ECLI:NL:GHSHE:2023:2157

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 mei 2023
Publicatiedatum
4 juli 2023
Zaaknummer
20-000254-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake wapenbezit, bedreiging en wederspannigheid

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1989, werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III en munitie, bedreiging met zware mishandeling, en wederspannigheid. De feiten vonden plaats op 1 november 2021 in Bergen op Zoom. De politierechter had eerder het tenlastegelegde bewezen verklaard, waarop de verdachte hoger beroep aantekende.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van zes maanden eiste, met aftrek van het voorarrest, en de toewijzing van een schadevergoeding aan de benadeelde partij. De verdediging pleitte voor vrijspraak van de feiten 1, 2 en 3, en voerde aan dat er sprake was van onrechtmatige doorzoekingen.

Het hof oordeelde dat de doorzoekingen rechtmatig waren en dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten. De verdachte werd schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, bedreiging van verbalisanten, en verzet tegen zijn aanhouding, wat resulteerde in lichamelijk letsel bij een van de verbalisanten. Het hof legde een gevangenisstraf van zes maanden op en wees de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 425,00 toe, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000254-22
Uitspraak : 10 mei 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 1 februari 2022, in de strafzaak met parketnummer 02-297799-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteplaats] ) op [geboortedag] 1989,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het tenlastegelegde bewezen verklaard en dat gekwalificeerd als:
  • ‘handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie’ (feit 1 en feit 2),
  • ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht’ (feit 3),
  • ‘wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmee gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben’ (feit 4),
de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] geheel toegewezen en vermeerderd met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten slotte heeft de politierechter een beslissing genomen ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij geheel zal toewijzen tot een bedrag van
€ 425,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten slotte heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de in beslag genomen telefoons terug zal geven aan de verdachte en dat het hof het vuurwapen, de patroonhouder en de munitie zal onttrekken aan het verkeer.
Door en namens de verdachte is primair vrijspraak van het onder feit 1, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde bepleit. Subsidiair heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd. Ten slotte heeft de verdediging opmerkingen gemaakt ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.hij op of omstreeks 1 november 2021 te Bergen op Zoom, in elk geval in Nederland een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten, van het merk Grand Power, type centraalvuur pistool, kaliber 9 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad;
2.hij op of omstreeks 1 november 2021 te Bergen op Zoom, in elk geval in Nederland munitie van categorie III artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een groot aantal, kogels van het kaliber 9 mm voorhanden heeft gehad;
3.hij op of omstreeks 1 november 2021 te Bergen op Zoom [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik sla jullie allemaal de tyfus", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.hij op of omstreeks 1 november 2021 te Bergen op Zoom, in elk geval in Nederland zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een ambtenaar, [benadeelde 1] (hoofdagent) en/of [benadeelde 2] (hoofdagent), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hunner bediening, te weten ter aanhouding van een bedreiging, door
- (telkens) een agressieve houding aan te nemen en/of
- (telkens) in tegenovergestelde richting weg te lopen en/of
- (telkens) geen medewerking te verlenen bij de aanleg van transportboeien en/of
- (telkens) met hevige kracht in tegenovergestelde richting te proberen en te trachten om zich met kracht los te trekken,
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een opgerekte (knie)band bij die [benadeelde 1] ten gevolge heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij omstreeks 1 november 2021 te Bergen op Zoom, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten, van het merk Grand Power, type centraalvuur pistool, kaliber 9 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
2.hij op 1 november 2021 te Bergen op Zoom, munitie van categorie III artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een groot aantal kogels van het kaliber 9 mm voorhanden heeft gehad;
3.hij op 1 november 2021 te Bergen op Zoom [benadeelde 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, door die [benadeelde 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik sla jullie allemaal de tyfus";
4.hij op 1 november 2021 te Bergen op Zoom, zich met geweld heeft verzet tegen een ambtenaar, [benadeelde 1] (hoofdagent) en [benadeelde 2] (hoofdagent), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hunner bediening, te weten ter aanhouding van een bedreiging, door
- een agressieve houding aan te nemen en
- in tegenovergestelde richting weg te lopen en
- geen medewerking te verlenen bij de aanleg van transportboeien en
- met hevige kracht in tegenovergestelde richting te proberen en te trachten om zich met kracht los te trekken,
terwijl dit misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een opgerekte (knie)band bij die [benadeelde 1] ten gevolge heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie-eenheid Landelijke Eenheid, Dienst Infrastructuur, Geografische afdeling – Zuid-West-Nederland, team Breda, dossiernummer 2000-2021293662, gesloten d.d. 8 november 2021 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 104), nader te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Feit 1
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 november 2021 (pg. 38), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 2 november 2021, was ik, verbalisant [verbalisant 1] , belast met het zoeken in de woning gelegen aan [adres 2] . Ik zag toen ik de hoekbank naar voren schoof, een kussensloop liggen. Ik zag dat de kussensloop bol stond. Vervolgens tilde ik de kussensloop op en voelde dat deze zwaar aanvoelde. Hierop keek ik in de kussensloop en zag ik een tasje zitten. Ik heb vervolgens de rits opengemaakt en zag direct een vuurwapen in het tasje liggen.
2.
De kennisgeving van inbeslagneming (pg. 14 t/m 15), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
(pg. 18)
Plaats : [adres 2]
Datum en tijd : 2 november 2021 te 01:10 uur
Goednummer : PL2000-2021293662-2393393
Object : Vuurwapen (pistool)
Merk/type : Grand Power
3.
Het (na sluiting van het politiedossier aan dat dossier toegevoegde) proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2021, proces-verbaalnummer 2021293662, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] , brigadier van politie-eenheid Zeeland - West Brabant, als materiedeskundige werkzaam bij de afdeling Wapens Munitie en Explosieven, van de politie-eenheid Zeeland - West Brabant:
Omschrijving pistool goednummer PL2000- 2021293662- 2393393:
Het inbeslaggenomen voorwerp is een pistool, van het merk Grand Power, type P380, kaliber 380 Auto/ 9mm kort.
Derhalve is dit pistool een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van de Wet Wapens en Munitie, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie.
Het voorhanden hebben van het hiervoor beschreven pistool is een overtreding van artikel 26, lid 1 van de Wet Wapens en Munitie en is strafbaar gesteld in artikel 55, lid 3 onder a van de Wet Wapens en Munitie.
4.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 november 2021 (pg. 66 t/m 69), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
(pg. 68)
V: Vervolgens is er bij een doorzoeking in de woning waar uw dochter verbleef (
het hof begrijpt: aan [adres 2]) ook een vuurwapen met munitie gevonden. Wat kunt u daar over verklaren?
A: De tas waar het pistool in zat heb ik onder een stoel bewaard.
Feit 2
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 november 2021 (pg. 44), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
Op 1 november 2021 omstreeks 23:28 was ik aan [adres 2] . Ik was bezig met het doorzoeken van de lades in de keuken en trof in een van de lades onder het aanrecht een zwarte sok. In opende de sok en ik zag direct een grote hoeveelheid patronen/munitie.
2.
De kennisgeving van inbeslagneming (pg. 16 t/m 17), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
(pg. 16)
Plaats : [adres 2]
Datum en tijd : 2 november 2021 te 01:00 uur
Omstandigheden: Sok met patronen is aangetroffen in de keuken, in een la
Goednummer : PL2000-2021293662-2393395
Object : Munitie (kogelpatroon)
3.
Het (na sluiting van het politiedossier aan dat dossier toegevoegde) proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2021, proces-verbaalnummer 2021293662, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] , brigadier van politie-eenheid Zeeland - West Brabant, als materiedeskundige werkzaam bij de afdeling Wapens Munitie en Explosieven, van de politie-eenheid Zeeland - West Brabant:
Omschrijving munitie goednummers: PL2000- 2021293662- 2393395
Onder dit goed nummer zijn in totaal 29 centraalvuur kogelpatronen, van het kaliber 9x19 mm, in een sok aangetroffen.
De patronen zijn munitie als bedoeld in artikel 1 onder 4 van de Wet Wapens en Munitie. Derhalve betreft het munitie in de zin van artikel 2 lid 2 categorie III, van de Wet wapens en munitie. Het voorhanden hebben van deze munitie is een overtreding van artikel 26, lid 1 van de Wet wapens en munitie en is strafbaar gesteld in artikel 55 lid 1 van de Wet wapens en munitie.
4.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 november 2021 (pg. 66 t/m 69), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
(pg. 68)
V: Wat deed de munitie dan in de keukenla?
A: Ik heb die munitie zelf in de keukenla gelegd, verpakt in een sok. Die munitie is van mij.
Feit 3
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 november 2021 met proces-verbaalnummer PL2000-2021293662-5 (pg. 44a t/m 44e), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [benadeelde 2] , [benadeelde 1] en [verbalisant 6] :
(pg. 44a)
Wij waren belast met algemene surveillance op en rond autosnelweg A4 en A29.
Op grond van artikel 160 van de Wegenverkeerswet 1994 gaf ik, [benadeelde 1] , een stopteken, aan de bestuurder van het voornoemde voertuig. Hieraan werd door de bestuurder voldaan. Het voertuig was tot stilstand gebracht op de [straat] te Bergen op Zoom.
(pg. 44b)
Uit het aan mij verstrekte Nederlandse rijbewijs bleek mij dat de houder van het rijbewijs was genaamd:
[verdachte] , geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] .
(pg. 44c)
Wij, verbalisanten, hoorden [verdachte] op luide toon tegen ons roepen: "Ik sla jullie allemaal de tyfus". Ik, [benadeelde 2] , voelde mij hierdoor bedreigd.
Op maandag 1 november 2021 te 22.40 uur heb ik, [benadeelde 1] , [verdachte] medegedeeld dat hij was aangehouden ter zake bedreiging.
2.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 2 november 2021 (pg. 95 t/m 96), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [benadeelde 2] :
(pg. 95)
Ik doe aangifte van bedreiging, de feiten en omstandigheden zijn beschreven in proces-verbaal van bevindingen PL2000-2021293662-5.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
3.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van de rechtbank Breda d.d. 1 februari 2022, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Op het moment dat de politie mij wilde aanhouden, begonnen zij aan mijn haar te trekken. Er begon een discussie. U vraagt mij of ik "ik sla jullie allemaal de tyfus" heb geroepen. Toen de verbalisanten met zijn drieën op mij afkwamen heb ik dat geroepen.
Feit 4
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 november 2021 (pg. 44a t/m 44e), voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [benadeelde 2] , [benadeelde 1] en [verbalisant 6] :
(pg. 44a)
Wij waren belast met algemene surveillance op en rond autosnelweg A4 en A29.
Op grond van artikel 160 van de Wegenverkeerswet 1994 gaf ik, [benadeelde 1] , een stopteken, aan de bestuurder van het voornoemde voertuig. Hieraan werd door de bestuurder voldaan. Het voertuig was tot stilstand gebracht op de [straat] te Bergen op Zoom.
(pg. 44b)
Uit het aan mij verstrekte Nederlandse rijbewijs bleek mij dat de houder van het rijbewijs was genaamd:
[verdachte] , geboren op 10 november 1989 te Curaçao.
(pg. 44c)
Wij zagen dat [verdachte] een agressieve houding aannam en op ons afliep. Ik, [benadeelde 2] , waarschuwde [verdachte] dat hij moest blijven staan en mee moest werken. Ik zag dat [verdachte] hier niet aan voldeed. Op 1 november 2021 heb ik [verdachte] medegedeeld dat hij was aangehouden ter zake bedreiging. Ik, [benadeelde 2] , heb mijn pepperspray ter hand genomen en medegedeeld dat als hij niet zou meewerken hij gepepperd zou worden. [verdachte] liep weg en ging na enkele meters met zijn gezicht richting de muur staan. Ik heb hem gesommeerd op zijn knieën te gaan zitten, waar hij niet aan voldeed. Ik heb hem daarna met mijn voet in zijn knieholte geduwd om hem naar de grond te brengen. Ik zag dat [verdachte] overeind bleef staan, zich omdraaide en weer op ons af kwam. Daarop heb ik [verdachte] gepepperd, wat geen effect had. Wij zagen daarna dat [verdachte] wegrende. Ik, [benadeelde 1] , heb [verdachte] een schop gegeven op zijn onderbeen maar hij bleef overeind staan. Ik, [benadeelde 2] , heb [verdachte] tevens een schop op zijn bovenbeen gegeven, maar zag dat [verdachte] bleef staan. Daarop heb ik [verdachte] nogmaals gesommeerd op zijn knieën te gaan zitten en gedreigd pepperspray te gebruiken. [verdachte] wilde weer weglopen waarop ik hem heb gepepperd. Wij hebben [verdachte] beetgepakt en geprobeerd hem in de transportboeien te plaatsen. Dit lukte niet direct. [verdachte] bewoog zich 30 seconden met hevige kracht in tegengestelde richting dan waar wij hem wilden positioneren. Hij trachtte zich meermaals met kracht los te trekken. Daarop hebben wij [verdachte] met gepast geweld onder controle gebracht.
2.
Aanvraag forensisch onderzoek Wapens, munitie, explosieven, opgemaakt door [verbalisant 7] d.d. 2 november 2021, pg. 54-57, voor zover inhoudende:
[benadeelde 1] heeft naar aanleiding van de achtervolging/aanhouding last van zijn knie, hiervan is melding gemaakt bij de OPCO.
3.
Een geschrift, als bedoeld in artikel 339, eerste lid, onder sub 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten een vordering van de benadeelde partij d.d. 15 december 2021, voor zover inhoudende een toelichting van de door de benadeelde partij, verbalisant [benadeelde 1] voormeld, gemachtigde casemanager [casemanager] , voor zover inhoudende:
Zoals blijkt uit het proces-verbaal van aangifte en toelichting van de verbalisant [benadeelde 1] , heeft de verdachte de verbalisant tijdens diens werkzaamheden als politiemedewerker verzet gepleegd met letsel aan zijn knie tot gevolg bij zijn aanhouding.
Het opgelopen lichamelijk letsel, te wetende blessure aan knie (verrekking van kruisband) ten gevolge het door verdachte gepleegde verzet, beïnvloeden het levensgenot van slachtoffer in negatieve zin.
4.
De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 26 april 2023, voor zover inhoudende:
Op 1 november 2021 te Bergen op Zoom heb ik mij, nadat de verbalisanten allemaal op mij afkwamen, verzet tegen deze verbalisanten.
Bewijsoverwegingen
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak van het onder feit 1, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde betoogd. Ten aanzien van feiten 1 en 2 is - op gronden zoals verwoord in de pleitnota – aangevoerd dat de start van het onderzoek aan zowel de auto als de woning onrechtmatig is geweest. De politie gaat zonder toestemming van de verdachte de auto doorzoeken. Er bestond toen echter geen redelijk vermoeden van schuld ingevolge artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) dat in de auto goederen verborgen zaten die strafrechtelijk verwijtbaar zijn. Vervolgens denkt de politie dan dat de verdachte met de auto op weg was naar de woning van zijn vriendin, [betrokkene] , en dat er strafrechtelijk verwijtbare goederen in de woning van [betrokkene] aanwezig zouden zijn. De verdachte stond niet ingeschreven op het adres aan [adres 2] . Er was derhalve geen redelijk vermoeden van schuld en/of enige verdenking op het moment dat men de woning van mevrouw [betrokkene] ging doorzoeken. De ernst van het verzuim zit in de schending van de norm, namelijk artikel 27 Sv. De schade die verdachte heeft geleden volgt met name uit het feit dat hij ten onrechte vervolgd is en daarnaast dat de dochter van de verdachte in de doorzochte woning aan [adres 2] aanwezig was en daarvan enkele weken ontdaan was. Dit zijn vormverzuimen in het voorbereidende onderzoek in de zin van artikel 359a Sv. Bovenstaande dient ertoe te leiden dat de ten gevolge van de vormverzuimen verkregen bewijsmiddelen van het bewijs worden uitgesloten, hetgeen leidt tot vrijspraak van het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde, aldus de raadsman. Ten aanzien van feit 3 is gesteld dat de uitingen van de verdachte niet kunnen worden gekwalificeerd als bedreiging, hetgeen dient te leiden tot vrijspraak.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof stelt allereerst vast dat van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv sprake is indien in het voorbereidend onderzoek een strafvorderlijk vormvoorschrift dat ertoe strekt belangen van de verdachte te waarborgen, niet is nageleefd en dat verzuim bovendien onherstelbaar is.
Het hof leidt uit het procesdossier – in het bijzonder uit pagina’s 38, 44 en 44a t/m 44e - en het verhandelde ter terechtzitting het volgende af.
Op 1 november 2021 is de verdachte als bestuurder van een auto, welke op naam stond van [betrokkene] , in Bergen op Zoom gecontroleerd op basis van de Wegenverkeerswet 1994. Hiertoe is het rijbewijs van de verdachte ter inzage verzocht. Hieraan is door de verdachte voldaan. Uit de rijbewijsgegevens bleek de verdachte bestuurder te zijn. Tijdens de persoonsbevraging kwam de verdachte in het systeem voor ter zake van vermogens- gewelds- en drugdelicten. Verbalisant [benadeelde 1] heeft aan de verdachte toestemming gevraagd tot doorzoeking van de auto en de verdachte heeft deze toestemming verleend. Op enig moment is verbalisant [verbalisant 6] bezig met een onderzoek aan het luchtrooster aan de rechterzijde van het dashboard, waarna de verdachte te kennen geeft geen toestemming meer te verlenen voor het onderzoek aan de auto. De verdachte wilde naar de auto lopen en werd hierop vastgepakt door verbalisant [benadeelde 1] . De verdachte maakte een zwaaiende beweging met zijn linkerarm, waarbij hij zich lostrok van de verbalisant. Vervolgens duwde de verdachte de verbalisant met zijn hand tegen de borst en kwam met gebalde vuisten, dreigend voor de verbalisant staan. De verdachte wilde wederom naar zijn auto lopen maar de verbalisanten hebben hem gevraagd op de stoep plaats te nemen, waarna de verdachte uithaalde met een zwaaiende beweging met zijn rechterarm en gebalde vuist richting verbalisant [benadeelde 2] , die deze beweging blokte. Tevens riep de verdachte op luide toon tegen de verbalisanten “Ik sla jullie allemaal de tyfus” waardoor verbalisant [benadeelde 2] zich bedreigd voelde. Verdachte kwam met een dreigende houding op de verbalisanten aflopen en verbalisant [benadeelde 1] deelde de verdachte mede dat hij was aangehouden ter zake van bedreiging. De verdachte heeft zich verzet bij zijn aanhouding.
Uit voorgaande volgt dat de verbalisanten de doorzoeking zijn gestopt op het moment dat de verdachte hem kenbaar maakte daarvoor geen (verder) toestemming meer te geven. Na de aanhouding van de verdachte hebben de verbalisanten volgens het door hen opgemaakte proces-verbaal (pagina 44c procesdossier) de gestopte doorzoeking hervat op grond van artikel 96b Sv.
Gelet op de antecedenten van de verdachte, het feit dat de verdachte “door het lint ging” toen de auto nader onderzocht werd en de verdachte er daarna rennend vandoor ging en met zijn gedrag mogelijk de aandacht van de auto wilde afleiden, kregen de verbalisanten namelijk het vermoeden dat er mogelijk een vuurwapen of verdovende middelen in het dashboard van het voertuig zat verborgen. Op grond van artikel 96b Sv is de auto vervolgens onderzocht, en in het luchtrooster aan de rechterzijde van het dashboard is daarop een vuurwapen aangetroffen.
Het hof is van oordeel dat op grond van deze feiten en omstandigheden bij verbalisanten in redelijkheid een verdenking heeft kunnen rijzen van een misdrijf als bedoeld in artikel 67, eerste lid Sv. Op grond hiervan was de politie ingevolge artikel 96b Sv bevoegd de auto na de aanhouding van verdachte te doorzoeken. Het vuurwapen dat vervolgens werd aangetroffen rechtvaardigde een verdenking dat de verdachte ook in zijn woon-en/of verblijfplaats wapens en/of munitie voorhanden had.
Verbalisanten zagen in de politiesystemen dat de verdachte eerder was gecontroleerd in een auto die op naam stond van [betrokkene] , woonachtig aan [adres 2] . Blijkens google maps bevond het [adres 2] zich in de directe nabijheid van de [straat] waar verdachte het stopteken werd gegeven en is aangehouden. Voorts bleek uit de gemeentelijke basisadministratie dat op dit adres tevens zijn dochter van 9 jaar stond ingeschreven. Hierdoor ontstond het vermoeden dat de verdachte onderweg was naar dit adres. Bovendien werd in de auto waarvan de verdachte bestuurder was, door verbalisant [benadeelde 2] een sleutelbos aangetroffen met daaraan een sleutel die bleek te passen in de deur van de woning aan [adres 2] . Op grond van voornoemde bevindingen bestond naar het oordeel van het hof een gegronde verdenking dat de verdachte in die woning verbleef en is op grond van artikel 49 van de Wet wapens en munitie vervolgens rechtmatig een machtiging tot doorzoeking ter inbeslagneming van voormelde woning afgegeven. Tijdens het doorzoeken van deze woning is bij het naar voren schuiven van de bank een kussensloop ontdekt, waarin zich een schoudertasje bevond met daarin een vuurwapen. Voorts zijn in datzelfde tasje een bijbehorende geluiddemper en een patroonmagazijn aangetroffen. In een van de lades in de keuken is verder een sok aangetroffen met daarin een grote hoeveelheid patronen/munitie.
Voorgaande maakt dat zowel de doorzoeking van de auto als het binnentreden van de woning rechtmatig zijn geschied. Gezien het bovenstaande is het hof van oordeel dat er geen sprake is van een vormverzuim in het vooronderzoek
Het hof verwerpt het tot vrijspraak strekkende verweer van de verdediging.
De overige door de raadsman in hoger beroep aangevoerde argumenten die zouden moeten leiden tot vrijspraak van het onder feit 1, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde worden naar het oordeel van het hof weerlegd door de inhoud van de door het hof voor het bewijs gebezigde bewijsmiddelen.
Resumerend acht het hof, op grond van hetgeen hiervoor is overwogen en de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien– wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert t op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met zware mishandeling.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:
wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep in geval van een bewezenverklaring verzocht om te volstaan met het opleggen van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van één jaar, dan wel de door de politierechter opgelegde straf te matigen. De verdachte is al enige tijd niet meer in aanraking gekomen met politie en justitie en is recent vader geworden.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een pistool (feit 1) en munitie (feit 2). Bij het pistool is bovendien een bijbehorende geluiddemper en patroonmagazijn aangetroffen. Het onbevoegd voorhanden hebben van dergelijke wapens en munitie brengt een groot gevaar voor de samenleving en een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich. Dat dit risico niet louter denkbeeldig is, blijkt wel uit het feit dat de samenleving met grote regelmaat wordt geconfronteerd met schietincidenten in het openbare leven, bijvoorbeeld in het uitgaansleven, maar ook met liquidaties. Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van verbalisant [benadeelde 2] (feit 3). Ten slotte heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan wederspannigheid, door zich bij zijn aanhouding met geweld te verzetten tegen verbalisanten [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , terwijl dit misdrijf lichamelijk letsel bij verbalisant [benadeelde 1] ten gevolge heeft gehad (feit 4). Op deze wijze heeft de verdachte er blijk van gegeven zich niets aan te trekken van het bevoegd gezag. Bovendien heeft de verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer [benadeelde 1] .
Het hof heeft ten aanzien van de persoon van de verdachte acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 4 maart 2023, waaruit volgt dat de verdachte – zij het langer geleden – eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van de Wet wapens en munitie. Voorts blijkt uit voornoemd uittreksel dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof voorts acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof stelt verder vast dat de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarin het gebruikelijke rechterlijke straftoemetingsbeleid zijn neerslag heeft gevonden, in geval van het voorhanden hebben van een pistool ex artikel 26 van de Wet wapens en munitie van categorie III, uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden. Als strafvermeerderende factoren kunnen gelden dat het vuurwapen binnen handbereik is en dat het zich in de omgeving van kinderen bevindt, welke omstandigheden in onderhavig geval van toepassing zijn. Het hof betrekt bij de strafwaardigheid van het handelen van de verdachte ook het feit dat naast het vuurwapen tevens een geluidsdemper en munitie is aangetroffen. Ook dit rekent het hof de verdachte zwaar aan.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de hiervoor omschreven ernst van het bewezenverklaarde, het uittreksel uit de Justitiële Documentatie alsmede gelet op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof is met de advocaat-generaal van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden passend en geboden is, met aftrek van het voorarrest. Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte of anderszins geen aanleiding om te volstaan met de door de raadsman bepleite straf.
Concluderend zal het hof aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden opleggen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslag
Bij gelegenheid van onderzoek naar de aan de verdachte tenlastegelegde feiten zijn in beslag genomen 1 STK Pistool (omschrijving g2393394), 1 STK patroonhouder (omschrijving: g2393398, gevuld met patronen), en 1 STK munitie (omschrijving: g2395050, Geco). Deze in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen dienen te worden onttrokken aan het verkeer, nu deze kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven en nu het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet. Het hof neemt daarbij aan, op grond van de omstandigheden waaronder deze voorwerpen zijn aangetroffen (in een auto, waarin enkel de verdachte zat, en het gegeven dat de verdachte na een aanvankelijk gegeven toestemming tegen de doorzoeking van de auto begon te protesteren toen werd gezocht op een plek waar later dit wapen met patroonhouder werd gevonden), dat het voorwerpen betreffen die, op grond van het bepaalde in artikel 36d Sr, aan de dader of de verdachte toebehoren.
Daarnaast zijn in beslag genomen en nog niet teruggegeven:
  • vuurwapen (pistool) goednummer PL2000-2021293662-2393393
  • munitie (kogelpatroon) goednummer PL2000-2021293662-2393395
met betrekking tot welke het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde en onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde is begaan. Deze dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Het hof zal daarom de onttrekking aan het verkeer bevelen van de hiervoor genoemde inbeslaggenomen voorwerpen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat de volgende voorwerpen toebehoren aan de verdachte:
  • 1 STK GSM (Omschrijving: G2393372, zwart, merk: Nokia)
  • 1 STK GSM (Omschrijving: G2393392, goud, merk: IPhone)
  • 1 STK GSM (Omschrijving: G2393371, wit, merk: Apple Iphone S)
Het hof zal ten slotte de teruggave gelasten van deze in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen aan de verdachte, als zijnde de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon zoals volgt uit pagina’s 8, 10 en 12 van het procesdossier.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag aan immateriële schade ad € 425,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering, zodat de voeging voor zover de vordering is toegewezen van rechtswege voortduurt in hoger beroep en thans de vordering tot een bedrag van € 425,00 aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde 1] als gevolg van verdachtes onder 4 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het hof is van oordeel dat het gevorderde bedrag aan immateriële schade voldoende onderbouwd is en bovendien is het bedrag niet inhoudelijk betwist. Het hof acht het billijk de vordering toe te wijzen tot het bedrag van
€ 425,00. Toewijzing van de gevorderde kosten komt het hof niet onrechtmatig of ongegrond voor. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
De wettelijke rente over het toegewezen bedrag zal het hof toewijzen vanaf 1 november 2021, zijnde de pleegdatum, tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde 1] is toegebracht tot een bedrag van € 425,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36c, 36d, 36f, 57, 63, 181 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie van de Wet wapens en munitie, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 STK pistool (omschrijving: g2393394)
- 1 STK Patroonhouder (omschrijving: g2393398)
- 1 STK Munitie (omschrijving: g2395050, Geco)
- vuurwapen (pistool) goednummer PL2000-2021293662-2393393
- munitie (kogelpatroon) goednummer PL2000-2021293662-2393395.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 STK GSM (Omschrijving: G2393372, zwart, merk: Nokia)
- 1 STK GSM (Omschrijving: G2393392, goud, merk: IPhone)
- 1 STK GSM (Omschrijving: G2393371, wit, merk: Apple IPhone S) .

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 425,00 (vierhonderdvijfentwintig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2021, tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] , ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 425,00 (vierhonderdvijfentwintig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 8 (acht) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. C.M. Hilverda, voorzitter,
mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen en mr. H.A.T.G. Koning, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Mobach, griffier,
en op 10 mei 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen en mr. H.A.T.G. Koning zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.