ECLI:NL:GHSHE:2023:2135

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
20-002851-22
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant inzake diefstal met geweld

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte op 14 december 2022 werd veroordeeld voor diefstal met geweld. De politierechter legde een gevangenisstraf van 4 maanden op, met aftrek van voorarrest, en wees een schadevergoeding van € 500,00 toe aan de benadeelde partij, te vermeerderen met wettelijke rente. De verdachte, geboren in 1991 en thans verblijvende in P.I. Arnhem, heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd het vonnis te bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf, en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf af te wijzen. De verdediging pleitte voor partieel vrijspraak en matiging van de schadevergoeding.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter in grote lijnen bevestigd, maar de beslissing over de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf herzien. Het hof oordeelde dat de verdachte de voorwaardelijke gevangenisstraf reeds had ondergaan en wees de vordering tot tenuitvoerlegging af. Het hof heeft de bewijsmiddelen aangevuld en de motivering van de beslissing uitgebreid, in overeenstemming met de wettelijke vereisten. De verdediging had betoogd dat er onvoldoende bewijs was voor de geweldpleging, maar het hof oordeelde dat de bewijsmiddelen dit verweer weerlegden.

De beslissing van het hof houdt in dat het vonnis van de politierechter wordt vernietigd voor wat betreft de vordering tot tenuitvoerlegging, maar verder wordt bevestigd. Het hof heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, nu de duur daarvan gelijk is aan de opgelegde gevangenisstraf. Deze uitspraak is gedaan op 24 mei 2023.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002851-22
Uitspraak : 24 mei 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 14 december 2022 met parketnummer 01-313700-22 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf met parketnummer 01-208253-20, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteplaats] ) op [geboortedag] 1991,
thans verblijvende in P.I. Arnhem te Arnhem.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van – kort gezegd – diefstal met geweld veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de politierechter de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] geheel toegewezen (€ 500,00 immateriële schade), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de verdachte veroordeeld in de proceskosten van de benadeelde partij. Daarnaast is de tenuitvoerlegging gelast van de bij parketnummer 01-208253-20 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en de vordering tot tenuitvoerlegging zal afwijzen.
Door de verdediging is partieel vrijspraak bepleit hetgeen tot strafvermindering zou moeten leiden en ten aanzien van de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij is verzocht om deze te matigen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep, behalve voor wat betreft de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf, met aanvulling van de gronden waarop dit berust.
Het hof zal de bewijsmiddelen te zijner tijd aanvullen op de wijze zoals hierna is vermeld en vult de opgesomde toepasselijke wettelijke voorschriften aan met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Voorts zal het hof, naar aanleiding van het door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep gevoerde verweer, het vonnis waarvan beroep aanvullen met de navolgende overweging omtrent het bewijs.
In hetgeen de verdediging heeft aangevoerd ter zake van de aard en de omvang van de opgelegde sanctie en de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij ziet het hof geen aanleiding om te komen tot een andere beslissing dan de politierechter.
De politierechter heeft in het bestreden vonnis volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, zonder de inhoud van de bewijsmiddelen weer te geven. Het hof is echter, anders dan de politierechter, gebonden aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359, derde lid, eerste volzin, van het Wetboek van Strafvordering en zal daarom – indien tegen dit arrest beroep in cassatie wordt ingesteld – de inhoud van de door de politierechter opgesomde bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring uitwerken in een aanvulling op dit verkorte arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverweging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit ten aanzien van het slaan en schoppen tegen het lichaam van aangeefster door de verdachte.
Het verweer van de verdediging, inhoudende dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte heeft geslagen en geschopt, wordt door de bewijsmiddelen weerlegd.
Vordering tenuitvoerlegging
Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Oost-Brabant van 8 december 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen. De verdachte heeft de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf namelijk reeds ondergaan.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf en doet in zoverre opnieuw recht;
wijst af de vordering van de officier van justitie van het Parket OVJ Oost-Brabant van 7 december 2022, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant van 8 december 2020, parketnummer 01-208253-20, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden;
heft op het tegen de verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. C.P.J. Scheele, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.C.J.M. Hillebrandt, griffier,
en op 24 mei 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. M.L.P. van Cruchten is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.