In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader van de kinderen, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 20 januari 2023, waarin de ondertoezichtstelling was verlengd voor de duur van 11 maanden. De vader verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en de ondertoezichtstelling te bekorten, terwijl de GI en de moeder de bestreden beschikking wilden handhaven.
De mondelinge behandeling vond plaats op 8 juni 2023, waarbij de vader, de moeder, de GI en hun advocaten aanwezig waren. De vader voerde aan dat de ondertoezichtstelling een uiterste redmiddel is en dat er geen vooruitgang is geboekt sinds de start van de ondertoezichtstelling. Hij stelde dat het contact met zijn kinderen onder begeleiding positief verloopt en dat er ruimte is voor uitbreiding van dit contact. De GI en de moeder wezen echter op de noodzaak van de ondertoezichtstelling en de zorg voor de kinderen, en stelden dat de vader zelf ook verantwoordelijk is voor zijn gedrag en de voortgang van de omgang.
Het hof overwoog dat de wettelijke vereisten voor de ondertoezichtstelling nog steeds voldaan zijn en dat de belangen van de kinderen voorop staan. Het hof concludeerde dat de bestreden beschikking van de rechtbank moet worden bekrachtigd, omdat er geen voldoende gronden zijn om de ondertoezichtstelling te verkorten. De beslissing van het hof is in het openbaar uitgesproken en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.