ECLI:NL:GHSHE:2023:2099

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
20-000602-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor deelneming aan een criminele organisatie en opzetheling van voertuigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 juni 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1983, werd in eerste aanleg veroordeeld voor het medeplegen van opzetheling van acht voertuigen en deelneming aan een criminele organisatie. De rechtbank had een gevangenisstraf van 16 maanden opgelegd, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf. De verdediging pleitte voor vrijspraak en voerde aan dat de verdachte in betere omstandigheden verkeerde en dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf grote gevolgen voor hem zou hebben.

Het hof heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Het hof legde een gevangenisstraf op van 90 dagen, waarvan 45 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van drie jaren. Daarnaast werd een taakstraf van 200 uren opgelegd, subsidiair 100 dagen hechtenis. Het hof oordeelde dat de verdachte, door deel te nemen aan de criminele organisatie, geen oog had gehad voor de maatschappelijke problemen die diefstal en heling met zich meebrachten. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn behandeling en begeleiding, werden ook in overweging genomen. Het hof besloot de opgelegde taakstraf te matigen vanwege een overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak.

De beslissing van het hof is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf. De verdachte moet zich blijven melden bij de reclassering en meewerken aan behandeling en begeleiding.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000602-20
Uitspraak : 28 juni 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van
11 februari 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-865016-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de rechtbank voor 7 delicten telkens ter zake van medeplegen van opzetheling (feit 1 primair), voor 1 delict ter zake van opzetheling (feit 1 primair) en ten slotte voor deelneming aan een criminele organisatie die tot oogmerk het plegen van misdrijven heeft (feit 2) veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast heeft de rechtbank algemene en bijzondere voorwaarden gesteld. De rechtbank heeft de benadeelde partijen (zowel de zeven verzekeringsmaatschappijen als de natuurlijke personen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] ) niet-ontvankelijk in de vorderingen verklaard. Voorts zijn de benadeelde partijen in de kosten van de verdachte veroordeeld, tot aan de datum vonnis begroot op nihil. Tot slot heeft de rechtbank beslist op het beslag.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
In eerste aanleg hebben de volgende verzekeringsmaatschappijen zich gevoegd als benadeelde partij in het onderhavige strafproces:
- [verzekeringsmaatschappij 1] , ter zake van feit 1 delict 12,
- [verzekeringsmaatschappij 2] , ter zake van feit 1 delict 13,
- [verzekeringsmaatschappij 3] , ter zake van feit 1 delict 14,
- [verzekeringsmaatschappij 4] , ter zake van feit 1 delict 15,
- [verzekeringsmaatschappij 5] , ter zake van feit 1 delict 16,
- [verzekeringsmaatschappij 6] , ter zake van feit 1 delict 17,
- [verzekeringsmaatschappij 7] , ter zake van feit 1 delict 20.
De meervoudige strafkamer van de rechtbank heeft bij vonnis waarvan beroep de vorderingen van voornoemde benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard. In hoger beroep hebben de voornoemde benadeelde partijen zich niet opnieuw gevoegd in de strafprocedure. Derhalve zijn de vorderingen van voornoemde verzekeringsmaatschappijen niet aan het oordeel van het hof onderworpen.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep voor zover aan zijn oordeel onderworpen zal bevestigen, met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen waarvan 45 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren, alsmede met oplegging van bijzondere voorwaarden conform het vonnis van de rechtbank, alsook een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
De verdediging heeft vrijspraak van de onder 1 primair tenlastegelegde (medeplegen van) opzet/schuld-helingen en de onder 2 tenlastegelegde deelneming aan een criminele organisatie bepleit. Met betrekking tot de onder 1 subsidiair tenlastegelegde (medeplichtigheid aan) opzet/schuld-helingen heeft zij zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Voorts heeft zij een strafmaatverweer gevoerd. De verdediging heeft zich met betrekking tot de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] op het standpunt gesteld dat deze niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. Zij heeft zich voor wat betreft het beslag op het standpunt gesteld dat het hof kan beslissen conform het vonnis van de rechtbank.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – met inbegrip van de beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen (de natuurlijke personen) en het beslag, met aanvulling van de gronden waarop dit berust en behalve voor wat betreft de opgelegde straf. Bijgevolg zal het hof de artikelen waarop de beslissing is gegrond, opnieuw opnemen.
Aanvulling bewijsmiddelen
Het hof vult de motivering van de bewezenverklaring aan door toevoeging van het onderstaande bewijsmiddel.
Proces-verbaal herkenning [verdachte] op beelden, pagina 996, voor zover inhoudende:
Op dinsdag 29 januari 2019 bekeek ik, verbalisant [verbalisant] , in het onderzoek Tubingen omschreven camerabeelden en zag een fotografische weergave van een persoon welke wordt omschreven als “persoon F”.
Ik, verbalisant [verbalisant] , kan met zekerheid zeggen dat de persoon op deze afbeelding, dus persoon F, de volgende persoon betreft:
Voornaam: [verdachte]
Achternaam: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedag] 1983
Ik ken [verdachte] ambtshalve uit het onderzoek Tubingen en herken hem van een foto welke staat in integrale bevraging.
Op te leggen sanctie
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft bij repliek – rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn – gevorderd dat aan de verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen waarvan 45 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren, alsmede met oplegging van bijzondere voorwaarden conform het vonnis van de rechtbank, alsook een taakstraf voor de duur van 240 uren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd. Zij heeft daartoe gewezen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in die zin dat hij langere periodes dakloos was en dat hij dagelijks (hard)drugs gebruikte. Het gaat thans veel beter met hem, mede dankzij het vanuit de schorsing van de voorlopige hechtenis ingezette behandelingstraject. Zij heeft in dat kader gewezen op de voortgangsverslagen en het laatste e-mailbericht van de betrokken reclasseringsmedewerker, mevrouw [naam] . Voorts heeft de verdachte recent te maken gehad met medische problematiek; hij heeft een gat in zijn gehemelte en er is een goedaardige tumor in zijn keel aangetroffen, voor welke medische problemen hij een operatie dient te ondergaan. Tot slot heeft zij gewezen op de overschrijding van de redelijke termijn. De verdediging sluit zich aan bij het advies van de Reclassering om thans geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf meer op te leggen; indien de verdachte terugkeert in detentie zal dit grote gevolgen voor hem hebben. De verdediging verzoekt het hof om bij een bewezenverklaring aan de verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf – met de thans geformuleerde en reeds eerder ingezette bijzondere voorwaarden – in combinatie met een taakstraf, waarbij het aantal uren beperkt dient te worden zodat de verdachte niet overvraagd raakt. Een voorwaardelijk deel is aangewezen om de continuïteit van de ingezette hulpverlening te waarborgen.
Het oordeel van het hof
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof neemt in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan deelneming aan een criminele organisatie, welke organisatie zich bezig hield met de diefstal en heling van (onderdelen van) voertuigen. In dat kader heeft hij zich eveneens schuldig gemaakt aan het (medeplegen van) opzetheling van acht voertuigen. Door deel te nemen aan een dergelijke organisatie hebben de verdachte en de medeverdachten geen oog gehad voor de maatschappelijke problemen die diefstal en heling van (onderdelen van) voertuigen met zich brengen. Door het plegen van diefstallen en heling wordt veel (materiële) schade veroorzaakt. Bovendien ondervinden de gedupeerden veel ergernis en ongemak van het handelen van de organisatie en heeft de hele maatschappij kort gezegd last van organisaties als deze. De verdachte heeft naar eigen zeggen puur gehandeld uit financieel gewin en heeft zich kennelijk niets aangetrokken van de belangen van de slachtoffers en de maatschappij.
Het hof houdt rekening met de rol van de verdachte in de criminele organisatie, in die zin hij geen leidinggevende rol had, en de relatief beperkte periode waarin hij deelnam aan voornoemde organisatie.
Voorts heeft het hof gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij heeft het hof tevens gelet op het reclasseringsrapport d.d. 26 april 2019 dat omtrent de persoon van de verdachte is opgemaakt, alsmede op de door de raadsvrouw overgelegde stukken in het kader van de persoonlijke omstandigheden (waaronder het integraal evaluatieverslag van de Reclassering Nederland d.d. 21 maart 2022 en het bericht voortgang behandeling van Novadic-Kentron d.d. 8 mei 2023) en het voortgangsverslag van reclasseringsmedewerker mevrouw [naam] d.d. 9 juni 2023. Hieruit volgt dat verdachte inmiddels onder bewindvoering staat, een uitkering geniet en de afgelopen jaren een groot deel van zijn schulden heeft afgelost. Daarnaast heeft hij zijn woning in de afgelopen jaren kunnen behouden en heeft hij afstand gedaan van een groot deel van zijn – het hof begrijpt: negatief – sociaal netwerk en heeft hij een nieuw – het hof begrijpt: positief – sociaal netwerk opgebouwd bestaande uit buurtbewoners. Verdachte heeft zich laten behandelen en wordt nog steeds behandeld in verband met middelengebruik en agressietherapie. De kans op recidive wordt lager ingeschat dan in 2019. Mede gelet op de begeleiding van Burger Coaching is de kans op recidive verlaagd naar gemiddeld. De verdachte heeft de meerwaarde van deelname aan behandeling en de inzet van begeleiding ervaren en is goed aangehaakt bij de sturende en monitorende functie van de reclassering. Gelet hierop acht de reclassering het van groot belang dat de ingezette weg kan worden vervolgd.
Het hof heeft eveneens in aanmerking genomen dat de verdachte blijkens het hem betreffende Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 19 april 2023, ook na het plegen van de onderhavige feiten, nog is veroordeeld voor een vermogensdelict. Voor dat vermogensdelict, een winkeldiefstal gepleegd op 8 februari 2020, is de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van een straf of maatregel. Van langer geleden uit 2006 dateert nog een transactie voor een vermogensdelict, te weten een diefstal van een auto. Gelet op de wijze van afdoening van beide feiten alsmede de ouderdom van laatstgenoemd feit zal het hof het strafblad van de verdachte niet in strafverhogende zin laten meewegen.
Het hof is, met de advocaat-generaal en de raadsvrouw, van oordeel dat het overeenkomstig de meest recente informatie van de Reclassering in het belang van de verdachte is om niet opnieuw gedetineerd te raken en de in gang gezette hulpverlening te continueren.
Behoud van de resultaten van die hulpverlening, “een stabiel en maatschappelijk geaccepteerd leven” is uiteindelijk ook in het belang van de maatschappij.
Gelet op het vorenstaande acht het hof in beginsel – conform de eis van de advocaat-generaal – een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen waarvan 45 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van drie jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, passend en geboden. Het hof legt daarnaast bijzondere voorwaarden op.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding om de taakstraf te matigen, mede gelet op de omstandigheid dat omtrent de uitvoering van de taakstraf overleg kan plaatsvinden.
Redelijke termijn
Het hof heeft zich tevens rekenschap gegeven van de redelijke termijn. Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven. Deze termijn vangt aan vanaf het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem of haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
Bij de vraag of sprake is van een schending van de redelijke termijn moet rekening worden gehouden met de omstandigheden van het geval, waaronder begrepen de processuele houding van verdachte, de aard en ernst van het tenlastegelegde, de ingewikkeldheid van de zaak en de mate van voortvarendheid waarmee deze strafzaak door de justitiële autoriteiten is behandeld.
In de onderhavige zaak is de redelijke termijn aangevangen op 29 januari 2019, de dag waarop verdachte in verzekering is gesteld. De rechtbank heeft vonnis gewezen op
11 februari 2020. In eerste aanleg is derhalve geen sprake van een overschrijding van de redelijke termijn, waarbij het hof – gelet op de omstandigheid dat de verdachte voor het overgrote deel in vrijheid heeft verkeerd – uitgaat van een termijn van twee jaren.
Verdachte heeft op 25 februari 2020 hoger beroep ingesteld. Het hof wijst dit arrest op 28 juni 2023. In hoger beroep is wel sprake van een termijnoverschrijding, nu de behandeling in hoger beroep niet is afgerond met een eindarrest binnen twee jaren na het instellen van het hoger beroep. Van bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten of kunnen leiden, is niet gebleken. Deze overschrijding van de redelijke termijn bedraagt ongeveer één jaar en vier maanden.
Het hof ziet in voornoemde overschrijding aanleiding om een lagere straf op te leggen dan het zou hebben gedaan zonder die termijnoverschrijding. Het hof is van oordeel dat, indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen waarvan 45 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, op zijn plaats zou zijn geweest. Rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, zal het hof de opgelegde taakstraf matigen naar 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis.
Voorlopige hechtenis
De raadsvrouw heeft verzocht het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte in stand te laten. Het hof begrijpt dat de raadsvrouw dit heeft verzocht zodat de schorsingsvoorwaarden voor de verdachte in stand blijven ook in het geval er cassatieberoep wordt ingesteld.
Het hof zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opheffen met ingang van dag waarop dit arrest onherroepelijk zal worden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 140 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
90 (negentig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
45 (vijfenveertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd, dat hij
  • zich telefonisch zal melden zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 48 uur na het onherroepelijk zijn van het arrest bij de Reclasseringsbalie voor het arrondissement Oost-Brabant via het telefoonnummer [telefoonnummer] . Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de Verslavingsreclassering dit noodzakelijk acht;
  • zal meewerken aan (intake, hernieuwde/verdiepende diagnostiek wat betreft middelengebruik, intelligentie en psychosociaal functioneren en hieruit voortvloeiende) behandeling bij Novadic-Kentron of een soortgelijke forensische verslavingszorg of begeleiding/een gedragsinterventie, zulks ter beoordeling van Reclassering Nederland, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling/begeleiding/interventie door of namens de instelling/behandelaar/begeleider zullen worden gegeven zolang Reclassering Nederland dit noodzakelijk acht. Ook indien plaatsing voor de duur van maximaal 7 weken in het kader van een ‘detox’-behandeling noodzakelijk wordt geacht. Veroordeelde wordt door zijn toezichthouder aangemeld voor de behandeling/gedragsinterventie/begeleiding;
  • zich zal houden aan alle aanwijzingen die hem in het kader van de begeleiding zullen worden gegeven;
  • medewerking zal verlenen aan urinecontroles en ademonderzoek om zijn alcohol- en drugsgebruik inzichtelijk te maken en te controleren indien geïndiceerd door zijn toezichthouder. De Reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft opdracht aan de Reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.
Heft op de voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop dit arrest onherroepelijk wordt.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige.
Aldus gewezen door:
mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter,
mr. A.J. Henzen en mr. M.J. Grapperhaus, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.G. Gersen, griffier,
en op 28 juni 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Henzen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.