ECLI:NL:GHSHE:2023:2118

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
200.325.929_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in een familiezakenprocedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De vader van de kinderen, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 20 januari 2023, waarin de ondertoezichtstelling was verlengd voor de duur van 11 maanden. De vader verzocht het hof om deze beschikking te vernietigen en de ondertoezichtstelling te bekorten, terwijl de GI en de moeder de bestreden beschikking wilden handhaven.

De mondelinge behandeling vond plaats op 8 juni 2023, waarbij de vader, de moeder, de GI en hun advocaten aanwezig waren. De vader voerde aan dat de ondertoezichtstelling een uiterste redmiddel is en dat er geen vooruitgang is geboekt sinds de start van de ondertoezichtstelling. Hij stelde dat het contact met zijn kinderen onder begeleiding positief verloopt en dat er ruimte is voor uitbreiding van dit contact. De GI en de moeder wezen echter op de noodzaak van de ondertoezichtstelling en de zorg voor de kinderen, en stelden dat de vader zelf ook verantwoordelijk is voor zijn gedrag en de voortgang van de omgang.

Het hof overwoog dat de wettelijke vereisten voor de ondertoezichtstelling nog steeds voldaan zijn en dat de belangen van de kinderen voorop staan. Het hof concludeerde dat de bestreden beschikking van de rechtbank moet worden bekrachtigd, omdat er geen voldoende gronden zijn om de ondertoezichtstelling te verkorten. De beslissing van het hof is in het openbaar uitgesproken en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 29 juni 2023
Zaaknummer : 200.325.929/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/02/403457 / JE RK 22-2004
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. F.R.G. Drenth,
tegen
Stichting Jeugdbescherming West Zeeland,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de GI.
Deze zaak gaat over de volgende minderjarigen:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 2] .
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de moeder],
wonende op een bij het hof bekend adres,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. V.C. Serrarens,
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio: Zuidwest Nederland,
locatie: [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg , van 20 januari 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 april 2023, heeft de vader verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen en de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] toe te wijzen voor de duur van zes maanden dan wel een beslissing te nemen die het hof in goede justitie juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 30 mei 2023, heeft de GI verzocht het beroep van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 25 mei 2023, heeft de moeder verzocht het beroep van de vader af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 juni 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. B. Blanckenburg (waarnemend) en door mevrouw
[tolk] , tolk in de Turkse taal (tolkennummer [tolk] );
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door de heer [vertegenwoordiger van de GI 1] en mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 2] .
2.4.1.
De raad heeft het hof geïnformeerd niet op de mondelinge behandeling te zullen verschijnen.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief met bijlagen van de GI van 31 mei 2023;
  • de tijdens de mondelinge behandeling door de advocaat van de moeder overgelegde stukken, te weten: het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 20 januari 2023.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de inmiddels verbroken relatie van de moeder en de vader zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] geboren. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag. Naast [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben de ouders ook twee andere dochters: [minderjarige 3] en [minderjarige 4] .
3.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] staan sinds 15 januari 2021 onder toezicht van de GI.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd voor de duur van 11 maanden tot 15 januari 2024.
3.4.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De vader voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, - samengevat – het volgende aan. Een ondertoezichtstelling is een laatste, uiterste redmiddel en mag alleen in uiterste noodzaak worden afgegeven. Daar is geen sprake van. Sinds de start van de ondertoezichtstelling is er amper vooruitgang geboekt. De vader ziet zijn kinderen slechts zeer beperkt en onder begeleiding van [hulpverlening] . De GI gaat niet voortvarend te werk en legt het plan van aanpak, waarbij zou worden toegewerkt naar onbegeleid contact tussen de vader en de kinderen bij de vader thuis, ten onrechte naast zich neer. Het begeleide contact tussen de vader en de kinderen verloopt positief en [hulpverlening] ziet ruimte voor de uitbreiding van het contact. Hij verzoekt het hof de ondertoezichtstelling te bekorten. Op deze wijze kan de GI een signaal worden gegeven en zal er eveneens een stok achter de deur zijn om te werken aan uitbereiding van de omgang. Daarnaast zal er dan eerder een zitting plaatsvinden bij de rechtbank waarbij het verloop van de ondertoezichtstelling kan worden onderzocht, namelijk bij de verlenging van de ondertoezichtstelling. Dit zal vader meer zekerheid geven en meer mogelijkheid op sturing van het proces.
3.6.
De GI voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, - samengevat – het volgende aan. De bestreden beschikking is op de juiste gronden afgegeven en de GI handhaaft de stellingen zoals in eerste instantie in het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling zijn aangevoerd. Inmiddels zijn er twee vaste jeugdbeschermers betrokken bij de ondertoezichtstelling en voert de GI actief de regie. Voor de GI staat het belang van de kinderen en het tempo dat de kinderen aankunnen in de uitbreiding van het contact met hun vader voorop. Ondanks diverse incidenten aan de zijde van de vader is de omgang tussen de vader en de kinderen onder begeleiding van [hulpverlening] inmiddels weer herstart. De kinderen zijn op dit moment nog niet toe aan meer contact. Er zou ook aandacht moeten zijn voor wat de vader zelf kan doen zodat hij met frustraties kan omgaan, dat hij op tijd is, et cetera. Vader heeft echter aangegeven dat hij geen motivatie heeft om voor zichzelf hulp te zoeken.
3.7.
De moeder voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling, - samengevat -, het volgende aan. De moeder vindt de ondertoezichtstelling noodzakelijk. Het plan van aanpak van de GI is passend en de regie met betrekking tot een eventuele uitbreiding van de omgang ligt bij de GI. De GI bepaalt wanneer het in het belang van de kinderen is dat een volgende stap in het contactopbouw wordt gezet. De vader moet zich realiseren dat het vertrouwen in hem is beschadigd en voorzichtig hersteld moet worden. De verkorting van de ondertoezichtstelling zou er enkel voor zorgen dat de ouders eerder naar de rechtbank moeten en de moeder vindt dit te belastend. Het ligt op de weg van de vader om in het geval dat hij het niet eens is met de opbouw van de omgang onder regie van de GI bijvoorbeeld een schriftelijke aanwijzing te verzoeken.
3.8.
Het hof overweegt het volgende.
3.8.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
3.8.2.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het BW/Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
3.8.3.
Evenals de rechtbank en op dezelfde gronden, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat nog steeds wordt voldaan aan de wettelijke vereisten van artikel 1:255 BW. Dit wordt ook niet betwist door de vader en de moeder. Beide ouders zijn het er over eens dat de ondertoezichtstelling moet worden gehandhaafd. Het enkele feit dat de vader regie wenst vanuit de rechtbank met betrekking tot de uitvoering van de ondertoezichtstelling door de GI is onvoldoende om de ondertoezichtstelling in duur te beperken. Bovendien is dit niet in het belang van de kinderen. Het is op dit moment overigens het gedrag van de vader zelf waardoor de voortvarendheid in de opbouw van het contact tussen de vader en de kinderen vanuit de GI wordt geremd. Niet alleen de houding van de vader tegenover de GI, maar ook de incidenten vanuit de vader richting de moeder in het bijzijn van de kinderen die recent hebben plaatsgevonden, vindt het hof zorgelijk. Inmiddels gaat de GI voortvarend te werk en van de zijde van de vader is volstrekt niet aannemelijk gemaakt dat de gronden van de ondertoezichtstelling in de periode tot 15 januari 2024 zullen ophouden te bestaan. De vader heeft immers zijn verzoek gebaseerd op de overtuiging dat de GI een verlenging van de ondertoezichtstelling zal verzoeken als het hof de termijn in duur beperkt. Dit maakt dat grief van de vader niet slaagt. Overigens staan er andere rechtsmiddelen voor de vader open om een mondelinge behandeling bij de rechtbank te bewerkstelligen en gebleken is dat de vader hiervan al verschillende malen gebruik heeft gemaakt.
3.9.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking wordt bekrachtigd.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg , van 20 januari 2023;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het centraal gezagsregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, J.C.E. Ackermans-Wijn en M.A. Ossentjuk en is op 29 juni 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.