Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 21 januari 2020 waarbij het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen heeft gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling na aanbrengen van 18 februari 2020;
- akte uitlating voortzetting principaal appel van 2 maart 2021 van de man;
- akte uitlating voortzetten principaal appel van 2 maart 2021 van de vrouw;
- memorie van grieven tevens houdende wijziging (vermeerdering) van eis van 8 juni 2021 van de vrouw met producties 1 tot en met 3;
- memorie van antwoord, tevens houdende memorie van grieven in incidenteel appel, tevens houdende vermeerdering van eis in reconventie van 17 augustus 2021 van de man met producties 4 tot en met 21;
- memorie van antwoord in incidenteel appel van 23 november 2021van de vrouw met producties 1 en 2;
- het journaalbericht van de advocaat van de vrouw van 6 september 2022 met productie 7 (proces-verbaal van de mondelinge behandeling van de rechtbank van 7 mei 2019);
- het journaalbericht van de advocaat van de man van 16 maart 2023 met productie 22;
- het journaalbericht van de advocaat van de vrouw van 17 maart 2023 met een ongenummerde productie (zijnde een brief van 15 maart 2023 van [persoon A] van & [---] Group).
6.De beoordeling
vrouwheeft tijdig hoger beroep ingesteld. Zij heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en, bij wijze van vermeerdering van eis, opnieuw rechtdoende, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
vrouwheeft hiertoe drie grieven aangevoerd. Deze grieven keren zich tegen de veroordeling van de man tot betaling aan de vrouw ter zake de (voorwaardelijke)
manheeft verweer gevoerd. Hij heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en daarbij zijn eis vermeerderd. Hij concludeert in het principaal hoger beroep de vorderingen van de vrouw af te wijzen. In incidenteel hoger beroep concludeert hij tot vernietiging van het bestreden vonnis, en opnieuw rechtdoende:
manheeft hiertoe vijf grieven aangevoerd. De grieven gaan over:
- de afwijzing zijn beroep op rechtsverwerking (grief 1);
- de afwijzing zijn beroep op de redelijkheid en billijkheid (grief 2);
- zijn veroordeling tot betaling aan de vrouw ter zake de (voorwaardelijke) uitkering van het aandeel van de vrouw in zijn pensioenaanspraken, van een bedrag van € 6.194,72 bruto over de periode van 20 mei 2014 tot 1 juni 2016 en een bedrag van € 242,28 bruto per maand, te voldoen met ingang van 1 juni 2016 en met ingang van 2017 jaarlijks te indexeren (grief 3);
- de proceskosten (grief 4);
- de veroordeling van de vrouw tot betaling aan hem, ter zake de (voorwaardelijke) uitkering van het aandeel van de man in de pensioenaanspraken van de vrouw, van een bedrag van € 567,96 bruto per jaar (grief 5).
vrouwheeft de grieven weersproken. Zij concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van de man in zijn incidenteel hoger beroep althans afwijzing van zijn vordering.
hofzal de grieven per onderwerp behandelen. Het hof zal als eerste, als meest verstrekkende grief, het beroep van de man op rechtsverwerking bespreken. Het hof zal daarbij ook grief 2 van de man betrekken, nu hij ter mondelinge behandeling desgevraagd heeft aangegeven dat die grief moet worden begrepen als een nadere toelichting op grief 1. Grief 3 van de man betreft een zogenoemde veeggrief en deze behoeft geen afzonderlijke bespreking.
manbetoogt dat de rechtbank ten onrechte zijn beroep op rechtsverwerking heeft gepasseerd (rov. 4.3.2 bestreden vonnis). Hij voert
primairaan dat de vrouw zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het geldend maken van het betrokken recht. Het gaat daarbij om de handelwijze van de vrouw. Hij ervaart geen welwillendheid bij de vrouw om de zaak in onderling overleg met hem te regelen. De vrouw laat hem in het ongewisse. Hij kan, door toedoen van de vrouw, zijn schuld aan haar niet aflossen; ondanks diverse verzoeken aan de vrouw om haar bankrekeningnummer aan hem door te geven, heeft de man op die verzoeken geen enkele reactie van de vrouw gekregen. Hierdoor is het voor hem onmogelijk om aan de veroordeling door de rechtbank te voldoen. Door de handelwijze van de vrouw is zijn positie als schuldenaar onredelijk verzwaard. Hij wijst daarbij op de volgende feiten en omstandigheden.
vrouwheeft gemotiveerd verweer gevoerd. Er is geen sprake van rechtsverwerking. Uit niets blijkt dat zij zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het vervolgens geldend maken van haar recht. Er is door haar jegens de man nimmer enig vertrouwen gewekt, dat zij haar recht niet meer uitoefent en evenmin is er sprake van dat de man onevenredig wordt benadeeld indien het recht alsnog wordt uitgeoefend. Er worden hoge eisen gesteld aan het doen van een beroep op rechtsverwerking. Dit brengt een zeer hoge bewijslast mee. Daaraan is door de man op geen enkele wijze voldaan. Ook is geen sprake van rechtsverwerking ten aanzien van het ouderdomspensioen over de periode vanaf 20 mei 2014 tot het eindarrest. De vrouw heeft nimmer van de man vernomen dat hij heeft aangeboden om aan zijn verplichtingen te voldoen. Er is geen sprake van dat de vrouw in het verleden niet heeft gereageerd op gestelde correspondentie van de man, die is door de man niet verzonden en ook door de vrouw niet ontvangen.
hofis van oordeel dat van rechtsverwerking geen sprake is. Het hof overweegt hiertoe als volgt.
vrouwvoert aan dat de berekening van Get Smart van haar aandeel in de pensioenaanspraken van de man onjuist is. Omdat de man weigerachtig was om alle relevante pensioeninformatie van het ABP ter beschikking te stellen, heeft Get Smart een verkeerde berekening gemaakt. Zij beroept zich daarbij op het door haar als productie 2 bij haar memorie van antwoord in het geding gebrachte rapport van 13 april 2021 van & [---] Group (hierna: [---] ). Volgens [---] is de berekening van Get Smart onbegrijpelijk en is de waardebepaling door Get Smart niet juist. [---] heeft vastgesteld dat de door Get Smart gehanteerde bedragen ouderdomspensioen en partnerpensioen niet overeenkomen met de door het ABP verstrekte bedragen. De berekening van Get Smart kan daarom niet worden gebruikt om de pensioenaanspraak van de vrouw te berekenen. Uit de berekening van [---] volgt dat de man uiteindelijk een bedrag van € 27.356,67 voor de periode tot 1 juni 2021 en vervolgens maandelijks een bedrag van € 314,67 aan de vrouw dient te voldoen.
manheeft verweer gevoerd. De door de rechtbank vastgestelde uitkering van het aandeel van de vrouw in de pensioenaanspraken van de man stemmen overeen met de bedragen zoals die steeds door het ABP zijn bericht. De juistheid van de berekening van het ABP en de door het ABP in diens correspondentie gemelde bedragen zijn bevestigd door Get Smart, die op verzoek van de vrouw de berekeningen van het ABP heeft geverifieerd in haar rapport van 1 april 2016. De man betwist de juistheid van de rapportage van [---] . De vrouw heeft aan [---] geen stukken van het ABP overgelegd over het ouderdomspensioen van de man. Zij heeft aan [---] alleen een pensioenbrief van het ABP over het nabestaandenpensioen overgelegd. Verder valt op dat [---] bij het ABP een berekening heeft opgevraagd van het actuele bijzonder nabestaandenpensioen waarop de vrouw bij overlijden van de man recht heeft. Die berekening is vervolgens het uitgangspunt geweest voor de verdere berekening van het ouderdomspensioen. Dit is een onjuist en ongefundeerd uitgangspunt, hetgeen door het ABP wordt bevestigd in diens berichtgeving.
hofoverweegt als volgt.
manvoert aan dat het door de vrouw aan hem te betalen bedrag van zijn aandeel in de pensioenaanspraken van de vrouw € 802,94 bruto per jaar bedraagt. Hij verwijst daarvoor naar het door de vrouw in hoger beroep in het geding gebrachte rapport van [---] (pag. 3). Daaruit blijkt dat het Ahold Pensioenfonds aan de vrouw heeft bericht dat het door haar aan de man uit te betalen bedrag van € 567,69 per jaar als gevolg van indexaties met 41,44% is toegenomen, als gevolg waarvan het door haar per 23 mei 2015 aan de man uit te betalen bedrag € 802,94 bruto per jaar bedraagt. Hij vordert daarom in hoger beroep betaling door de vrouw van zijn aandeel in de pensioenaanspraken van de vrouw van een bedrag van € 802,94 bruto per jaar, te voldoen vanaf de pensioengerechtigde leeftijd van de vrouw, jaarlijks te indexeren.
vrouwstelt dat zij niet eerder op de hoogte was van het indexeringspercentage van het Ahold Pensioenfonds. Eerst op 8 maart 2021 is haar dit gebleken. De vordering van de man kan worden toegewezen indien het hof de vrouw volgt in haar stelling dat voor de hoogte van haar aandeel in de pensioenaanspraken van de man moet worden uitgegaan van de berekening van [---] .
hofwijst de vordering van de man toe. Door de vrouw is niet gemotiveerd betwist dat het aandeel van de man in de pensioenaanspraken van de vrouw bij het Ahold Pensioenfonds € 802,94 bruto per jaar bedraagt. Bovendien kan uit het rapport van [---] voldoende worden afgeleid dat dit bedrag als aan de man uit te betalen bedrag staat vermeld in een aan de vrouw op 2 juli 2015 verstrekte opgave van het Ahold Pensioenfonds. De stelling van de vrouw dat de man geen beroep kan doen op een rapport waarvan de inhoud door hem is betwist, treft geen doel. De man heeft immers uitsluitend de inhoud van het rapport [---] betwist voor wat betreft de berekening van het aandeel van de vrouw in zijn ouderdomspensioen. Grief 5 van de man slaagt mitsdien.
mandat de rechtbank de vrouw ten onrechte niet heeft veroordeeld in de proceskosten en vordert hij veroordeling van de vrouw in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep. Hij stelt, kort gezegd, dat vanwege de houding van de vrouw moet worden afgeweken van het uitgangspunt dat in familierechtelijke zaken de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd. Er is sprake van misbruik van procesrecht.
vrouwheeft verweer gevoerd. Er is geen sprake van enige verwijtbare proceshouding aan haar zijde. De vordering van de man dient daarom te worden afgewezen.
hofoverweegt als volgt.