ECLI:NL:GHSHE:2023:214

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
25 januari 2023
Zaaknummer
20-001924-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, dat op 8 augustus 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1977, had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, maar dit was gedaan na het verstrijken van de wettelijke termijn van veertien dagen. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk in het appel zou worden verklaard, omdat de dagvaarding in eerste aanleg in persoon was betekend en de verdachte binnen de gestelde termijn hoger beroep had moeten instellen.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de verdediging aangevoerd dat er problemen waren met het indienen van de akte via Zivver, waardoor het e-mailbericht pas na de deadline bij de rechtbank was aangekomen. Dit argument werd echter niet onderbouwd met bewijsstukken. Het hof oordeelde dat de te late indiening van het hoger beroep voor risico van de verdediging kwam. De dagvaarding was op 18 juli 2022 aan de verdachte uitgereikt, en volgens de wet had de verdachte veertien dagen de tijd om hoger beroep in te stellen. Aangezien het hoger beroep pas op 22 augustus 2022 was ingesteld, na het verstrijken van de termijn, werd de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep.

Het hof heeft in zijn beslissing bevestigd dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep, en deze uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. W.E.C.A. Valkenburg, en de raadsheren mr. B.F.M. Klappe en mr. F. van Es, in aanwezigheid van de griffiers S. Dijkstra en T.A.H. van der Wijst.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001924-22
Uitspraak : 17 januari 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 8 augustus 2022, in de strafzaak met parketnummer 01-125880-22 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat dat verdachte niet-ontvankelijk in het appel wordt verklaard, nu de dagvaarding in eerste aanleg in persoon is betekend, en verdachte binnen 14 dagen hoger beroep had in moeten stellen. Op 22 augustus 2022 te 17.31 uur, buiten de termijn van veertien dagen, is hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 8 augustus 2022.
Namens verdachte is bepleit dat de kantoorgenoot van de raadsman problemen ondervond om de akte instellen rechtsmiddel via Zivver te verzenden naar de rechtbank Oost-Brabant waardoor het e-mailbericht pas na vijf uur bij de rechtbank binnenkwam.
Dit standpunt is niet nader onderbouwd met stukken. De te late aanwending van het rechtsmiddel komt voor het risico van de verdediging.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De dagvaarding voor de zitting van 8 augustus 2022 is op 18 juli 2022 aan de verdachte in persoon uitgereikt. Volgens de wet staat voor de verdachte in een zodanig geval gedurende veertien dagen na de uitspraak hoger beroep open. Aangezien het hoger beroep na het verstrijken van die termijn, is ingesteld, dient verdachte daarin niet ontvankelijk te worden verklaard.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door:
mr. W.E.C.A. Valkenburg, voorzitter,
mr. B.F.M. Klappe en mr. F. van Es, raadsheren,
in tegenwoordigheid van S. Dijkstra en T.A.H. van der Wijst, griffiers,
en op 17 januari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.