alvast bedankt
U: Is goed
I: Hey kan je er nog 80 bubbel bij doen voor
morgen
U: Ja gaat wel lukken
16-01-2017
500 A [naam 7]
[naam 7]
15-01-2017
I: Hello 500 am
I: Mamdag?
U: Yes no problem
I: See you tomorrow
24-01-2017
82A [naam 6]
[naam 6]
2-01-2017
I: 82a de 24ste oké
16. Het proces-verbaal digitaal onderzoek d.d. 2 februari 2017 (dossierpagina’s 1690-1691), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] :
Goednummer 17-0018-005
Nokia RM-1 134 zwart
IMEI-nummer [IMEI nummer 3]
De onderzochte GSM is in beslag genomen tijdens de doorzoeking (hof: op 17 januari 2017) aan [adres 3] (pand van bedrijf [bedrijf 1] ). De GSM is aangetroffen in de kantoorruimte bij het bureau.
Ik heb de contacten en inhoud van de SMS-berichten bekeken en zag hierin dat bijna
al het SMS-verkeer inhoudelijk gaat over het aan- en verkopen van vermoedelijk
hennepstekken.
Ik zag in de SMS-historie van het toestel dat er veelvuldig gebruik is gemaakt van
het ontvangen en versturen van SMS-berichten. Bijna dagelijks zijn er inkomende of
uitgaande SMS-berichten terug te lezen. Het eerste bericht dat is veiliggesteld
dateert van 28 oktober 2016 en het laatste bericht van 13 januari 2017.
Notitie Agenda
Naam uit GSM
SMS bericht GSM
19-01-2017
450 A [naam 8] [telefoonnummer 1]
[naam 8] ( [telefoonnummer 1] )
12-01-2017
450 A [naam 8] [telefoonnummer 1]
I: Hello, i need 150babies kush with 450babies am for the 19 january?
U: Who are you
I: [naam 8] for frankrijk?
U: Ok my friend will call you tomorrow
10-01-2017
420 A [naam 9]
[naam 9] ( [telefoonnummer 4] )
06-01-2017
I: 420 H graag voor as dinsdag
als het kan.
Even terug koppelen aub
U: Ja
I: Top tot dinsdag
17. Het proces-verbaal onderzoek digitaal onderzoek d.d. 6 februari 2017 (dossierpagina’s 1704-1705), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] :
Beschrijving goed
Goednummer 17-0018-03
Merk en type: Samsung S7 Edge
De telefoon komt uit de inbeslaggenomen zwarte schoudertas die lag op het bureau
in het kantoor van het bedrijf [bedrijf 1] , gelegen aan [adres 3]
. De telefoon is vermoedelijk van [verdachte] aangezien er bij
het uitlezen van de telefoon inkomende sms-berichten zijn aangetroffen met
verjaardag felicitaties aan het adres van [verdachte] op [geboortedag 1] 2016.
[geboortedag 1] 1969 is de geboortedatum van [verdachte] .
Bevindingen
Ik zag in de contactenlijst onderstaand contact met telefoonnummer staan:
[medeverdachte 6] [telefoonnummer 3]
Uit het onderzoek is mij bekend geworden dat dit telefoonnummer in gebruik is bij
[medeverdachte 6] . Deze verklaarde in zijn verhoor als roepnaam [medeverdachte 6] te hebben. Verder verklaart [medeverdachte 6] in zijn verdachtenverhoor gebruikte maken van telefoonnummer [telefoonnummer 3] . Ook blijkt uit de gevorderde huurcontracten van de loods aan de [adres 2] en de garagebox aan [adres 5] dat huurder [medeverdachte 6] te bereiken is op [telefoonnummer 3] .
18. Het (los opgenomen) proces-verbaal van bevindingen verduidelijking inbeslag-genomen sleutels d.d. 11 februari 2018, voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] :
Doorzoeking (hof: d.d. 17 januari 2017) [adres 3]
Tijdens deze inval zijn een vijftal sleutelbossen inbeslaggenomen.
1) Fouilleringszak 1 met de tekst “Uit jaszak [medeverdachte 3] ” komen 2 sleutelbossen:
Verbalisant [verbalisant 5] heeft waargenomen dat beide sleutelbossen afkomstig waren
van verdachte [medeverdachte 3] bij zijn aanhouding in het bedrijf [bedrijf 1] .
2) Fouilleringszak 2 met de tekst “Sleutels Fouillering [medeverdachte 3] ” :
Sleutelbos met magneethouder, oranje label en vier zilveren sleutels, waarvan
1. pinsleutel. Met deze sleutels kon [adres 2] aan [adres 2]
worden geopend. Met de magneethouder kon volgens [medeverdachte 3] de deur
van [bedrijf 1] geopend worden.
19. Het proces-verbaal van bevindingen uittreksel Kamer van Koophandel en Kadaster d.d. 14 februari 2017 (dossierpagina’s 87-88), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] :
Op dinsdag 20 september 2016 werd een aanvraag uittreksel Kamer van Koophandel ingediend. De resultaten van de bevragingen werden op woensdag 21 september 2016 verstrekt en de bevindingen zijn hieronder weergegeven:
KvK-nummer: [KvK-nummer]
Handelsnaam: [bedrijf 1]
Rechtsvorm: Eenmanszaak
Startdatum onderneming: 15-02-2013
Activiteiten: Niet-gespecialiseerde handelsbemiddeling.
Detailhandel via postorder en internet in een algemeen assortiment non-food. Handelsonderneming in food en
non-food. Webwinkel in food en non-food. Dierenbenodigdheden Tuin-moestuin en vijverartikelen.
Werkzame personen: 1
Bezoekadres: [adres 3]
Eigenaar: [verdachte] , [verdachte]
Geboortedatum en plaats: [geboortedag 1] 1969, [geboorteplaats 1]
Adres: [adres 6]
Datum in functie: 15-02-2013
20. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 25 januari 2017 (dossierpagina’s 1545-1548), voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 6] :
V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
V: Wat is jouw naam?
A: [medeverdachte 6] . Mijn roepnaam is [medeverdachte 6] .
V: En welk deel was het dat jij huurde?
A: Het achterste deel. Als je het bedrijventerrein (
hof: [adres 2] )te Breda oprijdt ga je het hoekje om en dan de achterste hal aan de rechterkant
(het hof begrijpt [adres 2] ).
V: Waar is het oorspronkelijk voor gehuurd, voor welk doel?
A: Nee. Ik weet alleen opslag. Voor wat daar heb ik geen idee van.
V: Ze vroegen jou of jij iemand uit de brand wilde helpen om het pand op jouw naam te zetten. Je bent er nooit geweest?
A: Ik ben er weleens geweest.
V: Maar je hebt het niet voor jezelf gehuurd?
A: Nee.
V: Hoe ging de betaling die jij hebt gedaan?
A: Die heb ik aan [bedrijf 2] betaald. Ik heb toen een contract getekend.
21. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 25 januari 2017 (dossierpagina’s 1549-1554), voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 6] :
p. 1551
V: Wat zegt de firma " [bedrijf 1] " jou?
A: Dat is een shop van mijn broer geweest, 5 jaar of 6 jaar, die ken ik goed. Ik denk dat [medeverdachte 6] er acht of negen jaar uit is nu.
V: Vanaf wanneer huurde jij die loods?
A: Ergens in 2016.
(p. 1553)
V: Van welke telefoonnummer maak jij gebruik?
A: [telefoonnummer 3] .
V: Wie gebruikt dat nummer nog meer?
A: Over het algemeen ik.
22. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 januari 2017 (p. 1115-1122), voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
V: Waar ken je [bedrijf 1] van?
A: Dat is mijn eigen bedrijf.
V: Hoe vaak kom je bij [bedrijf 1] ?
A: Bijna iedere dag, dit is heel verschillend, soms een paar uur maar nooit een hele dag.
V: Wie neemt er waar voor u als u er niet bent?
A: Mijn schoonzoon [medeverdachte 1] werkt 20 uur per week in mijn bedrijf en daarnaast sinds 3 maanden [medeverdachte 3] , hij werkt 4 dagen per week in mijn bedrijf behalve op woensdag.
23. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 januari 2017 (dossierpagina’s 1315-1322), voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 3] :
Ik ben sinds een paar maanden bij [bedrijf 1] actief. Ik begon daar om 09.00 tot ongeveer 17.00 of 18.00 uur. Ik werk daar maandag, dinsdag en donderdag en vrijdag. De reden dat ik hier werk is omdat de eigenaar een beetje ziek is, om hem te ondersteunen.
Ik doe het beheer van de winkel, schoonmaken, voorraden controleren, klanten, administratie. Bij [bedrijf 1] factureer ik 23,75 euro per uur bruto.
V: Waarom was je gisteren bij [bedrijf 1] in Breda?
V: Wat is [bedrijf 1] voor bedrijf?
A: Tegenwoordig heet het een tuincentrum.
V: Wie is de eigenaar/uitbater van [bedrijf 1] ?
A: [verdachte]
V: Wat is je relatie tot de eigenaar/uitbater van [bedrijf 1] ?
A: Hij is mijn baas.
24. Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 maart 2017 (dossierpagina’s 1153-1159), voor zover inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
V: Wat voor werk doe je?
A: Ik werk bij mijn schoonvader in [bedrijf 1] voor 20 uur per week.
V: Wie is [medeverdachte 3] ?
A: Die ken ik die werkt voor mijn schoonvader, hij ondersteunde mijn schoonvader met belangrijke dingen, financiën etc. administratie.
25. De ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegde verklaring van verdachte, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat [bedrijf 1] mijn zaak was. Dit was een zogeheten growshop. Na de
overname heb ik geprobeerd er een toegankelijker bedrijf van te maken door andere
producten te gaan verkopen. Ik wilde er een soort tuincentrum van maken. Dat is
maar half gelukt. Het is nooit een geheel tuincentrum geworden. De hennep
gerelateerde producten bleven verkocht worden.
26. De ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van verdachte, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik haalde de omzet van [bedrijf 1] altijd zelf op. Ik heb mijn medewerkers nooit toegang willen geven tot de geldstromen.
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft op de gronden zoals vermeld in de pleitnota integrale vrijspraak bepleit. Daartoe heeft de raadsman onder meer aangevoerd dat de verdachte geen wetenschap had van de onder feit 1 tenlastegelegde handel in hennepstekken. Zo de verdachte al een rol hierin had dan was deze van een zodanig ondergeschikte rol dat deze van onvoldoende gewicht was om voldoende te zijn voor een bewezenverklaring van het medeplegen van
feit 1. De verdachte had geen wetenschap van de hennepstekken in de loodsen aan [adres 2] en had daar ook geen beschikkingsmacht over.
Het hof overweegt als volgt.
In september 2016 ontving de politie TCI-informatie dat ene [verdachte] vanuit growshop [bedrijf 1] hennepstekken op bestelling zou verkopen. De klanten zouden de hennepstekken in [bedrijf 1] bestellen en bij het afhalen van de bestelling zou de auto van de klant door één van de medewerkers meegenomen worden om de bestelling op te halen in de opslagplaats waarna de auto met de bestelde goederen weer bij de klant bij [bedrijf 1] zou worden afgeleverd. Ook wordt TCI-informatie ontvangen over het gebruik van loodsen aan de [adres 2] in Breda. Naar aanleiding van deze meldingen is de politie een onderzoek gestart onder de naam Bilbao. Dit onderzoek leidde naar [bedrijf 1] in Breda waarvan verdachte [verdachte] de eigenaar was, een garagebox aan [adres 5] en een aantal loodsen (nr. 3 en 20) aan de [adres 2] in Breda. Ook kwamen tijdens dat onderzoek een aantal andere personen te weten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in beeld. In dit onderzoek hebben uiteindelijk op 17 januari 2017 diverse doorzoekingen plaatsgevonden. Daarbij zijn in [bedrijf 1] onder meer diverse hennepgerelateerde artikelen, telefoons, een agenda, sleutels en geld in beslag genomen. De verdachte en [medeverdachte 3] werden op de dag van de doorzoeking aangetroffen in het kantoor van [bedrijf 1] . In loods 3 zijn 12.043 hennepstekken aangetroffen en in beslag genomen. In [adres 2] stonden 1.751 hennepstekken en werd ook 1.652 gram gedroogde henneptoppen aangetroffen. Deze hennepstekken -en toppen werden vervolgens in beslag genomen.
Feit 1: Handel in hennepstekken vanuit [bedrijf 1]
Uit de observaties, die tussen 28 september 2016 en 17 januari 2017 hebben plaats- gevonden, is gebleken dat er regelmatig, soms meerdere keren per dag, op en neer werd gereden tussen [bedrijf 1] en met name [adres 2] aan de [adres 2] . Deze ritjes werden met name door [medeverdachte 3] gereden maar ook is gezien dat [medeverdachte 1] op en neer heeft gereden. Beiden waren op dat moment werknemers van [bedrijf 1] . Op basis van de camerabeelden kan worden vastgesteld dat de hennepstekken die werden besteld, werden opgehaald in [adres 2] . Daarbij is tijdens de observaties ook gezien dat klanten soms ook mee gingen vanuit [bedrijf 1] naar de loods om de hennepstekken op te halen.
Verder is uit de door de politie verrichte pseudokoop gebleken dat er in [bedrijf 1] hennepstekken konden worden besteld. Deze bestelling van de pseudokoper werd in een zwarte agenda genoteerd. Uit onderzoek van deze agenda is gebleken dat de notities starten op 8 december 2016 en eindigen op 7 februari 2017. De notities in de agenda zien naar het oordeel van het hof allemaal op bestellingen van hennepstekken. Dit blijkt onder meer uit de inhoud van de notities, uit het feit dat de bestelling tijdens de pseudokoop ook in de agenda is vermeld en de wijze van noteren daarvan hetzelfde is als alle andere notities in de agenda.
Tot slot zijn in [bedrijf 1] vier Nokia-telefoons aangetroffen waaronder een Nokia met het door [medeverdachte 3] tijdens de pseudokoop opgegeven telefoonnummer waarop de kopers hem konden bereiken voor nieuwe bestellingen. Gelet op de inhoud van de sms-historie, kan van alle vier deze telefoons worden vastgesteld dat deze zijn gebruikt voor het bestellen van hennepstekken. Een aantal van deze sms-berichten komt bovendien overeen met de notities in de hiervoor aangehaalde zwarte agenda van [bedrijf 1] .
Wetenschap [verdachte] ?
De verdachte heeft steeds ontkend dat hij betrokken was bij de handel in hennepstekken vanuit [bedrijf 1] en heeft wetenschap hiervan ontkend. Ondanks deze ontkenning is het hof van oordeel dat de verdachte op de hoogte was van de hennepstekkenhandel en daarbij ook een belangrijke rol speelde.
Eigenaar van [bedrijf 1]
De verdachte was in de bewezenverklaarde periode (enig) eigenaar van [bedrijf 1] . Hij had [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] in dienst genomen. Zij namen de bestellingen op en zorgden voor de aflevering van de hennepstekken aan de klant die ofwel bij [bedrijf 1] was achtergebleven ofwel met één van de medewerkers meereed naar [adres 2] alwaar de hennepstekken in een loods werden opgeslagen.
Dagelijks aanwezig
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij gelet op zijn matige gezondheid niet meer zo vaak in [bedrijf 1] aanwezig was. Het hof acht deze verklaring niet geloofwaardig, nu de verdachte kort na de doorzoeking verklaard heeft dat hij dagelijks in [bedrijf 1] aanwezig was. Het hof zal dan ook uitgaan van deze door hem bij de politie afgelegde verklaring.
Frequentie van bestellen van hennepstekken
Gelet op de notities in de agenda werden er regelmatig hennepstekken besteld bij [bedrijf 1] en werden er veel ritjes gemaakt naar [adres 2] . Dit gebeurde ook op tijdstippen dat de verdachte in [bedrijf 1] aanwezig was (bijvoorbeeld op 28 september 2016, dossierpagina 103).
Het hof acht het gelet op zijn dagelijkse aanwezigheid onaannemelijk dat de verdachte deze activiteiten niet heeft waargenomen of daarvan geen kennis heeft gehad.
Mededeling over hennepstekken ophalen aan de verdachte
Het hof neemt hierbij in aanmerking hetgeen door de politionele pseudokopers is gerelateerd omtrent de omstandigheden waaronder de pseudokoop van 150 hennepstekken plaatsvond.
Tijdens het afhalen van de hennepstekken door de agenten op 13 januari 2017 was [verdachte] in [bedrijf 1] aanwezig. Hierover is door hen geverbaliseerd dat [verdachte] samen met [medeverdachte 3] in het kantoor van [bedrijf 1] zat en [medeverdachte 3] aan [verdachte] meedeelde dat hij even de hennepstekken ging ophalen. De verdachte heeft daarover verklaard dat hij dit door zijn gehoorproblemen niet heeft gehoord. Deze verklaring komt het hof niet geloofwaardig voor. Uit de bevindingen van de politionele pseudokoper blijkt immers dat de mededeling gericht was aan de verdachte. Maar wat er verder ook zij van de vraag of de verdachte de mededeling van [medeverdachte 3] over het ophalen van de hennepstekken wel of niet heeft gehoord, de mededeling maakt in ieder geval overduidelijk dat er in [bedrijf 1] openlijk over de stekkenhandel werd gesproken en dit dus geen geheim voor [verdachte] was of geheim voor hem werd gehouden.
Camera’s ter tijdige waarneming van politie
Ook de aanwezigheid van een flatscreen boven de balie met daarop camerabeelden van de voorzijde van [bedrijf 1] waarop gevolgd werd of er politie bezig was met het noteren van kentekens van klanten van [bedrijf 1] duidt er op dat [verdachte] wist wat er gaande was nu hij als eigenaar toch geacht mag worden zeggenschap te hebben gehad over het plaatsen van de camera’s en het doel daarvan. De openlijke commotie, in aanwezigheid van de verdachte, die ontstond nadat er kennelijk een politieauto werd gesignaleerd bevestigt dit beeld.
Dat er steeds rekening werd gehouden met eventuele problemen met de politie blijkt ook uit de opmerking van [medeverdachte 1] tegen één van de pseudokopers dat hij maar een zak aarde en nieuwe werkhandschoenen moest meenemen zodat hij, als de politie zou komen, kon zeggen dat hij deze bij [bedrijf 1] had gehaald.
Handel in hennep als integraal onderdeel van de bedrijfsvoering
Het moet voor de verdachte kenbaar zijn geweest dat zijn medewerkers ( [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] ) met grote regelmaat voor het ophalen van een bestelling - al dan niet met een klant - [bedrijf 1] verlieten. Het hof acht het niet aannemelijk dat de verdachte als werkgever hiervan niet op de hoogte was en daaraan niet zijn goedkeuring heeft verleend. Eén van de pseudokopers heeft gerelateerd dat door [medeverdachte 3] gezegd werd dat zij in afwachting van hun bestelling hennepstekken ook even konden blijven wachten en een koffie konden nemen. Ook deze wachtende klanten moeten voor de verdachte kenbaar zijn geweest. De geschetste gang van zaken duidt er op dat de handel in hennepstekken integraal onderdeel uitmaakte van de dagelijkse bedrijfsvoering binnen [bedrijf 1] . De ‘reguliere’ handel (tuinplanten e.d.) vond klaarblijkelijk niet of minder plaats gelet op de laag stof die de politie op 17 januari 2017 op deze artikelen aantrof en gelet op het feit dat [medeverdachte 1] zomaar een zak aarde en nieuwe werkhandschoenen aan de politionele informant meegaf als dekmantel mocht er politie komen.
De naam“ [verdachte] ” in één van de hennep telefoons
Daar komt nog bij dat in één van de aangetroffen Nokia telefoons hennepgerelateerde berichten stonden waarin de contactpersoon “ [verdachte] ” werd genoemd. Gelet op het feit dat de telefoon in [bedrijf 1] is aangetroffen en [verdachte] de enige is met een voornaam die aan “ [verdachte] ” gekoppeld kan worden, wijst ook dit naar het oordeel van het hof op zijn betrokkenheid. Het gaat hier ook om berichten van 13, 18 en 19 januari 2017 waaruit blijkt dat [verdachte] zich bezig hield met de handel in hennepstekken.
Controle over de financiën
Uit verdachtes eigen verklaring is gebleken dat hij de controle over de financiën nooit uit handen heeft gegeven. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte namelijk verklaard dat hij de geldopbrengsten van [bedrijf 1] altijd zelf ophaalde en dat hij zijn medewerkers nooit toegang heeft willen geven tot het beheer van de financiën.
De huurder van [adres 2] die de verdachte zegt niet te kennen
Tot slot is het opvallend te noemen dat [verdachte] heeft verklaard dat hij [medeverdachte 6] niet kent maar hij wel onder “ [medeverdachte 6] ” met het nummer [telefoonnummer 3] in de telefoon van [verdachte] stond. Uit het dossier is verder gebleken dat op naam van [medeverdachte 6] [adres 2] is gehuurd maar dat hij, [medeverdachte 6] , daar zelf geen enkele bemoeienis mee had. Het hof leidt hieruit af dat [verdachte] [medeverdachte 6] wel degelijk kende en gaat er vanuit dat [medeverdachte 6] voor [verdachte] de huurovereenkomst van de loods met [bedrijf 2] heeft afgesloten.
Door de verdediging is naar voren gebracht dat uit het feit dat voormeld telefoonnummer in de telefoon van de verdachte is aangetroffen niet kan worden afgeleid dat de verdachte [medeverdachte 6] kende omdat de vorige eigenaar van [bedrijf 1] de familie [medeverdachte 6] was en mogelijk in verband met een internetabonnement nog in de contactlijst van de verdachte stond vermeld. Het hof gaat hieraan voorbij. Uit de verklaring van [medeverdachte 6] volgt immers dat hij, [medeverdachte 6] , degene was die het betreffende telefoonnummer gebruikte en dat zijn broer [medeverdachte 6] in het verleden eigenaar is geweest van [bedrijf 1] . Indien het voormelde telefoonnummer hoorde bij de vorige eigenaar, zoals door de verdediging wordt gesuggereerd, zou het voor de hand liggen dat daarbij als contactnaam ‘ [medeverdachte 6] ’ zou zijn opgenomen en niet ‘ [medeverdachte 6] ’.
Samenvattend stelt het hof vast dat de verdachte niet alleen de eigenaar was van [bedrijf 1] , maar dat hij als enige de volledige beheersing had over de geldstroom van het bedrijf, dat hij door de werknemers werd beschouwd als de baas, dat hij frequent en vrijwel dagelijks aanwezig was, dat er openlijk en veelvuldig werd heen en weer gereden met klanten voor hennepstekken, dat er een camerasysteem was om vroegtijdig aanwezigheid van politie op te merken, dat reguliere handel onder een laag stof lag en ook werd gebruikt om als cover aan klanten mee te geven om bij politie ontdekking te tonen en dat heel concreet aan verdachte in aanwezigheid van de politionele informant door zijn werknemer verteld werd dat deze even hennepstekken halen was.
Conclusie met betrekking tot feit 1
Het hof acht het gelet op het voorgaande dan ook ondenkbaar dat de verdachte geen materiële bijdrage (in de zin van planvorming, financieel beheer en uitvoering) heeft geleverd aan de hennepstekhandel die binnen [bedrijf 1] plaatsvond en die integraal onderdeel uitmaakte van de dagelijkse bedrijfsvoering. De verdachte had de wetenschap van de handel in hennepstekken en ook het opzet daarop. Het hof is ook van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
Het hof is van oordeel dat op grond van de gebezigde bewijsmiddelen wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte in de periode van 19 september 2016 tot en met 17 januari 2017 te Breda, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk hennepstekken heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd.
Feit 2: Hennepstekken in de loodsen 20 en 3
De vraag is vervolgens aan de orde of de verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van de in de loodsen 20 en 3 aangetroffen hennepstekken c.q. henneptoppen, zoals onder feit 2 tenlastegelegd.
Het hof overweegt als volgt.
Voor het bewezenverklaarde opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen is vereist dat deze zich in de machtssfeer van de verdachte bevinden, dat wil zeggen dat de verdachte feitelijke macht over de verdovende middelen kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. De verdovende middelen hoeven zich daarvoor niet noodzakelijkerwijs in de directe nabijheid van de verdachte te bevinden, noch hoeft te kunnen worden vastgesteld dat de verdovende middelen aan de verdachte toebehoren of dat sprake is van beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de verdovende middelen. Daarnaast is vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanwezigheid van de verdovende middelen. Daarbij geldt dat ook de bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans dat die middelen aanwezig zijn in een bepaalde ruimte onder deze wetenschap kan worden geschaard.
Hennepstekken in [adres 2]
Op grond van de observatieverslagen, de camerabeelden van de loodsen en de processen-verbaal van bevindingen met betrekking tot de pseudokoop kan worden vastgesteld dat in ieder geval in [adres 2] hennepstekken waren opgeslagen die aan de klanten van [bedrijf 1] werden verkocht en afgeleverd. De sleutel van [adres 2] is bij de doorzoeking op 17 januari 2017 ook in [bedrijf 1] aangetroffen. De verdachte kon daarover beschikken. Uit de bevindingen van de pseudokopers blijkt ook dat [adres 2] als opslag fungeerde voor [bedrijf 1] . [medeverdachte 1] vroeg immers aan een van de pseudokopers of [medeverdachte 2] met hen mocht meerijden naar “hun opslag” om te kijken of het daar druk was met politie, nu hun kenteken nog niet was genoteerd door de politie. [medeverdachte 2] is hierop met de pseudokopers meegereden naar [adres 2] . Toen bleek dat er niets aan de hand was bij de loods zijn zij teruggereden naar [bedrijf 1] . Zoals hiervoor reeds is overwogen werden er frequente ritjes tussen [bedrijf 1] en [adres 2] en vice versa in het kader van de handel in hennepstekken uitgevoerd die vanuit [bedrijf 1] plaatsvonden en had de verdachte, naar het oordeel van het hof, ook wetenschap van deze handel. Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt tenslotte dat er een connectie was tussen de verdachte en [medeverdachte 6] , degene op wiens naam [adres 2] aan de [adres 2] was gehuurd.
Op grond van deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, stelt het hof vast dat [adres 2] de opslaglocatie was van [bedrijf 1] en dat de aldaar aangetroffen hennepstekken en henneptoppen zich binnen de machtssfeer van de verdachte bevonden.
Hennepstekken in loods 3
Op de camerabeelden van de loodsen aan [adres 2] zijn op verschillende dagen in januari 2017 bewegingen te zien tussen loods 3 en [adres 2] , van welke loods het hof hiervoor heeft vastgesteld dat deze in verbinding stond met de hennepstekhandel vanuit [bedrijf 1] . Echter, naar het oordeel van het hof biedt het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om een verbinding vast te stellen tussen loods 3 en [bedrijf 1] c.q. de verdachte. Het hof zal de verdachte derhalve vrijspreken van het onder feit 2 tenlastegelegde opzettelijk aanwezig hebben van de in loods 3 aangetroffen hennepstekken.
Conclusie met betrekking feit 2
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 17 januari 2017 samen met anderen de hennepstekken en henneptoppen in [adres 2] aanwezig heeft gehad. [verdachte] was eigenaar van [bedrijf 1] , er werden vanuit [bedrijf 1] , ook in zijn aanwezigheid, hennepstekken verkocht en hij had door middel van de sleutel van [adres 2] die in [bedrijf 1] aanwezig was toegang tot de voorraad.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de handel in hennepstekken, waarbij het bedrijf van de verdachte, [bedrijf 1] , als dekmantel is gebruikt. Om in de vraag te voorzien werden in een loods verderop de hennepstekken opgeslagen. In deze loods heeft de verdachte samen met anderen 1.751 hennepstekken en 1.652 gedroogde henneptoppen aanwezig gehad.
De verdachte heeft door zo te handelen de illegale hennephandel in stand gehouden en gefaciliteerd. De illegale hennephandel brengt allerlei maatschappelijk onwenselijke effecten met zich mee en het is algemeen bekend dat de hennepteelt andere vormen van veelal gewelddadige criminaliteit in de hand werkt. Bovendien kan het frequent gebruik van softdrugs schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers van die middelen.
De verdachte heeft zich hier geen rekenschap van gegeven en zich uitsluitend laten leiden door zijn persoonlijk gewin.
Uit het de verdachte betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 12 april 2023 blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C van de Opiumwet gegeven verbod. Deze veroordeling heeft de verdachte er niet van kunnen weerhouden om weer in de fout te gaan.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat uit voormeld Uittreksel blijkt dat de verdachte na de onderhavige feiten zich niet meer heeft schuldig gemaakt aan soortgelijke strafbare feiten. Voorts heeft het hof kennis genomen van hetgeen door de verdediging ter terechtzitting ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden naar voren is gebracht. Met name de gezondheidsproblemen die de verdachte al geruime tijd ondervindt en de beperkingen die hij daardoor ervaart in zijn vermogen om in zijn eigen onderhoud te voorzien.
Hoewel het hof ter zake van feit 2 minder heeft bewezenverklaard dan de rechtbank acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de hoeveelheid hennepstekken die is aangetroffen in beginsel een passende straf.
Echter het hof heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, in eerste aanleg met 2,5 jaar overschreden is. Het hof ziet hierin aanleiding om - evenals de rechtbank - te kiezen voor een andere strafmodaliteit en de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf maar een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Met oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten. Het hof zal aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf bij wijze van stok achter de deur een proeftijd verbinden van 3 jaren.
Het hof is van oordeel dat het passend zou zijn om naast deze voorwaardelijke gevangenisstraf eveneens een taakstraf op te leggen. Echter, gelet op de gezondheidsproblemen van de verdachte zal het hof hier van afzien. Het hof ziet hierin aanleiding om een langere voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de rechtbank heeft gedaan en wel voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest.
Beslag
Onttrekking aan het verkeer
De beslaglijst d.d. 27 mei 2021 maakt onder nummer 13 melding van een 1859 voorwerpen die tijdens de doorzoeking in [bedrijf 1] op 17 januari 2017 zijn aangetroffen en onder verdachte zijn inbeslaggenomen. De verdachte heeft geen afstand gedaan van deze voorwerpen. Volgens de verdediging zou het gaan om de winkelvoorraad bestaande uit ‘reguliere’ tuinartikelen en benodigdheden voor visvijvers. Uit de dossierpagina’s 1598 tot en met 1605 blijkt echter dat het hier (grote hoeveelheden) ventilatoren, (turbo)heaters, kachels, dompelpompen, tijdschakelaars, transformatoren en groeimiddelen betreft.
Het hof is van oordeel dat deze inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen dienen te worden onttrokken aan het verkeer, nu zij daarvoor vatbaar zijn.
De hiervoor genoemde voorwerpen zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door de verdachte begane feiten in het bedrijf van de verdachte aangetroffen en kunnen worden beschouwd als een de handel in softdrugs betreffende gezamenlijkheid van voorwerpen welke kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven als ten laste van de verdachte bewezenverklaard. De gezamenlijkheid van deze voorwerpen acht het hof van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Voorts zal het hof de onttrekking aan het verkeer bevelen van de verdovende middelen zoals vermeld onder de nummers 15 tot en met 26 op de beslaglijst, aangezien dit middelen zijn als bedoeld in lijst II van de Opiumwet en deze op grond van artikel 13a van de Opiumwet dienen te worden onttrokken verklaard.
Teruggave aan de verdachte
Het hof zal de teruggave gelasten van het tijdens de insluitingsfouillering van de verdachte onder hem aangetroffen geldbiljet ter waarde van 10 Surinaamse dollars (nr. 27 op de beslaglijst. Niet is gebleken dat de verdachte hiervan afstand heeft gedaan.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De onder nr. 10 en nr. 12 op de beslaglijst vermelde mobiele telefoons zijn niet vatbaar voor onttrekking aan het verkeer of verbeurdverklaring, nu deze voorwerpen niet aan de verdachte toebehoren (dossierpagina 51) en geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt. Het hof zal derhalve de bewaring ten behoeve van de rechthebbende hiervan gelasten
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3, 11 en 13a van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c , 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover gericht tegen de vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde met betrekking tot loods 9 gelegen aan [adres 2] .
Vernietigt - voor zover onderworpen aan het oordeel van het hof - het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de op de beslaglijst onder nr. 15 tot en met 26 vermelde voorwerpen (telkens hennep), alsmede de onder nr. 13 op de beslaglijst vermelde artikelen.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslaggenomen, nog niet teruggegeven onder 27 van de beslaglijst vermelde voorwerp, te weten een 10-dollar biljet (Surinaamse dollars).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de onder nr. 10 (Nokia telefoon, zwart) en 12 (Blackberry, zwart) vermelde voorwerpen.
Aldus gewezen door:
mr. G.C. Bos, voorzitter,
mr. M.L.P. van Cruchten en mr. E.F. Stamhuis, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.R.G.H. van Outheusden, griffier,
en op 28 juni 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Stamhuis is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het eindproces-verbaal in het onderzoek ZBRAA16045 Bilbao van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, gesloten op 13 juni 2017, bestaande uit wettig opgemaakte processen-verbaal andere geschriften (doorgenummerde pagina’s: 1 t/m 1872).