“(…) Periode 2008-2009. Ik heb in die tijd veel gesproken met [getuige 1] over
de herstructurering en allerlei aspecten. (…)
Straks heeft [getuige 1] verklaard dat hij heeft geadviseerd een nieuwe taxatie op te maken. Ik denk dat dat niet klopt. Ik weet 100% zeker dat als hij dat zou hebben geadviseerd, ik dat advies zou hebben opgevolgd. Ik ben ook leek.
(…)
Ik heb mij weinig verdiept in fiscale zaken. Ik heb nooit bijzondere interesse gehad in fiscale zaken.”
Anders dan [appellant] wil doen geloven, volgt uit de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 3] echter dat [appellant] redelijk op de hoogte was voor zover het de agrarische sector betreft. Zo heeft [getuige 1] als getuige bijvoorbeeld in het bijzonder verklaard:
“(…) Ik mag zeggen dat [appellant] heel erg goed thuis was in de regels wat betreft de landbouw. (…)
(…) Wat ik weet van de voorkennis van [appellant] op fiscaal gebied, is wat ik kan afleiden uit mijn gesprekken met hem daarover. Ik denk dat hij het verschil wist tussen de landbouwvrijstelling en een aanmerkelijk belang heffing. Dat heb ik afgeleid uit mijn gesprekken met hem. Niet alleen in de periode 2008-2009, maar ook in de periode daarvoor en het samenwerkingsverband met zijn vader, en de overdracht aan hem. Ik heb in onze gesprekken tegen hem gezegd dat er een aanmerkelijk belang heffing zou zijn in de situatie waarin hij in de toekomst aan zichzelf als aandeelhouder dividend zou uitkeren.
(…)
Ik hoefde [appellant] niet uit te leggen dat er in de situatie van een privé persoon, maatschap of vennootschap onder firma geen sprake zou zijn van een aanmerkelijk belang heffing. Dat kwam omdat hij goed op de hoogte was. (…)”
Als getuige heeft [getuige 3] hierover bijvoorbeeld verklaard:
“(…) Het gesprek van 29 juli 2015 met [appellant] . (…) Ik heb de cliënt uitgelegd dat de aanmerkelijk belang heffing aan de orde was. Hij was ontevreden, vertelde hij, over de huwelijkse voorwaarden. Daar maakte hij een opmerking over. Daarnaast was hij boos omdat hij de 25% aanmerkelijk belang heffing moest gaan betalen. [appellant] wist het niet van de aanmerkelijk belang heffing. Ik weet het niet zeker, maar ik kan mij voorstellen dat [appellant] al iets ervan wist omdat hij tijdens het gesprek boos werd en dus door had dat het om een groot bedrag zou kunnen gaan, terwijl mijn uitleg vooral was dat het ging om 25% van een stijging van de waarde van de grond. Ik heb geen bedrag genoemd.
(…)
Ik ben accountant, geen belastingadviseur. Ik wil ook opmerken dat [appellant] goed thuis was en goed op de hoogte was, hij deed de contacten met de bank zelf, daar had hij ons niet voor nodig. (…)”