Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige]( [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] .
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in principaal en incidenteel hoger beroep
- als [minderjarige] in de voorjaars- mei- en/of herfstvakantie bij de moeder verblijft, dit verblijf loopt van vrijdag 18.00 uur tot de volgende vrijdag 18.00 uur;
- [minderjarige] in de even jaren het hele pinksterweekend bij de moeder is en het hele paasweekend bij de vader (en in de oneven jaren andersom);
- [minderjarige] het laatste weekend van de zomervakantie in [woonplaats vader] verblijft;
- de moeder [minderjarige] ophaalt op vrijdag om 18.00 uur (of wanneer het omgangsmoment ook maar begint) op het station van [woonplaats vader] en dat de vader [minderjarige] op zondag ophaalt bij de moeder in [woonplaats moeder] .
- de moeder, bijgestaan door mr. Knopper;
- de vader, bijgestaan door mr. Adema;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 5 augustus 2022;
- het V6-formulier d.d. 2 januari 2023, met bijlage, van de zijde van de moeder;
- het V6-formulier d.d. 3 januari 2023, met bijlagen, van de zijde van de moeder.
3.De feiten in principaal en incidenteel hoger beroep
4.De omvang van het hoger beroep in principaal en incidenteel hoger beroep
Daarnaast heeft de rechtbank de beschikking van de rechtbank Oost- Brabant van 15 april 2019 gewijzigd voor wat betreft de daarin vastgestelde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en deze als volgt bepaald:
- [minderjarige] is een keer in de twee weken een weekend bij de moeder (in de even weken) van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur;
- Voorjaarsvakantie: [minderjarige] is in de oneven jaren in de week voor of na het omgangsweekend met de moeder bij de moeder van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur en in de even jaren bij de vader;
- Pasen: [minderjarige] is in de oneven jaren van eerste paasdag 18.00 uur tot tweede paasdag 18.00 uur en in de even jaren bij de vader;
- Hemelvaartsdag en Goede vrijdag: indien deze dagen voor het even weekend vallen, is [minderjarige] vanaf de avond voorafgaand aan die feestdag/vrije dag vanaf 18.00 uur bij de moeder tot zondag 18.00 uur;
- Meivakantie (indien twee weken): [minderjarige] is de week voor of na het omgangsweekend met de moeder bij de moeder van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur en de andere week bij de vader;
- Meivakantie (indien één week): [minderjarige] is in de even jaren in de week voor of na het omgangsmoment met de moeder bij de moeder van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur en in de oneven jaren bij de vader;
- Pinksteren: [minderjarige] is in de oneven jaren bij de vader en in de even jaren bij de moeder van 18.00 uur tot tweede pinksterdag 18.00 uur;
- Zomervakantie: [minderjarige] is de eerste drie weken van de zomervakantie van vrijdag 18.00 uur tot vrijdag 18.00 uur bij de moeder en de laatste drie weken van vrijdag 18.00 uur tot vrijdag 18.00 uur bij de vader. Het laatste weekend van de zomervakantie verblijft hij bij de ouders bij wie hij op dat moment volgens de reguliere weekendregeling is;
- Herfstvakantie: [minderjarige] is in de even jaren in de week voor of na het omgangsweekend met de moeder bij de moeder van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur en in de oneven jaren bij de vader;
- Kerst en Oud en Nieuw: [minderjarige] is in de oneven jaren bij de moeder van Tweede Kerstdag 10.00 uur tot 2 januari 17:00 uur;
- de vader moet [minderjarige] steeds halen en brengen.
5.De beoordeling in principaal en incidenteel hoger beroep
Gelet op de resultaten van het onderzoek bij [minderjarige] en de inzet van de moeder met betrekking tot de hulpverlening, kan het oordeel van de rechtbank dat de moeder onvoldoende inziet en begrijpt dat [minderjarige] meer begeleiding en sturing nodig heeft, niet worden gehandhaafd. Het wijzigen van de hoofdverblijfplaats heeft geen verbetering in de situatie van [minderjarige] gebracht. De ouders praten nog steeds niet met elkaar en [minderjarige] heeft daar last van. De vader wenst deze situatie niet te wijzigen, zodat ook de vader geen blijk geeft te zien van wat [minderjarige] nodig heeft. Daarbij is [minderjarige] volledig uit zijn sociale omgeving gehaald. Hij heeft in [woonplaats moeder] veel sociale contacten die hij nu moet missen.
De vader heeft terecht aangevoerd dat het halen en brengen van [minderjarige] een gedeelde verantwoordelijkheid van de ouders is. De stelling van de moeder dat zij vanwege haar financiële situatie niet in staat is om deze kosten te voldoen, heeft zij niet onderbouwd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder desgevraagd verklaard dat zij op dit moment in afwachting is van een WW-uitkering en op zoek is naar betaald werk, maar dat dit zelfs in de huidige arbeidsmarkt niet eenvoudig is omdat de moeder ongeschoold is. Feitelijke onderbouwing van deze stellingen ontbreekt zodat geen zicht is verkregen op financiële situatie van de moeder en haar positie op de arbeidsmarkt. Niet gebleken is dan ook dat van de moeder in redelijkheid niet kan worden gevergd ook een aandeel te leveren in het halen of brengen van [minderjarige] .