Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant] ,wonende te [woonplaats] ,
[appellante] ,wonende te [woonplaats] ,
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 13 april 2021; een brief van het hof aan partijen van 3 augustus 2021;
- een faxbericht van 3 november 2021 namens [geïntimeerde] , waarbij ten behoeve van de te houden descente vier producties zijn overgelegd, genummerd 8 tot en met 11;
- het proces-verbaal van descente van 11 november 2021 met bijlagen;
- een brief van 12 november 2021 namens [appellant] , waarbij ten behoeve van het te houden getuigenverhoor vier producties zijn overgelegd, genummerd 28 tot en met 31;
- het proces-verbaal van de enquête van 17 november 2021;
- het proces-verbaal van voortzetting enquête van 23 mei 2022;
- het proces-verbaal van voortzetting enquête van 13 juli 2022;
- de memorie na enquête zijdens [appellant] van 27 september 2022 met vijf producties, genummerd 32 tot en met 36;
- de memorie na enquête zijdens [geïntimeerde] van 27 september 2022;
- een akte zijdens [appellant] van 6 december 2022;
- een akte zijdens [geïntimeerde] van 6 december 2022.
6.De verdere beoordeling
"De garage moet als het kan geïntegreerd worden in het nieuwe plan omdat bij afbraak geen nieuwe garage mogelijk is."In dit verslag zijn de eisen en wensen geïnventariseerd die [appellant] had met betrekking tot de te realiseren woning. Uit de formulering ten aanzien van de garage volgt voorshands dat integratie daarvan in de woning een wens was en geen eis. Dat blijkt uit de woorden “als het kan”.
is de oplossing die was aangeboden door [geïntimeerde] , wij konden niet anders, de brief lag al bij de gemeente. Nee, we waren niet akkoord. De consequenties zijn niet met ons besproken en die konden wij toen niet overzien.”
zou oplossen met de gemeente en dat hij een brief zal sturen aan de gemeente. Vervolgens ontvingen wij een brief van [geïntimeerde] aan de gemeente, dat was een cc naar ons.