ECLI:NL:GHSHE:2023:2133

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 juli 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
20-002173-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in zedenzaak met ontuchtige handelingen met minderjarige

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 3 juli 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte is beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, waarbij het seksueel binnendringen van het lichaam is bewezen verklaard. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een zwaardere straf geëist, maar het hof heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 24 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen met een 14-jarig meisje, waarbij hij gebruik maakte van Snapchat om contact te leggen. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Tevens is de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 1 maand toegewezen. Het hof heeft de zaak grondig onderzocht en de verklaringen van het slachtoffer als betrouwbaar beoordeeld, ondersteund door bewijs uit chatberichten. De verdachte is niet vrijgesproken, en het hof heeft de ernst van de zaak benadrukt, met bijzondere aandacht voor de bescherming van minderjarigen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Parketnummer : 20-002173-21
Uitspraak : 3 juli 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 30 augustus 2021 in de strafzaak met parketnummer 01-029243-21 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf onder parketnummer 22-001043-16, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank het tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam’, de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel zijn, naast de gebruikelijke algemene voorwaarden, bijzondere voorwaarden verbonden, te weten een meldplicht en een ambulante behandelverplichting. De rechtbank heeft een inbeslaggenomen telefoontoestel verbeurdverklaard. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] is gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van € 7.666,25, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, onder afwijzing van het meer of anders gevorderde. Ten behoeve van het slachtoffer is tot hetzelfde bedrag tevens de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Ten slotte is de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Namens de verdachte en door de officier van justitie in het arrondissement Oost-Brabant is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van het voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij op dezelfde wijze als de rechtbank heeft gedaan met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Tevens is gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf zal toewijzen.
De raadsman van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij is primair geconcludeerd dat deze daarin niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair is afwijzing van bepaalde schadeposten en matiging van een eventueel toe te kennen bedrag aan smartengeld bepleit. Met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging is afwijzing bepleit.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het bestreden vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 7 januari 2020 te Sint-Oedenrode, althans in Nederland, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ) die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
- het tongzoenen met die [slachtoffer] en/of
- het vingeren van die [slachtoffer] en/of
- het brengen en/of houden en/of bewegen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 januari 2020 te Sint-Oedenrode met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ) die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
- het tongzoenen met die [slachtoffer] en
- het vingeren van die [slachtoffer] en
- het brengen en bewegen van zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna genoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd. Daarin wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie-eenheid Oost-Brabant, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie, in het onderzoek ‘Ukikusa’, gesloten d.d. 27 januari 2021, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-198.

1..

Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] d.d. 18 januari 2020, p. 55-60, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster:

Dit feit gaat om seksueel contact met mijn minderjarige dochter. (…) via Snapchat, toegevoegd door iemand die ze niet kent, iemand van 23 jaar oud, uit Rotterdam en leraar maatschappijleer. Afspreken en na 1 of 2 keer "nee" zeggen toch aandringen op seksueel contact en uiteindelijk ook seksueel contact. [slachtoffer] is 14 jaar oud. Gebeurd dinsdag 7 januari 2020 tussen 08:30 uur en 09:00 uur. Op de carpoolparkeerplaats bij de bushalte bij de A50 in Sint-Oedenrode.
Opmerking: Aangeefster toont op Google Maps de carpoolplaats bij de N637 aan de Postdijk te Sint-Oedenrode.
Dat heeft [slachtoffer] mij zelf verteld, dat het bij die bushalte daar is gebeurd. Ze heeft verteld dat ze af heeft gesproken met hem op die parkeerplaats. Ze heeft dit verteld op maandagochtend 13 januari 2020, voordat ze naar school ging, rond 06:30 uur. Ze zei op dat moment dat de juf van school mij zou bellen en dat het hierover zou gaan, zodoende kwam ik erachter. [slachtoffer] vertelde dat ze door iemand, die ze niet kende, toegevoegd was via Snapchat. Dat die persoon wist dat ze 14 jaar was. Zij heeft hem op de één of andere manier ook toegevoegd en hebben ze via privéberichten of DM-berichten afgesproken met hem. Of dat dan daarna via Snapchat of via zijn telefoonnummer is gegaan, weet ik niet want ze heeft ook een telefoonnummer van hem voor mij opgeschreven omdat ik hiervan aangifte zou doen. Dat telefoonnummer is [telefoonnummer] .
Opmerking: Aangeefster toont ons een handgeschreven briefje (
hof: het briefje op dossierpagina 66, vide bewijsmiddel 2).
Ze heeft het op school tegen haar vriendinnen verteld, die hebben het weer aan de leerkracht verteld en de leerkracht heeft vervolgens mij hierover gebeld. [slachtoffer] zei daarover verder dat zij vanaf de parkeerplaats in zijn auto is gestapt en hij haar heeft weggebracht naar school. Ze weet van [verdachte] alleen wat op dat briefje staat. Over de afkomst was het enige wat ze zei dat het een buitenlander was. Seks heeft plaatsgevonden in de auto.
2.Een schriftelijk bescheid, p. 66, zijnde een briefje inhoudende onder andere de volgende tekst:
[verdachte] 23 jaar
[telefoonnummer]
Snapchat = [account 1]
hij geeft les op een school in Rotterdam aan de 1e en 2e jaars (maatschappijleer).

3.

Een schriftelijk bescheid, p. 77, te weten een akte van geboorte van de ambtenaar van de burgerlijke stand, opgemaakt op 8 augustus 2005, onder meer inhoudende:

[slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] .

4.

Een proces-verbaal van bevindingen betreffende een studioverhoor van [slachtoffer], d.d. 23 januari 2020, p. 72-76, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten:
Aan [slachtoffer] wordt gevraagd alles te vertellen over wat er is gebeurd met de man van 23. [slachtoffer] verklaarde dat ze hem heeft leren kennen via Snapchat. Dat hij een keer wilde afspreken. Ze al een keer eerder had afgesproken voor school om elkaar te leren kennen. Na die dag ging het naar de sekskant toe. Hij stelde vragen over wat zij wilde en toen hebben ze met elkaar afgesproken bij een parkeerplaats welke 10 minuten van haar af is. In de auto hebben ze seks gehad. Ze heeft hem twee keer gezien. Ze heeft één keer met hem afgesproken en ze heeft één keer seks met hem gehad bij een parkeerplaats. Tussen die twee keer zit ongeveer twee maanden tijd. Ze heeft in die twee maanden dagelijks contact met hem op Snap. Op Snap hebben ze met elkaar gepraat over hoe het ging op school. Hij vertelde haar dat hij maatschappijleer geeft aan eerste en tweedejaars studenten op een middelbare school in Rotterdam. Ze hebben aan elkaar gevraagd hoe oud ze waren. Zij heeft hem verteld dat ze 14 jaar oud was. Hij zei dat hij het niet erg vond dat ze 14 jaar oud was. Ze hebben afgesproken om seks met elkaar te hebben. Zij wilde dat niet maar hij bleef hierover doorgaan en zei dat een keertje toch wel kon. Ze wilde het niet maar wilde hem ook niet laten staan. Hij zei op Snap ook dat wanneer zij seks zouden hebben hij het wel met een condoom zou doen. Ze heeft nog tegen hem gezegd dat het niet zo slim zou zijn van hem omdat zij 14 jaar oud is en hij 18 jaar en dat het dan niet mag. Hierop zei hij dat het wel mag als zij het ook wilde. Hij heeft aan haar verteld dat hij [verdachte] heet en uit Rotterdam komt. Verder heeft hij eerst gezegd dat hij 18 jaar oud was maar later na de seks heeft hij haar via Snap verteld dat hij 23 jaar oud was. Een paar dagen nadat ze seks met elkaar hebben gehad zei hij via Snap dat ze beter niet meer konden afspreken en dat ze beter zijn nummer kon verwijderen. Haar mentor weet dit ook en die heeft gezegd dat ze het nummer beter kon bewaren. Hij is van Marokkaanse afkomst dat heeft hij verteld. Ze heeft via Snap en via Whatsapp contact met hem gehad. Deze parkeerplaats is een carpoolplaats in Sint Oedenrode. Toen ze daar aan kwam stond hij al op de parkeerplaats met zijn auto.
Het was dinsdagochtend 2 weken geleden, ze had die dag 3 uur uitval en hij had die dag een vrije dag. Ze hadden die dag om 07.30 uur of om 08.30 uur afgesproken dat weet ze niet meer zeker. Ze zag dat hij uit die kofferbak ook een pakje met condooms pakte.
Hierna zei hij dat ze achterin kon gaan zitten. In de auto heeft zij haar eigen broek uit gedaan en heeft hij haar slip uit gedaan. Ze moest haar kleren achter de voorstoel van hem leggen. Ze heeft ook haar schoenen uitgedaan en haar bh en trui aangehouden. Hij heeft toen zijn broek uitgedaan en het condoom om zijn piemel gedaan. Deze condoom was van het merk Durex Naturel en zat in een lichtblauw hoesje. Hij droeg een joggingbroek met daaronder een zwembroek van Feijenoord en daaronder een onderbroek. Ze zag dat zijn piemel stijf was en de haren bij zijn piemel geschoren waren. Ze ligt dan met haar rug op de achterbank en hij is over haar heen. Ze hebben toen getongzoend, met de tong in elkaars mond. Daarna is hij haar gaan vingeren. Hij heeft eerst goed gekeken en ze denkt dat hij toen twee vingers in haar vagina stopte. Ze denkt twee omdat het een beetje pijn deed. Hij draaide zijn vingers een beetje rond en deed er een beetje mee scheppen. Haar knieholte lag over zijn schouder. Volgens haar kon hij wel zien dat ze pijn had maar hij ging door. Hij kon dat aan haar gezicht zien omdat ze dan een beetje een raar gezicht trekt. Hij vroeg haar ook niet hoe het met haar ging. Tijdens de seks moest zij zich omdraaien. Hij zat en zij is toen op haar onderarmen en ellebogen gaan hangen, haar buik een beetje naar voren en haar kont een beetje omhoog. Zij moest dan op zijn piemel bewegen. Hij had gezegd "draai maar om", pakte haar bij haar heupen vast en trok haar naar hem toe. Hierna is ze weer omgedraaid. Er zijn geen andere houdingen geweest. Het stopte toen hij klaargekomen was. Dat zag ze want hij deed het condoom af en er kwam toen wat sperma op de stoel en er zat nog wat in het condoom. Hij zei toen dat ze haar broek weer aan kon doen. Ze wilde uit de auto stappen om haar broek goed te doen maar toen zei hij dat ze moest wachten omdat hij eerst zijn broek aan moest doen omdat anders andere mensen hem zouden kunnen zien.
Hij heeft haar daarna naar haar school gebracht. Voor deze dag hadden ze al een keer met elkaar afgesproken. Het was zijn idee om met elkaar af te spreken om elkaar te zien. Ze hebben toen in Eindhoven vlakbij haar school afgesproken. Tijdens deze afspraak hebben ze alleen met elkaar gepraat.
Ze heeft aan haar vrienden, [getuige 1] en [getuige 2] , verteld wat er was gebeurd, dit was op een donderdag. Zij maakten zich zorgen waardoor zij het aan hun mentor, mevrouw [getuige 3] (het hof begrijpt: [getuige 3] ), hebben verteld. Haar mentor heeft haar op die dinsdag hierover aangesproken en vond dat haar ouders het moesten weten. Via de mentor heeft ze het aan papa en mama verteld.

5.

Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] d.d. 21 april 2020, p. 89-92, voor zover inhoudende als verklaring van deze getuige:

Ik ben mentor van de klas waarin [slachtoffer] zit. Ik ben op de hoogte geraakt van het feit dat [slachtoffer] iets zou zijn overkomen op seksueel gebied via klasgenoten van haar. Ik denk van de leerlingen [getuige 1] en/of [getuige 2] . Op 9 januari 2020 hoorde ik dat [slachtoffer] seks zou hebben gehad met een jongen in een auto. De jongen zou ouder dan 18 jaar zijn geweest. Dat was voor mij de reden om in gesprek te gaan met [slachtoffer] . Dat was nog diezelfde dag. [slachtoffer] vertelde mij dat ze via social media in contact was gekomen met een jongen uit Rotterdam. Die jongen zou naar haar toe zijn gekomen. Nog voor schooltijd zou zij seks met die jongen gehad hebben in zijn auto. [slachtoffer] gaf aan dat de jongen 23 jaar oud was.
Ook zou de jongen werkzaam zijn op een VMBO-school als leraar maatschappijleer. [slachtoffer] had haar werkelijke leeftijd, 14 jaar, aan de jongen bekend gemaakt. Ik heb haar gevraagd of er een condoom was gebruikt. Dat was zo.

6..

Een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] d.d. 27 januari 2021 met als bijlagen chatberichten, p. 134-198, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] voornoemd en de inhoud van de chatberichten:

In verband met een strafrechtelijk onderzoek, genaamd Ukikusa, naar vermeend seksueel misbruik van slachtoffer [slachtoffer] , werd de mobiele telefoon van het merk Huawei welke onder de verdachte [verdachte] inbeslaggenomen was onderzocht.
Van de inhoud van deze telefoon, werd door de digitale recherche een image (kopie) gemaakt. Deze image werd door mij onderzocht op de inhoud alsmede eventuele aanwijzingen die betrekking hebben op het vermeend seksueel misbruik.
Te zien is dat er van sociale media gebruik wordt gemaakt.
Te zien is dat er onder andere gebruik wordt gemaakt van Snapchat, Instagram en WhatsApp. Bij de in- en uitgaande gesprekken (calls) is te zien dat er om te telefoneren gebruik wordt gemaakt van WhatsApp, Snapchat en Android system calls.
Te zien is dat bij in- en uitgaande gesprekken via WhatsApp bij de ontvanger de naam “ [verdachte] ” vermeld staat. Te zien is dat tussen deze gesprekken bij Snapchat op 14 juli 2020 te 20:56 de letters [account 1] ; [account 2] vermeld staat. De letter A en E in de naam [account 1] zijn met elkaar verbonden. Verder zijn de letters [account 2] overeenkomstig de voorletters van slachtoffer [slachtoffer] . De cijfers [account 2] zijn overeenkomstig het kengetal van onder anderen de plaats Sint-Oedenrode, zijnde de woonplaats van slachtoffer [slachtoffer] .
Bij de contacten opgeslagen in deze telefoon zie ik een contact [account 2] en [account 3] .
Bij het contact met de naam [account 2] staat de datum/tijd 14-7-2020 19:54 vermeld.
Bij het contact met de naam [account 3] staat de datum/tijd 25-3-2020 23:29 vermeld.
Hiervoor geldt ook dat de letters [account 3] en [account 3] overeenkomstig zijn aan de voorletters van slachtoffer [slachtoffer] . En de cijfers [account 3] overeenkomstig met het kengetal van onder anderen de plaats Sint-Oedenrode, waar [slachtoffer] woont.
p. 147
(…)
OB 1687034.xry
Messages/Chat
Related Application Snapchat
Text Wil je nog keer neuke ofs
Time 14-7-2020 20:35:43 UTC+02:00 (Device)
Accessed 14-7-2020 20:35:54 UTC+02:00 (Device)
Direction Outgoing
From
Snapchat ID [Snapchat ID 1]
Name (Matched) [account 1]
To
Snapchat ID [Snapchat ID 2]
Name (Matched) [account 2]
(…)
p. 153
(…)
OB 1687034.xry
Messages/Chat
Related Application Snapchat
Text Gelukkig heb ik condoom gebruikt (
hof: gevolgd door een smiley)
Time 14-7-2020 20:44:06 UTC+02:00 (Device)
Accessed 14-7-2020 20:44:16 UTC+02:00 (Device)
Direction Outgoing
From
Snapchat ID [Snapchat ID 1]
Name (Matched) [account 1]
To
Snapchat ID [Snapchat ID 2]
Name (Matched) [account 2]
(…)
p. 159
(…)
OB 1687034.xry
Messages/Chat
Related Application Snapchat
Text Vond je nie lekker toen we gingen neuken?
Time 14-7-2020 20:50:59 UTC+02:00 (Device)
Accessed 14-7-2020 20:51:46 UTC+02:00 (Device)
Direction Outgoing
From
Snapchat ID [Snapchat ID 1]
Name (Matched) [account 1]
To
Snapchat ID [Snapchat ID 2]
Name (Matched) [account 2]
(…)
p. 160
(…)
OB 1687034.xry
Messages/Chat
Related Application Snapchat
Text Wanneer kunne we weer neuke
Time 14-7-2020 20:52:13 UTC+02:00 (Device)
Accessed 14-7-2020 20:53:56 UTC+02:00 (Device)
Direction Outgoing
From
Snapchat ID [Snapchat ID 1]
Name (Matched) [account 1]
To
Snapchat ID [Snapchat ID 2]
Name (Matched) [account 2]
OB 1687034.xry
Messages/Chat
Related Application Snapchat
Text van wie was die auto dan
Time 14-7-2020 20:54:01 UTC+02:00 (Device)
Accessed 14-7-2020 21:05:29 UTC+02:00 (Device)
Direction Incoming
Status Read
From
Snapchat ID [Snapchat ID 2]
Name (Matched) [account 2]
To
Snapchat ID [Snapchat ID 1]
Name (Matched) [account 1]
p. 161
(…)
OB 1687034.xry
Messages/Chat
Related Application Snapchat
Text Van zo Mattie
Time 14-7-2020 20:54:16 UTC+02:00 (Device)
Accessed 14-7-2020 20:54:20 UTC+02:00 (Device)
Direction Outgoing
From
Snapchat ID [Snapchat ID 1]
Name (Matched) [account 1]
To
Snapchat ID [Snapchat ID 2]
Name (Matched) [account 2]
OB 1687034.xry
Messages/Chat
Related Application Snapchat
Text wrm wil je zo graag weer seks
Time 14-7-2020 20:54:21 UTC+02:00 (Device)
Accessed 14-7-2020 21:05:29 UTC+02:00 (Device)
Direction Incoming
Status Read
From
Snapchat ID [Snapchat ID 2]
Name (Matched) [account 2]
To
Snapchat ID [Snapchat ID 1]
Name (Matched) [account 1]
OB 1687034.xry
Messages/Chat
Related Application Snapchat
Text Was kk lekker k hou van jou
Time 14-7-2020 20:54:31 UTC+02:00 (Device)
Accessed 14-7-2020 20:54:38 UTC+02:00 (Device)
Direction Outgoing
From
Snapchat ID [Snapchat ID 1]
Name (Matched) [account 1]
To
Snapchat ID [Snapchat ID 2]
Name (Matched) [account 2]
OB 1687034.xry
Messages/Chat
Related Application Snapchat
Text ohh shit hebben we serieus seks gehad in n auto van je maat
Time 14-7-2020 20:54:34 UTC+02:00 (Device)
Accessed 14-7-2020 21:05:29 UTC+02:00 (Device)
Direction Incoming
Status Read
From
Snapchat ID [Snapchat ID 2]
Name (Matched) [account 2]
To
Snapchat ID [Snapchat ID 1]
Name (Matched) [account 1]
(…)
p. 169
(…)
OB 1687034.xry
Messages/Chat
Related Application Snapchat
Text Kunne we weer neuke miss
Time 14-7-2020 20:59:09 UTC+02:00 (Device)
Accessed 14-7-2020 20:59:12 UTC+02:00 (Device)
Direction Outgoing
From
Snapchat ID [Snapchat ID 1]
Name (Matched) [account 1]
To
Snapchat ID [Snapchat ID 2]
Name (Matched) [account 2]
OB 1687034.xry
Messages/Chat
Related Application Snapchat
Text Kunne we weer auto miss?
Time 14-7-2020 20:59:31 UTC+02:00 (Device)
Accessed 14-7-2020 20:59:38 UTC+02:00 (Device)
Direction Outgoing
From
Snapchat ID [Snapchat ID 1]
Name (Matched) [account 1]
To
Snapchat ID [Snapchat ID 2]
Name (Matched) [account 2]
(…)
p. 177
(…)
OB 1687034.xry
Messages/Chat
Related Application Snapchat
Text Vond je me lul niet lekker
Time 14-7-2020 21:04:19 UTC+02:00 (Device)
Accessed 14-7-2020 21:25:22 UTC+02:00 (Device)
Direction Outgoing
From
Snapchat ID [Snapchat ID 1]
Name (Matched) [account 1]
To
Snapchat ID [Snapchat ID 2]
Name (Matched) [account 2]
(…)
OB 1687034.xry
Messages/Chat
Related Application Snapchat
Text Jy ben neuk verslaafd
Time 14-7-2020 23:44:07 UTC+02:00 (Device)
Accessed 14-7-2020 23:53:21 UTC+02:00 (Device)
Direction Outgoing
From
Snapchat ID [Snapchat ID 1]
Name (Matched) [account 1]
To
Snapchat ID [Snapchat ID 2]
Name (Matched) [account 2]
(…)
p. 190
(…)
OB 1687034.xry
Messages/Chat
Related Application Snapchat
Text Je wou zuigen maar ik liet je niet ahahha
Time 14-7-2020 23:54:22 UTC+02:00 (Device)
Accessed 15-7-2020 00:08:21 UTC+02:00 (Device)
Direction Outgoing
From
Snapchat ID [Snapchat ID 1]
Name (Matched) [account 1]
To
Snapchat ID [Snapchat ID 2]
Name (Matched) [account 2]
(…)

7.

Het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, zesde meervoudige kamer voor strafzaken, van 19 juni 2023, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :

Het telefoonnummer [telefoonnummer] was mijn telefoonnummer.
(…)
U, voorzitter, houdt mij een Snapchat-gesprek voor van 14 juli 2020 waarin een berichtenwisseling plaatsvindt tussen twee personen (hof:
dit betreft de onder bewijsmiddel 6 opgenomen berichten). Het klopt dat ik aan die conversatie heb deelgenomen via Snapchat, het klopt ook dat ik de teksten die zijn verstuurd via het Snapchataccount [account 1] heb verstuurd.
(…)
Het klopt dat ik op 7 januari 2020 in de ochtend met aangeefster had afgesproken in Sint-Oedenrode; ik ben daar toen ook geweest. (…) Ik heb aangeefster opgehaald bij de bushalte in Sint-Oedenrode in een auto. (…) [slachtoffer] zei mij dat ze 14 jaar oud was. (…) Ik kwam bij [slachtoffer] op Snapchat uit, via via. Ik hoorde dat zij een makkelijk meisje was. Daarmee bedoel ik dat ik hoorde en daardoor wist dat ze makkelijk vatbaar was en ze makkelijk zou overgaan tot het verrichten van seksuele handelingen. (…) Ik wilde op dat moment iets snels en iets makkelijks.
Bewijsoverwegingen

A.

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Daartoe is – op de gronden zoals nader in de pleitnota verwoord – het volgende aangevoerd.
De Snapchatgesprekken bevatten in de visie van de verdediging niet meer dan grensoverschrijdende opmerkingen die op zichzelf niet strafbaar zijn. Aangevoerd is dat in de chatgesprekken geen bevestiging kan worden gevonden voor het tenlastegelegde feit.
Daarnaast is aangevoerd dat het slachtoffer [slachtoffer] haar vriendinnen [getuige 4] , [getuige 5] en [getuige 2] en [getuige 1] heeft verteld over hetgeen er gebeurd zou zijn op 7 januari 2020 met de verdachte, terwijl de verklaringen van die vriendinnen twijfel oproepen over de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer. In dat verband is naar voren gebracht dat de verklaring van [getuige 4] onbetrouwbaar is en dat het slachtoffer mogelijk feiten door elkaar haalt. Daarnaast is betoogd dat met de verklaring van getuige [getuige 5] nog veel onduidelijk blijft. Voorts is aangevoerd dat de verklaring van [getuige 2] over hetgeen het slachtoffer tegen haar zou hebben gezegd, op essentiële onderdelen uiteenloopt met de verklaring van het slachtoffer.
Daarbij komt dat [getuige 1] heeft verklaard dat zij het raar vond dat het slachtoffer afsprak met een jongen door wie zij eerder zou zijn verkracht. De verdediging acht het opvallend dat [getuige 1] in haar verklaring luchtig praat over meerdere seksuele contacten tussen het slachtoffer en verschillende mannen.
De raadsman heeft ten slotte opgemerkt dat er volgens hem veel onduidelijkheid blijft bestaan over de loop der gebeurtenissen. Ter ondersteuning van dat standpunt is naar voren gebracht dat het volgens de raadsman niet aannemelijk is dat iemand op een doordeweekse dag, midden in de spits, in het licht, op een carpoolplaats waar mensen rondliepen en elk moment konden aankomen, seks zou hebben met een minderjarige tegen haar zin.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

B.

Het hof stelt voorop dat het in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering neergelegde bewijsminimum, de zogeheten unus testis, nullus testis-regel, volgens bestendige jurisprudentie betekent dat het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, niet uitsluitend kan worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. Deze bepaling betreft de tenlastelegging in haar geheel; niet is vereist dat elk onderdeel daarvan ook in ander bewijsmateriaal steun dient te vinden.
Dit voorschrift betekent dat als van elkaar te onderscheiden beslissingen moeten worden aangemerkt enerzijds het oordeel dat de verklaring van het slachtoffer betrouwbaar is en anderzijds het oordeel dat de verklaring van het slachtoffer in ander bewijsmateriaal voldoende steun vindt. Het steunbewijs zal voorts dienen te zien op feiten en omstandigheden die niet in een te ver verwijderd verband staan tot de aan de verdachte verweten gedragingen.
Het hof dient in voormeld verband te beoordelen of de verklaringen van het slachtoffer [slachtoffer] betrouwbaar zijn. Daarnaast zal het hof moeten bepalen of voor de beweringen van [slachtoffer] voldoende (steun)bewijs in het procesdossier aanwezig is. Deze twee te beantwoorden vragen zijn overigens niet geheel van elkaar te onderscheiden, omdat het oordeel over de betrouwbaarheid vaak – en zo ook in deze zaak – mede berust op het aanwezige steunbewijs. De juistheid van de kern van de tenlastelegging moet – met andere woorden – niet alleen uit de (betrouwbaar bevonden) gebezigde verklaringen van [slachtoffer] volgen, maar ook uit ander bewijsmateriaal dat bovendien afkomstig moet zijn uit een andere bron.

C.

Het hof stelt vast dat het slachtoffer [slachtoffer] in januari 2020 zeer gedetailleerd en consistent heeft verklaard over hetgeen op 7 januari 2020 te Sint-Oedenrode met de verdachte in de auto is voorgevallen. De verklaring van het slachtoffer, voor zover deze het op 7 januari 2020 afspreken met de verdachte op een parkeerplaats in Sint-Oedenrode betreft, vindt steun in de verklaring van de verdachte. Daarbij komt dat de verklaring van aangeefster, inhoudende dat zij met een condoom seks heeft gehad in een auto met de verdachte, in belangrijke mate steun vindt in de tot het bewijs gebezigde Snapchat-gesprekken. Haar verklaring sluit daar naadloos bij aan. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bovendien verklaard dat hij de persoon is die met het account ‘ [account 1] ’ deze Snapchat-gesprekken met aangeefster op 14 en 15 juli 2020 heeft gevoerd.
Het verweer van de verdediging, inhoudende dat de chatgesprekken niet meer zouden inhouden dan ‘grensoverschrijdende opmerkingen’, daarbij in aanmerking genomen dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat deze opmerkingen slechts sloegen op een fantasie, dient naar het oordeel van het hof te worden verworpen. Het hof overweegt daartoe dat, gezien de inhoud van de berichten – die veelal zijn opgesteld in de verleden tijd en waarin wordt gevraagd om “
nog een keerneuke”, “
weerneuke” en “
vond jemijn lul niet lekker” (cursiveringen, hof) – en de naar het oordeel van het hof dwingende tekstuele interpretatie daarvan, het niet anders kan zijn dan dat deze berichten betrekking hebben op hetgeen is voorgevallen tussen het slachtoffer en de verdachte op 7 januari 2020 te Sint-Oedenrode, te weten het daadwerkelijk eerder hebben van seks in een auto, waarbij sprake was van het seksueel binnendringen van het lichaam.
Hetgeen de verdediging heeft aangevoerd over de (betrouwbaarheid van de) verklaringen van getuigen [getuige 4] , [getuige 5] , [getuige 2] en [getuige 1] behoeft – voor zover dat verweer al als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt heeft te gelden – geen bespreking, omdat die bestreden getuigenverklaringen niet tot het bewijs worden gebezigd.
Het voorgaande leidt ertoe dat de verklaringen van het slachtoffer [slachtoffer] op het hof authentiek en betrouwbaar overkomen, zodat deze bruikbaar zijn om te bezigen tot het bewijs en ook daartoe worden gebezigd. Het hof ziet ook geen aanleiding om te veronderstellen dat [slachtoffer] een onwaarachtige verklaring heeft afgelegd over de bewezenverklaarde seksuele handelingen die door de verdachte zijn gepleegd, temeer nu haar verklaringen, zoals hiervoor reeds is overwogen, voldoende steun vinden in de overige bewijsmiddelen.
Hetgeen overigens door de raadsman van de verdachte ten verwere is aangevoerd, daaronder begrepen dat het onaannemelijk zou zijn dat de verdachte onder genoemde omstandigheden seks heeft gehad met het slachtoffer op een parkeerplaats en de verdachte thans in hoger beroep wel een verklaring heeft afgelegd, dwingt niet tot een andersluidend oordeel met betrekking tot het tenlastegelegde. Het eerste is immers een veronderstelling die door niets wordt geschraagd, terwijl het in een laat stadium afleggen van een verklaring op zichzelf niets zegt over de waarachtigheid daarvan.
Het hof verwerpt mitsdien de tot vrijspraak strekkende verweren van de verdediging.

D.

Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht met een minderjarige, die mede bestond uit het seksueel binnendringen van het lichaam. De verdachte heeft met zijn handelen ernstig en onaanvaardbaar inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De ratio achter de strafbaarstelling van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht, is de bescherming van jeugdigen tussen de twaalf en zestien jaar tegen het ondergaan van verregaande seksuele handelingen. Deze groep van minderjarigen verdient daartegen bijzondere bescherming, ongeacht eventuele toestemming of overeenstemming. Het hof neemt het de verdachte kwalijk dat hij het Snapchataccount van het slachtoffer, die volgens hem te boek stond als ‘makkelijk’, heeft toegevoegd met de intentie om – niettegenstaande haar jeugdige leeftijd, waarvan hij op de hoogte was – seks met haar te hebben. Bovendien heeft hij maanden later in Snapchatberichten het kwetsbare slachtoffer weer willen overhalen tot seks met hem (vide dossierpagina’s 138 e.v.). Daarbij komt dat de verdachte, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, geen berouw van zijn daad heeft getoond, noch blijk heeft gegeven van enig inzicht in de strafwaardigheid van zijn gedragingen. Integendeel, de verdachte heeft ter terechtzitting stellig verklaard dat hij door het slachtoffer is uitgelokt op een moment dat hij beweerdelijk kwetsbaar was als gevolg van de breuk met zijn voormalige partner.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 13 april 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte naar voren gebracht dat hij thans begeleid woont, hij voorlopig niet mag afstuderen van de lerarenopleiding, werkloos is, last heeft van depressies en leeft van zijn spaargeld.
De raadsman heeft bij pleidooi verzocht om een geheel voorwaardelijke straf op te leggen. Een veroordeling leidt ertoe dat de verdachte geen les meer mag geven, hij geen Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) meer zal kunnen verkrijgen, een grote studieschuld krijgt en hij de toekomst die hij voor ogen had, kan vergeten. De raadsman heeft het hof in overweging gegeven om naast een eventueel op te leggen voorwaardelijke straf een forse (onvoorwaardelijke) taakstraf op te leggen. Ten slotte is verzocht om rekening te houden met het tijdsverloop in deze zaak.
Het hof is van oordeel dat, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd en uit het oogpunt van vergelding en preventie, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Hoewel de rechtbank zulks eveneens heeft onderkend, is het hof met de advocaat-generaal van oordeel dat oplegging van de door haar gevonniste gevangenisstraf onvoldoende recht wordt gedaan aan de ernst van deze zaak. Het hof zal mitsdien overgaan tot oplegging van een gevangenisstraf van langere duur.
Tegen voormelde achtergrond ziet het hof geen aanleiding om te komen tot oplegging van een geheel voorwaardelijke straf, al dan niet in combinatie met een taakstraf, waartoe door de verdediging is verzocht.
Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Met oplegging van het voorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Aan het voorwaardelijk strafdeel zal het hof, naast de algemene voorwaarden – waaronder de voorwaarde dat de verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit en medewerking zal verlenen aan reclasseringstoezicht – als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling bij forensische zorginstelling Fivoor of een soortgelijke instelling verbinden, een en ander zoals is geadviseerd door de reclassering.
Overeenkomstig het imperatief bepaalde in artikel 359, zesde lid, van het Wetboek van Strafvordering zal het hof ten slotte bepalen dat tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf volledig zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beslag
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat er thans nog strafvorderlijk beslag rust op een blauwe mobiele telefoon van het merk Huawei, die onder de verdachte in beslag is genomen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat de mobiele telefoon hem niet in eigendom toebehoort.
Nu het hof thans niet kan vaststellen wie in juridische zin als rechthebbende van de telefoon moet worden aangemerkt, zal het hof de bewaring van de telefoon ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een bedrag van € 7.713,73, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering valt uiteen in de volgende bedragen:
een bedrag van € 19,76 aan reiskosten voor het bezoeken van de advocaat;
een bedrag van € 18,72 aan reiskosten voor bezoeken aan het politiebureau;
een bedrag van € 7,49 aan reiskosten voor bezoeken aan de huisarts;
een bedrag van € 260,00 aan reiskosten voor deelname aan ‘No shame’-trainingen;
een bedrag van € 2.024,36 aan reiskosten in het kader van een veiligheidsplan;
een bedrag van € 9,00 aan parkeerkosten ten behoeve van het bezoeken van de advocaat en politie;
een bedrag van € 374,40 aan reiskosten ten behoeve van bezoeken aan coachingssessies;
een bedrag van € 5.000,00 aan smartengeld.
De rechtbank heeft de vordering bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 7.666,25 (posten iii., iv., v., vi., vii. en viii.), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening. Het meer of anders gevorderde (posten i. en ii.) is door de rechtbank afgewezen.
Namens de benadeelde partij is te kennen gegeven dat de gehele vordering in hoger beroep wordt gehandhaafd.
De raadsman van de verdachte heeft primair geconcludeerd dat de benadeelde partij in verband met de bepleite vrijspraak niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering tot schadevergoeding. Subsidiair is de causaliteit met het tenlastegelegde betwist, voor zover het de posten v. en vi. betreft, alsmede is betoogd dat de posten i. en ii. niet zijn aan te merken als rechtstreekse schade. In het verlengde daarvan heeft de verdediging geconcludeerd tot afwijzing van die schadeposten. Tevens heeft de verdediging de hoogte van het gestelde bedrag aan immateriële schadevergoeding betwist, waaraan ten grondslag is gelegd dat de gestelde schade niet met stukken is onderbouwd, zodat een sterke matiging van een eventueel toe te kennen bedrag aan smartengeld volgens de raadsman op zijn plaats is.
Evenals de rechtbank en de verdediging is het hof van oordeel dat de reis- en parkeerkosten die zijn gemaakt in het kader van het bezoeken van de advocaat en het politiebureau (posten i., ii. en vi.) niet zijn aan te merken als schade die rechtstreeks is geleden door het strafbare feit zoals bedoeld in artikel 51f, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. De vordering tot schadevergoeding zal derhalve in zoverre worden afgewezen.
Het hof is voorts van oordeel dat thans, in het kader van deze strafrechtelijke procedure, onvoldoende kan worden vastgesteld of, en zo ja, in hoeverre, de gestelde schadeposten iii., iv., v. en vii. het rechtstreekse gevolg zijn van het bewezenverklaarde strafbare feit. Hierbij is mede acht geslagen op het feit dat het merendeel van deze schadeposten op inhoudelijke gronden gemotiveerd is betwist. Een nader onderzoek naar de gegrondheid van deze schadeposten zou naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Mitsdien zal het hof de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot schadevergoeding. De benadeelde partij kan deze schadeposten bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Het hof is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] als gevolg van het bewezenverklaarde handelen immateriële schade heeft geleden. Het hof overweegt daartoe als volgt.
Immateriële schade komt in dit geval slechts dan voor vergoeding in aanmerking indien deze schade valt onder het bereik van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Het ligt op de weg van de benadeelde partij om voldoende concrete gegevens aan te voeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval een psychische beschadiging is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel is of had kunnen zijn vastgesteld. Immateriële schadevergoeding kan in uitzonderlijke gevallen ook worden toegewezen in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen hiervan voor het slachtoffer, waardoor kan worden gesproken van schending van een persoonlijkheidsrecht en daarmee van aantasting in de persoon.
Het hof is op grond van het onderzoek ter terechtzitting van oordeel dat daarvan sprake is. De benadeelde partij, althans haar advocaat, heeft in dit verband immers gesteld dat zij door de gebeurtenis ernstig is beschadigd in haar emotioneel, psychologisch, maatschappelijk en sociaal functioneren. De benadeelde partij stelt onder meer in zichzelf gekeerd te zijn, zich af te sluiten voor de buitenwereld, snel geïrriteerd te zijn en soms woedeaanvallen te hebben. Omdat zij het vertrouwen in de medemens kwijt is, met name in jongens, heeft zij moeite om vriendschappen aan te gaan en zich te binden. Een en ander is door de advocaat van de benadeelde partij onderbouwd met producties.
Bovendien stelt het hof vast dat het een feit van algemene bekendheid is dat zedendelicten als de onderhavige een ernstige inbreuk op de integriteit en persoonlijke levenssfeer van slachtoffers opleveren en dat slachtoffers nog geruime tijd met de psychische gevolgen daarvan te kampen kunnen hebben, waardoor reeds op die grond kan worden gesproken van schending van een persoonlijkheidsrecht.
Het hof is van oordeel dat het gestelde geestelijk letsel dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte is opgetreden valt onder het bereik artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Het hof begroot deze immateriële schade, op grond van het onderzoek in de onderhavige strafrechtelijke procedure, naar billijkheid op een bedrag van € 3.000,00. Bijgevolg zal het meer of anders gevorderde met betrekking tot deze schadepost worden afgewezen.
Het toe te wijzen bedrag zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2020, zijnde de datum van het delict waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte, die als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten. Beide kosten worden tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 3.000,00. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Oost-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, opgelegd bij arrest van het gerechtshof ’s-Gravenhage van 7 december 2018 onder parketnummer 22-001043-16. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 maand dient te worden gelast. Mitsdien zal het hof hierna overeenkomstig beslissen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij Reclassering Nederland in het arrondissement Rotterdam, zolang en zo frequent de reclassering dit noodzakelijk acht;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde meewerkt aan diagnostiek door ambulante forensische zorginstelling Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, en indien hieruit een behandeladvies volgt, zich gedurende de volledige proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt onder behandeling zal stellen van een ambulante forensische zorginstelling Fivoor of een soortgelijke instelling door de reclassering te bepalen, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling vast te stellen, teneinde zich te laten behandelen voor zijn seksueel grensoverschrijdende gedrag, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die hem in het kader van deze ambulante behandeling zullen worden gegeven;
geeft opdracht aan de reclassering voornoemd tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een blauw telefoontoestel van het merk Huawei (beslagnummer G1687034);
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 3.000,00 (zegge: drieduizend euro)als vergoeding van immateriële schade (post viii. gedeeltelijk), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij voor een bedrag van € 2.666,25 (posten iii., iv., v. en vii.) niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige (posten i., ii. en vi. geheel en post viii. gedeeltelijk) af;
veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat der Nederlanden, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 3.000,00 (zegge: drieduizend euro)aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 40 (veertig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof ’s-Gravenhage van 7 december 2018 onder parketnummer 22-001043-16, te weten een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Aldus gewezen door:
mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, voorzitter,
mr. dr. C.M. Hilverda en mr. S.V. Pelsser, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. lic. J.N. van Veen en mr. S. van den Akker, griffiers,
en op 3 juli 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.